SlideShare a Scribd company logo
1 of 4
Download to read offline
30 DE GROENE AMSTERDAMMER 3.3.2016
CULTURARMEXCLUSIVE/CECILIACARTNER
THERESE BRAVENBOER vertelt op televisie
openlijk over haar jeugdtrauma’s. In het pro-
gramma De reünie onthult ze aan haar oude
klasgenoten: op jonge leeftijd was ze misbruikt
door haar opa. Haar klasgenoten zijn geschokt.
Jarenlang probeerde ze haar afschuwelijke trau-
matische herinneringen te vergeten. Tot op een
dag haar zoontje thuiskwam met een doosje
maden voor de kikkers die hij thuis hield. Dat
gekronkel van die wormpjes maakte iets bij haar
los. ‘Ik ging naar boven en stak mezelf overal
met een schaar. Ik kon er niets aan doen. Het
gebeurde gewoon.’
Volgens cijfers van de laatste Nationale Pre-
valentiestudie Mishandeling zijn in Nederland
ruim 118.000 kinderen en jongeren van nul
tot achttien jaar blootgesteld aan een vorm van
kindermishandeling, ruim drie procent van het
Waarom in de GGZ de mensen met de grootste
problemen het minst worden geholpen
Detrauma-paradox
Een groot deel van de volwassen cliënten in de (geestelijke)
gezondheidszorg lijdt onder de gevolgen van psychotrauma
als gevolg van kindermishandeling. Maar vaak worden
mensen met een complexe stoornis weggestuurd.
doorSanne Bloemink
3.3.2016 DE GROENE AMSTERDAMMER 31
totale aantal kinderen. De meerderheid van de
gevallen betreft emotionele en fysieke verwaar-
lozing, respectievelijk 36 en 24 procent. Wat
gebeurt er met al deze kinderen als ze volwassen
worden?
Therese Bravenboer begon met therapie en
vond uiteindelijk een goede behandeling. Maar
voor veel mensen is dat anders, vertelt ze me aan
de telefoon. ‘In de ggz vinden ze dit soort geval-
len meestal te zwaar. Er wordt in de regel niet
aan de traumatische ervaringen gewerkt. Alles
is gericht op stabilisatie. In de praktijk komt dat
neer op medicijnen en coping-strategieën. Dan
krijg je bijvoorbeeld een training emotieregula-
tie. Maar dat helpt niks. Mensen blijven zichzelf
bijvoorbeeld snijden, want de traumatisering
zelf wordt niet opgelost. Er zijn tegenwoordig
zoveel technieken voor traumabehandeling,
maar ze durven het niet aan. Bovendien moet
alles kort en snel. Terwijl voor deze mensen het
nemen van de tijd juist cruciaal is.’
NEDERLANDSE GGZ-RICHTLIJNEN schrijven
voor dat iedereen met een gediagnosticeerde
post-traumatische stressstoornis, ptss, recht
heeft op een evidence-based traumabehande-
ling. Kindermishandeling levert vaak ernstige
vormen van post-traumatische stress (en tal van
andere psychische stoornissen) op. Er kunnen
redenen zijn om van die richtlijn af te wijken,
bijvoorbeeld als het reële risico van suïcide te
groot is. Maar de hoofdregel blijft: mensen met
een psychische stoornis die is veroorzaakt door
(jeugd)trauma’s hebben recht op behandeling
daarvan. Logisch, zou je denken. Maar de prak-
tijk is anders. Soms zelfs zó anders dat de hoofd-
regel eerder lijkt: hoe ernstiger de traumatise-
ring, hoe groter de kans dat mensen naar huis
worden gestuurd. Zonder behandeling.
Martijne Rensen is directeur van het Cen-
trum Late Effecten Vroegkinderlijke chronische
Traumatisering (celevt) en initiatiefnemer
van strakx Traumacentra. Ze werkte eerder
als interim-manager bij een integraal kanker-
centrum, waar ze haar door celevt voorgestane
aanpak van traumabehandeling bij volwassenen
op baseerde. Ze legt uit: ‘Ik wil graag dat alles bij
elkaar komt hier: psychische, maar ook soma-
tische zorg. Opleiding en onderzoek. Evidence-
based behandelingen, ervaringsdeskundigheid,
en ook empowerment en maatschappelijk her-
stel. Het moet een plek zijn waar mensen zich op
hun gemak voelen.’
Rensen krijgt dagelijks telefoontjes van ern-
stig getraumatiseerde mensen in nood. ‘Wel drie
of vier keer per week praat ik met mensen die al
jaren op zoek zijn naar behandeling maar geen
hulp krijgen. Mensen die verschillende behan-
delingen achter de rug hebben, ten einde raad
zijn en vaak suïcidaal. Er is hun verteld dat ze “er
maar mee moeten leren leven”, maar dat kun-
nen ze niet. Dan bellen ze mij en zitten ze, vaak
letterlijk, met een boek van traumadeskundige
Onno van der Hart op schoot om zichzelf dan
maar zo goed en zo kwaad als het gaat door de
paniek heen te helpen. Het snijdt door merg en
been. Die mensen zijn ernstig ziek en voor hen
gaan de deuren van de ggz gewoon dicht. Ver-
gelijk het met het volgende: je gaat naar het zie-
kenhuis met een blindedarmontsteking, maar
daar vertellen ze je dat ze geen blindedarm-
operaties doen, maar dat je wel hoofdmassage
kunt krijgen. Dat is dus niet de behandeling die
bewezen effectief is.’
Het belang van het snel herkennen van
traumagerelateerde problematiek en vroeg
ingrijpen is volgens Rensen enorm: ‘Het is net
als met kanker. Hoe vroeger je behandelt, hoe
meer kans op succes.’ In plaats daarvan ziet zij
juist een beleidsmatige nadruk op preventie en
onderzoek. ‘Ze blijven steken bij de vraag: hoe
vaak komt kindermishandeling voor en hoe
kunnen we dat voorkomen?’ Ze kan er boos om
worden. ‘Het lijkt bijna een geloof: als we die
kinderen maar kunnen vinden en de gezinnen
gaan begeleiden, dan komt alles vanzelf goed.
Maar ondertussen blijven er grote groepen
slachtoffers onbehandeld zitten.’
Rensen noemt de hoog aangeschreven ACE
Studies, Amerikaans onderzoek naar de late
gevolgen van ‘Adverse Childhood Experiences’ –
in opdracht van tno is in Nederland een zelfde
soort onderzoek uitgevoerd met vergelijkbare
uitkomsten. Prof. dr. Vincent Felitti, onderzoe-
ker bij deze ACE Studies, vat de uitkomsten als
volgt samen: ‘Adverse childhood experiences are
the most basic and longlasting determinants of
health riskbehaviors, mental illness, social dis-
function, disease, disability, death and health
costs.’
ONNO VAN DER HART, trauma-expert en eme-
ritus hoogleraar aan de Universiteit Utrecht,
vertelt in zijn spreekkamer in Amstelveen over
trauma’s en traumabehandelingen. Allereerst
legt hij uit dat het bij vroegkinderlijke chroni-
sche traumatisering gaat om langdurige, ern-
stige en herhaaldelijke mishandeling, verwaar-
lozing of seksueel geweld. Het gaat om kinderen
bij wie dit in de regel al voor het zesde levensjaar
begint. Zeer ernstige gevallen dus.
‘Bij dergelijke traumatisering breekt er let-
terlijk iets in de persoonlijkheid, valt de psyche
uiteen’, vertelt Van der Hart. ‘Dat heet dissocia-
tie. Dit vindt plaats bij iedereen die getraumati-
seerd wordt en is het meest complex bij mensen
met een dissociatieve identiteitsstoornis. Dis-
sociatie komt tot uiting in onder meer episodes
waarin je even weg bent of niets meer voelt en in
indringende beelden of zelfs herbelevingen van
de traumatische ervaringen.’ Hij is ervan over-
tuigd dat diagnostiek bij mensen met complexe
dissociatie mogelijk is. ‘Het is moeilijk, maar het
is te leren!’
De juiste diagnose van zo’n complexe
trauma-gerelateerde stoornis wordt echter vaak
niet gesteld, omdat behandelaar en cliënt blij-
ven steken bij andere klachten, zoals depres-
sie of eetproblematiek. ‘Ook als het duidelijk
wordt dat er sprake is van forse traumatisering
wordt onvoldoende nagegaan in hoeverre er
dan ook sprake is van post-traumatische stress
of een dissociatieve stoornis. Gevolgen zijn dan
verkeerde of incomplete diagnosen en daarop
volgende inefficiënte behandelingen, die retrau-
matiserend kunnen zijn voor cliënten en hun
lijden versterken. Bovendien wordt veel mensen
met vroegkinderlijke chronische traumatisering
