6. 3.2 Batterijen
• Wat is een batterij?
Een elektrische energiebron.
Elektrische STROOM = geladen deeltjes die
zich verplaatsen doorheen een geleidende
draad.
• Welke geladen deeltjes kunnen bewegen?
Elektronen, die van de –pool naar de +pool
gaan.
Elektronen zijn enkel mobiel bij chemische
reacties.
7. 3.2 Batterijen
• 2 delen: de –kant levert e- en de +kant slorpt e-op.
Hoe kan je dat chemisch verklaren?
e- bestaan haast nooit apart, maar zijn
betrokken in chemische reacties. Er moeten
dus 2 reacties met e- -uitwisseling gebeuren.
• Kennen jullie al een reactie waarbij elektronen
worden uitgewisseld??
REDOX.
• Waarvoor staat redox?
REDuctie – OXidatie.
8. 3.2 Batterijen
REDOX zoals je vorig jaar hebt gezien:
eurocent in AgNO3
= kopermetaal in AgNO3
Cu lost op (onzichtbaar): oxidatie, want
Cu(0) Cu2+ + 2e- (OG: 0 +II).
Ag2+ slaat neer (zichtbaar): reductie want
Ag2+ + 2e- Ag(0) (OG: +II 0).
9. 3.2 Batterijen
• Wat is het grote verschil met de redox-koppels
uit chemie (4e jaar)?
Meestal gebeuren beide reacties in hetzelfde
reactiemengsel, waardoor je enkel de reagentia
ziet reageren tot nieuwe reactieproducten.
Nu worden beide reacties uit elkaar getrokken,
zodat je de e- kan dwingen zich te verplaatsen
doorheen een geleidende draad: elektrische
STROOM.
10. 3.2 Batterijen
Elektrische stroomsterkte
= hoeveelheid lading die zich verplaatst per seconde.
(aantal e- dat zich verplaatst per seconde x Qe-)
= I (intensiteit)
wordt uitgedrukt in ampère (A) – ampèremeter
1 mA: lichte schok;
> 30 mA: verkramping van spieren;
>100 mA: hartritmestoornissen (fibrillatie);
> 1 A: doorbranden van zachte weefsels.
11. 3.2 Batterijen
Elektrische stroomsterkte
2 beveiligingen:
1. de aarding, om eventueel verliesstromen af te
voeren naar de aarde;
2. de differentieelschakelaar, om het hoofd-circuit
te onderbreken bij een verschil tussen
inkomende en uitgaande stroom.
12. 3.2 Batterijen
• Wanneer ondergaat een metaal een reductie?
Of een oxidatie?
• Of beter: wat bepaalt welke kant van de batterij
de +pool is en welke kant de –pool?
• En verder: wat is de drijvende kracht van een
batterij?
13. 3.2 Batterijen
Elektrische spanning
= potentiaalverschil van het REDOX-koppel.
(= hoeveelheid el. energie per lading)
= U
wordt uitgedrukt in volt (V, J/C) – voltmeter
14. 3.2 Batterijen
Elektrische spanning
zuil van Volta (1800) en
Daniell-cel (1836)
gebruiken het redoxkoppel
Cu – Zn (U = 1,10 V)
elektroden in elektrolyten
15. 3.2 Batterijen
+ elektrode
of kathode
- elektrode
of anode
geleidende
draad
zoutbrug
18. 3.2 Batterijen
Elektrische spanning
Eventueel staan er in 1 batterij verschillende
cellen achter elkaar
(in SERIE - dan tel je de verschillen op).
Hoogspanning: 100000 V, netspanning: 220-
230 V (beiden wisselspanning).
Spanning veranderen doen we via
transformatoren of “adapters”.
19. 3.2 Batterijen
Kenmerken van een batterij
Zuur (~ accuzuur) of alkalisch (~ alkaline)
Oplaadbaar of niet oplaadbaar
Ladingscapaciteit = hoeveelheid lading (Ah)
(hoe minder, hoe kleiner: C > AA > AAA)
Vermogensdichtheid (Li- ion hoge stroom)
20. 3.3 Elektrische toestellen
• Elektronen (e-) vloeien van + naar –pool via een
geleidende, metalen draad.
Waarom zijn metalen geleidend?
Metaalbinding = vrije e-, die kunnen bewegen.
• De spanning dwingt de e- tot bewegen.
Waarom gaan ze zich niet allemaal onmiddellijk
verplaatsen?
Metaalbinding = ionenrooster van
(+)metaalkernen met e--mantel: dit veroorzaakt
hinder of weerstand.
21. 4.2 Weerstand
Elektrische weerstand
= hinder die een e--stroom ondervindt door de
bouw van het geleidende metaal
= R (re/ésistance)
wordt uitgedrukt in ohm (Ω)
Bij de meeste huishoudtoestellen is R < 100 Ω.
Rmenselijk lichaam tussen 200000 Ω (zuiver en
droog) en 200 Ω (vochtig of bezweet).
Elektrische huisinstallatie :100 m koperen
kabel, Rtotaal = ca. 1 Ω.
