Uitbreiding of aanvulling van een WOB-verzoek in de bezwaarfase verdraagt zich niet met het wettelijk stelsel, waarbij een bestuursorgaan een besluit op een WOB-verzoek neemt en een eventueel gemaakt bezwaar nog steeds op het oorspronkelijke verzoek betrekking heeft.
Intrekking eerdere subsidieverlening wegens foutieve uitgangspunten. Daardoor geen subsidieverlening voor drie achtereenvolgende jaren en geen aanleiding voor toepassing van de redelijke termijn uit artikel 4:51 van de Awb. Beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel (herhalen eerdere, foute besluiten) slaagt niet.
Eigenaar verwaarloosde ezels vangt bot bij Raad van StateThierry Debels
Op 16 juli 2018 nemen 3 inspecteurs-dierenartsen bij de Inspectie Dierenwelzijn van het Vlaamse Gewest op basis van de vaststellingen dezelfde dag in situ die het voorwerp zijn van een proces-verbaal gedateerd op 24 juli 2018, 46 ezels, 64 schapen en 48 geiten lastens verzoeker en mevrouw Hilde De Wever administratief in beslag. Deze dieren, op 2 schapen na die niet konden opgeladen worden, worden overgebracht naar erkende opvangcentra.
Ordemaatregel politie Antwerpen krijgt vervolg voor Raad van StateThierry Debels
Op 15 november 2014 heeft [verzoeker] het dienstvoertuig Peugeot met nummerplaat [XXX] gebruikt terwijl hij geen dienst had. [Verzoeker] reed met het desbetreffende voertuig naar Brussel en hij beging aldaar een snelheidsovertredíng, terwijl hij geen toestemming had van zijn leidinggevende om het dienstvoertuig te gebruiken. [Verzoeker] noteerde in het boordboek dat hij het dienstvoertuig op 14 november 2014 heeft gebruikt, terwijl hij in werkelijkheid het dienstvoertuig op 15 november 2014 heeft gebruikt terwijl hij geen dienst had.
VRP-avond 2 april 2014 'Regelgeving sociale last vernietigd: een praktisch o...Els Brouwers
Het Grondwettelijk Hof vernietigde op 7 november 2013, de regelgeving ‘sociale last’ van het Decreet Grond- en Pandenbeleid. De regelgeving ‘sociale last’ bepaalde dat bij de meer omvangrijke verkavelings- en stedenbouwkundige aanvragen er een bepaald aantal sociale woningen moet worden gerealiseerd. In ruil voor deze last kreeg de projectontwikkelaar een aantal voordelen. Een half jaar na de uitspraak wil VRP nagaan wat precies het gevolg is van deze vernietiging van de regelgeving ‘sociale last’. We vertalen de juridische context naar de praktijk. Hoe moet het nu verder met het sociale woonbeleid in steden en gemeenten? Kunnen stadsvernieuwingsprojecten toch doorgaan
Intrekking eerdere subsidieverlening wegens foutieve uitgangspunten. Daardoor geen subsidieverlening voor drie achtereenvolgende jaren en geen aanleiding voor toepassing van de redelijke termijn uit artikel 4:51 van de Awb. Beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel (herhalen eerdere, foute besluiten) slaagt niet.
Eigenaar verwaarloosde ezels vangt bot bij Raad van StateThierry Debels
Op 16 juli 2018 nemen 3 inspecteurs-dierenartsen bij de Inspectie Dierenwelzijn van het Vlaamse Gewest op basis van de vaststellingen dezelfde dag in situ die het voorwerp zijn van een proces-verbaal gedateerd op 24 juli 2018, 46 ezels, 64 schapen en 48 geiten lastens verzoeker en mevrouw Hilde De Wever administratief in beslag. Deze dieren, op 2 schapen na die niet konden opgeladen worden, worden overgebracht naar erkende opvangcentra.
Ordemaatregel politie Antwerpen krijgt vervolg voor Raad van StateThierry Debels
Op 15 november 2014 heeft [verzoeker] het dienstvoertuig Peugeot met nummerplaat [XXX] gebruikt terwijl hij geen dienst had. [Verzoeker] reed met het desbetreffende voertuig naar Brussel en hij beging aldaar een snelheidsovertredíng, terwijl hij geen toestemming had van zijn leidinggevende om het dienstvoertuig te gebruiken. [Verzoeker] noteerde in het boordboek dat hij het dienstvoertuig op 14 november 2014 heeft gebruikt, terwijl hij in werkelijkheid het dienstvoertuig op 15 november 2014 heeft gebruikt terwijl hij geen dienst had.
VRP-avond 2 april 2014 'Regelgeving sociale last vernietigd: een praktisch o...Els Brouwers
Het Grondwettelijk Hof vernietigde op 7 november 2013, de regelgeving ‘sociale last’ van het Decreet Grond- en Pandenbeleid. De regelgeving ‘sociale last’ bepaalde dat bij de meer omvangrijke verkavelings- en stedenbouwkundige aanvragen er een bepaald aantal sociale woningen moet worden gerealiseerd. In ruil voor deze last kreeg de projectontwikkelaar een aantal voordelen. Een half jaar na de uitspraak wil VRP nagaan wat precies het gevolg is van deze vernietiging van de regelgeving ‘sociale last’. We vertalen de juridische context naar de praktijk. Hoe moet het nu verder met het sociale woonbeleid in steden en gemeenten? Kunnen stadsvernieuwingsprojecten toch doorgaan
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijdThierry Debels
Het aantal klachten van asielzoekers op basis van artikel 580 is in 2015 verdrievoudigd ten opzichte van 2014.
In 2014 ging het om amper 44 klachten. In 2015 werden er al 137 dergelijke klachten genoteerd .
Vreemdelingen die een asielaanvraag indienen in België hebben recht op opvang, en dit overeenkomstig de bepalingen van de Opvangwet van 12 januari 2007.
Artikel 6 van de Opvangwet bepaalt dat asielzoekers recht hebben op materiële hulp vanaf het moment van indiening van de asielaanvraag, met inbegrip van de beroepsprocedure bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) en gedurende de procedure van het administratief cassatieberoep bij de Raad van State (RvSt).
Materiële hulp bestaat uit: huisvesting, voedsel, kleding, medische, maatschappelijke en psychologische begeleiding en de toekenning van een dagvergoeding. Zij omvat eveneens de toegang tot juridische bijstand, de toegang tot tolkendiensten of opleidingen en de toegang tot een programma voor vrijwillige terugkeer.
Dit recht op opvang dient om de asielzoeker in staat te stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (artikel 3 van de Opvangwet).
De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen
betreffende de toepassing van de wet van 12 januari 2007
betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde
andere categorieën van vreemdelingen wat betreft de
geschillen betreffende elke schending van de rechten die
aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd
door de boeken II en III van voormelde wet (betwisting
van sancties die worden opgelegd aan de asielzoeker die
een ernstige overtreding begaat van de voorschriften en
werkingsregels die van toepassing zijn in de opvangstructuren) .