de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg
geweigerd en voelen tal van therapeuten met
een particuliere praktijk zich voor deze behan-
delingen onvoldoende toegerust. Toch blijven
deze mensen altijd weer terugkomen. Als je ze
niet helpt, zullen ze uiteindelijk telkens weer een
beroep moeten doen op de crisisdiensten.’
Van der Hart legt uit dat de beste behande-
ling voor de meest complexe trauma-gerela-
teerde problematiek bestaat uit drie fasen. Het
eerste deel richt zich op stabilisatie, symptoom-
behandeling en vaardighedentraining. Het lijkt
erop dat dit deel in een aantal ggz-instellingen
wel wordt aangeboden. Na deze fase zou de
behandeling moeten volgen van de traumatische
herinneringen zelf. Ten slotte moet in de derde
fase verder herstel plaatsvinden, waaronder een
manier om te rouwen over alle schade en leed
die de mishandeling heeft veroorzaakt.
IVA BICANIC is GZ-psycholoog/onderzoeker bij
het umc Utrecht en aldaar hoofd van het Lan-
delijk Psychotraumacentrum en Centrum voor
Seksueel Geweld. ‘Van deze groep wordt erg
snel aangenomen dat ze een traumagerichte
behandeling niet aankunnen’, zegt ook zij.
Slechts achttien procent van de kinderen met
traumaklachten als gevolg van huiselijk geweld
krijgt hulp, bleek uit onderzoek van het Verwey-
Jonkerinstituut.
Bicanic ziet bijvoorbeeld meisjes en vrouwen
(maar ook mannen) die na een acute verkrach-
ting bij haar Centrum komen. De helft van deze
acuteslachtoffersblijktdanalvroegergetrauma-
tiseerd te zijn. ‘Bij hen zien we meestal juist geen
uitgesproken emotionele reacties op die laatste
verkrachting waarvoor ze zich bij het Centrum
melden’, zegt ze. ‘Ze hebben hun gevoel als het
ware lang geleden al uitgeschakeld om zichzelf
te beschermen. Zij hebben geen verwerkproces
gehad, maar een vergeetproces. Vrijwel alle
slachtoffers proberen hun nare ervaringen te
vergeten. Zo zag ik een meisje dat de hele dag
positieve herinneringen probeerde te verzame-
len en te bewaren, zodat ze ’s avonds in bed, als
de nare herinneringen weer boven kwamen, die
‘Erishunvertelddatze“ermaarmeemoetenlerenleven”,
maardatkunnenzeniet’
32 DE GROENE AMSTERDAMMER 3.3.2016
positieve herinneringen ervoor in de plaats kon
stellen. “Het is niet gebeurd, het is niet gebeurd”,
zei ze dan eindeloos tegen zichzelf.’
Vroege slachtoffers hebben een sterk ver-
hoogd risico van herhaling. Dat komt, legt Bica-
nic uit, doordat ze zich bepaalde coping-strate-
gieën eigen maken, die hen juist extra kwetsbaar
maken voor nieuw misbruik. Zo ontwikkelen ze
een laag zelfbeeld, maken ze zichzelf verwijten,
gebruiken ze alcohol of drugs om spanning te
verminderen of vertonen ze ‘sexual acting out’-
gedrag.
THERESE BRAVENBOER vertelt me dat zij door
haar ex-man regelmatig werd verkracht. ‘Je weet
helemaal niet wat grenzen zijn en hoe je dit zou
moeten aangeven, dus het gebeurt gewoon
weer.’ Ze was al gewend om haar eigen gevoelens
op een bepaalde manier uit te schakelen.
‘Als je niet naar je eigen trauma gaat kijken’,
zegt ze, ‘worden je kinderen er bovendien ook
onherroepelijk mee belast. Ik was zelf mis-
bruikt. Dus toen er duidelijke signalen waren
van het misbruik van mijn dochters gingen er
bij mij geen alarmbellen rinkelen. Toen mijn
dochters me later vertelden dat ze waren mis-
bruikt, was mijn eerste gevoel dat van ongeloof.
Want dat betekende dat ik medeschuldig was.
Natuurlijk heb ik wel meteen gezegd dat ik ze
geloofde en ik ben meteen gaan helpen, maar
het heeft wel twee jaar geduurd voordat ik het
écht kon geloven.’
ROB DE BLOK EN MARGA GANZEVLES hadden
jarenlang ernstig getraumatiseerde pleegkin-
deren in huis en schreven daar een aangrijpend
boek over: Wie zorgt er dan voor mij? (2015).
Ze zagen dat ‘hun’ kinderen in de ggz vaak met
een kluitje in het riet werden gestuurd. ‘Als er
geen diagnose is, dan word je weggestuurd’, zegt
De Blok. ‘En helaas is kindermishandeling geen
officiële diagnose. Bovendien moeten de eigen
ouders vaak meewerken en dat willen ze niet
altijd. We zagen dat veel kinderen pilletjes krij-
gen voor adhd, maar nooit echte hulpverlening
voor hun trauma’s.’
Bovendien heerst in de ggz ook over kinde-
ren de overtuiging: eerst moet er worden gesta-
biliseerd. Er moet een vertrouwensrelatie wor-
den opgebouwd en er moet een rustige, veilige
leefomgeving zijn. ‘Bij deze kinderen is er juist
vaak sprake van voortdurende onzekerheid’,
zegt De Blok. ‘Blijven ze bij hun ouders, gaan ze
weer naar een pleeggezin, naar een gezinshuis
of mogen ze na een jaar weer terug naar hun
ouders? Blijven ze op deze school? Moeten ze
binnenkort weer nieuwe vriendjes maken? Ze
kunnen zich nergens op instellen. Maar onder-
tussen hebben ze wel traumatische ervaringen
die niet worden behandeld omdát ze geen rus-
tige, veilige thuisbasis hebben.’ Het is een vici-
euze cirkel, wil hij maar zeggen.
De Blok vindt dat er in Nederland nog veel
te veel gedacht wordt vanuit het belang van de
ouders. ‘Hoe moeilijk te geloven het ook is: er
zijn écht ouders die niet goed voor hun kind
kunnen zorgen. Het is afschuwelijk om te zeg-
gen, maar er zijn peuters van twee van wie de
anus is beschadigd. Er zijn kinderen die elke
dag te horen krijgen dat ze niets waard zijn,
dat ze beter niet geboren hadden kunnen
worden. Toch houden ouders bijvoorbeeld
het recht om niet mee te werken aan een psy-
chologisch onderzoek. En juist deze kinderen
verdwijnen dan onder de radar. In Nederland
is 68 procent van de kinderen die thuis over-
lijden een gevolg van kindermishandeling. Zet
dat eens tegenover Canada, waar dat acht pro-
cent is.’
KEES LEMKE, bestuurder van GGNet, een ggz-
instelling in Warnsveld in de Achterhoek,
schetst de omvang van het probleem. ‘In Neder-
land hebben we 160.000 mensen met een ern-
stige psychiatrische aandoening. Wellicht zijn
het er nog wel veel meer, want niet alle men-
sen hebben wij in beeld. Die mevrouw die ’s
nachts op straat slaapt maar geen beroep doet
op de zorg heeft misschien ook wel een ernstige
psychiatrische aandoening, maar dat weten we
niet.’
Van deze groep is zeventig procent slachtof-
fer van vroegkinderlijk, herhaaldelijk, langdu-
rig, fysiek geweld; vijftig procent is slachtoffer
van herhaaldelijk, langdurig seksueel geweld,
en zeventig procent is langdurig, ernstig, her-
haaldelijk getraumatiseerd. ‘Dit soort complexe
trauma’s laten enorme sporen na’, zegt Lemke.
Vaak is er sprake van depressies, psychoses, ver-
slavingen, zelfbeschadiging. Maar ook zijn er
veel al dan niet onbegrepen lichamelijke klach-
ten. Bovendien is het vaak niet mogelijk om in
een werkomgeving te functioneren.
De opeenstapeling van problematiek op
zó veel gebieden leidt tot een terughoudende
opstelling in de ggz, bijna tot een soort fata-
lisme, meent Lemke: ‘Het oude adagium was
altijd: als je deze mensen gaat behandelen, wor-
den ze alleen maar slechter.’ Toch zijn geleidelijk
nieuwe inzichten ontstaan. ‘Er is steeds meer
gepionierd en er verschijnt hoopgevend onder-
zoek. En dus zijn er hulpverleners met zweet op
hun rug begonnen aan die traumabehandelin-
gen. Dat is heel spannend. Als ze merken dat het
wél gaat en dat ze successen boeken, dan maken
ze een omslag. Inmiddels blijkt uit onderzoek
dat zelfs psychotische mensen met ptss behan-
deld kunnen en moeten worden.’
Volgens Lemke is het een kwestie van tijd.
‘Het zal even duren voordat al deze inzichten in
de volle breedte zullen worden vertaald naar de
praktijk.’
Hij neemt zelf dapper het voortouw. Alle
