SlideShare a Scribd company logo
7 APRIL 2016 F.14.0065.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. F.14.0065.N
BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met
kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de gewestelijk directeur
bij de Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met kantoren te 9050 Gent (Lede-
berg), Gaston Crommenlaan 6, bus 801,
eiser,
vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie
en bijgestaan door mr. Stefaan De Vleeschouwer, advocaat bij de balie te Brussel,
beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de eiser woonplaats kiest,
tegen
1. K D G,
2. M S,
verweerders,
vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met
kantoor te 3000 Leuven, Koning Leopold I- straat 3, waar de verweerders woon-
plaats kiezen.
7 APRIL 2016 F.14.0065.N/2
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van
17 december 2013.
Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 11 februari 2016 een schriftelijke conclusie
neergelegd.
Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Zevende onderdeel
Ontvankelijkheid
1. De verweerders werpen twee gronden van niet-ontvankelijkheid op:
- de kritiek van de eiser gaat uit van de onjuiste premisse dat de kennisgeving
van artikel 331/1, § 1, eerste lid, WIB92 de uitbreiding van de onderzoekster-
mijn tot gevolg heeft;
- het onderdeel komt op tegen een feitelijke beoordeling of er sprake is van
“aanwijzingen van belastingontduiking”.
2. Het onderdeel gaat niet uit van voormelde premisse.
De eerste grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen.
3. Het onderzoek van de grond van niet-ontvankelijkheid is niet te onderschei-
den van het onderzoek van het onderdeel zelf.
De tweede grond van niet-ontvankelijkheid moet eveneens worden verworpen.
7 APRIL 2016 F.14.0065.N/3
4. Het Hof slaat geen acht op de bijkomende grond van niet-ontvankelijkheid
die in strijd met artikel 1107 Gerechtelijk Wetboek in de repliek op de conclusie
van het openbaar ministerie wordt opgeworpen.
Gegrondheid
5. Krachtens artikel 354, tweede lid, WIB92 wordt de termijn van drie jaar
waarbinnen de belasting kan worden gevestigd, met vier jaar verlengd in geval
van een inbreuk op de bepalingen van dit wetboek of van de ter uitvoering ervan
genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden.
Krachtens artikel 333, derde lid, WIB92 mogen onderzoekingen bovendien wor-
den verricht gedurende de in artikel 354, tweede lid, bedoelde aanvullende termijn
van vier jaar, op voorwaarde dat de administratie de belastingplichtige vooraf
schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van de aanwijzingen
inzake belastingontduiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoeld tijd-
perk. Die voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe van nietigheid
van de aanslag.
6. Een discrepantie tussen de uiterlijke tekenen van welstand of het uitgaven-
patroon en de aangegeven of gekende inkomsten waarvoor de belastingplichtige
geen sluitende uitleg kan geven nadat hem dat is gevraagd, geldt als een aanwij-
zing van belastingontduiking.
7. Artikel 333, derde lid, WIB92 vereist niet dat die kennisgeving nauwkeurig
vermeldt welke inzichten of bedoelingen te schaden aan de belastingplichtige ten
laste kunnen worden gelegd. Het volstaat dat de aanwijzingen inzake belasting-
ontduiking nauwkeurig worden vermeld.
Evenmin is vereist dat het fiscaal bestuur over bekende feiten of vaststellingen be-
schikt die tot het bewijs van fraude aanleiding kunnen geven en dat zij dit moet
meedelen in de voorafgaande kennisgeving. Het zou immers in strijd zijn met de
wil van de wetgever het bestuur op voorhand te dwingen te bewijzen wat het juist
op grond van een bijkomend onderzoek wil bewijzen.
De voorafgaande kennisgeving van nauwkeurig omschreven aanwijzingen van be-
lastingontduiking volstaat bijgevolg, zonder dat het bewijs van de belastingont-
7 APRIL 2016 F.14.0065.N/4
duiking reeds objectief moet zijn geleverd. Enkel wanneer de aanwijzingen on-
nauwkeurig zijn omschreven of berusten op vage of ongeloofwaardige veronder-
stellingen, kan niet tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking
worden besloten.
Aangezien de bijkomende onderzoekstermijn onder meer ertoe strekt klaarheid te
scheppen over de aard van de inkomsten, is het niet vereist dat het fiscaal bestuur,
alvorens het de onderzoekstermijn kan uitbreiden, eerst moet bewijzen dat aan een
vastgesteld indiciair tekort inkomsten ten grondslag liggen die bewust worden
verzwegen en waarvan aangifte diende te worden gedaan.
8. De appelrechter stelt vast dat het bericht van 4 februari 2010, houdende de
kennisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiking, als volgt besluit:
“Samengevat zijn deze aanwijzingen van [belastingontduiking] gesteund op vol-
gende vaststellingen:
- het bestaan van een investering (aankoop - verbouwingen) in Italië van dergelij-
ke omvang en waarde, zij het nu rechtstreeks of via de SS LA MACCINAIA waar-
van u alle aandelen bezit, vormt een teken en indicie waarvan tot op de datum van
de inzage van het gerechtsdossier geen spoor terug te vinden was in uw fiscaal
dossier en dat belangrijkere inkomsten laat vermoeden dan de aangegeven inkom-
sten;
- de tegenstrijdigheid tussen het antwoord op de vraag om inlichtingen volgens
hetwelk het onroerend goed in Italië eigendom zou zijn van de SS LA MACCI-
NAIA en de gegevens van het gerechtsdossier waaruit eerder blijkt dat het om uw
persoonlijke eigendom gaat;
- het feit dat de bewering als zou het onroerend goed eigendom zijn van de SS LA
MACCINAIA door geen enkel stuk wordt gestaafd en dit niettegenstaande zulks in
de vraag om inlichtingen uitdrukkelijk werd gevraagd;
- het niet vermelden van de brutohuur/waarde in vak III van de aangiften in de
personenbelasting wat wel diende te gebeuren indien het onroerend goed uw per-
soonlijke eigendom is;
- het feit dat de administratie in het antwoord op uw vraag om inlichtingen volle-
dig in het ongewisse wordt gelaten omtrent de aan het project (aankoop + ver-
7 APRIL 2016 F.14.0065.N/5
bouwingen) bestede bedragen en de belastbare tijdperken waarin deze bestedin-
gen hebben plaatsgevonden;
- de bedrieglijke redeneringen op basis waarvan u in het antwoord beweert som-
mige gestelde vragen niet te moeten beantwoorden;
- het totaal gebrek aan medewerking om te komen tot een objectieve en juiste be-
rekening van uw indiciaire toestand.”
