18. Lied van de 10 woorden
op de wijs van
‘Jezus zegt dat Hij hier van
ons verwacht’.
19. Ken je Gods gebod, woorden een tot tien?
God laat zo Zijn wil voor heel
ons leven zien!
Al die woorden zijn er,
ook voor jou en mij.
Leven zoals God wil, dat maakt je vrij!
20. Een, dat is de Heer, niemand is als God.
In zijn Vaderhand ligt heel ons levenslot.
Twee: maak dan geen beelden,
Hij is altijd meer.
Dien geen and’re goden,
dan God de Heer.
21. Drie, dat is de naam van de hoge God.
Hij vraagt ook aan jou,
dat jij niet met Hem spot.
Vier, dat is de rustdag,
dag van onze Heer.
Elke dag een feestdag,
vandaag ook weer
22. Vijfde woord van God:
blijf je ouders trouw.
Denk aan wat ze deden
in hun zorg voor jou.
Zes: je moet niet haten,
dat brengt veel verdriet.
Schelden, slaan en schoppen,
dat helpt je niet.
23. Zeven is Gods woord,
ja probeer het maar:
dwars door dik en dun toch trouw
zijn aan elkaar.
Acht: je mag niet stelen,
wat van and’ren is.
Als je toch iets meepikt,
dan gaat het mis.
24. Negen: spreek geen kwaad en maak
niemand zwart.
zeg alleen de waarheid,
houd een zuiver hart.
Tien: wees niet jaloers op
wat een ander heeft.
Je wordt zielsgelukkig als jij zo leeft!
32. Het gesprek met Nicodemus
31En er was een mens uit de Farizeeën;
zijn naam was
Nicodemus, een leider van de Joden.
2 Deze kwam 's nachts naar Jezus en zei
tegen Hem: Rabbi, wij weten dat U van
God gekomen bent als leraar, want
niemand kan deze tekenen doen
die U doet, als God niet met hem is.
33. 3Jezus antwoordde en zei tegen hem:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand
niet opnieuw geboren wordt, kan hij het
Koninkrijk van God niet zien.
4Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een
mens geboren worden als hij oud is? Hij
kan toch niet voor de tweede keer in de
buik van zijn moeder ingaan en geboren
worden?
34. 5Jezus antwoordde: Voorwaar,
voorwaar, Ik zeg u: Als iemand
niet geboren wordt uit water en
Geest, kan hij het Koninkrijk van
God niet binnengaan.
6Wat uit het vlees geboren is, is vlees;
en wat uit de Geest geboren is,
is geest.
35. 14En zoals Mozes de slang in de woestijn
verhoogd heeft, zo moet de Zoon
des mensen verhoogd worden,15opdat
ieder die in Hem gelooft, niet verloren
gaat, maar eeuwig leven heeft.
16 Want zo lief heeft God de wereld
gehad, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft, niet verloren gaat,
maar eeuwig leven heeft.
36. 17 Want God heeft Zijn Zoon niet
in de wereld gezonden opdat Hij
de wereld zou veroordelen, maar
opdat de wereld door Hem behouden
zou worden. 18 Wie in Hem gelooft,
wordt niet veroordeeld, maar wie niet
gelooft, is al veroordeeld, omdat hij
niet geloofd heeft in de Naam van de
eniggeboren Zoon van God.
37. 19En dit is het oordeel, dat het licht in de
wereld gekomen is, en de mensen hebben
de duisternis liefgehad, meer dan het
licht, want hun werken waren slecht.
20Want ieder die kwaad doet, haat het
licht en komt niet tot het licht, opdat zijn
werken niet ontmaskerd worden. 21
Maar wie de waarheid doet, komt tot het
licht, opdat van zijn werken openbaar
wordt dat ze in God gedaan zijn.
38. Gezang 75 – 1, 2, 3
U kennen uit en tot U leven
39. U kennen, uit en tot U leven (LvdK 75) t. A.C. den Besten; m. G. Neumark
40. U kennen, uit en tot U leven (LvdK 75) t. A.C. den Besten; m. G. Neumark
41. U kennen, uit en tot U leven (LvdK 75) t. A.C. den Besten; m. G. Neumark
42. U kennen, uit en tot U leven (LvdK 75) t. A.C. den Besten; m. G. Neumark
43. U kennen, uit en tot U leven (LvdK 75) t. A.C. den Besten; m. G. Neumark
44. U kennen, uit en tot U leven (LvdK 75) t. A.C. den Besten; m. G. Neumark