mensen in het bestand van GGNet met een
ernstige psychiatrische aandoening, onge-
veer vierduizend mensen, worden specifiek
gescreend op trauma en, indien mogelijk, daar-
voor behandeld. Dat is kostbaar en tijdrovend,
maar Lemke vindt het de moeite waard: ‘Dit is
een massief probleem voor een behandelorgani-
satie. Daarom moet je het verheffen tot iets met
de hoogste prioriteit. Je moet mensen opleiden,
hun ervaringen laten delen, en ze weer ande-
ren erover laten vertellen. Zoiets moet uitein-
delijk van binnenuit komen in een organisatie.’
Hij heeft geen extra budget, geen extra men-
sen, maar toch doet hij het. ‘We hebben erover
gesproken met alle verzekeraars en die staan
ervoor open.’
Lemke is hoopvol: ‘We hebben daarover nog
geen wetenschappelijk onderzoek, maar in onze
praktijk zien we nu dat bij ongeveer dertig pro-
cent van de gevallen werkelijk herstel plaats-
vindt. In vijftig procent van de gevallen is sprake
van gedeeltelijk herstel, waardoor kan worden
overgestapt op lichtere vormen van begeleiding
en zorg. Bij tien tot twintig procent zien we geen
verbetering. Vaak spelen er in die gevallen overi-
gens ook bijkomende problemen, zoals een ver-
slaving. Het is dus geen hosanna voor iedereen,
maar zeventig procent knapt flink op. Dat lijkt
me genoeg reden om het te doen.’
MARTIJNERENSENjuicht een dergelijk initiatief
toe, maar wijst erop dat GGNet de positieve uit-
zondering is. ‘Het is een relatief nieuwe instel-
ling. Bij het overgrote deel van de ggz-instel-
lingen zie je juist dat ze de afgelopen jaren hun
capaciteit voor traumabehandelingen hebben
afgebouwd en zich volledig hebben teruggetrok-
ken uit deze problematiek.’
In 2011 voerde de Gezondheidsraad, in
opdracht van de ministeries van vws en Vei-
ligheid en Justitie, een onderzoek uit naar de
behandeling na kindermishandeling. ‘Voor kin-
deren is daar een heel traject uit voortgekomen’,
vertelt Rensen. ‘Onder meer werd de Task-
force Kindermishandeling en Seksueel Mis-
bruik opgericht, met Eberhard van der Laan
aan het hoofd. Maar voor volwassenen veran-
derde er niets. Terwijl die toch ook hulp nodig
hebben! Het advies van de Gezondheids-
raad moet worden opgevolgd en gemonitord,
maar het is voor volwassenen gewoon terzijde
geschoven.’
Rensen schreef onlangs namens celevt een
brief aan de betrokken ministeries met het ver-
zoek gevolg te geven aan de aanbevelingen van
de Gezondheidsraad en aan de slag te gaan met
de behandeling van volwassenen. De brief is
mede ondertekend door onderzoekers, hoogle-
raren, lotgenotenorganisaties en andere experts.
Rensen baseert zich op een onderzoek van het
Trimbos Instituut (2007) en op de ACE Studies
‘Erzijnkinderendieelkedagtehorenkrijgendatzeniets
waardzijn,datzebeternietgeborenhaddenkunnenworden’
3.3.2016 DE GROENE AMSTERDAMMER 33
wanneer zij in de brief schrijft: ‘Circa 50-70%
van de volwassen cliënten in de (geestelijke)
gezondheidszorg lijdt onder de gevolgen van
psychotrauma als gevolg van kindermishande-
ling. In de kinderjaren mishandelde kinderen
zijn de hoogste gebruikers van de gezondheids-
zorg als ze volwassen zijn. De zorgconsumptie is
driemaal zo hoog als bij degenen die zijn opge-
groeid in een veilige omgeving. Zij maken meer
gebruik van alle vormen van zorg: psychologen
en psychiaters, huisartsen, medisch specialis-
ten, fysiotherapeuten, maatschappelijk werk en
andere hulpverleners. Er is hierbij geen verschil
tussen mannen en vrouwen. De kans op gebruik
van zorg is sterker verhoogd bij mensen bij wie
sprake is van meerdere vormen van kindermis-
handeling dan bij mensen die zijn blootgesteld
aan een enkele vorm.’
SONJA LEFERINK van Slachtofferhulp Neder-
land was in 2012 een van de oprichters van de
Hulplijn Seksueel Misbruik. Er zijn vaak lange
wachtlijsten voor de groep met complexe trau-
ma’s, is haar ervaring. ‘Eigenlijk is er geen enkele
plek in Nederland waar een brede aanpak van
zo’n complex trauma wordt geleverd. Binnen
de ggz ligt de nadruk op diagnosticeren, vra-
genlijstjes en bestrijden van symptomen. Het
behandelen van de oorzaken van die sympto-
men is veel moeilijker. Die kennis is er wel, maar
is erg gefragmenteerd en moeilijk te vinden.’
‘Wij fungeren als voordeur, we zijn laag-
drempelig’, vertelt ze over de hulplijn, die lan-
delijk dekkend is. ‘Maar om daarna een zelfde
soort integraal dekkend systeem voor elkaar te
krijgen, dat is lastig.’ Bovendien zou dat systeem
álle vormen van kindermishandeling moe-
ten omvatten, niet alleen seksueel misbruik en
geweld, maar óók verwaarlozing.
Dat alles omvattende systeem is precies waar
Rensen zo bevlogen mee bezig is. Ze initieerde
een opleidingsprogramma van de door haar
opgerichte ‘Trauma-academie’ en organiseert
cursussen bij het ‘Hart-college’ voor mensen die
in hun jeugd getraumatiseerd zijn en hun naas-
ten. De cursussen worden gegeven door trauma-
experts. Ze onderhoudt contact met het minis-
terie, zorgverzekeraars, cliëntenorganisaties,
wetenschappers. Ze ontwikkelde samen met
een aantal hoogleraren en traumadeskundigen
een wetenschappelijk onderbouwde standaard
voor screening, diagnostiek en integrale behan-
deling. Hiermee kunnen professionals worden
opgeleid, maar ook kunnen huisartsen, medisch
specialisten, tandartsen en maatschappelijk
werkers nu heel eenvoudig zorgen voor een eer-
ste begeleiding en doorverwijzing.
Ze is zo vasthoudend als een pitbull, hoewel
ze toegeeft dat het soms niet makkelijk is. ‘Dan
zitten we bij een zorgverzekeraar – nee, ik zeg
niet welke – en dan kijken ze ons met van die
glazige ogen aan. Ja, ik heb het soms wel moei-
lijk met de ggz. Mijn ervaring is dat behande-
laars graag willen. Maar vaak heb ik het gevoel
dat de rest vooral naar het geld kijkt en deze
groep liever kwijt dan rijk is.’
Wilma Boevink, onderzoeker bij het Trimbos
Instituut en ervaringsdeskundige, vertelt aan
de telefoon: ‘Ik ben nu 52. Op mijn zeventiende
belandde ik in de ggz. Eerst ambulant, daarna
jarenlang via verschillende opnames. Ik ben
mijn hele leven al bezig. En dat is niet omdat ik
het zo leuk vind.’ De ggz is te aanbodgericht, vol-
gens haar. ‘Uw ziekte bestaat niet omdat wij het
aanbod hier niet hebben. Dat idee.’ Sinds 2000
houdt Boevink zich bezig met de zogenaamde
herstelbeweging. ‘We begonnen met herstel-
werkgroepen, waar mensen leerden te vertellen
wat ze hadden meegemaakt. Daar kwam een
enorme stoot van geweldsverhalen los. Naar die
verhalen was nog nooit gevraagd. Mij was ook
nooit gevraagd naar mijn verleden tijdens al die
opnames. De vraag “wat is er met je gebeurd?”
was simpelweg nooit gesteld. In de psychiatrie is
er een aanname dat iemand een ziekte heeft die
je kunt opsnorren. Je praat dan dus niet met een
persoon maar met een stoornis.’
HULP BIEDEN AAN traumaslachtoffers is niet
alleen een morele verplichting, maar ook een
praktische. Er valt immers zoveel te winnen:
gezondheidswinst voor slachtoffers natuurlijk.
Maar ook: verhoging van arbeidsparticipatie,
verlaging van zorgkosten, het doorbreken van
patronen die van generatie op generatie worden
doorgegeven. De kennis over evidence-based
behandelingen is er. Het wordt tijd dat ggz-
instellingen die kennis in praktijk gaan brengen.
Wat Rob de Blok zegt over zijn pleegkinde-
ren geldt in feite voor álle slachtoffers van kin-
dermishandeling, óók de volwassenen: ‘Het zijn
bange kinderen. Die hebben dappere hulpverle-
ners nodig.’
‘Hoe moeilijkte geloven het ookis: erzijn écht ouders die niet goedvoorhun kind kunnenzorgen’
JWLTD