In 2015 werden er 137 geschillen ingeleid op basis van dat artikel (zie hieronder).
Het valt op dat het grootste deel van die zaken uit Franstalig Brussel komen. Het gaat om 72 zaken van de 137. Dat is ruim de helft van alle zaken.
De verklaring is eenvoudig. De arbeidsrechtbank van de woonplaats van de asielzoeker (in deze omstandigheden het adres van de DVZ) is bevoegd om kennis te nemen van het geschil (artikel 628, 14e Ger. Wb.), dit is dus te Brussel.
Sommige organisaties hebben over dit onderwerp een handig dossier samengesteld voor advocaten.
Zo is er een bundel van Vluchtelingenwerk Vlaanderen met standaardbrieven.
De stijging in 2015 is in elk geval opvallend. Gaat het om terechte zaken? De informaticatoepassing van de overheid laat spijtig genoeg niet toe om na te gaan of deze vorderingen gegrond werden verklaard. Het zou een mogelijke verklaring kunnen bieden voor de opvallende toename van zaken in 2015.
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijdThierry Debels
Verzoeker komt België binnen en hij dient op 21 november 2017
een asielaanvraag in. Hij verklaart alsdan van Afghaanse nationaliteit te zijn en geboren te zijn op 30 september 2001.
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van StateThierry Debels
Verzoekster dient op 6 juli 2015 een aanvraag in voor financiële
hulp bij de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. In die
aanvraag zet verzoekster uiteen dat zij op jonge leeftijd het slachtoffer werd van misbruik.
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrentThierry Debels
Voor het afsluiten van een raamovereenkomst voor het drukken van het stadsmagazine van Antwerpen, werd openbare procedure met Europese bekendmaking GAC/2017/4770 uitgeschreven.
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarigThierry Debels
Een Eritrese asielzoeker beweert minderjarig te zijn. Na medisch onderzoek besluit de arts dat de man zeker meerderjarig is. De asielzoeker gaat in beroep bij de Raad van State.
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...Thierry Debels
Bij e-mail van 11 februari 2019 vraagt stRatengeneraal om een digitaal afschrift van alle bestuursdocumenten op grond waarvan de minister van Justitie op 6 februari 2019 in de bevoegde commissie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers kon verklaren dat de Veiligheid van de Staat de klimaatbetogingen en de organisatoren ervan niet opvolgt.
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van StateThierry Debels
Met een verzoekschrift stelt Ntoga Mbami Monsempo (UF) beroep in tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen van 14 december 2018 waarbij zijn bezwaar tegen de gemeenteraadsverkiezing van 14 oktober 2018 te Vilvoorde onontvankelijk wordt verklaard.
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aanThierry Debels
Met een verzoek van 5 maart 2018, meegedeeld via een diplomatieke nota van de ambassade van Marokko van 3 april 2018, vraagt Marokko de uitlevering van verzoekster, van Marokkaanse nationaliteit, op grond van een internationaal bevel tot aanhouding van 10 juni 2016, gegeven door de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van Chefchaouen (Marokko).
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De GuchtThierry Debels
BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met
kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de gewestelijk directeur
bij de Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met kantoren te 9050 Gent (Ledeberg),
Gaston Crommenlaan 6, bus 801,
eiser,
vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie
en bijgestaan door mr. Stefaan De Vleeschouwer, advocaat bij de balie te Brussel,
beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de eiser woonplaats kiest,
tegen
1. K D G,
2. M S,
verweerders,
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische StaatThierry Debels
De verzoekende partij (Vlaamse Energieholding) heeft een aanvraag ingediend bij de FOD Financiën om een tegemoetkoming te verkrijgen van het Garantiefonds voor haar niet-beschikbaar geworden deposito’s als gevolg van het faillissement van de nv Optima Bank.
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum DormaalThierry Debels
Bij arrest nr. 245.947 van 28 oktober 2019 wijst de Raad van State de vordering af van omwonenden tegen de beslissing van Fedasil om een tijdelijk opvangcentrum voor 130 asielzoekers te openen in de stad Zoutleeuw (deelgemeente Dormaal). De Raad is van oordeel dat er geen dringende noodzakelijkheid bestaat om tot de schorsing van die beslissing over te gaan.
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulatorThierry Debels
Met een aangetekende brief van 16 februari 2018 aan de Vlaamse Regulator voor de Media (hierna: VRM) legt BVBA Studio-ot studio500 kwd rs (hierna: de klager), met maatschappelijke zetel Steenweg op Mol 98 te 2360 Oud-Turnhout, klacht neer tegen de lokale radio-omroeporganisatie VZW Radio Mi Amigo (hierna: radio Mi Amigo), met maatschappelijke zetel Steenweg op Sevendonk 82 te 2360 Oud-Turnhout, wegens het niet beantwoorden door radio Mi Amigo aan de algemene decretale erkenningsvoorwaarden, noch op het ogenblik van de aanvraag tot erkenning in 2017, noch op vandaag.
Fedasil moet informatie over gesloten contract gevenThierry Debels
Bij e-mail van 13 februari 2020 vraagt een burger om een kopie van de aanbestedingsdocumenten tussen het Agentschap Fedasil en 4Gs Care over het tijdelijk opvangcentrum in Kalmthout te ontvangen.
Aantal klachten van asielzoekers in België verdrievoudigd op jaar tijdThierry Debels
Het aantal klachten van asielzoekers op basis van artikel 580 is in 2015 verdrievoudigd ten opzichte van 2014.
In 2014 ging het om amper 44 klachten. In 2015 werden er al 137 dergelijke klachten genoteerd .
Vreemdelingen die een asielaanvraag indienen in België hebben recht op opvang, en dit overeenkomstig de bepalingen van de Opvangwet van 12 januari 2007.
Artikel 6 van de Opvangwet bepaalt dat asielzoekers recht hebben op materiële hulp vanaf het moment van indiening van de asielaanvraag, met inbegrip van de beroepsprocedure bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) en gedurende de procedure van het administratief cassatieberoep bij de Raad van State (RvSt).
Materiële hulp bestaat uit: huisvesting, voedsel, kleding, medische, maatschappelijke en psychologische begeleiding en de toekenning van een dagvergoeding. Zij omvat eveneens de toegang tot juridische bijstand, de toegang tot tolkendiensten of opleidingen en de toegang tot een programma voor vrijwillige terugkeer.
Dit recht op opvang dient om de asielzoeker in staat te stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (artikel 3 van de Opvangwet).