9. De appelrechter oordeelt dat:
- het niet valt te betwisten dat de taxatiedienst op het moment van het bericht van
4 februari 2010 redenen had om te stellen dat er een discrepantie bestond tus-
sen enerzijds de gegoedheid die moet gepaard gaan met het aankopen en de
restauratie van een villa in Italië waarvan in een gerechtsdossier gesteld wordt
dat de waarde ervan op 5 miljoen euro moet worden geschat en anderzijds de
inkomsten die de verweerders in de voorbije jaren in hun aangiften in de per-
sonenbelasting hebben aangegeven;
- dit op zich voldoende reden kan zijn om een indiciaire taxatie voorop te stellen;
- het enkele feit dat iemand kennelijk belangrijke inkomsten moet hebben gehad,
evenwel nog niet volstaat om ervan uit te gaan dat het voor het fiscaal bestuur
bewust verzwegen inkomsten betreft omdat het mogelijk kan gaan om inkom-
sten die niet moeten aangegeven worden.
10. Door te oordelen dat een vastgestelde discrepantie tussen de gegoedheid van
een belastingplichtige en zijn aangegeven inkomsten geen aanwijzing van belas-
tingontduiking kan zijn, omdat het mogelijk kan gaan om inkomsten die niet
dienden te worden aangegeven, terwijl de bijkomende onderzoekstermijn precies
moet toelaten dit laatste te onderzoeken, en door te oordelen dat de aangevoerde
elementen niet toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belas-
tingontduiking, zonder vast te stellen dat deze elementen onnauwkeurig zijn om-
schreven of berusten op ongeloofwaardige veronderstellingen, miskent de appel-
rechter het wettelijk begrip “aanwijzingen van belastingontduiking” in de zin van
artikel 333, derde lid, WIB92.
Het onderdeel is gegrond.
7 APRIL 2016 F.14.0065.N/6
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie-
tigde arrest.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.
Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen-
gesteld uit afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, als voorzitter, en de raadsheren
Koen Mestdagh, Geert Jocqué, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openba-
re rechtszitting van 7 april 2016 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Beatrijs
Deconinck, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van
griffier Frank Adriaensen.
F. Adriaensen K. Moens B. Wylleman
G. Jocqué K. Mestdagh B. Deconinck
VERZOEKSCHRIFT/1
VOORZIENING TOT CASSATIE
VOOR : de BELGISCHE STAAT, Federale overheids-
dienst Financiën, vertegenwoordigd door de
Minister van Financiën, wiens kabinet geves-
tigd is te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor5
wie optreedt de Gewestelijk Directeur bij de
Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met
kantoren te 9050 Gent (Ledeberg), Gaston
Crommenlaan 6, bus 801,
bijgestaan en vertegenwoordigd door Meester Antoine10
DE BRUYN, advocaat bij het Hof van Cassatie,
en Meester Stefan DE VLEESCHOUWER, advocaat
bij de balie te Brussel, beiden kantoor hou-
dende te 1000 Brussel, Dalstraat, 67, waar
keuze van woonplaats wordt gedaan,15
eiser tot cassatie,
TEGEN : 1./ de Heer K D G, en zijn echtgenote
2./ Mevrouw M S, die keuze van woonst doen op het20
kantoor van gerechtsdeurwaarder Stéphan MAS-
SA, te 1190 Vorst, Fontaine Vanderstraeten-
laan 57,
verweerders in cassatie,25
* * *
Aan de Heren Eerste Voorzitter en Voorzitter,
de Dames en Heren Raadsheren, leden van het Hof van30
Cassatie,
VERZOEKSCHRIFT/2
* * *
35
Hooggeachte Dames en Heren,
Eiser heeft de eer het arrest aan Uw toezicht
te onderwerpen dat op 17 december 2013 op tegenspraak
werd gewezen door de vijfde kamer bis van het Hof van40
Beroep te Gent (Nr.2012/AR/426).
FEITEN EN PROCEDUREVOORGAANDEN
Bij inzage in een gerechtsdossier bij het parket te45
Gent bleek dat verweerders over eigendommen beschikten
in Italië waarvan geen spoor was te vinden in het per-
soonlijk fiscaal dossier van betrokkenen.
Op 20 november 2009 verstuurde eiser naar verweer-50
ders hieromtrent een vraag om inlichtingen betreffende
de aanslagjaren 2007, 2008 en 2009.
Waar verweerders geen afdoend antwoord boden op
voormelde vraag om inlichtingen, werden verweerders op55
4 februari 2010 schriftelijk door eiser op de hoogte
gebracht van aanwijzingen van belastingontduiking die
in hunnen hoofde bestaan en die een uitbreiding van de
onderzoekstermijn rechtvaardigen overeenkomstig artikel
333, derde lid, WIB92.60
VERZOEKSCHRIFT/3
Op 4 maart 2010 werd met betrekking tot de eigen-
dommen van verweerders in Italië een vraag om inlich-
tingen verstuurd naar de Italiaanse belastingdiensten.
65
Na ontvangst van het antwoord van de Italiaanse ad-
ministratie, bevestigde eiser aan verweerders, bij
schrijven van 15 april 2010, dat alle elementen uit de
voormelde kennisgeving van 4 februari 2010 beschouwd
kunnen worden als voldoende aanwijzingen van fraude in70
de zin van artikel 333, derde lid, WIB92, wat in dat
schrijven nader werd gemotiveerd.
Op 15 juli 2011 werd door eiser een vraag om in-
lichtingen toegezonden aan verweerders betreffende de75
aanslagjaren 2005, 2006 en 2007, waarbij overeenkomstig
artikel 322, §2, derde lid, WIB92, werd aangegeven dat
de toepassing van artikel 322, §2, WIB92, kan worden
gevraagd indien de belastingplichtige de gevraagde
bankgegevens verborgen houdt of ze weigert te verschaf-80
fen.
Op 11 oktober 2011 werden verweerders, overeenkom-
stig de bepalingen van artikel 333/1, §1, WIB92, in
kennis gesteld van de aanwijzingen van belastingontdui-85
king die een vraag om inlichtingen bij een financiële
instelling rechtvaardigen. Aansluitend werd op 11 okto-
ber 2011, overeenkomstig de bepalingen van artikel 322,
§2, WIB92, een vraag gericht aan drie financiële in-
stellingen.90
VERZOEKSCHRIFT/4
Bij verzoekschrift op tegenspraak, neergelegd voor
de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent op 4 november
2011, vorderden verweerders:
- een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwet-95
telijk Hof betreffende de nieuwe procedure inzake
het bankonderzoek, neergelegd in de artikelen 55 en
56 van de Wet houdende diverse bepalingen van 14
april 2011;
- de vernietiging uit te spreken van de schriftelijke100
kennisgeving van 11 oktober 2011 van de aanwijzin-
gen van belastingontduiking die een vraag om in-
lichtingen bij een financiële instelling rechtvaar-
digen;
- dienvolgens ook de vernietiging uit te spreken van105
de vraag om inlichtingen bij de betrokken financi-
ele instellingen.