More Related Content

What's hot (8)

Dossier Zelfdoding KW
Dossier Zelfdoding KWDossier Zelfdoding KW
Dossier Zelfdoding KW
 
Suicidepreventie, mdr & ervaringen ui de praktijk (b.van luijn)
Suicidepreventie, mdr & ervaringen ui de praktijk (b.van luijn)Suicidepreventie, mdr & ervaringen ui de praktijk (b.van luijn)
Suicidepreventie, mdr & ervaringen ui de praktijk (b.van luijn)
 
Factsheets Kindermishandeling
Factsheets KindermishandelingFactsheets Kindermishandeling
Factsheets Kindermishandeling
 
homeopathie
homeopathiehomeopathie
homeopathie
 
LK 2013 later voor later
LK 2013 later voor laterLK 2013 later voor later
LK 2013 later voor later
 
Presentatie leerlingen mcl voorjaar 2014
Presentatie leerlingen mcl voorjaar 2014Presentatie leerlingen mcl voorjaar 2014
Presentatie leerlingen mcl voorjaar 2014
 
Einversie_Vossen_2500329_27-07-16
Einversie_Vossen_2500329_27-07-16Einversie_Vossen_2500329_27-07-16
Einversie_Vossen_2500329_27-07-16
 
Bijscholing Huisartsen - Suïcidaal Gedrag
Bijscholing Huisartsen - Suïcidaal GedragBijscholing Huisartsen - Suïcidaal Gedrag
Bijscholing Huisartsen - Suïcidaal Gedrag
 

Viewers also liked

Viewers also liked (20)

500.28 issuance of wild exotic dangerous and non domestic animal permits
500.28 issuance of wild  exotic dangerous  and non domestic animal permits500.28 issuance of wild  exotic dangerous  and non domestic animal permits
500.28 issuance of wild exotic dangerous and non domestic animal permits
 
300.12 supplemental investigation report (electronic)
300.12 supplemental investigation report (electronic)300.12 supplemental investigation report (electronic)
300.12 supplemental investigation report (electronic)
 
300.60 tracking and collections process for debts discharged through bankrupt...
300.60 tracking and collections process for debts discharged through bankrupt...300.60 tracking and collections process for debts discharged through bankrupt...
300.60 tracking and collections process for debts discharged through bankrupt...
 
800.11 kitten nursery
800.11 kitten nursery800.11 kitten nursery
800.11 kitten nursery
 
300.47 vehicle assignments
300.47 vehicle assignments300.47 vehicle assignments
300.47 vehicle assignments
 
300.21 rabies suspect animal head slip
300.21 rabies suspect animal head slip300.21 rabies suspect animal head slip
300.21 rabies suspect animal head slip
 
200.31 animal impound summary report
200.31 animal impound summary report200.31 animal impound summary report
200.31 animal impound summary report
 
report-ppt-template-037
report-ppt-template-037report-ppt-template-037
report-ppt-template-037
 
600.20 animal sale and redemption fees
600.20 animal sale and redemption fees600.20 animal sale and redemption fees
600.20 animal sale and redemption fees
 
300.30 services regarding domestic cats
300.30 services regarding domestic cats300.30 services regarding domestic cats
300.30 services regarding domestic cats
 
200.23 requests by commercial entities to offer services or goods at oc anim...
200.23  requests by commercial entities to offer services or goods at oc anim...200.23  requests by commercial entities to offer services or goods at oc anim...
200.23 requests by commercial entities to offer services or goods at oc anim...
 