De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen
betreffende de toepassing van de wet van 12 januari 2007
betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde
andere categorieën van vreemdelingen wat betreft de
geschillen betreffende elke schending van de rechten die
aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd
door de boeken II en III van voormelde wet (betwisting
van sancties die worden opgelegd aan de asielzoeker die
een ernstige overtreding begaat van de voorschriften en
werkingsregels die van toepassing zijn in de opvangstructuren) .
In 2015 werden er 137 geschillen ingeleid op basis van dat artikel (zie hieronder).
Het valt op dat het grootste deel van die zaken uit Franstalig Brussel komen. Het gaat om 72 zaken van de 137. Dat is ruim de helft van alle zaken.
De verklaring is eenvoudig. De arbeidsrechtbank van de woonplaats van de asielzoeker (in deze omstandigheden het adres van de DVZ) is bevoegd om kennis te nemen van het geschil (artikel 628, 14e Ger. Wb.), dit is dus te Brussel.
Sommige organisaties hebben over dit onderwerp een handig dossier samengesteld voor advocaten.
Zo is er een bundel van Vluchtelingenwerk Vlaanderen met standaardbrieven.
De stijging in 2015 is in elk geval opvallend. Gaat het om terechte zaken? De informaticatoepassing van de overheid laat spijtig genoeg niet toe om na te gaan of deze vorderingen gegrond werden verklaard. Het zou een mogelijke verklaring kunnen bieden voor de opvallende toename van zaken in 2015.
Meerderjarige asielzoeker loog over leeftijdThierry Debels
Verzoeker komt België binnen en hij dient op 21 november 2017
een asielaanvraag in. Hij verklaart alsdan van Afghaanse nationaliteit te zijn en geboren te zijn op 30 september 2001.
Slachtoffer van misbruik vangt bot bij Raad van StateThierry Debels
Verzoekster dient op 6 juli 2015 een aanvraag in voor financiële
hulp bij de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. In die
aanvraag zet verzoekster uiteen dat zij op jonge leeftijd het slachtoffer werd van misbruik.
Roularta loopt Antwerps order mis door klacht concurrentThierry Debels
Voor het afsluiten van een raamovereenkomst voor het drukken van het stadsmagazine van Antwerpen, werd openbare procedure met Europese bekendmaking GAC/2017/4770 uitgeschreven.
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarigThierry Debels
Een Eritrese asielzoeker beweert minderjarig te zijn. Na medisch onderzoek besluit de arts dat de man zeker meerderjarig is. De asielzoeker gaat in beroep bij de Raad van State.
Geens moet open kaart spelen over opvolging klimaatbetogers door Staatsveilig...Thierry Debels
Bij e-mail van 11 februari 2019 vraagt stRatengeneraal om een digitaal afschrift van alle bestuursdocumenten op grond waarvan de minister van Justitie op 6 februari 2019 in de bevoegde commissie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers kon verklaren dat de Veiligheid van de Staat de klimaatbetogingen en de organisatoren ervan niet opvolgt.
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van StateThierry Debels
Met een verzoekschrift stelt Ntoga Mbami Monsempo (UF) beroep in tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen van 14 december 2018 waarbij zijn bezwaar tegen de gemeenteraadsverkiezing van 14 oktober 2018 te Vilvoorde onontvankelijk wordt verklaard.
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aanThierry Debels
Met een verzoek van 5 maart 2018, meegedeeld via een diplomatieke nota van de ambassade van Marokko van 3 april 2018, vraagt Marokko de uitlevering van verzoekster, van Marokkaanse nationaliteit, op grond van een internationaal bevel tot aanhouding van 10 juni 2016, gegeven door de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van Chefchaouen (Marokko).
Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De GuchtThierry Debels
BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met
kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de gewestelijk directeur
bij de Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met kantoren te 9050 Gent (Ledeberg),
Gaston Crommenlaan 6, bus 801,
eiser,
vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie
en bijgestaan door mr. Stefaan De Vleeschouwer, advocaat bij de balie te Brussel,
beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de eiser woonplaats kiest,
tegen
1. K D G,
2. M S,
verweerders,
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische StaatThierry Debels
De verzoekende partij (Vlaamse Energieholding) heeft een aanvraag ingediend bij de FOD Financiën om een tegemoetkoming te verkrijgen van het Garantiefonds voor haar niet-beschikbaar geworden deposito’s als gevolg van het faillissement van de nv Optima Bank.
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum DormaalThierry Debels
Bij arrest nr. 245.947 van 28 oktober 2019 wijst de Raad van State de vordering af van omwonenden tegen de beslissing van Fedasil om een tijdelijk opvangcentrum voor 130 asielzoekers te openen in de stad Zoutleeuw (deelgemeente Dormaal). De Raad is van oordeel dat er geen dringende noodzakelijkheid bestaat om tot de schorsing van die beslissing over te gaan.
Radio Mi Amigo wint veldslag bij mediaregulatorThierry Debels
Met een aangetekende brief van 16 februari 2018 aan de Vlaamse Regulator voor de Media (hierna: VRM) legt BVBA Studio-ot studio500 kwd rs (hierna: de klager), met maatschappelijke zetel Steenweg op Mol 98 te 2360 Oud-Turnhout, klacht neer tegen de lokale radio-omroeporganisatie VZW Radio Mi Amigo (hierna: radio Mi Amigo), met maatschappelijke zetel Steenweg op Sevendonk 82 te 2360 Oud-Turnhout, wegens het niet beantwoorden door radio Mi Amigo aan de algemene decretale erkenningsvoorwaarden, noch op het ogenblik van de aanvraag tot erkenning in 2017, noch op vandaag.
Fedasil moet informatie over gesloten contract gevenThierry Debels
Bij e-mail van 13 februari 2020 vraagt een burger om een kopie van de aanbestedingsdocumenten tussen het Agentschap Fedasil en 4Gs Care over het tijdelijk opvangcentrum in Kalmthout te ontvangen.
Gedetineerde wil niet naar Bulgaarse gevangenisThierry Debels
De vordering, ingesteld bij de Raad van State op 6 augustus 2018, strekt tot de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van het “besluit van de verwerende partij d.d. 13 juni 2018, waarbij besloten werd verzoekende partij over te brengen naar een Bulgaarse gevangenis, zoals ‘aan de gevangenis’ ter kennis gebracht op 13 juli 2018”.
