2. • Kennismaking en introductie opleidingsonderdeel
• KLOP: definitie en situering
• Premisses binnen KLOP
• Diagnostiek en begeleiding bij kinderen en
jongeren: algemene aandachtspunten
INHOUDSTAFEL LES 1
INTRODUCTIE
2
3. De moeder van Bas roept hulp in omdat ze
bezorgd is over de veranderingen in het gedrag
van haar zoon. Hij weigert te luisteren naar z’n
ouders, wilt alles op zijn manier doen en
reageert vaak buitensporig kwaad. Hij slaat en
schopt dan en lijkt elke vorm van rede verloren
te zijn.
3
4. • Wat is de impact van de ontwikkelingsfase op
(probleem)gedrag?
• Uiten psychische problemen bij kinderen zich anders
dan bij volwassenen?
• Welke risicofactoren en protectieve factoren zijn er
bij het ontwikkelen van een bepaald probleem?
• Hoe kunnen psychische problemen bij kinderen
worden opgespoord, worden voorkomen en worden
verholpen?
• …
Klinische ontwikkelingspsychologie (KLOP)
SITUERING OPLEIDINGSONDERDEEL
4
5. • Selectie capita:
− Eigenheid van deze problemen bij
kinderen/jongeren
− Prevalentie
− Aansluiting bij curriculum TP
− Jullie interesse
4 THEMA’S
5
7. • Opbouw: volgens vast stramien per caput
− Omkadering probleem bij jonge doelgroep
− Diagnostiek
− Preventie en/of protocollaire behandeling
OPBOUW LESSENREEKS
7
9. DOELSTELLINGEN OPLEIDINGSONDERDEEL
9
Uiting en etiologie
problemen
Diagnostiek
Protocollaire
behandeling
Levenslang
leren
Klinisch
inzicht
versterken
Verbanden
leggen
Info
verwerven en
verwerken
Klinisch
redeneren
Stilstaan bij
grondhouding
Kritisch
reflecteren
4
Thema’s
10. OVERZICHT LESSENREEKS (ONDER VOORBEHOUD VAN WIJZIGING)
Lesbeurt Korte Inhoud
Lesbeurt 1 20/09 - Introductie
- Kernbegrippen en aandachtspunten
Lesbeurt 2 27/09 Eetstoornissen en eetproblemen:
- omkadering van de problematiek
Lesbeurt 3 4/10 Eetstoornissen en eetproblemen:
- vervolg omkadering
- diagnostiek
Lesbeurt 4 11/10 Eetstoornissen en eetproblemen:
- preventie en behandeling
Lesbeurt 5 18/10 Afronden caput Eetstoornissen en eetproblemen
Depressie en stemmingsproblemen:
- omkadering van de problematiek
Lesbeurt 6 25/10 Depressie en stemmingsproblemen:
- diagnostiek en behandeling
Lesbeurt 7 8/11 Depressie en stemmingsproblemen:
- behandeling vervolg
Lesbeurt 8 15/11 Angst:
- omkadering van de problematiek en diagnostiek
Lesbeurt 9 29/11 Angst:
- preventie en behandeling
Lesbeurt 10 6/12 Somatoforme problemen/KOPP
Lesbeurt 11 13/12 Reserveles
Lesbeurt 12 20/12 Somatoforme problemen/KOPP (vervolg) + afronding
11. • Powerpoint slides en eigen lesnota’s
Studentenversies
• Aanvullende teksten op Canvas: selectie van
relevante wetenschappelijke teksten
− Verplichte literatuur
− Aanbevolen literatuur
• Videomateriaal
CURSUSMATERIAAL EN LEERSTOF
11
12. • Hoe studeren?