300.16 vicious potentially dangerous dog investigations
300.16 vicious potentially dangerous dog investigations300.16 vicious potentially dangerous dog investigations
300.16 vicious potentially dangerous dog investigations
 
Coordination
CoordinationCoordination
Coordination
 
600.14 retention periods
600.14 retention periods600.14 retention periods
600.14 retention periods
 
300.19 inhumane investigations
300.19 inhumane investigations300.19 inhumane investigations
300.19 inhumane investigations
 
400.07 duties of kennel attendant assigned to station one
400.07 duties of kennel attendant assigned to station one400.07 duties of kennel attendant assigned to station one
400.07 duties of kennel attendant assigned to station one
 
300.41 animal traps
300.41 animal traps300.41 animal traps
300.41 animal traps
 
300.46 initiation and use of the home quarantine fee notice
300.46 initiation and use of the home quarantine fee notice300.46 initiation and use of the home quarantine fee notice
300.46 initiation and use of the home quarantine fee notice
 
300.26 euthanasia of animals
300.26 euthanasia of animals300.26 euthanasia of animals
300.26 euthanasia of animals
 
300.39 subpoenas acceptance and response
300.39 subpoenas acceptance and response300.39 subpoenas acceptance and response
300.39 subpoenas acceptance and response
 

Similar to De Groene Amsterdammer 9-2016

telegraaf depressielijn
telegraaf depressielijntelegraaf depressielijn
telegraaf depressielijn
Hein van Hout
 
Plus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTEN
Plus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTENPlus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTEN
Plus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTEN
Shana Cornelis
 
BijZ09_V02_Kennis-Makers
BijZ09_V02_Kennis-MakersBijZ09_V02_Kennis-Makers
BijZ09_V02_Kennis-Makers
Martine Steen
 
Van ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINAL
Van ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINALVan ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINAL
Van ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINAL
Irma ten Brink
 
Seksueel misbruik bij jongens
Seksueel misbruik bij jongensSeksueel misbruik bij jongens
Seksueel misbruik bij jongens
JasmienV
 
06_obdam_politie-en-gezondheidszorg
06_obdam_politie-en-gezondheidszorg06_obdam_politie-en-gezondheidszorg
06_obdam_politie-en-gezondheidszorg
Jeroen Obdam
 
Recensie Nbmf 2009
Recensie Nbmf 2009Recensie Nbmf 2009
Recensie Nbmf 2009
saskia68
 
APOG 2016 - programmaboekje
APOG 2016 - programmaboekjeAPOG 2016 - programmaboekje
APOG 2016 - programmaboekje
Claire Stramrood
 

Similar to De Groene Amsterdammer 9-2016 (20)

telegraaf depressielijn
telegraaf depressielijntelegraaf depressielijn
telegraaf depressielijn
 
Plus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTEN
Plus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTENPlus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTEN
Plus Magazine-Samenleving-PSYCHO TROOSTEN
 
Column 3 Symposium
Column 3 SymposiumColumn 3 Symposium
Column 3 Symposium
 
Hulp bij een veranderend leven
Hulp bij een veranderend levenHulp bij een veranderend leven
Hulp bij een veranderend leven
 
tvpt_2015_1_Swagemakers
tvpt_2015_1_Swagemakerstvpt_2015_1_Swagemakers
tvpt_2015_1_Swagemakers
 
BijZ09_V02_Kennis-Makers
BijZ09_V02_Kennis-MakersBijZ09_V02_Kennis-Makers
BijZ09_V02_Kennis-Makers
 
De Kennismakers: Bianca Buurman
De Kennismakers: Bianca BuurmanDe Kennismakers: Bianca Buurman
De Kennismakers: Bianca Buurman
 
Academielezing avans Peter Pijpers
Academielezing avans Peter PijpersAcademielezing avans Peter Pijpers
Academielezing avans Peter Pijpers
 
Van ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINAL
Van ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINALVan ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINAL
Van ik naar Wij, Irma ten Brink - maart 2015 FINAL
 
Chantal van audenhove vlaamse alzheimer liga 20 09 draagkracht mantelzorgers ...
Chantal van audenhove vlaamse alzheimer liga 20 09 draagkracht mantelzorgers ...Chantal van audenhove vlaamse alzheimer liga 20 09 draagkracht mantelzorgers ...
Chantal van audenhove vlaamse alzheimer liga 20 09 draagkracht mantelzorgers ...
 
How healthy is mental health care in Belgium? The facts behind the myths (NL)
How healthy is mental health care in Belgium? The facts behind the myths (NL)How healthy is mental health care in Belgium? The facts behind the myths (NL)
How healthy is mental health care in Belgium? The facts behind the myths (NL)
 
Utrecht/Kenniscongres2016/10/I. Hein, M. de Baat, L. v. Harten/Complex trauma...
Utrecht/Kenniscongres2016/10/I. Hein, M. de Baat, L. v. Harten/Complex trauma...Utrecht/Kenniscongres2016/10/I. Hein, M. de Baat, L. v. Harten/Complex trauma...
Utrecht/Kenniscongres2016/10/I. Hein, M. de Baat, L. v. Harten/Complex trauma...
 
Waarom we alsmaar gekker worden - Dirk de Wachter en Lezers van Stavast
Waarom we alsmaar gekker worden - Dirk de Wachter en Lezers van StavastWaarom we alsmaar gekker worden - Dirk de Wachter en Lezers van Stavast
Waarom we alsmaar gekker worden - Dirk de Wachter en Lezers van Stavast
 
Seksueel misbruik bij jongens
Seksueel misbruik bij jongensSeksueel misbruik bij jongens
Seksueel misbruik bij jongens
 
06_obdam_politie-en-gezondheidszorg
06_obdam_politie-en-gezondheidszorg06_obdam_politie-en-gezondheidszorg
06_obdam_politie-en-gezondheidszorg
 
Intercollegiale opvang na ingrijpende gebeurtenissen - APOG 2016
Intercollegiale opvang na ingrijpende gebeurtenissen - APOG 2016Intercollegiale opvang na ingrijpende gebeurtenissen - APOG 2016
Intercollegiale opvang na ingrijpende gebeurtenissen - APOG 2016
 
De mondige patient
De mondige patientDe mondige patient
De mondige patient
 
Recensie Nbmf 2009
Recensie Nbmf 2009Recensie Nbmf 2009
Recensie Nbmf 2009
 
Essay 21 mei 2014 klaar
Essay 21 mei 2014 klaarEssay 21 mei 2014 klaar
Essay 21 mei 2014 klaar
 
APOG 2016 - programmaboekje
APOG 2016 - programmaboekjeAPOG 2016 - programmaboekje
APOG 2016 - programmaboekje
 

