2. ü Het debat over democratie, participatie en burgerschap speelt zich vaak af op het
niveau van de natie – staat en concentreert zich om en rond de procedures van de
representatieve democratie.
ü Het Democratische Vermoeidheidssyndroom (Van Reybrouck): het gaat slecht met de
democratie; de democratie is in crisis; het gaat ondertussen wel goed met de boeken
over democratie in crisis.
ü Trump als pars pro toto voor alles wat in meerdere landen fout gaat; populisme als
indicator maar zelf al deel van de controverse.
ü Veel zorgen over evoluties op dat macro – niveau delen we omdat ze de condities voor
participatie kunnen ondergraven.
3.
4.
5.
6. ü We kijken naar wat er na de verkiezingen gebeurt, in de buik van de samenleving en
we kijken naar patronen van beleidsvorming en besluitvorming. We kijken niet zozeer
naar instrumenten, waar het klassieke debat over participatie te zeer over gaat, maar
naar processen en culturen van besluitvorming.
ü Onze basisstelling is dat onze Vlaamse samenleving, in al haar onderdelen en
niveaus, steeds meer participatief wordt. Het representatieve systeem, als
bestuursmodel in al die onderdelen, geraakt steeds meer verweven met en door
participatieve praktijken.
ü Democratie in transitie is iets anders dan een democratie in crisis.
7. ü We hanteren als grondlegger een
systemische benadering, die een herijking
vergt van de kijk naar en het debat over
participatie.
ü Het klinkt pretentieus maar gaat gepaard
met veel twijfels, omdat evoluties van
systemen inschatten de mogelijkheden van
individuen te boven gaan.
ü De belangrijkste zorg en twijfel is of onze
visie niet door onze eigen positie wordt
gekleurd: steeds meer participatie maar wel
door en voor hooggeschoolden.
8. ü We gebruiken het beeld van de demoi: fora, plaatsen, objecten, processen,
organisaties, instellingen, diensten, bedrijven,...
ü Tendele buiten ‘de politiek’ en politici in de enge zin, maar wel steeds in ‘het politieke’.
ü In die demoi ontwikkelen zich participatieve gemeenschappen en arrangementen.
ü We zien dat zeker op het brede lokale niveau, dat in Vlaanderen een belangrijk deel is
van het politieke – maatschappelijk – bestuurlijk systeem.
ü Al het lokale samen is niet plaatselijk.
9. ü Participatieve arrangementen groeien zowel omwille van veranderende bestuursstijlen
in het politiek – bestuurlijke milieu (politiek en ambtelijk) als uit autonome initiatieven in
onze samenleving, vanuit traditioneel altijd al een belangrijk middenveld. Deels van
moeten, deels van willen.
ü Die transitie gaat met horten en stoten, in verschillende snelheden, met vallen en
opstaan en met soms tegenstrijdige ontwikkelingen. Daarvan is de evolutie in en van
het middenveld een belangrijk kernvraagstuk.
10. ü Een systemische blik vereist een gedifferentieerde kijk naar het functioneren van het
politiek – bestuurlijke systeem in processen van beleidsvorming en beleidsuitvoering.
ü Klassieke discussies over participatie steunen op stereotiepen over de relaties tussen
‘burgers’ en ‘overheid’ en op stereotiepe beelden over beleid.
ü Het begrip ‘tussenruimte’ laat toe om veel meer differentiatie te zien, binnen het
politiek – bestuurlijke milieu dat in ons systeem veel dichter bij burgers en middenveld
staat dan in andere systemen. We zien een permanente doorwaardbaarheid en
verwevenheid.
ü Delen van / actoren in het politiek – bestuurlijke systeem initiëren zelf processen van
participatie of interageren daar intens mee, andere minder, nog andere sluiten zich af.
Autonome ontwikkelingen breken constant in dat systeem in en duwen / dwingen het
tot aanpassing. Het is die moeizame aanpassing die voor ons democratie in transitie
is.
12. ü Deze ontwikkelingen doen politieke partijen, parlementen, politici en ambtenaren
veranderen: de spelers in het representatieve deel van het systeem staan zelf niet stil
en veranderen ook hun houding en manieren van werken. Er komen (ook) nieuwe
generaties met andere culturen.
ü De retorische verpakking is daarbij een autonoom element op zich, maar dat geeft die
praktijken niet weer.
ü Vanuit deze systemische benaderingen zien we geen rechtlijnige evolutie en het
inschatten hiervan is zelf een deel van het democratische debat in elk van ons.
13. ü Systemisch kijken leidt tot vragen over delen van dat systeem, onder andere de positie
van het maatschappelijke middenveld, in de verhouding sociaal kapitaal,
maatschappelijke dienstverlening en politisering.
ü Mobilisering van burgers en de politisering van het publieke debat door
middenveldorganisaties was en is een cruciale grondstof voor participatieve
arrangementen.
ü Vanuit een systeemvisie zijn er geen tegenstellingen, wel aanvullingen en
complementaire functies. Wat de ene laat liggen, pikt de andere op. Wat hier niet
gebeurt, gebeurt wel elders, gebeurt elders anders.
ü De tegenstelling tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ middenveld is onvruchtbaar (De
burgerinitiatieven! De burgerbewegingen!).
14. ü Ons systeem is vanuit historisch oogpunt bijzonder: we hebben een rijke historiek van
nadruk op het lokale en van participatieve arrangementen met het middenveld.
ü ‘Gesubsidieerde vrijheid’ versus ‘Burgerinitiatieven’: is er veel verschil?
ü Deze participatieve arrangementen staan wel onder druk: omwille van evoluties in het
middenveld zelf:
I. te dicht bij de overheid, teveel een instrument van zittende bestuurders;
II. te zeer gericht op dienstverlening, te weinig op politisering;
III. te zeer richting markt en te weinig richting gemeenschappen;
IV. te weinig divers middenveld maar wel een steeds meer
V. nieuwe spelers, andere manieren van organiseren?
16. CSI onderzoek over het lokale middenveld in Vlaanderen, 2018, zie website
17.
18. NOOD AAN HERPOLITISERING: VIJF VORMEN
1. Het persoonlijke politiek maken: politiek in het dagelijkse
2. Stimuleren van alternatieve praktijken door (voor) te doen
3. Vormen van personeel en achterban
4. Samenwerking: politisering vanuit beweging en netwerking
5. Conflict centraal plaatsen (agonie van Mouffe) in de verhouding tot het politieke
systeem
19. ü Het maatschappelijk middenveld in de relatie met het politiek – bestuurlijke systeem,
de relatie met burgers en de onderlinge relaties.
ü Depolitisering / Repolitisering en in welke formaten dan?
ü Uitsluiting en insluiting en de problematiek van de diversiteit, in alle betekenissen.
ü Participatie is immers op de eerste plaats het debat over het politieke, tussen burgers
onderling.
21. ZIJN WE ALS MIDDENVELD KLAAR OM TE
HERPOLITISEREN?
Waarom wel?
Wat faciliteert?
Waarom niet?
Wat bemoeilijkt?
Wat staat ons in dit verband te doen in het licht van de komende
beleidsplanning?