− (Bewust) uitgebreide slides en toelichting
− Teksten cursus vullen aan
− Blok regelmatig en denk na over verbanden thema’s,
voorbeelden, onderbouwde meningen, toepassing in
casus (Wat aan de hand? Hoe onderzoeken? Hoe
begeleiden vanuit de leerstof)
− Leerdoelen per les als houvast
12
13. • Gesloten boek examen, schriftelijk
− Gebruik bijlage testbrochure PDC toegestaan
• Open vragen
− Eventueel met subvragen
• Puntenverdeling op examenformulier vermeld
• Kennis, toepassing en/of inzicht
• Voorbeeldvragen in laatste les en doorheen lessenreeks
• Geen taak
EXAMEN
13
14. • Hoorcolleges
− Graag interactie
• Stel gerust vragen!
− Tijdens les + pauze + email
• Opleidingsregel: kom op tijd en wacht anders tot na de
pauze
• Pauze (ZDT)
WERKVORMEN EN AFSPRAKEN
14
15. • Kennismaking en introductie opleidingsonderdeel
• KLOP: definitie en situering
• Premisses binnen KLOP
• Diagnostiek en begeleiding bij kinderen en
jongeren: algemene aandachtspunten
INHOUDSTAFEL LES 1
INTRODUCTIE
15
16. • Braet, C., & Prins, P. (2015). Ontwikkeling en
psychopathologie. In P. Prins & C. Braet (Eds.),
Handboek Klinische Ontwikkelings-psychologie
(pp. 3-5; pp. 24-38; pp. 42-46). Houten/Diegem:
Bohn Stafleu van Loghum.
BRONNEN LES 1
16
17. • Aan het einde van de les kan de student het domein van KLOP en zijn
eigenheden en belangrijkste begrippen situeren en uitleggen.
• Aan het einde van de les kan de student kritisch reflecteren over de
grens tussen normaal en afwijkend gedrag (normethiek, kaders).
• Aan het einde van de les kent de student de premisses van KLOP en
kan hij/zij deze actief benoemen en illustreren met een voorbeeld.
• Aan het einde van de les kent de student een aantal belangrijke
algemene aandachtspunten van diagnostiek en begeleiding bij
kinderen en jongeren en kan de geziene uitgangspunten uitleggen.
• Aan het einde van de les kent de student de principes van het PrOP-
model als algemeen kader binnen KLOP en kan hij/zij deze uitleggen.
LEERDOELEN LES 1
17
19. • Doel KLOP:
1. Modellen ontwerpen die de ontwikkeling van
afwijkend gedrag kunnen verklaren = studie van
afwijking van normale ontwikkeling
2. Bestuderen van implicaties van verworven inzichten
aanknopingspunten aanreiken voor preventie of
interventie
19
20. • Prevalentie kinderpsychopathologie
− ? % klinische stoornis?
− 2-3% zoekt hulp… afhankelijk van?
Belang van herkennen signaalpunten
− Jaarlijks > 130 000 Vlaamse adolescenten in hulpverlening
− Grote variatie prevalentie per stoornis
• Bv. AN: <5 % tussen 5 en 17 jaar
• Bv. Angst: 30 % tussen 5 en 17 jaar
20
21. • Wat is ‘normaal’?
− Voor bepaalde stoornissen ‘makkelijker’ te bepalen dan
voor andere: bv. psychose (denkbeelden, emotionele
beleving fundamenteel anders)– gedragsproblemen
− Hoge lifetime prevalentiecijfers psychopathologie
− Happiness myth (Russ Harris) happiness
− Kadert binnen ruimer ethisch/maatschappelijk debat
• Jezelf als norm?
• Gerelateerd aan maatschappelijk narratief
21
22. • Radio gaga - psychiatrisch
centrum Bethanië in Zoersel
'Als ik mensen de hele nacht zie aanschuiven
voor de nieuwste iPhone, dan denk ik: Wie is er
hier abnormaal?'
22
23. 2 benaderingen voor grens ‘normaliteit – stoornis’
− Categoriale benadering (wel/geen probleem)
• Cf. DSM
• Aantal labels stijgt
− Dimensionele benadering
• Continuüm van ‘geen problemen tot veel problemen’
• Vb. dimensie externaliserende problemen en dimensie
internaliserende problemen (Cf. ASEBA – Achenbach)
• Persoon in meer of mindere mate kenmerken van een
bepaald probleem (lijden?)