Bij tussenvonnis van 19 december 2011 werd gewei-
gerd om een prejudiciële vraag te stellen aan het110
Grondwettelijk Hof, waarna het pretaxatiegeschil in
voortzetting werd gesteld.
Tegen dit vonnis werd bij verzoekschrift van 15 fe-
bruari 2012 hoger beroep ingesteld door verweerders.115
Bij tussenarrest van 3 april 2012 stelde het Hof
van Beroep te Gent, alvorens verder recht te doen, een
prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof i.v.m. de
bestaanbaarheid van de artikelen 55 en 56 van de Wet120
houdende diverse bepalingen van 14 april 2011 met het
recht op privé-leven.
VERZOEKSCHRIFT/5
Het Grondwettelijk Hof oordeelde, bij arrest van 14
maart 2013 (nr.39/2013), dat voormelde bepalingen arti-125
kel 22 van de Grondwet niet schenden, al dan niet in
samenhang gelezen met artikel 8 EVRM en 16 van het Ver-
drag betreffende de werking van de Europese Unie.
Het bestreden eindarrest van 17 december 2013 ver-130
klaart de vordering van de verweerders gegrond en ver-
nietigt de machtiging tot bankonderzoek verleend door
de gewestelijke directeur op 6 oktober 2011, alsook de
op 11 oktober 2011 aan de verweerders verstuurde
schriftelijke kennisgeving van de aanwijzingen van be-135
lastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een
financiële instelling in toepassing van artikel 322, §2
WIB92 zouden moeten rechtvaardigen, evenals de vragen
om inlichtingen bij de betrokken financiële instellin-
gen die op basis van de genoemde machtiging en de ge-140
noemde kennisgeving zijn gesteld, waarbij ook het ver-
bod wordt opgelegd op om de op grond van die vragen om
inlichtingen overgemaakte gegevens op enige wijze aan
te wenden voor taxatie- of voor onderzoeksdoeleinden.
145
VERZOEKSCHRIFT/6
ENIG MIDDEL TOT CASSATIE
Geschonden wetsbepalingen:
- artikel 149 van de Grondwet;150
- het beschikkingsbeginsel of het beginsel inzake de
wilsautonomie van partijen, zoals uitgedrukt in ar-
tikel 1138,2° van het Gerechtelijk Wetboek;
- het algemeen rechtsbeginsel van het recht van ver-
dediging, waarvan artikel 774, tweede lid, van het155
Gerechtelijk Wetboek een toepassing uitmaakt;
- de artikelen 774, tweede lid, en 1138, 2°, van het
Gerechtelijk Wetboek;
- de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk
Wetboek;160
- de artikelen 322, 333, in het bijzonder het derde
lid, en 333/1, §1, van het Wetboek van Inkomstenbe-
lastingen 1992 (WIB92), artikel 322 vóór zijn wij-
ziging bij Wet van 28 december 2011, artikel 333/1
vóór zijn wijziging bij Wet van 21 december 2013,165
behalve artikel 333/1, §1, eerste lid, in zijn ver-
sie zoals van toepassing vóór zijn wijziging bij
Wet van 7 november 2011.
VERZOEKSCHRIFT/7
Aangevochten beslissing:170
Het bestreden arrest verklaart de vordering van
verweerders gegrond en vernietigt:
- de machtiging tot bankonderzoek verleend door de
gewestelijke directeur op 6 oktober 2011;175
- de op 11 oktober 2011 aan de verweerders verstuurde
schriftelijke kennisgeving van de aanwijzingen van
belastingontduiking die een vraag om inlichtingen
bij een financiële instelling in toepassing van ar-
tikel 322, §2 WIB92 zouden moeten rechtvaardigen en180
- de vragen om inlichtingen bij een financiële in-
stelling die op basis van de genoemde machtiging en
de genoemde kennisgeving zijn gesteld.
Het bestreden arrest legt eiser dienvolgens het185
verbod op om de op grond van die vragen om inlichtingen
overgemaakte gegevens op enige wijze aan te wenden voor
taxatiedoeleinden of voor onderzoeksdoeleinden.
Het bestreden arrest oordeelt dat eiser ten onrech-190
te is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekster-
mijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zo-
als aan de verweerders ter kennis gebracht bij brief
van 4 februari 2010, op grond dat eiser over geen ob-
jectieve aanwijzingen van belastingontduiking beschikte195
zodat de door eiser, na het verstrijken van de gewone
onderzoekstermijn gestelde onderzoeksdaden, nietig wor-
den verklaard:
VERZOEKSCHRIFT/8
« 2.3. De voorwaarden voor de toepassing van artikel200
322 §2 WIB 92
« De (verweerders) stellen dat de voorwaarden om in-
lichtingen op te vragen bij een bankinstelling
overeenkomstig artikel 322 §2 WIB 92 niet vervuld205
waren. Zij gaan ten eerste uitvoerig in op de
vraag of de administratie over één of meer aanwij-
zingen van belastingontduiking beschikte. Ten
tweede stellen zij dat ook aan de voorwaarde dat er
een voornemen is om een indiciaire taxatie volgens210
artikel 341 WIB92 door te voeren, niet is voldaan
omdat dat voornemen zich al gerealiseerd had.
