2. Serie- en parallelschakelingen
Je kunt apparaten op twee verschillende manieren met elkaar
verbinden.
Dit maakt verschil voor het bepalen van:
weerstand, spanning en stroom
3. Serieschakelingen
Wat gebeurt er als 1 apparaat in een serieschakeling defect is?
Dan werkt gelijk de gehele schakeling niet meer, want de plus in min zijn
niet meer met elkaar verbonden.
Om deze reden zijn er ook niet veel dingen die in serie geschakeld
worden.
Een voordeel van een serieschakeling is dat je minder kabels nodig hebt.
4. Deze les
Deze les gaan we kijken naar de volgende eigenschappen van serieschakelingen:
1. De weerstand van alle apparaten opgeteld is de totale weerstand van de
schakeling.
2. Door een serieschakeling is de stroom over alle apparaten gelijk.
3. De spanning in volt wordt verdeeld over de aangesloten apparaten.
5. Serieschakeling
Een serieschakeling komt tot stand als we het eind van de ene weerstand
verbinden met het begin van de volgende weerstand.
(kop-staart-verbinding)
6. Deze les
1. Van in serie geschakelde weerstanden is de totale weerstand gelijk aan
de som van de deelweerstanden.
Dus Rt = R1 + R2 + R3
7. Voorbeeld
Een stroomkring wordt gevormd door drie in serie geschakelde
weerstanden.
R1=4Ω
R2=5Ω
R3=6Ω
Hoe groot is de totale weerstand van de schakeling?
Rt = R1 + R2 + R3
Rt = 4Ω + 5Ω + 6Ω
Rt = 15Ω
8. Deze les
2. Bij een serie geschakelde toestellen is de stroomsterkte door elk
apparaat even groot.
Dus I R1 = I R2 = I R3
9. Deze les
2. Bij een serie geschakelde toestellen is de stroomsterkte door elk
apparaat even groot.
Dus I R1 = I R2 = I R3
10. Deze les
Drie weerstanden zijn in serie
geschakeld:
R1=3Ω
R2=4Ω
R3=5Ω
Deze weerstanden zijn aangesloten op
24V
Hoe groot is de stroom door elke
weerstand?
De stroom over elke weerstand:
Rt = R1 + R2 + R3
Rt = 3Ω + 4Ω + 5Ω
Rt = 12Ω
I=Ut/Rt
I=24V/12Ω
I=2A
11. Deze les
3. De spanning op elke weerstand afzonderlijk noemen we een
deelspanning.
Tellen we deze spanningen bij elkaar op, dan vinden we de aangesloten
spanning.
Dus Ut = UR1 + UR2 + UR3
12. Deze les
Drie weerstanden zijn in serie
geschakeld
R1=3Ω
R2=4Ω
R3=5Ω
Deze weerstanden zijn aangesloten op
24V
De stroom is overal 2A
Hoe groot is de spanning over elke
weerstand appart?
Spanning op weerstand 1:
UR1 = I • R1
UR1 = 2A • 3Ω
UR1 = 6V
Spanning op weerstand 2:
UR2 = I • R2
UR2 = 2A • 4Ω
UR2 = 8V
Spanning op weerstand 3:
UR3 = I • R1
UR3 = 2A • 5Ω
UR3 = 10V