SlideShare a Scribd company logo
Afl. 7466 - januari 2018Gst. 2018/6
Jurisprudentie  
27
se Commissie niet rechtmatig worden gebaseerd op het
bestaan van een aanvankelijke ‘wetenschappelijke fout’.
Derhalve is het uitvoeringsbesluit 2015/72 ongeldig.
(punten 38-41).
Conclusie
11. Het feitencomplex en de relevante jurispruden-
tie beschouwend, is het niet verrassend dat het Hof van
mening is dat het uitvoeringsbesluit van de Europese
Commissie ongeldig is. De gevolgen van dit dictum zijn
verstrekkend. De Leenheerenpolder is op onrechtmatige
gronden als onderdeel van het Natura 2000-gebied Ha-
ringvliet van de lijst met gebieden van communautair
belang geschrapt. Dit heeft tot gevolg dat de Leenhee-
renpolder (nog) op de communautaire lijst van gebieden
voor de Atlantische biogeografische regio staat, en dat
de Nederlandse regering op basis van artikel 4, vierde lid
Habitatrichtlijn verplicht is om de Leenheerenpolder als-
nog aan te wijzen als Natura 2000-gebied. De Vereniging
Hoekschewaards Landschap heeft dus met betrekking tot
de thans aanhangige procedure bij de Afdeling gelijk wan-
neer zij stelt dat de polder ten onrechte niet is aangewe-
zen en dat een deugdelijke (ecologische) motivering voor
die beslissing ontbreekt.
12. Desondanks hoeft de ongeldigverklaring van het
uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie – en daar-
mee ook van het Nederlandse aanwijzingsbesluit – niet
te betekenen dat de Leenheerenpolder alsnog deel gaat
uitmaken van het Natura 2000-gebied Haringvliet. Het
is namelijk goed voorstelbaar dat de Nederlandse rege-
ring in reactie op dit arrest ervoor kiest om de weg van
artikel 9 en 11 Habitatrichtlijn te bewandelen teneinde de
polder alsnog als onderdeel van het Natura 2000-gebied
Haringvliet te laten schrappen. In dat geval rust op de Ne-
derlandse regering de plicht om op basis van ecologische
(wetenschappelijke) criteria aan te tonen dat de aanwij-
zing van de Leenheerenpolder niet (langer) noodzakelijk is
voor het realiseren van een gunstige staat van instandhou-
ding van de soort Noordse Woelmuis en de habitattypen
Slikkige rivieroevers en Ruigten en zomen in het Natura
2000-gebied Haringvliet. Als de Nederlandse regering in
die opdracht slaagt en de EC weet te overtuigen van de
juistheid van de overlegde wetenschappelijke informatie,
kan de Leenheerenpolder ingevolge HvJ EU 3 april 2014,
ECLI:EU:C:2014:214 (Cascina Tre Pini) alsnog van de com-
munautaire lijst worden verwijderd en komt de oorspron-
kelijke verplichting om dit gebied op basis van nationale
natuurbeschermingsrecht aan te wijzen alsnog te verval-
len. Ingevolge HvJ EU 3 april 2014, ECLI:EU:C:2014:214
(Cascina Tre Pini), punt 28, moeten ‘niet vergeefs middelen
worden ingezet voor het beheer van een gebied (SK: Natura
2000-gebied) dat niet van nut is voor de instandhouding
van de natuurlijke habitats en soorten.’
S.D.P. Kole
Gst. 2018/6
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 31 mei
2017, nr. 201603912/1/A3
(Mrs. C.J. Borman, A.B.M. Hent en F.D. van Heijningen)
m.nt. C.N. van der Sluis & C.J. Dekker1
(Art. 3 lid 4 WOB; art. 4:5 en art. 6:13 Awb)
ECLI:NL:RVS:2017:1428
Minister verstrekt appellant op diens verzoek om infor-
matie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur een
document.
Appellant heeft de minister in zijn brief van 17 juni 2015 ver-
zocht een afschrift van evenbedoeld coalitieakkoord te ver-
strekken. Bij het besluit van 15 juli 2015 heeft de minister aan
dit verzoek voldaan. In bezwaar heeft appellant aangevoerd
dat hem ook documenten over een op 17 juni 2015 gehouden
overleg tussen bewindslieden, vertegenwoordigers van de co-
alitie en vertegenwoordigers van een aantal oppositiepartijen
hadden moeten worden verstrekt. De rechtbank heeft, gelet op
de bewoordingen van het verzoek van 17 juni 2015, terecht ge-
oordeeld dat de minister dat verzoek terecht niet heeft opgevat
als mede betrekking hebbend op laatstbedoelde documenten.
Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat uitbreiding of
aanvulling van een WOB-verzoek in de bezwaarfase zich niet
verdraagt met het wettelijk stelsel, waarbij een bestuursorgaan
een besluit op een WOB-verzoek neemt en een eventueel ge-
maakt bezwaar nog steeds op het oorspronkelijke verzoek be-
trekking heeft. Omdat het duidelijk was dat de minister met
de verstrekking van het afschrift van het coalitieakkoord aan
het verzoek van 17 juni 2015 had voldaan, hoefde de minister
appellant niet in de gelegenheid te stellen over zijn bezwaar te
worden gehoord.
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 april
2016 in zaak nr. 15/8007 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Financiën.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister [appellant] op
diens verzoek om informatie op grond van de Wet open-
baarheid van bestuur (hierna: de Wob) een document ver-
strekt.
Op 24 september 2015 heeft de minister een besluit geno-
men op het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar.
1 Cornelis van der Sluis en Casper Dekker zijn advocaat bij Ten Holter
Noordam Advocaten te Rotterdam.
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 27T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 27 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
Afl. 7466 - januari 201828
Jurisprudentie
Gst. 2018/6
Bij uitspraak van 8 april 2016 heeft de rechtbank het daar-
tegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond ver-
klaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep inge-
steld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april
2017, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd
door mr. M.A.G. Stolker, mr. W.J.G. van Duijn en mr. J. de
Groot, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 17 juni 2015 heeft [appellant] de mi-
nister op grond van de Wob onder meer verzocht om hem
een afschrift te verstrekken van het de voorgaande week
wel of niet gesloten coalitieakkoord over het invoeren van
een nieuw belastingsysteem. Bij het besluit van 15 juli 2015
heeft de minister [appellant] een afschrift van bedoeld ak-
koord verstrekt. In het besluit van 24 september 2015 heeft
de minister zich op het standpunt gesteld dat bij het besluit
van 15 juli 2015 volledig aan het verzoek van 17 juni 2015 is
voldaan.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrech-
te zijn beroepsgrond heeft verworpen dat de minister zijn
verzoek van 17 juni 2015 te beperkt heeft opgevat. Volgens
hem heeft hij verzocht om documenten over het in de we-
ken 22 en 23 van 2015 tussen de coalitiegenoten al dan niet
gesloten akkoord. Het aan hem verstrekte document is na
zijn verzoek opgesteld. Op 17 juni 2015 heeft er een overleg
plaatsgevonden tussen bewindslieden, vertegenwoordigers
van de coalitie en vertegenwoordigers van een aantal oppo-
sitiepartijen, waarover documenten moeten bestaan, aldus
[appellant]. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten
onrechte zijn beroepsgrond over schending van de hoor-
plicht in bezwaar heeft verworpen. Hiertoe voert hij aan dat
in het besluit van 24 september 2015 niet is vermeld waar-
om van het horen is afgezien en dat het horen een essentieel
onderdeel van de bezwaarprocedure is.
2.1. [appellant] heeft de minister in zijn brief van
17 juni 2015 verzocht een afschrift van evenbedoeld coali-
tieakkoord te verstrekken. Bij het besluit van 15 juli 2015
heeft de minister aan dit verzoek voldaan. In bezwaar heeft
[appellant] aangevoerd dat hem ook documenten over een
op 17 juni 2015 gehouden overleg tussen bewindslieden,
vertegenwoordigers van de coalitie en vertegenwoordigers
van een aantal oppositiepartijen hadden moeten worden
verstrekt. De rechtbank heeft, gelet op de bewoordingen
van het verzoek van 17 juni 2015, terecht geoordeeld dat
de minister dat verzoek terecht niet heeft opgevat als mede
betrekking hebbend op laatstbedoelde documenten. Voorts
heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat uitbreiding of
aanvulling van een Wob-verzoek in de bezwaarfase zich
niet verdraagt met het wettelijk stelsel, waarbij een be-
stuursorgaan een besluit op een Wob-verzoek neemt en een
eventueel gemaakt bezwaar nog steeds op het oorspronke-
lijke verzoek betrekking heeft. Omdat het duidelijk was dat
de minister met de verstrekking van het afschrift van het
coalitieakkoord aan het verzoek van 17 juni 2015 had vol-
daan, hoefde de minister [appellant] niet in de gelegenheid
te stellen over zijn bezwaar te worden gehoord.
De betogen falen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen
uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen
aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State be-
vestigt de aangevallen uitspraak.
Naschrift
1. Op 17 juni 2015 heeft verzoeker de Minister van
Financiën (hierna: de minister) op grond van de Wet open-
baarheid van bestuur (hierna: de WOB) verzocht om hem
onder meer een afschrift te verstrekken van het in de voor-
gaande week (de week van 8-14 juni 2015) al dan niet geslo-
ten coalitieakkoord over de invoering van een nieuw belas-
tingsysteem. Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister
verzoeker een afschrift van het gevraagde akkoord ver-
strekt. In zijn beslissing op bezwaar van 24 september 2015
heeft de minister zich op het standpunt gesteld volledig aan
het verzoek te hebben voldaan. De onderhavige uitspraak
geeft niet weer welk oordeel de minister aan zijn beslissing
op bezwaar heeft verbonden, maar aannemelijk is dat het
bezwaar ongegrond is verklaard. Op 8 april 2016 heeft de
Rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) het beroep van
verzoeker ongegrond verklaard.2
2. Verzoeker is het niet eens met het oordeel van de
rechtbank en stelt in hoger beroep bij de Afdeling bestuurs-
rechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling)
dat de minister zijn verzoek op grond van de WOB (hierna:
WOB-verzoek) te beperkt heeft opgevat. Daarbij stelt ver-
zoeker dat hij heeft verzocht om documenten over het ak-
koord uit de weken 22 en 23 van 2015 (25 mei-7 juni 2015).
Voorts stelt verzoeker dat documenten – die volgens ver-
zoeker bestaan – met betrekking tot een op 17 juni 2015 ge-
houden overleg tussen bewindslieden, vertegenwoordigers
van de coalitie en vertegenwoordigers van een aantal oppo-
sitiepartijen (hierna: het overleg) aan hem hadden moeten
worden verstrekt. Het op 15 juli 2015 aan hem verstrekte
document zou ten slotte na zijn verzoek zijn opgesteld.
3. De Afdeling overweegt dat de rechtbank terecht
heeft overwogen dat het wettelijk stelsel van de WOB
geen plaats biedt voor het uitbreiden of aanvullen van een
WOB-verzoek. De door de Afdeling onderschreven over-
wegingen van de rechtbank zijn niet na te gaan, nu de
uitspraak van de rechtbank (nog) niet gepubliceerd is. Dat
neemt niet weg dat de relatief korte overweging van de
Afdeling met betrekking tot het uitbreiden of aanvullen van
een WOB-verzoek van belang is voor de praktijk. Daarnaast
2 Ten tijde van het schrijven van het naschrift was de tekst van deze uit-
spraak nog niet gepubliceerd op https://uitspraken.rechtspraak.nl/.
 