Gst. 2024/29 - Misbruik van recht kan ook aan de orde zijn bij een inzageverz...Casper Dekker
Vast staat dat appellant het onder 1 weergegeven verzoek bij verschillende gemeenten heeft ingediend. Zo is de voorliggende zaak behandeld op een zitting waarop ook de AVG-verzoeken die hij heeft ingediend bij de gemeenten Haarlem, Appingedam (thans: Eemsdelta) en Vlieland zijn behandeld. Appellant zegt dat hij niet weet hoeveel verzoeken hij in totaal over het hele land heeft ingediend, maar hij denkt dat het er tussen de tien en twintig zijn. Desgevraagd heeft appellant op de zitting toegelicht dat hij de gemeenten niet om specifieke redenen heeft geselecteerd. Hij heeft gezegd ‘zo niet te weten’ of hij in de aangeschreven gemeenten heeft gewoond of gewerkt. De selectie heeft hij ‘at random’ gemaakt. Op de zitting heeft de Afdeling medegedeeld dat appellant tot op dat moment in ieder geval bij dertien verschillende gemeenten AVG-verzoeken heeft ingediend waarover hij hogerberoepszaken bij de Afdeling aanhangig heeft gemaakt. De Afdeling is er ambtshalve mee bekend dat er meer verzoeken zijn gedaan dan het aantal dat appellant heeft genoemd. De Afdeling beziet deze zaak daarom niet op zichzelf.
De rechtbank heeft terecht van belang geacht dat appellant niet heeft gereageerd op de verzoeken van de colleges om zich te identificeren. In beroep heeft hij als formeel argument aangevoerd dat het verzoek om identificatie onrechtmatig was omdat in de brief van 6 mei 2020 geen termijn werd gesteld waarbinnen de identificatie diende te worden verricht. Of ten onrechte geen termijn is gesteld, is pas van belang als het college besluit de aanvraag buiten behandeling te stellen. De colleges beschikten alleen over een naam en een postbusadres van appellant. Zij mochten dit onvoldoende achten om zijn identiteit vast te stellen. Daarmee hadden zij redenen om te twijfelen aan de identiteit van appellant. Zij mochten appellant dus op grond van artikel 12, zesde lid, van de AVG vragen om nadere informatie om zich te identificeren (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2927). Appellant heeft dit ook niet betwist. Hij heeft geen gehoor gegeven aan uitnodigingen van de colleges om contact te leggen. Hij heeft er evenmin voor gekozen om de besluiten op zijn verzoeken af te wachten, maar heeft tot verrassing van de colleges na zijn ingebrekestellingen meteen rechtsmiddelen aangewend, gevolgd door verzoeken om dwangsommen. De Afdeling is gelet op het procesgedrag van appellant in haar overtuiging gesterkt dat het hem bij het instellen van de beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten op zijn verzoeken om inzage alleen om het incasseren van dwangsommen te doen is. Hierbij betrekt de Afdeling dat hij op de zitting alleen zijn zorgen uitte over de vraag of toegekende dwangsommen wel zouden worden uitgekeerd, maar niet of hij alsnog zijn persoonsgegevens verstrekt zou krijgen.
Gst. 2024/15 De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behoren...Casper Dekker
De Afdeling overweegt dat in artikel 4.7.1 van de planregels een vergunningstelsel is opgenomen voor werken
en werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo. In artikel 4.7.1, aanhef en
onder c, van de planregels is bepaald dat een omgevingsvergunning is vereist voor het afgraven en/of
ophogen van gronden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank deze bepaling ten onrechte niet
letterlijk uitgelegd, maar daaraan een uitleg gegeven aan de hand van de plantoelichting, nu deze bepaling op
zichzelf bezien duidelijk is. Uit de bewoordingen van deze bepaling volgt immers ondubbelzinnig dat een
omgevingsvergunning vereist is voor het afgraven en/of ophogen van gronden. Vaststaat dat met de aanleg
van de op het perceel Lhee aanwezige grondwal, die een oppervlakte van ongeveer 150 m2 beslaat, een
aanzienlijke ophoging van gronden heeft plaatsgevonden. Dat het de (kennelijke) bedoeling van de
planwetgever zou zijn geweest om slechts een vergunningstelsel voor werken en werkzaamheden in het
bestemmingsplan op te nemen voor het afgraven en/of ophogen van gronden wanneer die ophoging een
structurele verandering van het landschap teweegbrengt, doet hier niet aan af. Volgens vaste rechtspraak van
de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:607) zijn de op de
verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behorende regels bepalend voor het antwoord op de vraag
of een activiteit in strijd is met het bestemmingsplan. Wanneer een planregel duidelijk is dient deze omwille van
de rechtszekerheid letterlijk te worden uitgelegd, omdat de rechtszekerheid vereist dat van wat in een bestemmingsplan is bepaald kan worden uitgegaan. Nu ondubbelzinnig uit artikel 4.7.1, aanhef en onder c,
van de planregels volgt dat een omgevingsvergunning vereist is voor het ophogen van gronden, bestaat voor
een redelijke uitleg van die bepaling geen ruimte. Het college heeft zich gelet hierop ten onrechte op het
standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding van artikel 4.7.1, aanhef en onder c, van de
planregels. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof Thierry Debels
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden heeft Luc Lamine beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 114 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2019).
Politie moet gegevens over buitenlandse wegpiraten openbaar maken.Siebe Sietsma
Moet de politie, na het ministerie van Veiligheid en Justitie, ook op het verzoek van RTL Nieuws ingaan en publiceren hoeveel buitenlanders worden geflitst maar geen boete krijgen? Nee, vond de politie. Een onafhankelijke bezwaarcommissie onder leiding van mw. Overkleeft is het daar niet mee eens en komt nu met dit advies.
Gst. 2022/90 Namen leden adviescommissie niet bekend, andere waarborgen verei...Casper Dekker
In deze procedure bestaat de hoofdcommissie ook uit leden van de deelcommissies en is het met name aan de voorzitter om belangenverstrengeling te voorkomen. Omdat de namen van de leden van de adviescommissie niet bekend zijn gemaakt, kan de aanvrager niet zelf controleren of bij een bepaald lid sprake was van (de schijn van) belangenverstrengeling. In zo’n geval zijn er naar het oordeel van de Afdeling andere waarborgen nodig om een zorgvuldige adviesprocedure te garanderen. Bij ‘andere waarborgen’ zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan bekendmaking van de namen van alle leden uit de flexibele schil. Dan hoeven de namen van de leden van de adviescommissie in een concreet geval niet bekend gemaakt te worden, maar heeft de aanvrager wel aanknopingspunten om te controleren of er bij de leden die deelnamen aan de adviescommissie die over zijn of haar aanvraag adviseert, sprake zou kunnen zijn van (de schijn van) belangenverstrengeling. De Afdeling is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de onder 7.1 weergegeven adviesprocedure onvoldoende van dit soort waarborgen bevat. Ter zitting van de Afdeling is gebleken dat leden van de adviescommissie zich, in strijd met wat de Afdeling in de uitspraak van 24 maart 2010 heeft overwogen, alleen onthouden van stemming over een aanvraag waarbij zij direct betrokken zijn, maar zich niet onthouden van stemming over andere aanvragen die voorliggen in dezelfde tenderprocedure. Dit terwijl het in deze procedure gehanteerde tendersysteem, waarin aanvragen onderling inhoudelijk worden beoordeeld en ten opzichte van elkaar worden gerangschikt op grond van de in artikel 3.7 van de Subsidieregeling neergelegde criteria, met zich brengt dat een lid van de adviescommissie dat daarbij belang heeft, door middel van zijn negatieve beoordeling van die criteria, kan bevorderen dat minder aanvragen voldoen aan de in artikel 3.2 van de Subsidieregeling neergelegde vereisten, waardoor er een kleiner beslag wordt gelegd op het beschikbare subsidiebudget en de kans op subsidie voor positief beoordeelde aanvragers toeneemt. In dat verband is van belang dat adviezen worden uitgebracht bij een gewone meerderheid van stemmen, zodat één lid een doorslaggevende stem kan hebben. Het voorgaande maakt dat niet voldoende is gegarandeerd dat het advies van de adviescommissie zorgvuldig tot stand is gekomen. Het college had dit advies dan ook niet aan het in beroep bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
Albanees gebruikt vals Grieks paspoort om verblijf te vragen Thierry Debels
Op 8 februari 2015 dient verzoeker van Albanese nationaliteit een aanvraag in voor een verklaring van inschrijving. Hij vermeldt dat hij de Griekse nationaliteit heeft en legt een Grieks paspoort voor. Op 19 januari 2016 stelt de Algemene Directie van de Gerechtelijke Politie, Centrale Dienst ter Bestrijding van valsheden, Documenten, vast dat het Grieks paspoort van verzoeker vals is.