De Groene Amsterdammer 9-2016

  • 1. 30 DE GROENE AMSTERDAMMER 3.3.2016 CULTURARMEXCLUSIVE/CECILIACARTNER THERESE BRAVENBOER vertelt op televisie openlijk over haar jeugdtrauma’s. In het pro- gramma De reünie onthult ze aan haar oude klasgenoten: op jonge leeftijd was ze misbruikt door haar opa. Haar klasgenoten zijn geschokt. Jarenlang probeerde ze haar afschuwelijke trau- matische herinneringen te vergeten. Tot op een dag haar zoontje thuiskwam met een doosje maden voor de kikkers die hij thuis hield. Dat gekronkel van die wormpjes maakte iets bij haar los. ‘Ik ging naar boven en stak mezelf overal met een schaar. Ik kon er niets aan doen. Het gebeurde gewoon.’ Volgens cijfers van de laatste Nationale Pre- valentiestudie Mishandeling zijn in Nederland ruim 118.000 kinderen en jongeren van nul tot achttien jaar blootgesteld aan een vorm van kindermishandeling, ruim drie procent van het Waarom in de GGZ de mensen met de grootste problemen het minst worden geholpen Detrauma-paradox Een groot deel van de volwassen cliënten in de (geestelijke) gezondheidszorg lijdt onder de gevolgen van psychotrauma als gevolg van kindermishandeling. Maar vaak worden mensen met een complexe stoornis weggestuurd. doorSanne Bloemink
  • 2. 3.3.2016 DE GROENE AMSTERDAMMER 31 totale aantal kinderen. De meerderheid van de gevallen betreft emotionele en fysieke verwaar- lozing, respectievelijk 36 en 24 procent. Wat gebeurt er met al deze kinderen als ze volwassen worden? Therese Bravenboer begon met therapie en vond uiteindelijk een goede behandeling. Maar voor veel mensen is dat anders, vertelt ze me aan de telefoon. ‘In de ggz vinden ze dit soort geval- len meestal te zwaar. Er wordt in de regel niet aan de traumatische ervaringen gewerkt. Alles is gericht op stabilisatie. In de praktijk komt dat neer op medicijnen en coping-strategieën. Dan krijg je bijvoorbeeld een training emotieregula- tie. Maar dat helpt niks. Mensen blijven zichzelf bijvoorbeeld snijden, want de traumatisering zelf wordt niet opgelost. Er zijn tegenwoordig zoveel technieken voor traumabehandeling, maar ze durven het niet aan. Bovendien moet alles kort en snel. Terwijl voor deze mensen het nemen van de tijd juist cruciaal is.’ NEDERLANDSE GGZ-RICHTLIJNEN schrijven voor dat iedereen met een gediagnosticeerde post-traumatische stressstoornis, ptss, recht heeft op een evidence-based traumabehande- ling. Kindermishandeling levert vaak ernstige vormen van post-traumatische stress (en tal van andere psychische stoornissen) op. Er kunnen redenen zijn om van die richtlijn af te wijken, bijvoorbeeld als het reële risico van suïcide te groot is. Maar de hoofdregel blijft: mensen met een psychische stoornis die is veroorzaakt door (jeugd)trauma’s hebben recht op behandeling daarvan. Logisch, zou je denken. Maar de prak- tijk is anders. Soms zelfs zó anders dat de hoofd- regel eerder lijkt: hoe ernstiger de traumatise- ring, hoe groter de kans dat mensen naar huis worden gestuurd. Zonder behandeling. Martijne Rensen is directeur van het Cen- trum Late Effecten Vroegkinderlijke chronische Traumatisering (celevt) en initiatiefnemer van strakx Traumacentra. Ze werkte eerder als interim-manager bij een integraal kanker- centrum, waar ze haar door celevt voorgestane aanpak van traumabehandeling bij volwassenen op baseerde. Ze legt uit: ‘Ik wil graag dat alles bij elkaar komt hier: psychische, maar ook soma- tische zorg. Opleiding en onderzoek. Evidence- based behandelingen, ervaringsdeskundigheid, en ook empowerment en maatschappelijk her- stel. Het moet een plek zijn waar mensen zich op hun gemak voelen.’ Rensen krijgt dagelijks telefoontjes van ern- stig getraumatiseerde mensen in nood. ‘Wel drie of vier keer per week praat ik met mensen die al jaren op zoek zijn naar behandeling maar geen hulp krijgen. Mensen die verschillende behan- delingen achter de rug hebben, ten einde raad zijn en vaak suïcidaal. Er is hun verteld dat ze “er maar mee moeten leren leven”, maar dat kun- nen ze niet. Dan bellen ze mij en zitten ze, vaak letterlijk, met een boek van traumadeskundige Onno van der Hart op schoot om zichzelf dan maar zo goed en zo kwaad als het gaat door de paniek heen te helpen. Het snijdt door merg en been. Die mensen zijn ernstig ziek en voor hen gaan de deuren van de ggz gewoon dicht. Ver- gelijk het met het volgende: je gaat naar het zie- kenhuis met een blindedarmontsteking, maar daar vertellen ze je dat ze geen blindedarm- operaties doen, maar dat je wel hoofdmassage kunt krijgen. Dat is dus niet de behandeling die bewezen effectief is.’ Het belang van het snel herkennen van traumagerelateerde problematiek en vroeg ingrijpen is volgens Rensen enorm: ‘Het is net als met kanker. Hoe vroeger je behandelt, hoe meer kans op succes.’ In plaats daarvan ziet zij juist een beleidsmatige nadruk op preventie en onderzoek. ‘Ze blijven steken bij de vraag: hoe vaak komt kindermishandeling voor en hoe kunnen we dat voorkomen?’ Ze kan er boos om worden. ‘Het lijkt bijna een geloof: als we die kinderen maar kunnen vinden en de gezinnen gaan begeleiden, dan komt alles vanzelf goed. Maar ondertussen blijven er grote groepen slachtoffers onbehandeld zitten.’ Rensen noemt de hoog aangeschreven ACE Studies, Amerikaans onderzoek naar de late gevolgen van ‘Adverse Childhood Experiences’ – in opdracht van tno is in Nederland een zelfde soort onderzoek uitgevoerd met vergelijkbare uitkomsten. Prof. dr. Vincent Felitti, onderzoe- ker bij deze ACE Studies, vat de uitkomsten als volgt samen: ‘Adverse childhood experiences are the most basic and longlasting determinants of health riskbehaviors, mental illness, social dis- function, disease, disability, death and health costs.’ ONNO VAN DER HART, trauma-expert en eme- ritus hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, vertelt in zijn spreekkamer in Amstelveen over trauma’s en traumabehandelingen. Allereerst legt hij uit dat het bij vroegkinderlijke chroni- sche traumatisering gaat om langdurige, ern- stige en herhaaldelijke mishandeling, verwaar- lozing of seksueel geweld. Het gaat om kinderen bij wie dit in de regel al voor het zesde levensjaar begint. Zeer ernstige gevallen dus. ‘Bij dergelijke traumatisering breekt er let- terlijk iets in de persoonlijkheid, valt de psyche uiteen’, vertelt Van der Hart. ‘Dat heet dissocia- tie. Dit vindt plaats bij iedereen die getraumati- seerd wordt en is het meest complex bij mensen met een dissociatieve identiteitsstoornis. Dis- sociatie komt tot uiting in onder meer episodes waarin je even weg bent of niets meer voelt en in indringende beelden of zelfs herbelevingen van de traumatische ervaringen.’ Hij is ervan over- tuigd dat diagnostiek bij mensen met complexe dissociatie mogelijk is. ‘Het is moeilijk, maar het is te leren!’ De juiste diagnose van zo’n complexe trauma-gerelateerde stoornis wordt echter vaak niet gesteld, omdat behandelaar en cliënt blij- ven steken bij andere klachten, zoals depres- sie of eetproblematiek. ‘Ook als het duidelijk wordt dat er sprake is van forse traumatisering wordt onvoldoende nagegaan in hoeverre er dan ook sprake is van post-traumatische stress of een dissociatieve stoornis. Gevolgen zijn dan verkeerde of incomplete diagnosen en daarop volgende inefficiënte behandelingen, die retrau- matiserend kunnen zijn voor cliënten en hun lijden versterken. Bovendien wordt veel mensen met vroegkinderlijke chronische traumatisering de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg geweigerd en voelen tal van therapeuten met een particuliere praktijk zich voor deze behan- delingen onvoldoende toegerust. Toch blijven deze mensen altijd weer terugkomen. Als je ze niet helpt, zullen ze uiteindelijk telkens weer een beroep moeten doen op de crisisdiensten.’ Van der Hart legt uit dat de beste behande- ling voor de meest complexe trauma-gerela- teerde problematiek bestaat uit drie fasen. Het eerste deel richt zich op stabilisatie, symptoom- behandeling en vaardighedentraining. Het lijkt erop dat dit deel in een aantal ggz-instellingen wel wordt aangeboden. Na deze fase zou de behandeling moeten volgen van de traumatische herinneringen zelf. Ten slotte moet in de derde fase verder herstel plaatsvinden, waaronder een manier om te rouwen over alle schade en leed die de mishandeling heeft veroorzaakt. IVA BICANIC is GZ-psycholoog/onderzoeker bij het umc Utrecht en aldaar hoofd van het Lan- delijk Psychotraumacentrum en Centrum voor Seksueel Geweld. ‘Van deze groep wordt erg snel aangenomen dat ze een traumagerichte behandeling niet aankunnen’, zegt ook zij. Slechts achttien procent van de kinderen met traumaklachten als gevolg van huiselijk geweld krijgt hulp, bleek uit onderzoek van het Verwey- Jonkerinstituut. Bicanic ziet bijvoorbeeld meisjes en vrouwen (maar ook mannen) die na een acute verkrach- ting bij haar Centrum komen. De helft van deze acuteslachtoffersblijktdanalvroegergetrauma- tiseerd te zijn. ‘Bij hen zien we meestal juist geen uitgesproken emotionele reacties op die laatste verkrachting waarvoor ze zich bij het Centrum melden’, zegt ze. ‘Ze hebben hun gevoel als het ware lang geleden al uitgeschakeld om zichzelf te beschermen. Zij hebben geen verwerkproces gehad, maar een vergeetproces. Vrijwel alle slachtoffers proberen hun nare ervaringen te vergeten. Zo zag ik een meisje dat de hele dag positieve herinneringen probeerde te verzame- len en te bewaren, zodat ze ’s avonds in bed, als de nare herinneringen weer boven kwamen, die ‘Erishunvertelddatze“ermaarmeemoetenlerenleven”, maardatkunnenzeniet’
  • 3. 32 DE GROENE AMSTERDAMMER 3.3.2016 positieve herinneringen ervoor in de plaats kon stellen. “Het is niet gebeurd, het is niet gebeurd”, zei ze dan eindeloos tegen zichzelf.’ Vroege slachtoffers hebben een sterk ver- hoogd risico van herhaling. Dat komt, legt Bica- nic uit, doordat ze zich bepaalde coping-strate- gieën eigen maken, die hen juist extra kwetsbaar maken voor nieuw misbruik. Zo ontwikkelen ze een laag zelfbeeld, maken ze zichzelf verwijten, gebruiken ze alcohol of drugs om spanning te verminderen of vertonen ze ‘sexual acting out’- gedrag. THERESE BRAVENBOER vertelt me dat zij door haar ex-man regelmatig werd verkracht. ‘Je weet helemaal niet wat grenzen zijn en hoe je dit zou moeten aangeven, dus het gebeurt gewoon weer.’ Ze was al gewend om haar eigen gevoelens op een bepaalde manier uit te schakelen. ‘Als je niet naar je eigen trauma gaat kijken’, zegt ze, ‘worden je kinderen er bovendien ook onherroepelijk mee belast. Ik was zelf mis- bruikt. Dus toen er duidelijke signalen waren van het misbruik van mijn dochters gingen er bij mij geen alarmbellen rinkelen. Toen mijn dochters me later vertelden dat ze waren mis- bruikt, was mijn eerste gevoel dat van ongeloof. Want dat betekende dat ik medeschuldig was. Natuurlijk heb ik wel meteen gezegd dat ik ze geloofde en ik ben meteen gaan helpen, maar het heeft wel twee jaar geduurd voordat ik het écht kon geloven.’ ROB DE BLOK EN MARGA GANZEVLES hadden jarenlang ernstig getraumatiseerde pleegkin- deren in huis en schreven daar een aangrijpend boek over: Wie zorgt er dan voor mij? (2015). Ze zagen dat ‘hun’ kinderen in de ggz vaak met een kluitje in het riet werden gestuurd. ‘Als er geen diagnose is, dan word je weggestuurd’, zegt De Blok. ‘En helaas is kindermishandeling geen officiële diagnose. Bovendien moeten de eigen ouders vaak meewerken en dat willen ze niet altijd. We zagen dat veel kinderen pilletjes krij- gen voor adhd, maar nooit echte hulpverlening voor hun trauma’s.’ Bovendien heerst in de ggz ook over kinde- ren de overtuiging: eerst moet er worden gesta- biliseerd. Er moet een vertrouwensrelatie wor- den opgebouwd en er moet een rustige, veilige leefomgeving zijn. ‘Bij deze kinderen is er juist vaak sprake van voortdurende onzekerheid’, zegt De Blok. ‘Blijven ze bij hun ouders, gaan ze weer naar een pleeggezin, naar een gezinshuis of mogen ze na een jaar weer terug naar hun ouders? Blijven ze op deze school? Moeten ze binnenkort weer nieuwe vriendjes maken? Ze kunnen zich nergens op instellen. Maar onder- tussen hebben ze wel traumatische ervaringen die niet worden behandeld omdát ze geen rus- tige, veilige thuisbasis hebben.’ Het is een vici- euze cirkel, wil hij maar zeggen. De Blok vindt dat er in Nederland nog veel te veel gedacht wordt vanuit het belang van de ouders. ‘Hoe moeilijk te geloven het ook is: er zijn écht ouders die niet goed voor hun kind kunnen zorgen. Het is afschuwelijk om te zeg- gen, maar er zijn peuters van twee van wie de anus is beschadigd. Er zijn kinderen die elke dag te horen krijgen dat ze niets waard zijn, dat ze beter niet geboren hadden kunnen worden. Toch houden ouders bijvoorbeeld het recht om niet mee te werken aan een psy- chologisch onderzoek. En juist deze kinderen verdwijnen dan onder de radar. In Nederland is 68 procent van de kinderen die thuis over- lijden een gevolg van kindermishandeling. Zet dat eens tegenover Canada, waar dat acht pro- cent is.’ KEES LEMKE, bestuurder van GGNet, een ggz- instelling in Warnsveld in de Achterhoek, schetst de omvang van het probleem. ‘In Neder- land hebben we 160.000 mensen met een ern- stige psychiatrische aandoening. Wellicht zijn het er nog wel veel meer, want niet alle men- sen hebben wij in beeld. Die mevrouw die ’s nachts op straat slaapt maar geen beroep doet op de zorg heeft misschien ook wel een ernstige psychiatrische aandoening, maar dat weten we niet.’ Van deze groep is zeventig procent slachtof- fer van vroegkinderlijk, herhaaldelijk, langdu- rig, fysiek geweld; vijftig procent is slachtoffer van herhaaldelijk, langdurig seksueel geweld, en zeventig procent is langdurig, ernstig, her- haaldelijk getraumatiseerd. ‘Dit soort complexe trauma’s laten enorme sporen na’, zegt Lemke. Vaak is er sprake van depressies, psychoses, ver- slavingen, zelfbeschadiging. Maar ook zijn er veel al dan niet onbegrepen lichamelijke klach- ten. Bovendien is het vaak niet mogelijk om in een werkomgeving te functioneren. De opeenstapeling van problematiek op zó veel gebieden leidt tot een terughoudende opstelling in de ggz, bijna tot een soort fata- lisme, meent Lemke: ‘Het oude adagium was altijd: als je deze mensen gaat behandelen, wor- den ze alleen maar slechter.’ Toch zijn geleidelijk nieuwe inzichten ontstaan. ‘Er is steeds meer gepionierd en er verschijnt hoopgevend onder- zoek. En dus zijn er hulpverleners met zweet op hun rug begonnen aan die traumabehandelin- gen. Dat is heel spannend. Als ze merken dat het wél gaat en dat ze successen boeken, dan maken ze een omslag. Inmiddels blijkt uit onderzoek dat zelfs psychotische mensen met ptss behan- deld kunnen en moeten worden.’ Volgens Lemke is het een kwestie van tijd. ‘Het zal even duren voordat al deze inzichten in de volle breedte zullen worden vertaald naar de praktijk.’ Hij neemt zelf dapper het voortouw. Alle mensen in het bestand van GGNet met een ernstige psychiatrische aandoening, onge- veer vierduizend mensen, worden specifiek gescreend op trauma en, indien mogelijk, daar- voor behandeld. Dat is kostbaar en tijdrovend, maar Lemke vindt het de moeite waard: ‘Dit is een massief probleem voor een behandelorgani- satie. Daarom moet je het verheffen tot iets met de hoogste prioriteit. Je moet mensen opleiden, hun ervaringen laten delen, en ze weer ande- ren erover laten vertellen. Zoiets moet uitein- delijk van binnenuit komen in een organisatie.’ Hij heeft geen extra budget, geen extra men- sen, maar toch doet hij het. ‘We hebben erover gesproken met alle verzekeraars en die staan ervoor open.’ Lemke is hoopvol: ‘We hebben daarover nog geen wetenschappelijk onderzoek, maar in onze praktijk zien we nu dat bij ongeveer dertig pro- cent van de gevallen werkelijk herstel plaats- vindt. In vijftig procent van de gevallen is sprake van gedeeltelijk herstel, waardoor kan worden overgestapt op lichtere vormen van begeleiding en zorg. Bij tien tot twintig procent zien we geen verbetering. Vaak spelen er in die gevallen overi- gens ook bijkomende problemen, zoals een ver- slaving. Het is dus geen hosanna voor iedereen, maar zeventig procent knapt flink op. Dat lijkt me genoeg reden om het te doen.’ MARTIJNERENSENjuicht een dergelijk initiatief toe, maar wijst erop dat GGNet de positieve uit- zondering is. ‘Het is een relatief nieuwe instel- ling. Bij het overgrote deel van de ggz-instel- lingen zie je juist dat ze de afgelopen jaren hun capaciteit voor traumabehandelingen hebben afgebouwd en zich volledig hebben teruggetrok- ken uit deze problematiek.’ In 2011 voerde de Gezondheidsraad, in opdracht van de ministeries van vws en Vei- ligheid en Justitie, een onderzoek uit naar de behandeling na kindermishandeling. ‘Voor kin- deren is daar een heel traject uit voortgekomen’, vertelt Rensen. ‘Onder meer werd de Task- force Kindermishandeling en Seksueel Mis- bruik opgericht, met Eberhard van der Laan aan het hoofd. Maar voor volwassenen veran- derde er niets. Terwijl die toch ook hulp nodig hebben! Het advies van de Gezondheids- raad moet worden opgevolgd en gemonitord, maar het is voor volwassenen gewoon terzijde geschoven.’ Rensen schreef onlangs namens celevt een brief aan de betrokken ministeries met het ver- zoek gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en aan de slag te gaan met de behandeling van volwassenen. De brief is mede ondertekend door onderzoekers, hoogle- raren, lotgenotenorganisaties en andere experts. Rensen baseert zich op een onderzoek van het Trimbos Instituut (2007) en op de ACE Studies ‘Erzijnkinderendieelkedagtehorenkrijgendatzeniets waardzijn,datzebeternietgeborenhaddenkunnenworden’
  • 4. 3.3.2016 DE GROENE AMSTERDAMMER 33 wanneer zij in de brief schrijft: ‘Circa 50-70% van de volwassen cliënten in de (geestelijke) gezondheidszorg lijdt onder de gevolgen van psychotrauma als gevolg van kindermishande- ling. In de kinderjaren mishandelde kinderen zijn de hoogste gebruikers van de gezondheids- zorg als ze volwassen zijn. De zorgconsumptie is driemaal zo hoog als bij degenen die zijn opge- groeid in een veilige omgeving. Zij maken meer gebruik van alle vormen van zorg: psychologen en psychiaters, huisartsen, medisch specialis- ten, fysiotherapeuten, maatschappelijk werk en andere hulpverleners. Er is hierbij geen verschil tussen mannen en vrouwen. De kans op gebruik van zorg is sterker verhoogd bij mensen bij wie sprake is van meerdere vormen van kindermis- handeling dan bij mensen die zijn blootgesteld aan een enkele vorm.’ SONJA LEFERINK van Slachtofferhulp Neder- land was in 2012 een van de oprichters van de Hulplijn Seksueel Misbruik. Er zijn vaak lange wachtlijsten voor de groep met complexe trau- ma’s, is haar ervaring. ‘Eigenlijk is er geen enkele plek in Nederland waar een brede aanpak van zo’n complex trauma wordt geleverd. Binnen de ggz ligt de nadruk op diagnosticeren, vra- genlijstjes en bestrijden van symptomen. Het behandelen van de oorzaken van die sympto- men is veel moeilijker. Die kennis is er wel, maar is erg gefragmenteerd en moeilijk te vinden.’ ‘Wij fungeren als voordeur, we zijn laag- drempelig’, vertelt ze over de hulplijn, die lan- delijk dekkend is. ‘Maar om daarna een zelfde soort integraal dekkend systeem voor elkaar te krijgen, dat is lastig.’ Bovendien zou dat systeem álle vormen van kindermishandeling moe- ten omvatten, niet alleen seksueel misbruik en geweld, maar óók verwaarlozing. Dat alles omvattende systeem is precies waar Rensen zo bevlogen mee bezig is. Ze initieerde een opleidingsprogramma van de door haar opgerichte ‘Trauma-academie’ en organiseert cursussen bij het ‘Hart-college’ voor mensen die in hun jeugd getraumatiseerd zijn en hun naas- ten. De cursussen worden gegeven door trauma- experts. Ze onderhoudt contact met het minis- terie, zorgverzekeraars, cliëntenorganisaties, wetenschappers. Ze ontwikkelde samen met een aantal hoogleraren en traumadeskundigen een wetenschappelijk onderbouwde standaard voor screening, diagnostiek en integrale behan- deling. Hiermee kunnen professionals worden opgeleid, maar ook kunnen huisartsen, medisch specialisten, tandartsen en maatschappelijk werkers nu heel eenvoudig zorgen voor een eer- ste begeleiding en doorverwijzing. Ze is zo vasthoudend als een pitbull, hoewel ze toegeeft dat het soms niet makkelijk is. ‘Dan zitten we bij een zorgverzekeraar – nee, ik zeg niet welke – en dan kijken ze ons met van die glazige ogen aan. Ja, ik heb het soms wel moei- lijk met de ggz. Mijn ervaring is dat behande- laars graag willen. Maar vaak heb ik het gevoel dat de rest vooral naar het geld kijkt en deze groep liever kwijt dan rijk is.’ Wilma Boevink, onderzoeker bij het Trimbos Instituut en ervaringsdeskundige, vertelt aan de telefoon: ‘Ik ben nu 52. Op mijn zeventiende belandde ik in de ggz. Eerst ambulant, daarna jarenlang via verschillende opnames. Ik ben mijn hele leven al bezig. En dat is niet omdat ik het zo leuk vind.’ De ggz is te aanbodgericht, vol- gens haar. ‘Uw ziekte bestaat niet omdat wij het aanbod hier niet hebben. Dat idee.’ Sinds 2000 houdt Boevink zich bezig met de zogenaamde herstelbeweging. ‘We begonnen met herstel- werkgroepen, waar mensen leerden te vertellen wat ze hadden meegemaakt. Daar kwam een enorme stoot van geweldsverhalen los. Naar die verhalen was nog nooit gevraagd. Mij was ook nooit gevraagd naar mijn verleden tijdens al die opnames. De vraag “wat is er met je gebeurd?” was simpelweg nooit gesteld. In de psychiatrie is er een aanname dat iemand een ziekte heeft die je kunt opsnorren. Je praat dan dus niet met een persoon maar met een stoornis.’ HULP BIEDEN AAN traumaslachtoffers is niet alleen een morele verplichting, maar ook een praktische. Er valt immers zoveel te winnen: gezondheidswinst voor slachtoffers natuurlijk. Maar ook: verhoging van arbeidsparticipatie, verlaging van zorgkosten, het doorbreken van patronen die van generatie op generatie worden doorgegeven. De kennis over evidence-based behandelingen is er. Het wordt tijd dat ggz- instellingen die kennis in praktijk gaan brengen. Wat Rob de Blok zegt over zijn pleegkinde- ren geldt in feite voor álle slachtoffers van kin- dermishandeling, óók de volwassenen: ‘Het zijn bange kinderen. Die hebben dappere hulpverle- ners nodig.’ ‘Hoe moeilijkte geloven het ookis: erzijn écht ouders die niet goedvoorhun kind kunnenzorgen’ JWLTD