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 28T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 28 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
Afl. 7466 - januari 2018Gst. 2018/6
Jurisprudentie  
29
leidt de uitspraak ook tot een aantal andere (procedurele)
vragen. Hierna worden deze punten behandeld.
4. Wat opvalt is dat het geschil zich nu beperkt tot
het coalitieakkoord over het invoeren van een nieuw be-
lastingsysteem. De inhoud van het besluit op bezwaar – in-
houdende dat volgens de minister volledig aan het verzoek
is voldaan – wekt de suggestie dat niet meer documenten
onder de minister berusten dan dat akkoord. Niet ter dis-
cussie lijkt immers te staan dat geen andere documenten
dan het akkoord onder het bereik van het verzoek zouden
vallen, in elk geval geen documenten van voor 17 juni 2015.
5. Die datum lijkt van groot belang in de verdere
procedure nu dat de datum is van het verzoek – de brief
van de WOB-verzoeker – en een overleg dat – volgens ver-
zoeker – ging om de bestuurlijke aangelegenheid waar hij
documenten over heeft opgevraagd. Of over dat overleg
documenten voorhanden zijn wordt niet gesproken. Ook
wordt niet gesproken over de datum van ontvangst van het
verzoek. Dat is op z’n zachts gezegd merkwaardig nu niet
zozeer de datum van het verzoek maatgevend moet worden
geacht voor de reikwijdte van een WOB-verzoek maar juist
de datum van ontvangst van het verzoek (ABRvS 1 november
2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1264). In dat kader kan het zo
maar zijn dat het verzoek enkele dagen na 17 juni 2015 is
ontvangen door de minister en kan het zo maar zijn dat in die
periode een verslag is gemaakt van het overleg van 17 juni
2015. Waarom dat verslag dan niet onder de reikwijdte van
het verzoek zou vallen, nu verzoeker kennelijk heeft ver-
zocht om “onder meer…het…coalitieakkoord” is de vraag.
Kennelijk wordt verzoeker verweten dat verzocht is om
documenten van “het in de voorgaande week al dan niet
gesloten coalitieakkoord” (dat overigens op 15 juni 2015 is bereikt,
www.nu.nl/politiek/4068844/coalitie-akkoord-herziening-
belastingstelsel.html). Dat veronderstelt dus inderdaad
documenten van voor 17 juni 2015. De uitspraak maakt het
niet duidelijk, maar de stelling van appellant is dat hem
ook een stuk is toegezonden van ná de periode die in het
verzoek kennelijk (ook) wordt genoemd, de weken 22 en 23
van 2015. Dat zou de stelling ondersteunen dat de bestuurlijke
aangelegenheid het al dan niet gesloten akkoord was (in de
genoemde periode) en dat het verzoek zag op alle documenten
die daarover waren opgesteld tot en met de ontvangst van
het verzoek. Een alleszins redelijke stelling die dus geen
gehoor vindt bij de rechtbank en de Afdeling.
6. Ogenschijnlijk, maar de uitspraak blinkt wat dat
betreft niet uit in duidelijkheid, nu een ander thema zou
kunnen zijn of men eensluidend is over de reikwijdte van
het verzoek. De beantwoording van die vraag kan immers
ook nog wel eens aanleiding zijn voor een procedure om-
dat – soms wat gezocht – die discussie zich afspeelt rond
de vraag of nu bijvoorbeeld verzocht werd om de door een
gemeente gehanteerde selectiecriteria voor vermogens-
onderzoeken in het buitenland door het Internationaal
Bureau Fraude-informatie of meer breder informatie over
verzoeken aan het IBF door die gemeente (ABRvS 25 no-
vember 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3581). Een ander treffend
voorbeeld is het geval waarbij de vraag beantwoord moest
worden of verzocht was om openbaarmaking van documen-
ten over het promoten van Den Haag als hofstad of dat ge-
vraagd werd om openbaarmaking van documenten over het
promoten van Den Haag (de hofstad) (ABRvS 25 november
2015, ECLI:NL:RVS:2015:3580).
7. Hoe dat ook zij, de week voorafgaand aan 17 juni
2015 is week 24 van 2015. De minister lijkt het zekere voor
het onzekere te hebben genomen en de reikwijdte in de tijd
te hebben opgevat als betrekking hebbende op de documen-
ten tot en met 17 juni 2015. Maar als dat zo is, dan zien wij
niet in waarom juist de documenten tot en met ontvangst
van het verzoek zouden zijn betrokken en waarom niet de
stelling zou zijn betrokken dat geen documenten over dat
overleg zouden bestaan.
8. Nu de minister volgens de Afdeling voldaan heeft
aan het WOB-verzoek gaat de Afdeling voorbij aan de
stelling van verzoeker dat documenten van het overleg be-
staan en hadden moeten worden betrokken. Ook wanneer
de Afdeling dat niet gedaan zou hebben, is het ons inziens
maar de vraag of de documenten omtrent het overleg ver-
strekt dienden te worden. In dat geval had de minister
op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie
bijv. ABRvS 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:550, AB
2015/234, m.nt. P.J. Stolk) aannemelijk moeten maken dat
de desbetreffende documenten niet bestaan. Echter uit
eerdere jurisprudentie van de Afdeling (ABRvS 31 augus-
tus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1763, AB 2004/411, m.nt. P.J.
Stolk) volgt dat een WOB-verzoek geen betrekking heeft op
na het verzoek vervaardigde documenten. In dat geval rijst
de vraag of de desbetreffende documenten bestonden en of
de minister het akkoord wel had mogen verstrekken. Uit de
onderhavige uitspraak volgt immers dat verzoeker zich op
het standpunt stelt dat de minister hem op 15 juli 2015 een
document heeft verstrekt dat na zijn verzoek is opgesteld.
9. De Afdeling overweegt niet voor het eerst dat het
uitbreiden of aanvullen van een WOB-verzoek niet mogelijk
is (zie bijv. ABRvS 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3583
en 3584), zij het dat de Afdeling het in de onderhavige uit-
spraak explicieter overweegt. In een eerdere uitspraak over-
woogdeAfdelingdatdeomvangvaneenWOB-verzoekmede
gegeven wordt door de formulering van dat verzoek (ABRvS
25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:550, AB 2015/234, m.nt.
P.J. Stolk). De parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II
1986/87, 19859, 3, p. 24) spreekt over het behulpzaam zijn
van ambtenaren bij onvoldoende duidelijke gepreciseerde
WOB-verzoeken. Deze gedragslijn is later geïmplementeerd
in artikel 3, vierde lid, van de WOB (Kamerstukken II 2002/03,