« 2.3.1. Het hof stelt vast dat de (verweerders) de
vraag of er aanwijzingen van belastingontduiking215
aanwezig waren, niet alleen in verband brengen met
de vraag of aan de voorwaarden van artikel 322 §2
WIB92 is voldaan. Op pagina 26 van de beroepsakte
onder randnummer 68 en op pagina 25 van hun conclu-
sie van 15 oktober 2013 onder randnummer 71. stel-220
len zij immers het volgende:
« ‘ Ook om reden van de afwezigheid van aanwijzingen van belastingontdui-
king in hoofde van (verweerders) dient de schriftelijke kennisgeving van
de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen225
bij een financiële instelling zouden moeten rechtvaardigen, vernietigd te
worden. Bij gebreke van afdoende aanwijzingen van belastingontdui-
king had de driejarige onderzoekstermijn van artikel 333 WIB immers
nooit mogen worden uitgebreid. Het voorgenomen bankonderzoek is
bijgevolg nietig. (onderstreping door het hof).230
VERZOEKSCHRIFT/9
« Het staat de (verweerders) vrij om elk middel aan
te voeren om hun vordering tot nietigverklaring van
de machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011,
en van de kennisgeving en de vragen om inlichtingen235
van 11 oktober 2011 te ondersteunen. De vraag of
de (eiser) over aanwijzingen van fraude beschikte,
is inderdaad niet alleen relevant binnen het be-
perktere bestek van artikel 322 §2 WlB92, maar ook
om na te gaan of de (eiser) op dat moment hoege-240
naamd nog wettig onderzoeksdaden kon stellen. De
(eiser) heeft zich immers bij dat alles steeds ge-
baseerd en moeten baseren op de veronderstelling
dat hij met zijn bericht van 4 februari 2010 te-
recht overgegaan was tot uitbreiding van de onder-245
zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, 3de
lid
WlB92. Het bankonderzoek dat met de brieven van 11
oktober 2011 werd ingesteld heeft betrekking op de
aanslagjaren 2005, 2006 en 2007. Voor die aanslag-
jaren viel de laatste dag van de gewone onderzoeks-250
termijn van artikel 333, 2de
lid WlB92 op 31 decem-
ber van respectievelijk 2007, 2008 en 2009, zijnde
de laatste dag van de aanslagtermijn bedoeld in ar-
tikel 354, 1ste
lid WlB92. Op 11 oktober 2011 waren
die gewone onderzoekstermijnen dus al ruimschoots255
verstreken.
« Bovendien blijkt dat de taxatiedienst voor de moti-
vering van het bankonderzoek zich baseert en moet
baseren op gegevens verstrekt door de Italiaanse260
belastingdiensten die op zich ook na het verstrij-
ken van de gewone onderzoekstermijnen zijn ge-
vraagd, namelijk met een vraag om inlichtingen die
VERZOEKSCHRIFT/10
per brief van 4 maart 2010 naar Italië werd ver-
stuurd.265
« Daar werd tijdens de openbare terechtzitting van 19
november 2013 uitdrukkelijk op gewezen.
« 2.3.2. Het hof kan slechts vaststellen dat het be-270
richt van 4 februari 2010 onvoldoende elementen be-
vat om te laten besluiten tot het bestaan van aan-
wijzingen van belastingontduiking.
« Het bericht van 4 februari 2010 besluit als volgt:275
« ‘ Samengevat zijn deze aanwijzingen [van belastingontdui-
king] gesteund op volgende vaststellingen:
« ‘ Het bestaan van een investering (aankoop + verbouwingen) in Italië280
van dergelijke omvang en waarde, zij het nu rechtstreeks of via de SS LA
MACCINAIA waarvan u alle aandelen bezit, vormt een teken en indicie
waarvan tot op de datum van de inzage van het gerechtsdossier geen
spoor terug te vinden was in uw fiscaal dossier en dat belangrijkere in-
komsten laat vermoeden dan de aangegeven inkomsten.285
« ‘ De tegenstrijdigheid tussen het antwoord op de vraag om inlichtingen
volgens hetwelk het onroerend goed in Italië eigendom zou zijn van de SS
LA MACCINAIA en de gegevens van het gerechtsdossier waaruit eerder
blijkt dat het om uw persoonlijke eigendom gaat.290
VERZOEKSCHRIFT/11
« ‘ Het feit dat de bewering als zou het onroerend goed eigendom zijn van de
SS LA MACC1NA1A door geen enkel stuk wordt gestaafd en dit niette-
genstaande zulks in de vraag om inlichtingen uitdrukkelijk werd ge-
vraagd.295
« ‘ Het niet vermelden van de brutohuur/waarde in vak III van de aangiften
in de personenbelasting wat wel diende te gebeuren indien het onroerend
goed uw persoonlijke eigendom is.
300
« ‘ Het feit dat de administratie in het antwoord op de vraag om inlichtingen
volledig in het ongewisse wordt gelaten omtrent de aan het project (aan-
koop + verbouwingen) bestede bedragen en de belastbare tijdperken
waarin deze bestedingen hebben plaats gevonden.
305
« ‘ De bedrieglijke redeneringen op basis waarvan u in het antwoord be-
weert sommige gestelde vragen niet te moeten beantwoorden.
« ‘ Het totaal gebrek aan medewerking om te komen tot een objectieve en
juiste berekening van uw indiciaire toestand.’310
« De motivering van de taxatiedienst is gebaseerd op
wat de advocaat van de (verweerders) in zijn brief
van 22 december 2009 (slechts) heeft geantwoord op
de vraag om inlichtingen van 20 november 2009.315
« Het valt niet te betwisten dat de taxatiedienst op
het moment van het bericht van 4 februari 2010 re-
denen had om te stellen dat een discrepantie be-
stond tussen enerzijds de gegoedheid die moet ge-320
paard gaan met het aankopen en de restauratie van
VERZOEKSCHRIFT/12
een villa in Italië waarvan in een gerechtsdossier
gesteld wordt dat de waarde ervan op 5 miljoen euro
moet worden geschat en anderzijds de inkomsten die
de (verweerders) in de voorbije jaren in hun aan-325
giften in de personenbelasting hadden aangegeven.
Op zich kan dat voldoende reden zijn om een indici-
aire taxatie voorop te stellen.
« Het enkele feit evenwel dat iemand kennelijk be-330
langrijke inkomsten moet hebben gehad, volstaat
evenwel nog niet om ervan uit te gaan dat het voor
de belastingadministratie (bewust) verzwegen inkom-
sten betreft; het kan immers gaan om inkomsten die
niet moeten aangegeven worden. Dat is in het bij-335
zonder het geval wanneer het inkomsten zouden zijn
van privéverrichtingen. Er kunnen belangrijke op-
brengsten gerealiseerd worden met beleggingen van
een privévermogen, ook zonder enige vorm van specu-
latie of geprofessionaliseerde aanpak. Terecht la-340
ten de (verweerders) overigens gelden dat het be-
staan van de villa en het feit dat die was gereno-
veerd al in de kranten had gestaan, zoals ze in het
antwoord van 22 december 2009 lieten weten.