Stakende werknemer verliest zaak voor ArbeidshofThierry Debels
Een werknemer staakt en wordt de dag daarna ontslaan. De werkgever verwijt hem zijn negatieve houding, slordigheden bij het uitvoeren van zijn werk en het feit dat hij niet verwittigd heeft dat hij zou staken terwijl er voor die dag afspraken met klanten waren gemaakt. De man roept discriminatie in op grond van syndicale overtuiging. Hij verliest de zaak in beroep.
Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)
1. Afl. 7466 - januari 2018Gst. 2018/6
Jurisprudentie
27
se Commissie niet rechtmatig worden gebaseerd op het
bestaan van een aanvankelijke ‘wetenschappelijke fout’.
Derhalve is het uitvoeringsbesluit 2015/72 ongeldig.
(punten 38-41).
Conclusie
11. Het feitencomplex en de relevante jurispruden-
tie beschouwend, is het niet verrassend dat het Hof van
mening is dat het uitvoeringsbesluit van de Europese
Commissie ongeldig is. De gevolgen van dit dictum zijn
verstrekkend. De Leenheerenpolder is op onrechtmatige
gronden als onderdeel van het Natura 2000-gebied Ha-
ringvliet van de lijst met gebieden van communautair
belang geschrapt. Dit heeft tot gevolg dat de Leenhee-
renpolder (nog) op de communautaire lijst van gebieden
voor de Atlantische biogeografische regio staat, en dat
de Nederlandse regering op basis van artikel 4, vierde lid
Habitatrichtlijn verplicht is om de Leenheerenpolder als-
nog aan te wijzen als Natura 2000-gebied. De Vereniging
Hoekschewaards Landschap heeft dus met betrekking tot
de thans aanhangige procedure bij de Afdeling gelijk wan-
neer zij stelt dat de polder ten onrechte niet is aangewe-
zen en dat een deugdelijke (ecologische) motivering voor
die beslissing ontbreekt.
12. Desondanks hoeft de ongeldigverklaring van het
uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie – en daar-
mee ook van het Nederlandse aanwijzingsbesluit – niet
te betekenen dat de Leenheerenpolder alsnog deel gaat
uitmaken van het Natura 2000-gebied Haringvliet. Het
is namelijk goed voorstelbaar dat de Nederlandse rege-
ring in reactie op dit arrest ervoor kiest om de weg van
artikel 9 en 11 Habitatrichtlijn te bewandelen teneinde de
polder alsnog als onderdeel van het Natura 2000-gebied
Haringvliet te laten schrappen. In dat geval rust op de Ne-
derlandse regering de plicht om op basis van ecologische
(wetenschappelijke) criteria aan te tonen dat de aanwij-
zing van de Leenheerenpolder niet (langer) noodzakelijk is
voor het realiseren van een gunstige staat van instandhou-
ding van de soort Noordse Woelmuis en de habitattypen
Slikkige rivieroevers en Ruigten en zomen in het Natura
2000-gebied Haringvliet. Als de Nederlandse regering in
die opdracht slaagt en de EC weet te overtuigen van de
juistheid van de overlegde wetenschappelijke informatie,
kan de Leenheerenpolder ingevolge HvJ EU 3 april 2014,
ECLI:EU:C:2014:214 (Cascina Tre Pini) alsnog van de com-
munautaire lijst worden verwijderd en komt de oorspron-
kelijke verplichting om dit gebied op basis van nationale
natuurbeschermingsrecht aan te wijzen alsnog te verval-
len. Ingevolge HvJ EU 3 april 2014, ECLI:EU:C:2014:214
(Cascina Tre Pini), punt 28, moeten ‘niet vergeefs middelen
worden ingezet voor het beheer van een gebied (SK: Natura
2000-gebied) dat niet van nut is voor de instandhouding
van de natuurlijke habitats en soorten.’
S.D.P. Kole
Gst. 2018/6
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 31 mei
2017, nr. 201603912/1/A3
(Mrs. C.J. Borman, A.B.M. Hent en F.D. van Heijningen)
m.nt. C.N. van der Sluis & C.J. Dekker1
(Art. 3 lid 4 WOB; art. 4:5 en art. 6:13 Awb)
ECLI:NL:RVS:2017:1428
Minister verstrekt appellant op diens verzoek om infor-
matie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur een
document.
Appellant heeft de minister in zijn brief van 17 juni 2015 ver-
zocht een afschrift van evenbedoeld coalitieakkoord te ver-
strekken. Bij het besluit van 15 juli 2015 heeft de minister aan
dit verzoek voldaan. In bezwaar heeft appellant aangevoerd
dat hem ook documenten over een op 17 juni 2015 gehouden
overleg tussen bewindslieden, vertegenwoordigers van de co-
alitie en vertegenwoordigers van een aantal oppositiepartijen
hadden moeten worden verstrekt. De rechtbank heeft, gelet op
de bewoordingen van het verzoek van 17 juni 2015, terecht ge-
oordeeld dat de minister dat verzoek terecht niet heeft opgevat
als mede betrekking hebbend op laatstbedoelde documenten.
Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat uitbreiding of
aanvulling van een WOB-verzoek in de bezwaarfase zich niet
verdraagt met het wettelijk stelsel, waarbij een bestuursorgaan
een besluit op een WOB-verzoek neemt en een eventueel ge-
maakt bezwaar nog steeds op het oorspronkelijke verzoek be-
trekking heeft. Omdat het duidelijk was dat de minister met
de verstrekking van het afschrift van het coalitieakkoord aan
het verzoek van 17 juni 2015 had voldaan, hoefde de minister
appellant niet in de gelegenheid te stellen over zijn bezwaar te
worden gehoord.
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 april
2016 in zaak nr. 15/8007 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Financiën.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister [appellant] op
diens verzoek om informatie op grond van de Wet open-
baarheid van bestuur (hierna: de Wob) een document ver-
strekt.
Op 24 september 2015 heeft de minister een besluit geno-
men op het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar.
1 Cornelis van der Sluis en Casper Dekker zijn advocaat bij Ten Holter
Noordam Advocaten te Rotterdam.
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 27T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 27 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
2. Afl. 7466 - januari 201828
Jurisprudentie
Gst. 2018/6
Bij uitspraak van 8 april 2016 heeft de rechtbank het daar-
tegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond ver-
klaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep inge-
steld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april
2017, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd
door mr. M.A.G. Stolker, mr. W.J.G. van Duijn en mr. J. de
Groot, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 17 juni 2015 heeft [appellant] de mi-
nister op grond van de Wob onder meer verzocht om hem
een afschrift te verstrekken van het de voorgaande week
wel of niet gesloten coalitieakkoord over het invoeren van
een nieuw belastingsysteem. Bij het besluit van 15 juli 2015
heeft de minister [appellant] een afschrift van bedoeld ak-
koord verstrekt. In het besluit van 24 september 2015 heeft
de minister zich op het standpunt gesteld dat bij het besluit
van 15 juli 2015 volledig aan het verzoek van 17 juni 2015 is
voldaan.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrech-
te zijn beroepsgrond heeft verworpen dat de minister zijn
verzoek van 17 juni 2015 te beperkt heeft opgevat. Volgens
hem heeft hij verzocht om documenten over het in de we-
ken 22 en 23 van 2015 tussen de coalitiegenoten al dan niet
gesloten akkoord. Het aan hem verstrekte document is na
zijn verzoek opgesteld. Op 17 juni 2015 heeft er een overleg
plaatsgevonden tussen bewindslieden, vertegenwoordigers
van de coalitie en vertegenwoordigers van een aantal oppo-
sitiepartijen, waarover documenten moeten bestaan, aldus
[appellant]. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten
onrechte zijn beroepsgrond over schending van de hoor-
plicht in bezwaar heeft verworpen. Hiertoe voert hij aan dat
in het besluit van 24 september 2015 niet is vermeld waar-
om van het horen is afgezien en dat het horen een essentieel
onderdeel van de bezwaarprocedure is.
2.1. [appellant] heeft de minister in zijn brief van
17 juni 2015 verzocht een afschrift van evenbedoeld coali-
tieakkoord te verstrekken. Bij het besluit van 15 juli 2015
heeft de minister aan dit verzoek voldaan. In bezwaar heeft
[appellant] aangevoerd dat hem ook documenten over een
op 17 juni 2015 gehouden overleg tussen bewindslieden,
vertegenwoordigers van de coalitie en vertegenwoordigers
van een aantal oppositiepartijen hadden moeten worden
verstrekt. De rechtbank heeft, gelet op de bewoordingen
van het verzoek van 17 juni 2015, terecht geoordeeld dat
de minister dat verzoek terecht niet heeft opgevat als mede
betrekking hebbend op laatstbedoelde documenten. Voorts
heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat uitbreiding of
aanvulling van een Wob-verzoek in de bezwaarfase zich
niet verdraagt met het wettelijk stelsel, waarbij een be-
stuursorgaan een besluit op een Wob-verzoek neemt en een
eventueel gemaakt bezwaar nog steeds op het oorspronke-
lijke verzoek betrekking heeft. Omdat het duidelijk was dat
de minister met de verstrekking van het afschrift van het
coalitieakkoord aan het verzoek van 17 juni 2015 had vol-
daan, hoefde de minister [appellant] niet in de gelegenheid
te stellen over zijn bezwaar te worden gehoord.
De betogen falen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen
uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen
aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State be-
vestigt de aangevallen uitspraak.
Naschrift
1. Op 17 juni 2015 heeft verzoeker de Minister van
Financiën (hierna: de minister) op grond van de Wet open-
baarheid van bestuur (hierna: de WOB) verzocht om hem
onder meer een afschrift te verstrekken van het in de voor-
gaande week (de week van 8-14 juni 2015) al dan niet geslo-
ten coalitieakkoord over de invoering van een nieuw belas-
tingsysteem. Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister
verzoeker een afschrift van het gevraagde akkoord ver-
strekt. In zijn beslissing op bezwaar van 24 september 2015
heeft de minister zich op het standpunt gesteld volledig aan
het verzoek te hebben voldaan. De onderhavige uitspraak
geeft niet weer welk oordeel de minister aan zijn beslissing
op bezwaar heeft verbonden, maar aannemelijk is dat het
bezwaar ongegrond is verklaard. Op 8 april 2016 heeft de
Rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) het beroep van
verzoeker ongegrond verklaard.2
2. Verzoeker is het niet eens met het oordeel van de
rechtbank en stelt in hoger beroep bij de Afdeling bestuurs-
rechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling)
dat de minister zijn verzoek op grond van de WOB (hierna:
WOB-verzoek) te beperkt heeft opgevat. Daarbij stelt ver-
zoeker dat hij heeft verzocht om documenten over het ak-
koord uit de weken 22 en 23 van 2015 (25 mei-7 juni 2015).
Voorts stelt verzoeker dat documenten – die volgens ver-
zoeker bestaan – met betrekking tot een op 17 juni 2015 ge-
houden overleg tussen bewindslieden, vertegenwoordigers
van de coalitie en vertegenwoordigers van een aantal oppo-
sitiepartijen (hierna: het overleg) aan hem hadden moeten
worden verstrekt. Het op 15 juli 2015 aan hem verstrekte
document zou ten slotte na zijn verzoek zijn opgesteld.
3. De Afdeling overweegt dat de rechtbank terecht
heeft overwogen dat het wettelijk stelsel van de WOB
geen plaats biedt voor het uitbreiden of aanvullen van een
WOB-verzoek. De door de Afdeling onderschreven over-
wegingen van de rechtbank zijn niet na te gaan, nu de
uitspraak van de rechtbank (nog) niet gepubliceerd is. Dat
neemt niet weg dat de relatief korte overweging van de
Afdeling met betrekking tot het uitbreiden of aanvullen van
een WOB-verzoek van belang is voor de praktijk. Daarnaast
2 Ten tijde van het schrijven van het naschrift was de tekst van deze uit-
spraak nog niet gepubliceerd op https://uitspraken.rechtspraak.nl/.