28835, 3). Uit de jurisprudentie volgt dat een WOB-verzoek
ook in de bezwaarfase nog kan worden gepreciseerd (ABRvS
16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:676), hetgeen betekent
dat de indiener van het WOB-verzoek ook tijdens de even-
tuele hoorzitting zijn verzoek nog kan preciseren. In het on-
derhavige geval is de Afdeling kennelijk van oordeel dat het
WOB-verzoek dermate duidelijk was dat het niet nodig was
om de WOB-verzoeker te horen omtrent zijn bezwaren. Dit
is in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijv.
ABRvS 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1095), maar leidt
gezien het onvolledig, dan wel onduidelijk in de uitspraak
opgenomen feitencomplex tot de vraag of dat in het onder-
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 29T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 29 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
Afl. 7466 - januari 201830
Jurisprudentie
Gst. 2018/7
havige geval toch niet onredelijk is. Uitgaande van dat fei-
tencomplex bestaat blijkbaar geen overeenstemming over
de al dan niet duidelijke formulering van het WOB-verzoek,
hetgeen op grond van de hiervoor aangehaalde parlemen-
taire geschiedenis aanleiding zou moeten vormen om de
WOB-verzoeker (ook in de bezwaarfase, waar het horen een
(essentieel) onderdeel van is) te helpen met de precisering.
10. Op grond van het voorgaande rijst de vraag in
hoeverre het verzoek om precisering als bedoeld in arti-
kel 3, vierde lid, van de WOB gebruikt kan worden om een
WOB-verzoek uit te breiden. De woorden precisering en
uitbreiding/aanvulling zijn wat ons betreft nu juist tegen-
overgestelden, waarmee het uitbreiden of aanvullen van
een WOB-verzoek niet kan vallen onder de reikwijdte van
artikel 3, vierde lid, van de WOB. Daarbij wijzen wij – naar
analogie met de jurisprudentie omtrent de strikte bepa-
lingen van de Kieswet (zie bijv. ABRvS 4 oktober 2006,
ECLI:NL:RVS:2006:AY9847, AB 2006/401, m.nt. P.J. Stolk en
ABRvS 10 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA5225, AB 2007/219,
m.nt. P.J. Stolk) en de onderdelentrechter uit artikel 6:13 van
de Algemene wet bestuursrecht – tevens op de onmogelijk-
heid om bepaalde verzoeken op grond van artikel 4:5 van de
Algemene wet bestuursrecht aan te vullen. Om de gewenste
documenten omtrent het overleg te verkrijgen dient de ver-
zoeker zodoende een nieuw WOB-verzoek te doen.
11. Of de Afdeling dat na de onderhavige uitspraak ook
zo ziet is niet geheel duidelijk, nu de Afdeling op 10 mei 2017
(ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1233, AB 2017/235,
m.nt. P.J. Stolk) overwoog dat een uitbreiding van een
WOB-verzoek gezien dient te worden als een precisering
van dat verzoek. Op dit punt zal de Afdeling, bijvoorbeeld
met een overzichtsuitspraak, in toekomstige uitspraken
meer duidelijkheid kunnen bieden voor de praktijk.
C.N. van der Sluis & C.J. Dekker
Gst. 2018/7
Centrale Raad van Beroep 10 augustus 2017, nr. 16/6763 AW
(Mrs. N.J. van Vulpen-Grootjans, J.J.A. Kooijman en B.J. van
de Griend)
m.nt. H. van Essen1
(Art. 125, 125ter AW 1929; art. 50, 80, 81 ARAR)
TAR 2017/174
ECLI:NL:CRVB:2017:2964
Plaatsen van een bericht op Facebook door een ambte-
naar in privétijd wordt gekwalificeerd als plichtsverzuim.
Disciplinaire straf van verplaatsing is niet onevenredig.
De ambtenaar heeft zich met het plaatsen van een bericht
1 Henry van Essen is werkzaam als advocaat ambtenarenrecht en arbeids-
recht bij Nysingh advocaten-notarissen te Zwolle.
op Facebook schuldig gemaakt aan plichtsverzuim, ondanks
dat het bericht in privétijd is geplaatst. Hiertoe overweegt de
Centrale Raad van Beroep samengevat dat de ambtenaar een
representatieve functie had, de uitlating in verband kon worden
gebracht met zijn werkgever, het verwensingen betrof aan het
adres van politieambtenaren, hij niet van meet af aan eerlijk is
geweest, hij niet eigenhandig tot verwijdering van het bericht
is overgegaan en hij eerder was aangesproken op en zelfs disci-
plinair was gestraft vanwege het gebruik van sociale media. De
opgelegde straf van verplaatsing wordt door de Centrale Raad
van Beroep evenredig geacht, gezien de aard en ernst van het
plichtsverzuim. Dat de verplaatsing een forse inkomensachter-
uitgang met zich meebracht voor de ambtenaar, maakt dit niet
anders, temeer daar ter zake een afbouwregeling is getroffen.
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de
rechtbank Den Haag van 23 september 2016, 16/3263 (aan-
gevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(minister)
1. De procedure
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de hier van
belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad
naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het
volgende.
1.2. Appellant is sinds 2010 werkzaam bij het Minis-
terie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK),
laatstelijk in de functie van [functie 1] in het team [team].
1.3. In de periode van 2011 tot en met 2014 heeft de
minister appellant meerdere keren aangesproken op zijn
houding en gedrag, is appellant verschillende keren ge-
waarschuwd en heeft de minister hem de disciplinaire straf
van een schriftelijke berisping opgelegd. Tevens volgde een
(vrijwillige) plaatsing in een ander team vanwege samen-
werkingsproblemen.
1.4. Op 11 december 2014 is het afdelingshoofd [X] ge-
informeerd over een bericht op de Facebookpagina van ap-
pellant waarin de volgende uitlatingen zijn gedaan:
“tering lafbekken hebben tijdens ADO-Ajakkus wel 1000
parkeerbonnen uitgeschreven terwijl mensen in het
stadion zaten….gore tyfusleijers…..waar mensen gepar-
keerd hadden op een zondag deden ze niemand kwaad…..
alles was gesloten daar op een industriewijk…..honden
zijn het……rij jezelf maar te pletter op je motor!!!!!”
1.5. Op 17 december 2014 is appellant uitgenodigd voor
een verantwoordingsgesprek over deze uitlatingen. Op 7 ja-
nuari 2015 heeft een gesprek met appellant plaatsgevon-
den, waarbij hij heeft ontkend dat hij deze uitlatingen heeft
gedaan en hij heeft gesteld dat de Facebookpagina niet aan
hem toebehoorde. In februari 2015 heeft appellant te ken-
nen gegeven dat de Facebookpagina hem wel toebehoorde,
maar dat het bericht door een kennis is geplaatst. Het luk-
 
