1. Eindtermen
De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid
ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
Vb: De leerlingen zoeken dingen op voor het vak aardrijkskunde omdat ze het makkelijker
vinden om daar hun taak mee te maken.
De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige
manier.
Vb: Ze gaan niet op sites waar ze niet op mogen en vragen aan een volwassen persoon of
een site wel of niet te vertrouwen is. Ze gaan verantwoordelijk met het internet om.
De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
Vb: De leerlingen worden stapsgewijs geleidt naar de sites waar de informatie te vinden is.
Zoals ze zoeken iets over het dier ‘panda’ en ze komen dan op sites uit waar ze informatie
kunnen vinden over de panda.
De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
Vb: De leerlingen worden stapsgewijs door de toets geholpen.
De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te
geven.
Vb: Ze zoeken ideeën op om iets leuks te knutselen en vinden een leuk idee waar ze
uiteindelijk hun eigen creatieve draai aan kunnen geven.
De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale
informatie opzoeken, verwerken en bewaren.
Vb: De leerlingen kunnen dit met behulp van de elektronischebibliotheek.
De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie
aan anderen.
Vb: De leerlingen kunnen aan de hand van een powerpoint de informatie tonen aan
medestudenten om de informatie op een duidelijke manier te vertellen.
De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en
doelmatige manier te communiceren.
Vb: Kies een goed wachtwoord, sluit je scherm af als je je laptop uitzet, gebruik geen
usb-sticks om informatie op te slaan, deel zorgvuldig, …