Elektronica presentatie 24 11-20

1. Deze les
1. Omschrijven wat het vermogen inhoudt;
2. De eenheden van het vermogen omschrijven;
3. Rekenen aan het vermogen

2. Herhaling
Grootheid Symbool Eenheid Symbool

3. Herhaling
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Spanning U Volt V
Stroom I Ampére A
Weerstand R Ohm Ω

4. Herhaling

5. De wet van Ohm

6. Vermogen

7. Vermogen
Vermogen = energie per seconde
Energie drukken we uit in Joule (J)
Vermogen is dan:
1 Watt = 1 joule/seconde
Autolamp = 55WFietslamp = 3W

8. Symbolen
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Spanning U Volt V
Stroom I Ampére A
Weerstand R Ohm Ω
Vermogen P Watt W

9. Berekenen
P = U x I

10. Berekenen
P = U x I
P = Vermogen (Power) in Watt (W)

11. Berekenen

12. Voorbeeld
Je sluit een magnetron aan op het lichtnet (stopcontact =
230V).
De magnetron heeft een vermogen van 1000 watt.
Hoe groot is de stroomsterkte?

13. Voorbeeld
Je sluit een magnetron aan op het lichtnet (stopcontact =
230V).
De magnetron heeft een vermogen van 1000 watt.
Hoe groot is de stroomsterkte?
I = P / U
I = 1000/230 = 4,35A

14. Oefenen!
Een lamp is aangesloten op een spanning van
220V en neemt een stroom van 0,45A.
Hoe groot is het vermogen dat de lamp
opneemt.
P = U x I
P = 220V x 0,45A
P = 99W

15. Oefenen!
Op een weerstand staat gedrukt: 24W en 0,1A
Bereken de spanning waarop de weerstand ten
hoogste mag worden aangesloten
P = U x I
25W = U x 0,1A
U=25W/0,1A
U=250V

16. Oefenen!
Op een weerstand staat gedrukt: 24W en 0,1A
Bereken de grootte van de weerstand
R = U / I
R = 250V / 0,1A
R = 2500Ω
Of wel 2,5kΩ

17. Samenvatting
Grootheden:
-Spanning (U)
-Stroom (I)
-Weerstand (R)
-Vermogen (P)

18. Samenvatting
Vermogen = energie per seconde
Energie drukken we uit in Joule (J)
Vermogen is dan:
1 Watt = 1 joule/seconde
Autolamp = 55WFietslamp = 3W

19. Berekenen

20. Symbolen
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Spanning U Volt V
Stroom I Ampére A
Weerstand R Ohm Ω
Vermogen P Watt W

21. Vragen over het huiswerk

22. Huiswerk voor 1-december
-H4 Doorlezen
-Huiswerk opgaven H4