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 30T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 30 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM

More Related Content

What's hot

Asielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van State
Asielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van StateAsielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van State
Asielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van State
Thierry Debels
 
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijd
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijdAantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijd
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijd
Thierry Debels
 
Liegende Afghaan moet kosten proces betalen
Liegende Afghaan moet kosten proces betalenLiegende Afghaan moet kosten proces betalen
Liegende Afghaan moet kosten proces betalen
Thierry Debels
 
VUB heeft probleem met visitatierapport
VUB heeft probleem met visitatierapportVUB heeft probleem met visitatierapport
VUB heeft probleem met visitatierapport
Thierry Debels
 
Veroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomen
Veroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomenVeroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomen
Veroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomen
Thierry Debels
 
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijd
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijdMeerderjarige asielzoeker loog over leeftijd
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijd
Thierry Debels
 
2 gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingen
2   gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingen2   gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingen
2 gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingenPublius
 
Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen
 Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen  Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen
Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen
Thierry Debels
 
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van State
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van StateSlachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van State
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van State
Thierry Debels
 
Leuven keurt herziening lening OHL goed
Leuven keurt herziening lening OHL goedLeuven keurt herziening lening OHL goed
Leuven keurt herziening lening OHL goed
Thierry Debels
 
Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019
Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019
Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019
Thierry Debels
 
RSV 2016_27_uitspraak incl. noot
RSV 2016_27_uitspraak incl. nootRSV 2016_27_uitspraak incl. noot
RSV 2016_27_uitspraak incl. nootJim Faas
 
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrent
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrentRoularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrent
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrent
Thierry Debels
 

What's hot (13)

Asielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van State
Asielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van StateAsielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van State
Asielzoeker die loog over leeftijd verliest zaak bij Raad van State
 
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijd
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijdAantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijd
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijd
 
Liegende Afghaan moet kosten proces betalen
Liegende Afghaan moet kosten proces betalenLiegende Afghaan moet kosten proces betalen
Liegende Afghaan moet kosten proces betalen
 
VUB heeft probleem met visitatierapport
VUB heeft probleem met visitatierapportVUB heeft probleem met visitatierapport
VUB heeft probleem met visitatierapport
 
Veroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomen
Veroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomenVeroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomen
Veroordeelde Algerijn probeert uitwijzing te voorkomen
 
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijd
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijdMeerderjarige asielzoeker loog over leeftijd
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijd
 
2 gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingen
2   gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingen2   gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingen
2 gl - overheidsopdrachten - zonder opmerkingen
 
Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen
 Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen  Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen
Klacht tegen VRT wegens discriminatie vrijzinnigen
 
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van State
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van StateSlachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van State
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van State
 
Leuven keurt herziening lening OHL goed
Leuven keurt herziening lening OHL goedLeuven keurt herziening lening OHL goed
Leuven keurt herziening lening OHL goed
 
Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019
Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019
Geen subsidie voor Koerdistan Cultuurweek 2019
 
RSV 2016_27_uitspraak incl. noot
RSV 2016_27_uitspraak incl. nootRSV 2016_27_uitspraak incl. noot
RSV 2016_27_uitspraak incl. noot
 
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrent
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrentRoularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrent
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrent
 

Similar to Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)

Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarigEritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Thierry Debels
 
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...
Thierry Debels
 
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van StateVilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Thierry Debels
 
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aanVrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Thierry Debels
 
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De GuchtArrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht
Thierry Debels
 
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische StaatVlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Thierry Debels
 
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum DormaalGeen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Thierry Debels
 
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulator
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulatorRadio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulator
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulator
Thierry Debels
 
Fedasil moet informatie over gesloten contract geven
Fedasil moet informatie over gesloten contract gevenFedasil moet informatie over gesloten contract geven
Fedasil moet informatie over gesloten contract geven
Thierry Debels
 
Gedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenis
Gedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenisGedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenis
Gedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenis
Thierry Debels
 
Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...
Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...
Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...
Casper Dekker
 
Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...
Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...
Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...
Casper Dekker
 
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Thierry Debels
 
Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.
Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.
Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.
Siebe Sietsma
 
Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...
Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...
Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...
Casper Dekker
 
Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen
Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen
Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen
Thierry Debels
 
Stakende werknemer verliest zaak voor Arbeidshof
Stakende werknemer verliest zaak voor ArbeidshofStakende werknemer verliest zaak voor Arbeidshof
Stakende werknemer verliest zaak voor Arbeidshof
Thierry Debels
 
Burger mag notulen van GEES raadplegen
Burger mag notulen van GEES raadplegenBurger mag notulen van GEES raadplegen
Burger mag notulen van GEES raadplegen
Thierry Debels
 

Similar to Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6) (18)

Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarigEritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
 
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...
 
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van StateVilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
 
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aanVrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
 
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De GuchtArrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht
 
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische StaatVlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
 
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum DormaalGeen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
 
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulator
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulatorRadio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulator
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulator
 
Fedasil moet informatie over gesloten contract geven
Fedasil moet informatie over gesloten contract gevenFedasil moet informatie over gesloten contract geven
Fedasil moet informatie over gesloten contract geven
 
Gedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenis
Gedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenisGedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenis
Gedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenis
 
Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...
Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...
Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...
 
Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...
Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...
Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...
 
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
 
Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.
Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.
Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.
 
Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...
Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...
Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...
 
Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen
Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen
Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen
 
Stakende werknemer verliest zaak voor Arbeidshof
Stakende werknemer verliest zaak voor ArbeidshofStakende werknemer verliest zaak voor Arbeidshof
Stakende werknemer verliest zaak voor Arbeidshof
 
Burger mag notulen van GEES raadplegen
Burger mag notulen van GEES raadplegenBurger mag notulen van GEES raadplegen
Burger mag notulen van GEES raadplegen
 

Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)