• Belangrijk voor psychologisch consulent!
23
24. KLOP gaat ervan uit dat beide benaderingen elkaar
aanvullen!
Binnen bepaalde diagnose meer of minder symptomen
(en andere uitingsvormen)
EN neemt ontwikkelingsperspectief mee om te bepalen of
gedrag normatief, risicovol of problematisch is
24
25. 25
Een risicofactor is een factor die een negatieve invloed
heeft op de (normale) ontwikkeling van een kind en die de
kans op een bepaalde (maladaptieve)
ontwikkelingsuitkomst verhoogt
• Centrale termen binnen KLOP:
• Risicofactoren
• Beschermende factoren
Balans draagt bij tot al dan niet ontwikkeling
probleemgedrag
26. • Risicofactor geeft steeds kansuitspraak
• 2 soorten risicofactoren:
− Gefixeerde markers: niet veranderbaar
− Variabele markers: ‘wel’ veranderbaar
• Risicoperioden
− Bv. Agressie voor en na 10-jarige leeftijd
26
27. • Multifinaliteit: eenzelfde (combinatie) risicofactor(en)
kan tot verschillende uitkomsten leiden
• Equifinaliteit: Een bepaald probleem kan door
verschillende (sets van) risicofactoren worden verklaard
Hoe zit het voor DEZE persoon in elkaar?
27
28. • 4 niveaus van risicofactoren/kwetsbaarheid
− Organisch niveau
• Bv. Genetische factoren, zwangerschapscomplicaties
− Intrapersoonlijk niveau
• Bv. Temperament (gedragsinhibitie)
− Interpersoonlijk niveau
• Bv. Lage SES, opvoedingsstijl
− Hogere orde niveau (maatschappij)
• Bv. Armoede
28
29. 29
Veerkracht is het hebben van een goede externe en
interne aanpassing aan omstandigheden
Een beschermende factor is een factor die in een
risicovolle situatie de negatieve invloed van de
risicofactoren op de ontwikkeling geheel of
gedeeltelijk teniet doet
30. • Beschermende factoren bevorderen veerkracht
• Beschermende factoren kunnen zich ook situeren op 4
niveaus: organisch, intrapersoonlijk, interpersoonlijk en
hogere orde niveau
• Beschermende factor voor ene kind kan
risicofactor/stressor zijn voor ander kind
• Veerkracht kan zich ontwikkelen door contact met
negatieve ervaringen
30
31. 1. Adequaat ouderschap
2. Contacten met andere sociaal competente
volwassenen
3. Intelligentie
4. Talenten en prestaties hebben die door anderen
gewaardeerd worden
5. Aantrekkelijk zijn
6. Goede probleemoplosser
7. Financiele zekerheid en een hogere SES
8. Positieve schoolervaring
9. Religieus vertrouwen
10. Zelfwaardering, besef van controle
TOP 10 FACTOREN DIE VEERKRACHT
VERSTERKEN
31
32. • Gevolgen vanuit visie KLOP:
− In intake ook focussen op ‘wat goed gaat’
− Bij preventieprogramma’s: hoe kunnen we kinderen
weerbaar maken?
− Een aantal beschermende factoren (cf. top 10) zijn
beïnvloedbaar
• Bv. Adequaat ouderschap
• Bv. Gevoel van zelfcontrole/zelfvertrouwen
32
33. 1. Gedragingen kunnen verschillen naargelang context:
observatie in verschillende situaties belangrijk
2. Observaties moeten aangevuld worden met
testen/gesprekken
3. Comorbiditeit eerder regel dan uitzondering
4. Verschillende ontwikkelingsterreinen moeten bekeken
worden (sociaal, emotioneel, cognitief, moreel, motorisch)
10 PREMISSES BINNEN DE KLINISCHE
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
33
34. 5. Psychopathologie is een ‘extreemgebied’
6. Niet iedereen die in eenzelfde ‘categorie’ van een stoornis wordt
geplaatst, heeft precies dezelfde kenmerken minimum
gemeenschappelijk
7. Multideterminisme: gedrag ontstaat door multiple invloeden
8. Wat als symptoom wordt gezien is deels cultuurafhankelijk
9. Probleemgedrag is niet statisch en kan verschillende vormen
aannemen over ontwikkelingsfasen heen
10. Een ‘label’ of diagnose is geen verklaring, nood aan beschrijving
mechanismen!
34
35. • “Symptomen - bijvoorbeeld een tekort aan aandacht en een
teveel aan activiteit - worden benoemd als 'stoornis',
waardoor de indruk ontstaat dat we de medische oorzaak
kennen. Het gebruik van goed bekkende afkortingen
camoufleert dat enigszins, zodat het moeite kost om deze
schijnverklaringen te ontmaskeren. Even een vergelijking:
iemand die last heeft van hoge koorts (HK) en veel zweten
(VZ) diagnosticeren we in dit model als iemand die aan
HKVZ lijdt. Vervolgens stellen we dat die arme man toch
zoveel last heeft van koorts en zweten, omdat hij aan HKVZ
lijdt. Net zoals iemand te weinig aandacht heeft (AD) en te
druk is (HD) omdat hij ADHD heeft. Een beschrijving wordt
voorgesteld als oorzaak van wat er beschreven wordt.
Dergelijke cirkelredeneringen zijn legio in de huidige versie
van het ziektemodel, waardoor er een illusie van
wetenschappelijkheid ontstaat (Paul Verhaeghe)”.
35
36. • Zowel bij diagnostiek als bij begeleiding belangrijk om te
letten op hoe het probleem ONTSTAAN is en IN STAND
wordt gehouden
− PrOP en Integratief Beeld
− Kapstokken kennis specifieke etiologie
− Oog voor transdiagnostische processen: bv. zelfbeeld,
emotie-regulatie, piekeren, executieve functies
STEEDS het particuliere verhaal van je cliënt voorop
stellen en vandaaruit interventies bepalen!
36
37. • Introductie opleidingsonderdeel
• KLOP: definitie en situering
• Premisses binnen KLOP
• Diagnostiek en begeleiding bij kinderen en
jongeren: algemene aandachtspunten
INHOUDSTAFEL LES 1
INTRODUCTIE
37
38. • Ook bij kinderen en jongeren gelden de algemene
principes van diagnostiek en begeleiding:
− Wie komt met wat net nu naar hier?
− Handelingsgericht
− Psychodiagnostisch procesmodel
− Theorie en kennis vormen ‘kapstok’
− Evidence based
− Grondhouding en ethiek
DIAGNOSTIEK EN BEGELEIDING: ALGEMENE
AANDACHTSPUNTEN
38
39. • Specifiekere aandachtspunten kinderen en
jongeren:
1. P(r)OP als algemeen kader
Problemen = omgeving x persoonlijke stijl
NB. Persoonlijke stijl bij kinderen vaak nog minder
vast verankerd
39
40. • Pr: Wat is het probleem?
• O:
− Wat gebeurt er in de omgeving?
− Wat vindt kind daarvan?
• P:
− Hoe is kind als persoon?
− Hoe gaat kind met problemen om?