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 28T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 28 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
3. Afl. 7466 - januari 2018Gst. 2018/6
Jurisprudentie
29
leidt de uitspraak ook tot een aantal andere (procedurele)
vragen. Hierna worden deze punten behandeld.
4. Wat opvalt is dat het geschil zich nu beperkt tot
het coalitieakkoord over het invoeren van een nieuw be-
lastingsysteem. De inhoud van het besluit op bezwaar – in-
houdende dat volgens de minister volledig aan het verzoek
is voldaan – wekt de suggestie dat niet meer documenten
onder de minister berusten dan dat akkoord. Niet ter dis-
cussie lijkt immers te staan dat geen andere documenten
dan het akkoord onder het bereik van het verzoek zouden
vallen, in elk geval geen documenten van voor 17 juni 2015.
5. Die datum lijkt van groot belang in de verdere
procedure nu dat de datum is van het verzoek – de brief
van de WOB-verzoeker – en een overleg dat – volgens ver-
zoeker – ging om de bestuurlijke aangelegenheid waar hij
documenten over heeft opgevraagd. Of over dat overleg
documenten voorhanden zijn wordt niet gesproken. Ook
wordt niet gesproken over de datum van ontvangst van het
verzoek. Dat is op z’n zachts gezegd merkwaardig nu niet
zozeer de datum van het verzoek maatgevend moet worden
geacht voor de reikwijdte van een WOB-verzoek maar juist
de datum van ontvangst van het verzoek (ABRvS 1 november
2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1264). In dat kader kan het zo
maar zijn dat het verzoek enkele dagen na 17 juni 2015 is
ontvangen door de minister en kan het zo maar zijn dat in die
periode een verslag is gemaakt van het overleg van 17 juni
2015. Waarom dat verslag dan niet onder de reikwijdte van
het verzoek zou vallen, nu verzoeker kennelijk heeft ver-
zocht om “onder meer…het…coalitieakkoord” is de vraag.
Kennelijk wordt verzoeker verweten dat verzocht is om
documenten van “het in de voorgaande week al dan niet
gesloten coalitieakkoord” (dat overigens op 15 juni 2015 is bereikt,
www.nu.nl/politiek/4068844/coalitie-akkoord-herziening-
belastingstelsel.html). Dat veronderstelt dus inderdaad
documenten van voor 17 juni 2015. De uitspraak maakt het
niet duidelijk, maar de stelling van appellant is dat hem
ook een stuk is toegezonden van ná de periode die in het
verzoek kennelijk (ook) wordt genoemd, de weken 22 en 23
van 2015. Dat zou de stelling ondersteunen dat de bestuurlijke
aangelegenheid het al dan niet gesloten akkoord was (in de
genoemde periode) en dat het verzoek zag op alle documenten
die daarover waren opgesteld tot en met de ontvangst van
het verzoek. Een alleszins redelijke stelling die dus geen
gehoor vindt bij de rechtbank en de Afdeling.
6. Ogenschijnlijk, maar de uitspraak blinkt wat dat
betreft niet uit in duidelijkheid, nu een ander thema zou
kunnen zijn of men eensluidend is over de reikwijdte van
het verzoek. De beantwoording van die vraag kan immers
ook nog wel eens aanleiding zijn voor een procedure om-
dat – soms wat gezocht – die discussie zich afspeelt rond
de vraag of nu bijvoorbeeld verzocht werd om de door een
gemeente gehanteerde selectiecriteria voor vermogens-
onderzoeken in het buitenland door het Internationaal
Bureau Fraude-informatie of meer breder informatie over
verzoeken aan het IBF door die gemeente (ABRvS 25 no-
vember 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3581). Een ander treffend
voorbeeld is het geval waarbij de vraag beantwoord moest
worden of verzocht was om openbaarmaking van documen-
ten over het promoten van Den Haag als hofstad of dat ge-
vraagd werd om openbaarmaking van documenten over het
promoten van Den Haag (de hofstad) (ABRvS 25 november
2015, ECLI:NL:RVS:2015:3580).
7. Hoe dat ook zij, de week voorafgaand aan 17 juni
2015 is week 24 van 2015. De minister lijkt het zekere voor
het onzekere te hebben genomen en de reikwijdte in de tijd
te hebben opgevat als betrekking hebbende op de documen-
ten tot en met 17 juni 2015. Maar als dat zo is, dan zien wij
niet in waarom juist de documenten tot en met ontvangst
van het verzoek zouden zijn betrokken en waarom niet de
stelling zou zijn betrokken dat geen documenten over dat
overleg zouden bestaan.
8. Nu de minister volgens de Afdeling voldaan heeft
aan het WOB-verzoek gaat de Afdeling voorbij aan de
stelling van verzoeker dat documenten van het overleg be-
staan en hadden moeten worden betrokken. Ook wanneer
de Afdeling dat niet gedaan zou hebben, is het ons inziens
maar de vraag of de documenten omtrent het overleg ver-
strekt dienden te worden. In dat geval had de minister
op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie
bijv. ABRvS 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:550, AB
2015/234, m.nt. P.J. Stolk) aannemelijk moeten maken dat
de desbetreffende documenten niet bestaan. Echter uit
eerdere jurisprudentie van de Afdeling (ABRvS 31 augus-
tus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1763, AB 2004/411, m.nt. P.J.
Stolk) volgt dat een WOB-verzoek geen betrekking heeft op
na het verzoek vervaardigde documenten. In dat geval rijst
de vraag of de desbetreffende documenten bestonden en of
de minister het akkoord wel had mogen verstrekken. Uit de
onderhavige uitspraak volgt immers dat verzoeker zich op
het standpunt stelt dat de minister hem op 15 juli 2015 een
document heeft verstrekt dat na zijn verzoek is opgesteld.
9. De Afdeling overweegt niet voor het eerst dat het
uitbreiden of aanvullen van een WOB-verzoek niet mogelijk
is (zie bijv. ABRvS 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3583
en 3584), zij het dat de Afdeling het in de onderhavige uit-
spraak explicieter overweegt. In een eerdere uitspraak over-
woogdeAfdelingdatdeomvangvaneenWOB-verzoekmede
gegeven wordt door de formulering van dat verzoek (ABRvS
25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:550, AB 2015/234, m.nt.
P.J. Stolk). De parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II
1986/87, 19859, 3, p. 24) spreekt over het behulpzaam zijn
van ambtenaren bij onvoldoende duidelijke gepreciseerde
WOB-verzoeken. Deze gedragslijn is later geïmplementeerd
in artikel 3, vierde lid, van de WOB (Kamerstukken II 2002/03,
28835, 3). Uit de jurisprudentie volgt dat een WOB-verzoek
ook in de bezwaarfase nog kan worden gepreciseerd (ABRvS
16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:676), hetgeen betekent
dat de indiener van het WOB-verzoek ook tijdens de even-
tuele hoorzitting zijn verzoek nog kan preciseren. In het on-
derhavige geval is de Afdeling kennelijk van oordeel dat het
WOB-verzoek dermate duidelijk was dat het niet nodig was
om de WOB-verzoeker te horen omtrent zijn bezwaren. Dit
is in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijv.