  • 1. Afl. 7466 - januari 2018Gst. 2018/6 Jurisprudentie   27 se Commissie niet rechtmatig worden gebaseerd op het bestaan van een aanvankelijke ‘wetenschappelijke fout’. Derhalve is het uitvoeringsbesluit 2015/72 ongeldig. (punten 38-41). Conclusie 11. Het feitencomplex en de relevante jurispruden- tie beschouwend, is het niet verrassend dat het Hof van mening is dat het uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie ongeldig is. De gevolgen van dit dictum zijn verstrekkend. De Leenheerenpolder is op onrechtmatige gronden als onderdeel van het Natura 2000-gebied Ha- ringvliet van de lijst met gebieden van communautair belang geschrapt. Dit heeft tot gevolg dat de Leenhee- renpolder (nog) op de communautaire lijst van gebieden voor de Atlantische biogeografische regio staat, en dat de Nederlandse regering op basis van artikel 4, vierde lid Habitatrichtlijn verplicht is om de Leenheerenpolder als- nog aan te wijzen als Natura 2000-gebied. De Vereniging Hoekschewaards Landschap heeft dus met betrekking tot de thans aanhangige procedure bij de Afdeling gelijk wan- neer zij stelt dat de polder ten onrechte niet is aangewe- zen en dat een deugdelijke (ecologische) motivering voor die beslissing ontbreekt. 12. Desondanks hoeft de ongeldigverklaring van het uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie – en daar- mee ook van het Nederlandse aanwijzingsbesluit – niet te betekenen dat de Leenheerenpolder alsnog deel gaat uitmaken van het Natura 2000-gebied Haringvliet. Het is namelijk goed voorstelbaar dat de Nederlandse rege- ring in reactie op dit arrest ervoor kiest om de weg van artikel 9 en 11 Habitatrichtlijn te bewandelen teneinde de polder alsnog als onderdeel van het Natura 2000-gebied Haringvliet te laten schrappen. In dat geval rust op de Ne- derlandse regering de plicht om op basis van ecologische (wetenschappelijke) criteria aan te tonen dat de aanwij- zing van de Leenheerenpolder niet (langer) noodzakelijk is voor het realiseren van een gunstige staat van instandhou- ding van de soort Noordse Woelmuis en de habitattypen Slikkige rivieroevers en Ruigten en zomen in het Natura 2000-gebied Haringvliet. Als de Nederlandse regering in die opdracht slaagt en de EC weet te overtuigen van de juistheid van de overlegde wetenschappelijke informatie, kan de Leenheerenpolder ingevolge HvJ EU 3 april 2014, ECLI:EU:C:2014:214 (Cascina Tre Pini) alsnog van de com- munautaire lijst worden verwijderd en komt de oorspron- kelijke verplichting om dit gebied op basis van nationale natuurbeschermingsrecht aan te wijzen alsnog te verval- len. Ingevolge HvJ EU 3 april 2014, ECLI:EU:C:2014:214 (Cascina Tre Pini), punt 28, moeten ‘niet vergeefs middelen worden ingezet voor het beheer van een gebied (SK: Natura 2000-gebied) dat niet van nut is voor de instandhouding van de natuurlijke habitats en soorten.’ S.D.P. Kole Gst. 2018/6 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 31 mei 2017, nr. 201603912/1/A3 (Mrs. C.J. Borman, A.B.M. Hent en F.D. van Heijningen) m.nt. C.N. van der Sluis & C.J. Dekker1 (Art. 3 lid 4 WOB; art. 4:5 en art. 6:13 Awb) ECLI:NL:RVS:2017:1428 Minister verstrekt appellant op diens verzoek om infor- matie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur een document. Appellant heeft de minister in zijn brief van 17 juni 2015 ver- zocht een afschrift van evenbedoeld coalitieakkoord te ver- strekken. Bij het besluit van 15 juli 2015 heeft de minister aan dit verzoek voldaan. In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat hem ook documenten over een op 17 juni 2015 gehouden overleg tussen bewindslieden, vertegenwoordigers van de co- alitie en vertegenwoordigers van een aantal oppositiepartijen hadden moeten worden verstrekt. De rechtbank heeft, gelet op de bewoordingen van het verzoek van 17 juni 2015, terecht ge- oordeeld dat de minister dat verzoek terecht niet heeft opgevat als mede betrekking hebbend op laatstbedoelde documenten. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat uitbreiding of aanvulling van een WOB-verzoek in de bezwaarfase zich niet verdraagt met het wettelijk stelsel, waarbij een bestuursorgaan een besluit op een WOB-verzoek neemt en een eventueel ge- maakt bezwaar nog steeds op het oorspronkelijke verzoek be- trekking heeft. Omdat het duidelijk was dat de minister met de verstrekking van het afschrift van het coalitieakkoord aan het verzoek van 17 juni 2015 had voldaan, hoefde de minister appellant niet in de gelegenheid te stellen over zijn bezwaar te worden gehoord. Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 april 2016 in zaak nr. 15/8007 in het geding tussen: [appellant] en de minister van Financiën. Procesverloop Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister [appellant] op diens verzoek om informatie op grond van de Wet open- baarheid van bestuur (hierna: de Wob) een document ver- strekt. Op 24 september 2015 heeft de minister een besluit geno- men op het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar. 1 Cornelis van der Sluis en Casper Dekker zijn advocaat bij Ten Holter Noordam Advocaten te Rotterdam. T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 27T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 27 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
  • 2. Afl. 7466 - januari 201828 Jurisprudentie Gst. 2018/6 Bij uitspraak van 8 april 2016 heeft de rechtbank het daar- tegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond ver- klaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep inge- steld. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2017, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A.G. Stolker, mr. W.J.G. van Duijn en mr. J. de Groot, zijn verschenen. Overwegingen 1. Bij brief van 17 juni 2015 heeft [appellant] de mi- nister op grond van de Wob onder meer verzocht om hem een afschrift te verstrekken van het de voorgaande week wel of niet gesloten coalitieakkoord over het invoeren van een nieuw belastingsysteem. Bij het besluit van 15 juli 2015 heeft de minister [appellant] een afschrift van bedoeld ak- koord verstrekt. In het besluit van 24 september 2015 heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat bij het besluit van 15 juli 2015 volledig aan het verzoek van 17 juni 2015 is voldaan. 2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrech- te zijn beroepsgrond heeft verworpen dat de minister zijn verzoek van 17 juni 2015 te beperkt heeft opgevat. Volgens hem heeft hij verzocht om documenten over het in de we- ken 22 en 23 van 2015 tussen de coalitiegenoten al dan niet gesloten akkoord. Het aan hem verstrekte document is na zijn verzoek opgesteld. Op 17 juni 2015 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen bewindslieden, vertegenwoordigers van de coalitie en vertegenwoordigers van een aantal oppo- sitiepartijen, waarover documenten moeten bestaan, aldus [appellant]. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte zijn beroepsgrond over schending van de hoor- plicht in bezwaar heeft verworpen. Hiertoe voert hij aan dat in het besluit van 24 september 2015 niet is vermeld waar- om van het horen is afgezien en dat het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure is. 2.1. [appellant] heeft de minister in zijn brief van 17 juni 2015 verzocht een afschrift van evenbedoeld coali- tieakkoord te verstrekken. Bij het besluit van 15 juli 2015 heeft de minister aan dit verzoek voldaan. In bezwaar heeft [appellant] aangevoerd dat hem ook documenten over een op 17 juni 2015 gehouden overleg tussen bewindslieden, vertegenwoordigers van de coalitie en vertegenwoordigers van een aantal oppositiepartijen hadden moeten worden verstrekt. De rechtbank heeft, gelet op de bewoordingen van het verzoek van 17 juni 2015, terecht geoordeeld dat de minister dat verzoek terecht niet heeft opgevat als mede betrekking hebbend op laatstbedoelde documenten. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat uitbreiding of aanvulling van een Wob-verzoek in de bezwaarfase zich niet verdraagt met het wettelijk stelsel, waarbij een be- stuursorgaan een besluit op een Wob-verzoek neemt en een eventueel gemaakt bezwaar nog steeds op het oorspronke- lijke verzoek betrekking heeft. Omdat het duidelijk was dat de minister met de verstrekking van het afschrift van het coalitieakkoord aan het verzoek van 17 juni 2015 had vol- daan, hoefde de minister [appellant] niet in de gelegenheid te stellen over zijn bezwaar te worden gehoord. De betogen falen. 3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State be- vestigt de aangevallen uitspraak. Naschrift 1. Op 17 juni 2015 heeft verzoeker de Minister van Financiën (hierna: de minister) op grond van de Wet open- baarheid van bestuur (hierna: de WOB) verzocht om hem onder meer een afschrift te verstrekken van het in de voor- gaande week (de week van 8-14 juni 2015) al dan niet geslo- ten coalitieakkoord over de invoering van een nieuw belas- tingsysteem. Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister verzoeker een afschrift van het gevraagde akkoord ver- strekt. In zijn beslissing op bezwaar van 24 september 2015 heeft de minister zich op het standpunt gesteld volledig aan het verzoek te hebben voldaan. De onderhavige uitspraak geeft niet weer welk oordeel de minister aan zijn beslissing op bezwaar heeft verbonden, maar aannemelijk is dat het bezwaar ongegrond is verklaard. Op 8 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) het beroep van verzoeker ongegrond verklaard.2 2. Verzoeker is het niet eens met het oordeel van de rechtbank en stelt in hoger beroep bij de Afdeling bestuurs- rechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat de minister zijn verzoek op grond van de WOB (hierna: WOB-verzoek) te beperkt heeft opgevat. Daarbij stelt ver- zoeker dat hij heeft verzocht om documenten over het ak- koord uit de weken 22 en 23 van 2015 (25 mei-7 juni 2015). Voorts stelt verzoeker dat documenten – die volgens ver- zoeker bestaan – met betrekking tot een op 17 juni 2015 ge- houden overleg tussen bewindslieden, vertegenwoordigers van de coalitie en vertegenwoordigers van een aantal oppo- sitiepartijen (hierna: het overleg) aan hem hadden moeten worden verstrekt. Het op 15 juli 2015 aan hem verstrekte document zou ten slotte na zijn verzoek zijn opgesteld. 3. De Afdeling overweegt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het wettelijk stelsel van de WOB geen plaats biedt voor het uitbreiden of aanvullen van een WOB-verzoek. De door de Afdeling onderschreven over- wegingen van de rechtbank zijn niet na te gaan, nu de uitspraak van de rechtbank (nog) niet gepubliceerd is. Dat neemt niet weg dat de relatief korte overweging van de Afdeling met betrekking tot het uitbreiden of aanvullen van een WOB-verzoek van belang is voor de praktijk. Daarnaast 2 Ten tijde van het schrijven van het naschrift was de tekst van deze uit- spraak nog niet gepubliceerd op https://uitspraken.rechtspraak.nl/.   T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 28T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 28 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
  • 3. Afl. 7466 - januari 2018Gst. 2018/6 Jurisprudentie   29 leidt de uitspraak ook tot een aantal andere (procedurele) vragen. Hierna worden deze punten behandeld. 4. Wat opvalt is dat het geschil zich nu beperkt tot het coalitieakkoord over het invoeren van een nieuw be- lastingsysteem. De inhoud van het besluit op bezwaar – in- houdende dat volgens de minister volledig aan het verzoek is voldaan – wekt de suggestie dat niet meer documenten onder de minister berusten dan dat akkoord. Niet ter dis- cussie lijkt immers te staan dat geen andere documenten dan het akkoord onder het bereik van het verzoek zouden vallen, in elk geval geen documenten van voor 17 juni 2015. 5. Die datum lijkt van groot belang in de verdere procedure nu dat de datum is van het verzoek – de brief van de WOB-verzoeker – en een overleg dat – volgens ver- zoeker – ging om de bestuurlijke aangelegenheid waar hij documenten over heeft opgevraagd. Of over dat overleg documenten voorhanden zijn wordt niet gesproken. Ook wordt niet gesproken over de datum van ontvangst van het verzoek. Dat is op z’n zachts gezegd merkwaardig nu niet zozeer de datum van het verzoek maatgevend moet worden geacht voor de reikwijdte van een WOB-verzoek maar juist de datum van ontvangst van het verzoek (ABRvS 1 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1264). In dat kader kan het zo maar zijn dat het verzoek enkele dagen na 17 juni 2015 is ontvangen door de minister en kan het zo maar zijn dat in die periode een verslag is gemaakt van het overleg van 17 juni 2015. Waarom dat verslag dan niet onder de reikwijdte van het verzoek zou vallen, nu verzoeker kennelijk heeft ver- zocht om “onder meer…het…coalitieakkoord” is de vraag. Kennelijk wordt verzoeker verweten dat verzocht is om documenten van “het in de voorgaande week al dan niet gesloten coalitieakkoord” (dat overigens op 15 juni 2015 is bereikt, www.nu.nl/politiek/4068844/coalitie-akkoord-herziening- belastingstelsel.html). Dat veronderstelt dus inderdaad documenten van voor 17 juni 2015. De uitspraak maakt het niet duidelijk, maar de stelling van appellant is dat hem ook een stuk is toegezonden van ná de periode die in het verzoek kennelijk (ook) wordt genoemd, de weken 22 en 23 van 2015. Dat zou de stelling ondersteunen dat de bestuurlijke aangelegenheid het al dan niet gesloten akkoord was (in de genoemde periode) en dat het verzoek zag op alle documenten die daarover waren opgesteld tot en met de ontvangst van het verzoek. Een alleszins redelijke stelling die dus geen gehoor vindt bij de rechtbank en de Afdeling. 6. Ogenschijnlijk, maar de uitspraak blinkt wat dat betreft niet uit in duidelijkheid, nu een ander thema zou kunnen zijn of men eensluidend is over de reikwijdte van het verzoek. De beantwoording van die vraag kan immers ook nog wel eens aanleiding zijn voor een procedure om- dat – soms wat gezocht – die discussie zich afspeelt rond de vraag of nu bijvoorbeeld verzocht werd om de door een gemeente gehanteerde selectiecriteria voor vermogens- onderzoeken in het buitenland door het Internationaal Bureau Fraude-informatie of meer breder informatie over verzoeken aan het IBF door die gemeente (ABRvS 25 no- vember 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3581). Een ander treffend voorbeeld is het geval waarbij de vraag beantwoord moest worden of verzocht was om openbaarmaking van documen- ten over het promoten van Den Haag als hofstad of dat ge- vraagd werd om openbaarmaking van documenten over het promoten van Den Haag (de hofstad) (ABRvS 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3580). 7. Hoe dat ook zij, de week voorafgaand aan 17 juni 2015 is week 24 van 2015. De minister lijkt het zekere voor het onzekere te hebben genomen en de reikwijdte in de tijd te hebben opgevat als betrekking hebbende op de documen- ten tot en met 17 juni 2015. Maar als dat zo is, dan zien wij niet in waarom juist de documenten tot en met ontvangst van het verzoek zouden zijn betrokken en waarom niet de stelling zou zijn betrokken dat geen documenten over dat overleg zouden bestaan. 