345
« Waar de advocaat van de (verweerders) in zijn brief
van 22 december 2009 (herhaaldelijk) verklaarde dat
de onroerende goederen in Italië waarvan melding
was gemaakt in het gerechtsdossier waarop de taxa-
tiedienst zich beriep, niet hun persoonlijke eigen-350
dom maar die van LA MACINAIA SS waren, was er voor
de taxatiedienst geen echte reden om aan die ver-
klaring te twijfelen. Het volstond daartoe immers
niet te verwijzen naar een verklaring in dat ge-
VERZOEKSCHRIFT/13
rechtsdossier en naar een kranteninterview door de355
(verweerder) waarin werd gesteld dat het om ‘zijn’
of 'hun' eigendom ging. Het is immers niet onge-
bruikelijk in dagdagelijkse gesprekken de goederen
van familievennootschappen als persoonlijk bezit
van de familie/aandeelhouders te noemen.360
« Het is zeker waar dat van de aankoop van die onroe-
rende goederen door LA MACINAIA SS door de (ver-
weerders) geen stukken waren voorgelegd. Bij nader
toezien blijkt evenwel dat dit door de taxatie-365
dienst in de vraag om inlichtingen van 20 november
2009 niet was gevraagd.
« Vraag 2.a), g) luidde immers als volgt:
370
« ‘ Indien de SS LA MACCINAIA eigenares is van één of meerdere van de
onder vraag 1 hiervoor bedoelde onroerende goederen of gedeelten van
deze onroerende goederen, gelieve betreffende deze onroerende goe-
deren of gedeelten dezelfde vragen te beantwoorden als deze gesteld on-
der waag 1, a), b), c), f) en g) hiervoor.’375
« Hoewel bij bepaalde vragen het verzoek toegevoegd
werd om het antwoord met stukken te staven, werd
geen dergelijk verzoek toegevoegd aan vraag 2, a),
g), wat ook bij bepaalde andere vragen het geval380
blijkt te zijn. Het hof stelt vast dat de keuze om
een dergelijk verzoek al dan niet toe te voegen
kennelijk als reden moet hebben gehad dat de (ver-
weerders) (persoonlijk) niet geacht worden stukken
die op 'derden' (zoals LA MACINAIA SS) slaan, in hun385
VERZOEKSCHRIFT/14
bezit te hebben, zodat ze strikt genomen van hen
niet kunnen gevraagd worden.
« Tegen die achtergrond had de taxatiedienst onvol-
doende redenen om aan de woorden van de advocaat390
van de (verweerders) (en dus van de (verweerders)
zelf) te twijfelen. Daaruit kon dus geen aanwijzing
van belastingontduiking worden afgeleid.
« De verwijzing naar het niet aangeven van de bruto-395
huur of de waarde van de Italiaanse onroerende goe-
deren door de (verweerders) in hun aangiften in de
personenbelasting, kon geen echte aanwijzing van
belastingontduiking zijn, nu de taxatiedienst zelf
stelde dat dit slechts het geval zou zijn indien de400
onroerende goederen de persoonlijke eigendom van de
(verweerders) zouden zijn, terwijl dat laatste door
de taxatiedienst slechts werd verondersteld in
weerwil van het duidelijke en volgehouden antwoord
van de advocaat van de (verweerders).405
« Voor het overige heeft de taxatiedienst zich kenne-
lijk gebaseerd op het feit dat de advocaat van de
(verweerders) uitdrukkelijk weigerde op bepaalde
vragen te antwoorden. Terecht hebben de (verweer-410
ders) er steeds op gewezen dat zij hun weigering om
te antwoorden gemotiveerd hebben en dat de (eiser)
zich ten onrechte baseert op het arrest van het Hof
van Cassatie van 4 januari 2007 (rolnr.
F.05.0077.F) om te stellen dat de belastingplichti-415
ge op alle vragen zonder meer zou moeten antwoor-
den. In dat arrest heeft het Hof van Cassatie
VERZOEKSCHRIFT/15
(weliswaar) aangenomen dat de taxatiedienst ook
vragen met betrekking tot het privéleven mag stel-
len aan een belastingplichtige, maar verder werd420
slechts bevestigd dat de taxatiedienst een indici-
aire taxatie mag vestigen op basis van gegevens die
de belastingplichtige (wel) verstrekt heeft als
antwoord op een algemeen geformuleerde vraag om in-
lichtingen die ook op privézaken betrekking had.425
Over de verplichting voor de belastingplichtige om
dergelijke gegevens te verstrekken, werd in dat
cassatiearrest geen standpunt ingenomen.
De (verweerders) konden verder met reden aannemen430
dat het transparant karakter van een societá sim-
plice (letterlijk 'eenvoudige vennootschap’ een vennoot-
schapsvorm naar Italiaans recht), zoals LA MACINAIA
SS, nog niet betekent dat haar onroerende goederen
geacht worden goederen van de aandeelhouders te435
zijn. Verder was het op het eerste gezicht niet
zonder meer duidelijk of de eventuele winsten van
LA MACINAIA SS op grond van de transparantie ook
tot het in België belastbaar wereldwijd inkomen van
de (verweerders) moesten worden gerekend, zodat het440
antwoord van de (verweerders) dat verwees naar de
belastbaarheid in Italië en het progressievoorbe-
houd niet als 'bedrieglijk' en zelfs niet als 'bewust ver-
keerd' kan worden beschouwd. Bovendien staat in het
antwoord van de advocaat van de (verweerders) uit-445
drukkelijk: ‘Er werden voor de jaren waarvoor U onderzoekt geen
inkomsten aangegeven omdat er geen inkomsten waren met betrekking tot
het Italiaanse LA MACCINAIA.’ Naderhand is trouwens ge-
bleken dat de vennootschap in de betrokken jaren
inderdaad alleen verliezen had geboekt.450
VERZOEKSCHRIFT/16
« Tegen de geschetste achtergrond waarbij de taxatie-
dienst in wezen over geen objectieve aanwijzingen
van belastingontduiking beschikte, kon de concrete,
gemotiveerde weigering van de (verweerders) om op455
bepaalde vragen te antwoorden, niet volstaan als
aanwijzing van belastingontduiking.
« Ook de combinatie van de verschillende aangevoerde
elementen volstond niet als ‘aanwijzingen van belastingont-460
duiking’.
« 2.3.3. Uit het bovenstaande moet worden besloten
dat de taxatiedienst ten onrechte is overgegaan tot
uitbreiding van de onderzoekstermijn overeenkomstig465
artikel 333, 3de
lid WlB92, zoals aan de (verweer-
ders) ter kennis gebracht per brief van 4 februari
2010. Vermits de beslissing van 6 oktober 2011 tot
toestemming voor het bankonderzoek evenals het in-
stellen op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek470
zich voordeden in die uitgebreide onderzoekstermijn
en trouwens slechts mogelijk waren door gebruik te
maken van informatie die slechts bekomen werd op
basis van een onderzoeksmaatregel (vraag om inlich-
tingen van 4 maart 2010 aan de Italiaanse fiscus)475
die ook in de uitgebreide onderzoekstermijn plaats-
vond, moet worden ingegaan op de vraag van de (ver-
weerders) om de machtiging tot bankonderzoek van 6
oktober 2011, de schriftelijke kennisgeving aan de
(verweerders) van 11 oktober 2011 van de aanwijzin-480
gen van belastingontduiking die een vraag om in-
lichtingen bij een financiële instelling in toepas-
VERZOEKSCHRIFT/17
sing van artikel 322, § 2, WlB92 zouden moeten
rechtvaardigen en de vragen om inlichtingen bij een
financiële instelling, te vernietigen. Op basis485
daarvan moet de (eiser) meteen het verbod worden
opgelegd om de aan de (eiser) op grond van die vra-
gen om inlichtingen overgemaakte gegevens op enige
wijze aan te wenden voor taxatiedoeleinden of voor
onderzoeksdoeleinden.490
« De vordering is in die mate gegrond.»
(folio 36000-36005).
Grieven
495
1./ Inzake inkomstenbelastingen bedraagt de normale on-
derzoekstermijn, krachtens artikel 333, eerste en twee-
de lid, WIB92, drie jaar. Binnen die termijn kan de ad-
ministratie, zonder voorafgaande kennisgeving, de in
het Wetboek van Inkomstenbelastingen vermelde onder-500
zoeksdaden verrichten.
Overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, kan
de administratie, binnen de in artikel 354, tweede lid,
bedoelde aanvullende onderzoekstermijn van vier jaar,505
nieuwe onderzoekshandelingen stellen, op voorwaarde dat
de administratie de belastingplichtige vooraf schrifte-
lijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van
de aanwijzingen inzake belastingontduiking die te zij-
nen aanzien bestaan voor het bedoeld tijdperk. Die510
voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe
van nietigheid van de aanslag.
VERZOEKSCHRIFT/18
2./ Krachtens artikel 322, §1, WIB92, kan de admi-
nistratie, wat betreft een bepaalde belastingplichtige,515
geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onder-
zoek instellen, en binnen de door haar bepaalde ter-
mijn, welke wegens wettige redenen kan worden verlengd,
van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van vereni-
gingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen520
vorderen die zij nodig acht om de juiste heffing van de
belasting te verzekeren, op voorwaarde dat het recht om
derden te horen en om een onderzoek in te stellen
slechts worden uitgeoefend door een ambtenaar met een
hogere graad dan die van controleur.525
Wanneer de administratie bij het onderzoek over één
of meer aanwijzingen van belastingontduiking beschikt
of wanneer de administratie zich voorneemt om de be-
lastbare grondslag te bepalen overeenkomstig artikel530
341 WIB92, wordt een bank-, wissel-, krediet- of spaar-
instelling, krachtens artikel 322, §2, WIB92, als een
derde beschouwd waarop de bepalingen van §1 onvermin-
derd van toepassing zijn. In voorkomend geval kan een
ambtenaar met minstens de graad van directeur, die535
hiertoe werd aangesteld door de Minister van Financiën,
een ambtenaar met de graad van ten minste inspecteur
ermee belasten om bij een bank-, wissel-, krediet- en
spaarinstelling elke inlichting op te vragen die nuttig
kan zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van540
de belastingplichtige te bepalen. Voorwaarde is dat de
belastingplichtige de kans heeft gekregen om spontaan
mee te werken aan het onderzoek en zelf de gevraagde
bankgegevens te verstrekken.
545
VERZOEKSCHRIFT/19
In het geval bedoeld in artikel 322, §2, stelt de
administratie de belastingplichtige, overeenkomstig ar-
tikel 333/1, §1, WIB92, schriftelijk in kennis van de
aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiking
die een vraag om inlichtingen bij een financiële in-550
stelling rechtvaardigen. Deze kennisgeving gebeurt bij
een ter post aangetekende brief gelijktijdig met het
verzenden van voormelde vraag om inlichtingen.
3./ Bij brief van 4 februari 2010 had eiser de verweer-555
ders schriftelijk op de hoogte gebracht van aanwijzin-
gen van fraude die te hunnen aanzien bestaan en die een
uitbreiding van de onderzoekstermijn rechtvaardigen
overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92.
560
Het bestreden arrest oordeelt dat dit bericht van 4
februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te laten
besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belas-
tingontduiking (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser ten
onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onder-565
zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, derde lid,
WIB92, zoals aan de verweerders ter kennis gebracht per
brief van 4 februari 2010 (folio 36004, 2.3.3.).
Vermits de beslissing van 6 oktober 2011 tot toe-570
stemming voor een bankonderzoek evenals het instellen
op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek zich voordeden
in die uitgebreide onderzoekstermijn en trouwens
slechts mogelijk waren door gebruik te maken van infor-
matie die slechts bekomen werd op basis van een onder-575
zoeksmaatregel (vraag om inlichtingen van 4 maart 2010
aan de Italiaanse fiscus) die eveneens in die onwettig
VERZOEKSCHRIFT/20
uitgebreide onderzoekstermijn plaatsvond, oordeelde het
bestreden arrest dat kon worden ingegaan op het verzoek
van verweerders tot vernietiging van respectievelijk de580
machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011, de
schriftelijke kennisgeving aan verweerders van 11 okto-
ber 2011 van de aanwijzingen van belastingontduiking
die een vraag om inlichtingen bij een financiële in-
stelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92 zou-585
den moeten rechtvaardigen en de vragen om inlichtingen
bij een financiële instelling (folio 36004, laatste zin
- 36005, eerste alinea).
4./ In hun beroepsconclusie hadden verweerders nooit590
aangevoerd dat de kennisgeving van 4 februari 2010 geen
afdoende aanwijzingen bevatte van belastingontduiking,
noch dat de uitbreiding van de onderzoekstermijn geen
steun kon vinden in de aanwijzingen van belastingont-
duiking vermeld in die kennisgeving. Ook voor de eerste595
rechter was de rechtsgeldigheid van die kennisgeving en
van de uitbreiding van de onderzoekstermijn nooit be-
twist.
De onwettige uitbreiding van de onderzoekstermijn600
werd in hun beroepsbesluiten enkel in verband gebracht
met de aanwijzingen van belastingontduiking vermeld in
de op 11 oktober 2011 aan verweerders, overeenkomstig
artikel 333/1, §1, WIB92, verstuurde schriftelijke ken-
nisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiking605
met een vraag om inlichtingen bij een financiële in-
stelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92.