ABRvS 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1095), maar leidt
gezien het onvolledig, dan wel onduidelijk in de uitspraak
opgenomen feitencomplex tot de vraag of dat in het onder-
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 29T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 29 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM
4. Afl. 7466 - januari 201830
Jurisprudentie
Gst. 2018/7
havige geval toch niet onredelijk is. Uitgaande van dat fei-
tencomplex bestaat blijkbaar geen overeenstemming over
de al dan niet duidelijke formulering van het WOB-verzoek,
hetgeen op grond van de hiervoor aangehaalde parlemen-
taire geschiedenis aanleiding zou moeten vormen om de
WOB-verzoeker (ook in de bezwaarfase, waar het horen een
(essentieel) onderdeel van is) te helpen met de precisering.
10. Op grond van het voorgaande rijst de vraag in
hoeverre het verzoek om precisering als bedoeld in arti-
kel 3, vierde lid, van de WOB gebruikt kan worden om een
WOB-verzoek uit te breiden. De woorden precisering en
uitbreiding/aanvulling zijn wat ons betreft nu juist tegen-
overgestelden, waarmee het uitbreiden of aanvullen van
een WOB-verzoek niet kan vallen onder de reikwijdte van
artikel 3, vierde lid, van de WOB. Daarbij wijzen wij – naar
analogie met de jurisprudentie omtrent de strikte bepa-
lingen van de Kieswet (zie bijv. ABRvS 4 oktober 2006,
ECLI:NL:RVS:2006:AY9847, AB 2006/401, m.nt. P.J. Stolk en
ABRvS 10 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA5225, AB 2007/219,
m.nt. P.J. Stolk) en de onderdelentrechter uit artikel 6:13 van
de Algemene wet bestuursrecht – tevens op de onmogelijk-
heid om bepaalde verzoeken op grond van artikel 4:5 van de
Algemene wet bestuursrecht aan te vullen. Om de gewenste
documenten omtrent het overleg te verkrijgen dient de ver-
zoeker zodoende een nieuw WOB-verzoek te doen.
11. Of de Afdeling dat na de onderhavige uitspraak ook
zo ziet is niet geheel duidelijk, nu de Afdeling op 10 mei 2017
(ABRvS 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1233, AB 2017/235,
m.nt. P.J. Stolk) overwoog dat een uitbreiding van een
WOB-verzoek gezien dient te worden als een precisering
van dat verzoek. Op dit punt zal de Afdeling, bijvoorbeeld
met een overzichtsuitspraak, in toekomstige uitspraken
meer duidelijkheid kunnen bieden voor de praktijk.
C.N. van der Sluis & C.J. Dekker
Gst. 2018/7
Centrale Raad van Beroep 10 augustus 2017, nr. 16/6763 AW
(Mrs. N.J. van Vulpen-Grootjans, J.J.A. Kooijman en B.J. van
de Griend)
m.nt. H. van Essen1
(Art. 125, 125ter AW 1929; art. 50, 80, 81 ARAR)
TAR 2017/174
ECLI:NL:CRVB:2017:2964
Plaatsen van een bericht op Facebook door een ambte-
naar in privétijd wordt gekwalificeerd als plichtsverzuim.
Disciplinaire straf van verplaatsing is niet onevenredig.
De ambtenaar heeft zich met het plaatsen van een bericht
1 Henry van Essen is werkzaam als advocaat ambtenarenrecht en arbeids-
recht bij Nysingh advocaten-notarissen te Zwolle.
op Facebook schuldig gemaakt aan plichtsverzuim, ondanks
dat het bericht in privétijd is geplaatst. Hiertoe overweegt de
Centrale Raad van Beroep samengevat dat de ambtenaar een
representatieve functie had, de uitlating in verband kon worden
gebracht met zijn werkgever, het verwensingen betrof aan het
adres van politieambtenaren, hij niet van meet af aan eerlijk is
geweest, hij niet eigenhandig tot verwijdering van het bericht
is overgegaan en hij eerder was aangesproken op en zelfs disci-
plinair was gestraft vanwege het gebruik van sociale media. De
opgelegde straf van verplaatsing wordt door de Centrale Raad
van Beroep evenredig geacht, gezien de aard en ernst van het
plichtsverzuim. Dat de verplaatsing een forse inkomensachter-
uitgang met zich meebracht voor de ambtenaar, maakt dit niet
anders, temeer daar ter zake een afbouwregeling is getroffen.
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de
rechtbank Den Haag van 23 september 2016, 16/3263 (aan-
gevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(minister)
1. De procedure
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de hier van
belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad
naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het
volgende.
1.2. Appellant is sinds 2010 werkzaam bij het Minis-
terie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK),
laatstelijk in de functie van [functie 1] in het team [team].
1.3. In de periode van 2011 tot en met 2014 heeft de
minister appellant meerdere keren aangesproken op zijn
houding en gedrag, is appellant verschillende keren ge-
waarschuwd en heeft de minister hem de disciplinaire straf
van een schriftelijke berisping opgelegd. Tevens volgde een
(vrijwillige) plaatsing in een ander team vanwege samen-
werkingsproblemen.
1.4. Op 11 december 2014 is het afdelingshoofd [X] ge-
informeerd over een bericht op de Facebookpagina van ap-
pellant waarin de volgende uitlatingen zijn gedaan:
“tering lafbekken hebben tijdens ADO-Ajakkus wel 1000
parkeerbonnen uitgeschreven terwijl mensen in het
stadion zaten….gore tyfusleijers…..waar mensen gepar-
keerd hadden op een zondag deden ze niemand kwaad…..
alles was gesloten daar op een industriewijk…..honden
zijn het……rij jezelf maar te pletter op je motor!!!!!”
1.5. Op 17 december 2014 is appellant uitgenodigd voor
een verantwoordingsgesprek over deze uitlatingen. Op 7 ja-
nuari 2015 heeft een gesprek met appellant plaatsgevon-
den, waarbij hij heeft ontkend dat hij deze uitlatingen heeft
gedaan en hij heeft gesteld dat de Facebookpagina niet aan
hem toebehoorde. In februari 2015 heeft appellant te ken-
nen gegeven dat de Facebookpagina hem wel toebehoorde,
maar dat het bericht door een kennis is geplaatst. Het luk-
T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 30T2b_Gst._187466_bw_V03.indd 30 1/11/2018 6:26:14 PM1/11/2018 6:26:14 PM