22. 4.2 Weerstand
In elke gegeven situatie is er een vast verband
tussen U, I en R: de wet van Ohm,
U = R.I
huishoudtoestellen (R < 100 Ω) I > 2 A
Rmenselijk lichaam : zuiver en droog I = ca. 1 mA
vochtig of bezweet I = ca 1 A
23. 4.2 Weerstand
• Algemeen ontstaansprincipe van straling door
elektronen:
- Stroom = (vrije) e- met Ekin door beweging.
- Atoom-gebonden e- : ook energie (schillen).
- Botsing = energieoverdracht
gebonden e- ondergaat excitatie.
terugval : foton (bepaalde frequentie)
• Foton = warmte – rood – oranje – geel – groen
– blauw – indigo – violet – UV
(ook bij verhit metaal).
24. 4.2 Weerstand
WARMTE-elementen
Joule-effect
De warmte is
- het doel op zich (waterkoker, wasmachine, …)
- of eerder een bijproduct
(gloeilamp 5% licht en 95% warmte).
25. 4.2 Weerstand
LAMPEN
Gloeilamp
• W-draad
• 3000 K
• Rendement: 5% licht.
Om deze reden is de
gloeilamp van de
Europese markt gehaald.
27. 4.2 Weerstand
LAMPEN
Merk op:
zowel bij de gloeilamp als de spaarlamp
moeten de elektronen van de stroom andere
elektronen exciteren. Dit verlaagt het
rendement zeer gevoelig!
28. 4.2 Weerstand
LAMPEN
L(ight)E(mitting)D(iode)
• diode van 2 halfgeleiders
met ertussen een vast △E
1 soort foton
= 1 soort licht
• Rendement:
50% monochroom,
5% wit licht.
30. 4.2 Weerstand
SENSOREN
• R ~ omgevingsparameter.
- NTC / PTC: afhankelijk van de
temperatuur digitale thermometers;
- LDR: afhankelijk van de lichtinval
lichtmeters, lichtsensoren.
32. 3.4 Elektrische energie
• U = hoeveelheid energie per lading.
• I = aantal elektronen per seconde
• △t = tijd, aantal seconden
Elektrische energie
= de energie van elk bewegend e- (spanning U)
x aantal e- per seconde (I) x tijdsduur (△t)
= U.I.△t
wordt uitgedrukt in joule (J)
33. 3.4 Elektrische energie
• Weerstand overwinnen =energie verliezen.
• Wrijving veroorzaakt warmte:
het joule-effect.
(In de +pool zijn de e- hun elektrische
energie kwijt en worden ze vastgezet in de
oxidatie. Ze hebben niet meer de energie om
te ontsnappen.
• Andere energievormen: licht, beweging, …
(zie later)
△t varieert elke keer vermogen,
de elektrische energie per seconde.
34. 3.4 Elektrische energie
Elektrisch vermogen
= de energie van elk bewegend e- (spanning U)
x aantal e- per seconde (I)
= U.I (= R.I² = U²/R)
= P (power)
wordt uitgedrukt in Watt (W, J/s)
Toestel: nominale spanning en het nominaal
vermogen. optimale functie + bijhorend
vermogen R = U²/P.
35. 3.4 Elektrische energie
vermogen weerstand
elektrische wekker ca. 2 W ca. 25 kΩ
hi-fi keten 30 - 80 W ca. 1 kΩ
kleurentelevisie 80 - 150 W ca. 0,5 kΩ
koelkast 150 - 300 W ca. 0,25 kΩ
mixer 250 - 400 W ca. 150 Ω
stofzuiger 250 - 1 200 W ca. 100 Ω
klopboormachine 400 - 1 000 W ca. 80 Ω
broodrooster 500 - 1 000 W ca. 75 Ω
microgolven 600 - 1 500 W ca. 50 Ω
elektrische radiator 500 - 2 000 W ca. 50 Ω
frituurketel 1 500 - 2 000 W ca. 30 Ω
wasmachine 3 000 - 4 500 W ca. 15 Ω
elektrisch fornuis ca.10 000 W ca. 15 Ω (op 380 V!)
36. 3.4 Elektrische energie
• U = R.I geldt bij 1 weerstand. Wat als er
meerdere weerstanden (toestellen) tegelijk
werken?
schakelingen (reeds gezien in TO of WW…)
huisinstallatie = parallel
(allemaal onafhankelijk)
37. 3.4 Elektrische energie
• Voordeel:
elke toestel kan werken op dezelfde
nominale spanning.
• Nadeel:
hoe meer toestellen, hoe groter I
38. 3.4 Elektrische energie
• Rkabels < 1 Ω zeer weinig energieverlies.
• I ~ warmteproductie doorsmelten isolatie
brand.
• Beveiliging noodzakelijk! de zekering, een
effectieve stroombegrenzer.
- (vroeger) smeltzekeringen – Joule-effect.
- (nu) automatische zekeringen
(elektromagnetisch - zie I.4).
39. • Serie enkel bij spanningsdelers
10 x 500Ω
100V
3.4 Elektrische energie
(volumeknop, dimmer)
500Ω
40. 3.4 Elektrische energie
stand RI PPtot tot nuttig
10 500 Ω 200 mA 20,0 W 20,0 W
9 1000 Ω 100 mA 10,0 W 5,0
W
7 Ω mA W W
3 Ω mA W W
1 Ω mA W W
2000 50 5,0 1,25
4000 25 2,5 0,31
5000 20 2,0 0,20