VERZOEKSCHRIFT/21
Door te oordelen dat het bericht van 4 februari
2010 onvoldoende elementen bevat om te laten besluiten610
tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontdui-
king (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser ten onrechte is
overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekstermijn
overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zoals aan
de verweerders ter kennis gebracht per brief van 4 fe-615
bruari 2010 (folio 36004, 2.3.3.), heeft het bestreden
arrest bijgevolg ambtshalve een betwisting opgeworpen
waartegen eiser zich niet heeft kunnen verweren.
5./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, eerste on-620
derdeel, door ambtshalve op te werpen dat het bericht
van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevatte om te
laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van
belastingontduiking en door ambtshalve te oordelen dat
hierdoor de onderzoekstermijn onwettig was uitgebreid,625
het beschikkingsbeginsel heeft miskend (schending van
het beschikkingsbeginsel en van artikel 1138, 2°, van
het Gerechtelijk Wetboek), alsook eisers recht van ver-
dediging, nu eiser niet in de gelegenheid was gesteld
om verweer te voeren over voormelde ambtshalve opgewor-630
pen kwestie (schending van het algemeen rechtsbeginsel
van het recht van verdediging en van artikel 774, twee-
de lid, van het Gerechtelijk Wetboek).
6./ Anders dan het bestreden arrest aanneemt, steunde635
de uitbreiding van de onderzoekstermijn in toepassing
van artikel 333, derde lid, WIB92, niet uitsluitend op
de aanwijzingen van belastingontduiking die verweerders
ter kennis waren gebracht bij brief van 4 februari
2010, doch ook op de aanwijzingen van belastingontdui-640
king vermeld in eisers brief van 15 april 2010.
VERZOEKSCHRIFT/22
Dit blijkt zowel uit de beroepsconclusie van ver-
weerders, als uit de beroepsconclusie van eiser:
645
« Middels brieven dd. 4 februari 2010 en 15 april
2010 van (eiser) wordt de onderzoekstermijn van ar-
tikel 333 WIB uitgebreid» (beroepsconclusie van
verweerders, p.2, I.2).
650
« Op 15/04/2010 werden (verweerders) schriftelijk op
de hoogte gebracht van het standpunt van de admi-
nistratie, met name dat alle elementen zoals die
werden geformuleerd in de kennisgeving van
04/02/2010 samen beschouwd voldoende aanwijzingen655
van fraude zijn in de zin van artikel 333, 3° lid
WIB 1992 (…) (stuk nr.10)» (beroepsconclusie van
eiser, p.3, achtste alinea).
De vaststelling dat eiser zich «steeds gebaseerd660
(heeft) (…) op de veronderstelling dat hij met zijn be-
richt van 4 februari 2010 terecht (was) overgegaan (…)
tot uitbreiding van de onderzoekstermijn» (folio 36001,
midden), is derhalve niet in overeenstemming met het
niet tussen partijen betwiste feit dat de aanwijzingen665
van belastingontduiking ook bij schrijven van 15 april
2010 aan verweerders ter kennis waren gebracht en daar-
in verder waren uitgewerkt zodat de uitbreiding van de
onderzoekstermijn ook op dat schrijven was gebaseerd.
670
Het bestreden arrest stelt niet vast dat het be-
richt van 15 april 2010 onvoldoende elementen bevat die
VERZOEKSCHRIFT/23
toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwijzingen
van belastingontduiking, ofschoon door partijen niet
werd betwist dat de uitbreiding van de onderzoekster-675
mijn in toepassing van artikel 333, derde lid, WIB92,
ook steunde op aanwijzingen van belastingontduiking die
aan verweerders ter kennis waren gebracht bij brief van
15 april 2010.
680
7./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, tweede on-
derdeel, door niet na te gaan of de elementen vervat in
het bericht van 15 april 2010 tot het bestaan van aan-
wijzingen van belastingontduiking kunnen doen beslui-
ten, niet wettig heeft beslist dat eiser ten onrechte685
is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekstermijn,
overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, bij ge-
brek aan het bestaan van aanwijzingen van belastingont-
duiking, nu aldus geen rekening werd gehouden met alle
elementen van belastingontduiking die door eiser waren690
aangevoerd tot uitbreiding van de onderzoekstermijn
(schending van artikel 333, in het bijzonder het derde
lid, WIB92), minstens laten de overwegingen van het be-
streden arrest Uw Hof niet toe na te gaan of al dan
niet rekening was gehouden met de aanwijzingen van het695
bestaan van belastingontduiking aangehaald in het
schrijven van 15 april 2010 zodat Uw Hof zijn wettig-
heidscontrole niet kan uitoefenen nu de beslissing niet
regelmatig met redenen werd omkleed (schending van ar-
tikel 149 van de Grondwet).700
8./ Door enkel rekening te houden met de elementen ver-
meld in de kennisgeving van 4 februari 2010 en door de
elementen vermeld in het bericht van 15 april 2010
ambtshalve niet in overweging te nemen, ofschoon par-705
VERZOEKSCHRIFT/24
tijen het erover eens waren dat de uitbreiding van de
onderzoekstermijn door eiser ook werd gemotiveerd op
grond van de elementen vervat in het bericht van 15
april 2010, heeft het bestreden arrest, derde onder-
deel, het beschikkingsbeginsel miskend (schending van710
het beschikkingsbeginsel en van artikel 1138, 2°, van
het Gerechtelijk Wetboek).
9./ Door zodoende het debat over de aanwijzingen van
belastingontduiking ambtshalve te beperken tot de aan-715
wijzingen vermeld in de kennisgeving van 4 februari
2010, heeft het bestreden arrest, vierde onderdeel, het
recht van verdediging van eiser miskend nu hem niet de
gelegenheid was geboden zich te verweren tegen die
ambtshalve toegepaste beperking van het debat tot de720
aanwijzingen van belastingontduiking zoals vermeld in
het bericht 4 februari 2010 (schending van het algemeen
rechtsbeginsel van het recht van verdediging en van ar-
tikel 774, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek).
725
10./ In zoverre het bestreden arrest in die zin moet
worden gelezen dat de appelrechter van oordeel was dat
eiser zich enkel heeft gebaseerd op de elementen van
belastingontduiking vermeld in het bericht 4 februari
2010, heeft het bestreden arrest, vijfde onderdeel, de730
bewijskracht miskend van de sub 6 aangehaalde beroeps-
conclusies van eiser en van verweerster waaruit duide-
lijk blijkt dat eiser de uitbreiding van de onderzoeks-
termijn ook steunde op de elementen van belastingont-
duiking die bij brief van 15 april 2010 ter kennis van735
verweerders waren gebracht. Zodoende werd aan die be-
roepsconclusies een bevestiging toegeschreven die er
niet in voorkomt, en beslist dat die beroepsconclusies
VERZOEKSCHRIFT/25
een bevestiging die er wel in voorkomt niet bevat, min-
stens werd een interpretatie aan die beroepsconclusies740
gegeven die onverzoenbaar is met de bewoordingen ervan
(schending van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het
Burgerlijk Wetboek).