40
41. • Diagnostiek gericht op goed in kaart brengen van Pr O P
en samenhang
− Bv. probleemspecifieke instrumenten en/of gericht op
onderkennend mechanisme,
opvoedingsvaardigheden/gezinspatronen,
contextgegevens, persoonlijkheid, coping,…
• Interventies gericht op O (waar mogelijk) en P
• Cf. practica en PSD
41
42. Pr O P
Woedeaanvallen bij kleine
triggers
Weglopen
Negatieve zelfspraak
Negatief aandacht vragen
Inslapen moeilijk
Angst voor dood
Zin doordrijven
Tegenspreken
Ouders benaderen A strenger dan
broer/veeleisend
Gebeurtenissen die onmacht doen
voelen (bv verliezen bij spel, druk
om tijdig voort te maken,…)
Poes recent gestorven
Ruime vriendenkring
Hobby’s
Band met broer
Emotioneel gevoelig
Wil op de voorgrond staan
Dominant
Impulsief
Maladaptieve emotionele
copingsmechanismen
Empathisch
Plichtsbewust
Doorzetter
Sociaal
42
43. 2. Het gezin/context vaak een prominentere plaats
binnen diagnostiek en begeleiding kinderen
− Functioneren van gezin grote invloed op functioneren
kind en vice versa
• Bv. Moeilijke eters – aanpak ouders
• Systeemdenken: het kind vertoont het probleem, dat
‘familiaal verpakt’ zit (scapegoat, identified patient)
− ‘Schuldvraag’ is niet aan de orde maar ‘hulpvraag’
43
44. 3. Ingangspoorten bij kinderen
Om kinderen te kunnen begrijpen, en hen te helpen
zichzelf te begrijpen, zullen we ons moeten verdiepen in
de taal die zij gebruiken
Aanpassen als HV:
− Beperkt vocabularium
− Weigering kind
− Beperkingen in abstract denken
− Beperkte zelfreflectie
− Gebruik alternatieve ‘ingangspoorten’
− …
44
45. Verplaatsen in referentiekader kind, rekening houden
met beperkingen in TOM en cognitieve ontwikkeling,
gebruik ‘creatieve’ technieken
Hoe? Cf. practica KLP/SPP, CCT SPP, psychologische
interventies kinderen en jongeren en stage +
postgraduaatsopleidingen counseling
45
46. 4. Opsporen van symptomen, risicofactoren en
beschermende factoren bij kinderen via multi-method-
multi-informant methode!
− Observatie
− Gesprekken
− Gevalideerde en genormeerde instrumenten
(vragenlijsten en interviews)
− Kind, ouder, leerkracht,…
− Verschillende contexten
46
Editor's Notes
Hangt af van de leeftijd
Hoe ontstaat een stoornis en hoe wordt deze instandgehouden
13-37% ipv samenvatting 8-26%
Cijfers niet kennen tho
Wanneer is iets afwijkend? Bij sommige problematieken makkelijker te bepalen dan bij anderen.
Happiness myth (Russ Harris)
Geluk is niet de ‘normale staat van zijn’ normaal = golven van allerlei emoties
Geluk is niet je ‘steeds maar goed voelen’ een waardevol leven leiden met veelheid van emoties
Als je je niet steeds gelukkig voelt, is er niks mis met je, het leven is uitdagend en moeilijk
Jezelf als norm je gebruikt jezelf als referentiepunt’, als norm
‘doe/deed ik dat ook?’
Multifinaliteit:
Controle drang en negatief zelfbeeld zal bij het ene kind leiden tot faalangst, maar bij een ander kind kunnen deze risicofactoren leiden tot sociale angst
Zelfde risicofactoren, maar een andere problematiek
Equifinaliteit
Anorexia kan bij de ene persoon veroorzaakt worden door perfectionisme en interpersoonlijke problemen en bij de ander door perfectionisme en diëten.
1 problematiek ontstaan door verschillende risicofactoren
Niet kennen
Wel kennen
Hij is druk omdat hij ADHD heeft = FOUT
Net zoals ‘Hij gokt omdat hij een gokverslaving heeft’
Cirkelredenering
Hij heeft ADHD en druk zijn is een symptoom daarvan = JUIST
Wij moeten zoeken naar de achterliggende mechanismen
Systeemdenken: probleem bevindt zich niet enkel bij het kind, maar de volledige familiale context
Ouders complimenteren zodat men geen schuldgevoelens ervaren