8. Nu de minister volgens de Afdeling voldaan heeft aan het WOB-verzoek gaat de Afdeling voorbij aan de stelling van verzoeker dat documenten van het overleg be- staan en hadden moeten worden betrokken. Ook wanneer de Afdeling dat niet gedaan zou hebben, is het ons inziens maar de vraag of de documenten omtrent het overleg ver- strekt dienden te worden. In dat geval had de minister op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijv. ABRvS 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:550, AB 2015/234, m.nt. P.J. Stolk) aannemelijk moeten maken dat de desbetreffende documenten niet bestaan. Echter uit eerdere jurisprudentie van de Afdeling (ABRvS 31 augus- tus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1763, AB 2004/411, m.nt. P.J. Stolk) volgt dat een WOB-verzoek geen betrekking heeft op na het verzoek vervaardigde documenten. In dat geval rijst de vraag of de desbetreffende documenten bestonden en of de minister het akkoord wel had mogen verstrekken. Uit de onderhavige uitspraak volgt immers dat verzoeker zich op het standpunt stelt dat de minister hem op 15 juli 2015 een document heeft verstrekt dat na zijn verzoek is opgesteld. 9. De Afdeling overweegt niet voor het eerst dat het uitbreiden of aanvullen van een WOB-verzoek niet mogelijk is (zie bijv. ABRvS 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3583 en 3584), zij het dat de Afdeling het in de onderhavige uit- spraak explicieter overweegt. In een eerdere uitspraak over- woogdeAfdelingdatdeomvangvaneenWOB-verzoekmede gegeven wordt door de formulering van dat verzoek (ABRvS 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:550, AB 2015/234, m.nt. P.J. Stolk). De parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1986/87, 19859, 3, p. 24) spreekt over het behulpzaam zijn van ambtenaren bij onvoldoende duidelijke gepreciseerde WOB-verzoeken. Deze gedragslijn is later geïmplementeerd in artikel 3, vierde lid, van de WOB (Kamerstukken II 2002/03, 28835, 3). Uit de jurisprudentie volgt dat een WOB-verzoek ook in de bezwaarfase nog kan worden gepreciseerd (ABRvS 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:676), hetgeen betekent dat de indiener van het WOB-verzoek ook tijdens de even- tuele hoorzitting zijn verzoek nog kan preciseren. In het on- derhavige geval is de Afdeling kennelijk van oordeel dat het WOB-verzoek dermate duidelijk was dat het niet nodig was om de WOB-verzoeker te horen omtrent zijn bezwaren. Dit is in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijv. ABRvS 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1095), maar leidt gezien het onvolledig, dan wel onduidelijk in de uitspraak opgenomen feitencomplex tot de vraag of dat in het onder- T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 29T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 29 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
  • 4. Afl. 7466 - januari 201830 Jurisprudentie Gst. 2018/7 havige geval toch niet onredelijk is. Uitgaande van dat fei- tencomplex bestaat blijkbaar geen overeenstemming over de al dan niet duidelijke formulering van het WOB-verzoek, hetgeen op grond van de hiervoor aangehaalde parlemen- taire geschiedenis aanleiding zou moeten vormen om de WOB-verzoeker (ook in de bezwaarfase, waar het horen een (essentieel) onderdeel van is) te helpen met de precisering. 10. Op grond van het voorgaande rijst de vraag in hoeverre het verzoek om precisering als bedoeld in arti- kel 3, vierde lid, van de WOB gebruikt kan worden om een WOB-verzoek uit te breiden. De woorden precisering en uitbreiding/aanvulling zijn wat ons betreft nu juist tegen- overgestelden, waarmee het uitbreiden of aanvullen van een WOB-verzoek niet kan vallen onder de reikwijdte van artikel 3, vierde lid, van de WOB. Daarbij wijzen wij – naar analogie met de jurisprudentie omtrent de strikte bepa- lingen van de Kieswet (zie bijv. ABRvS 4 oktober 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY9847, AB 2006/401, m.nt. P.J. Stolk en ABRvS 10 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA5225, AB 2007/219, m.nt. P.J. Stolk) en de onderdelentrechter uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht – tevens op de onmogelijk- heid om bepaalde verzoeken op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht aan te vullen. Om de gewenste documenten omtrent het overleg te verkrijgen dient de ver- zoeker zodoende een nieuw WOB-verzoek te doen. 11. Of de Afdeling dat na de onderhavige uitspraak ook zo ziet is niet geheel duidelijk, nu de Afdeling op 10 mei 2017 (ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1233, AB 2017/235, m.nt. P.J. Stolk) overwoog dat een uitbreiding van een WOB-verzoek gezien dient te worden als een precisering van dat verzoek. Op dit punt zal de Afdeling, bijvoorbeeld met een overzichtsuitspraak, in toekomstige uitspraken meer duidelijkheid kunnen bieden voor de praktijk. C.N. van der Sluis & C.J. Dekker Gst. 2018/7 Centrale Raad van Beroep 10 augustus 2017, nr. 16/6763 AW (Mrs. N.J. van Vulpen-Grootjans, J.J.A. Kooijman en B.J. van de Griend) m.nt. H. van Essen1 (Art. 125, 125ter AW 1929; art. 50, 80, 81 ARAR) TAR 2017/174 ECLI:NL:CRVB:2017:2964 Plaatsen van een bericht op Facebook door een ambte- naar in privétijd wordt gekwalificeerd als plichtsverzuim. Disciplinaire straf van verplaatsing is niet onevenredig. De ambtenaar heeft zich met het plaatsen van een bericht 1 Henry van Essen is werkzaam als advocaat ambtenarenrecht en arbeids- recht bij Nysingh advocaten-notarissen te Zwolle. op Facebook schuldig gemaakt aan plichtsverzuim, ondanks dat het bericht in privétijd is geplaatst. Hiertoe overweegt de Centrale Raad van Beroep samengevat dat de ambtenaar een representatieve functie had, de uitlating in verband kon worden gebracht met zijn werkgever, het verwensingen betrof aan het adres van politieambtenaren, hij niet van meet af aan eerlijk is geweest, hij niet eigenhandig tot verwijdering van het bericht is overgegaan en hij eerder was aangesproken op en zelfs disci- plinair was gestraft vanwege het gebruik van sociale media. De opgelegde straf van verplaatsing wordt door de Centrale Raad van Beroep evenredig geacht, gezien de aard en ernst van het plichtsverzuim. Dat de verplaatsing een forse inkomensachter- uitgang met zich meebracht voor de ambtenaar, maakt dit niet anders, temeer daar ter zake een afbouwregeling is getroffen. Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 september 2016, 16/3263 (aan- gevallen uitspraak) Partijen: [appellant] te [woonplaats] (appellant) de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister) 1. De procedure 1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. 1.2. Appellant is sinds 2010 werkzaam bij het Minis- terie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), laatstelijk in de functie van [functie 1] in het team [team]. 1.3. In de periode van 2011 tot en met 2014 heeft de minister appellant meerdere keren aangesproken op zijn houding en gedrag, is appellant verschillende keren ge- waarschuwd en heeft de minister hem de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping opgelegd. Tevens volgde een (vrijwillige) plaatsing in een ander team vanwege samen- werkingsproblemen. 1.4. Op 11 december 2014 is het afdelingshoofd [X] ge- informeerd over een bericht op de Facebookpagina van ap- pellant waarin de volgende uitlatingen zijn gedaan: “tering lafbekken hebben tijdens ADO-Ajakkus wel 1000 parkeerbonnen uitgeschreven terwijl mensen in het stadion zaten….gore tyfusleijers…..waar mensen gepar- keerd hadden op een zondag deden ze niemand kwaad….. alles was gesloten daar op een industriewijk…..honden zijn het……rij jezelf maar te pletter op je motor!!!!!” 1.5. Op 17 december 2014 is appellant uitgenodigd voor een verantwoordingsgesprek over deze uitlatingen. Op 7 ja- nuari 2015 heeft een gesprek met appellant plaatsgevon- den, waarbij hij heeft ontkend dat hij deze uitlatingen heeft gedaan en hij heeft gesteld dat de Facebookpagina niet aan hem toebehoorde. In februari 2015 heeft appellant te ken- nen gegeven dat de Facebookpagina hem wel toebehoorde, maar dat het bericht door een kennis is geplaatst. Het luk-   T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 30T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 30 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM