1. Onderwijsdoelen ICT in het kleuteronderwijs
1. ‘de leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te
gebruiken om en te ondersteunen bij het leren’ : een puzzel laten maken op een i-
pad/tablet.
2. ‘de leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier’ :
de leerlingen op het netflix-kids account laten kijken onder begeleiding van een
volwassene.
3. ‘de leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunende
omgeving’ : de leerlingen mogen enkel de tablet gebruiken onder toezicht van een
volwassene en op de toegewezen platformen.
4. ‘de leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunende
leeromgeving’ :smartschool word door ICT ondersteund, daar hebben de ouders een
eigen account voor.
5. ‘de leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven’ : de
leerlingen kunnen op een tablet tekenen via een tekenapp of hen een foto te laten
nemen van iets dat ze hebben gemaakt.
6. ‘de leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie
opzoeken, verwerken en bewaren’ : de leerlingen via Wikki-Kids iets laten opzoeken.
7. ‘de leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen’
: de leerlingen laten foto’s zien die de ouders via smartschool hebben doorgestuurd
naar de leerkracht.
8. ‘de leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en
doelmatige manier te communiceren’ : ze kunnen via face-time bellen met een ziek
vriendje.
9. ‘ de kleuters kunnen alert omgaan met de voor hen bestemde audiovisuele
boodschappen’ : wanneer de kleuteronderwijzer een prentenboek voorleest, kunnen
ze zowel luisteren naar het verhaal en de prenten in het boek bekijken.
10. ‘de kleuters kunnen vaststellen dat klanken, beelden en bewegingen elkaar
wederzijds beïnvloeden’ : de kleuters kunnen een liedje zingen en de bewegingen
tegelijk uitvoeren via een video op youtube
11. ‘ de kleuters kunnen de volgorde van een reeks van voorwerpen, prenten, beelden,
klanken en geluiden vaststellen, veranderen, schikken, herschikken en er een nieuw
verhaal rond vertellen’ : ze kunnen na het bekijken van een afbeelding de
voorwerpen op dezelfde manier leggen als op de afbeelding.
12. ‘de kleuters kunnen bewuster luisteren en kijken naar de hoeveelheden geluiden en
klanken en zeer eenvoudige audiovisuele boodschappen’ : als we een
geluidsfragment laten beluisteren van verschillende dieren die door elkaar geluiden
maken, kunnen de kleuters herkennen welke dieren er zijn.