11./ Een uitbreiding van de onderzoekstermijn, over-745
eenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, is slechts
mogelijk voor zover er aanwijzingen van belastingont-
duiking zijn en voor zover de administratie de belas-
tingplichtige van het bestaan van die aanwijzingen
vooraf in kennis stelt.750
Wanneer de administratie de belastingplichtige, met
toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92, schriftelijk
in kennis stelt van de aanwijzing of de aanwijzingen
van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen755
bij een financiële instelling rechtvaardigen, leidt ook
die kennisgeving tot een uitbreiding van de onderzoeks-
termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92,
gelet op het bestaan van aanwijzingen van belastingont-
duiking die aan de belastingplichtige ter kennis worden760
gebracht.
12./ Na eerst op 15 juli 2011 een vraag om inlich-
tingen te hebben toegezonden aan verweerders, waarbij
overeenkomstig artikel 322, §2, derde lid, WIB92, werd765
aangegeven dat de toepassing van artikel 322, §2,
WIB92, kan worden gevraagd indien de belastingplichtige
de gevraagde bankgegevens verborgen houdt of ze weigert
te verschaffen, verstuurde eiser op 11 oktober 2011 aan
verweerders, betreffende de aanslagjaren 2005, 2006 en770
VERZOEKSCHRIFT/26
2007, met toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92,
een schriftelijke kennisgeving van de aanwijzing of de
aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om
inlichtingen bij een financiële instelling in toepas-
sing van artikel 322, §2 WIB92 kunnen rechtvaardigen775
zodat de onderzoekstermijn voor die betreffende aan-
slagjaren, op grond van die kennisgeving, telkens met
vier jaar werd uitgebreid overeenkomstig artikel 333,
derde lid, WIB92.
780
Het bestreden arrest oordeelt dat het bericht van 4
februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te laten
besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belas-
tingontduiking (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser ten
onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onder-785
zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, derde lid,
WIB92, zoals aan de verweerders ter kennis gebracht per
brief van 4 februari 2010 (folio 36004, 2.3.3.), zonder
rekening te houden met de aanwijzingen van belasting-
ontduiking vermeld in de kennisgeving van 11 oktober790
2011, die evenzeer tot een verlenging van de onder-
zoekstermijn met vier jaar aanleiding gaf, en zonder
vast te stellen dat die kennisgeving van 11 oktober
2011, alsook de eraan voorafgaande vraag om inlichtin-
gen bij verweerders dd. 15 juli 2011, onvoldoende ele-795
menten bevat die toelaten te besluiten tot het bestaan
van aanwijzingen van belastingontduiking.
13./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, zesde
onderdeel, niet wettig heeft beslist dat eiser ten on-800
rechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoeks-
termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92,
nu de appelrechter aldus geen rekening hield met alle
VERZOEKSCHRIFT/27
elementen die door eiser waren aangevoerd tot uitbrei-
ding van de onderzoekstermijn, te weten de aanwijzingen805
van belastingontduiking aangehaald in de kennisgeving
ex artikel 333/1, §1, WIB92, in het bijzonder van 11
oktober 2011, waarop eiser de uitbreiding van de onder-
zoekstermijn tevens liet steunen (schending van de ar-
tikelen 322, in het bijzonder §2, 333, in het bijzonder810
het derde lid, en 333/1, §1 WIB92), minstens laten de
overwegingen van het bestreden arrest Uw Hof niet toe
na te gaan of al dan niet rekening was gehouden met de
aanwijzingen van het bestaan van belastingontduiking
aangehaald in voormelde kennisgeving zodat Uw Hof zijn815
wettigheidscontrole niet kan uitoefenen nu de beslis-
sing van de appelrechter niet regelmatig met redenen
werd omkleed (schending van artikel 149 van de Grond-
wet).
820
14./ Overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92,
mag de administratie gedurende een aanvullende termijn
van vier jaar onderzoeken doen, mits het de belasting-
plichtige, op straffe van nietigheid van de aanslag,
vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis825
heeft gegeven van de aanwijzingen inzake belastingont-
duiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoelde
tijdperk.
Wanneer de administratie de belastingplichtige, met830
toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92, schriftelijk
in kennis stelt van de aanwijzing of de aanwijzingen
van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen
bij een financiële instelling rechtvaardigen, leidt ook
die kennisgeving tot een uitbreiding van de onderzoeks-835
termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92,
VERZOEKSCHRIFT/28
gelet op het bestaan van aanwijzingen van belastingont-
duiking die aan de belastingplichtige ter kennis worden
gebracht.
840
Beide bepalingen vereisen niet dat die kennisgeving
nauwkeurig vermeldt welke inzichten of bedoelingen te
schaden aan de belastingplichtige ten laste worden ge-
legd. Het volstaat dat de aanwijzingen inzake belas-
tingontduiking nauwkeurig worden vermeld (Cass., 14 ok-845
tober 1999, A.C., 1999, nr.535).
Evenmin is vereist dat de administratie reeds over
indicaties, bekende feiten of vaststellingen zou moeten
beschikken die tot bewijs van de belastingontduiking850
aanleiding kunnen geven. Het is in strijd met de wil
van de wetgever om de administratie op voorhand te
dwingen te bewijzen wat het juist op grond van een bij-
komend onderzoek wil bewijzen (Cass., 8 mei 2009, A.C.,
2009, nr.303; zie JVD, «Over welke ‘aanwijzingen’ van855
fraude moet fiscus beschikken», Fiscoloog, 2009,
afl.1167, 7-8).
Een nauwkeurig omschreven vermoeden van belasting-
ontduiking volstaat bijgevolg, zonder dat het bewijs860
van de belastingontduiking reeds objectief moet zijn
geleverd. Enkel wanneer de aanwijzingen onnauwkeurig
zijn omschreven of berusten op «wilde of vage veronder-
stellingen», kortom niet geloofwaardig zijn, kan niet
tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontdui-865
king worden besloten (Parl.St., Kamer, 2010-2011, DOC
53-1208/007, p.13).
VERZOEKSCHRIFT/29
15./ Het bestreden arrest stelt vast dat het bericht
van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te870
laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van
belastingontduiking, zonder hierbij aan te geven dat
die aanwijzingen, hetzij onnauwkeurig zijn omschreven,
hetzij berusten op vage of lichtzinnige veronderstel-
lingen.875
De ontstentenis van aanwijzingen van belastingont-
duiking werd zodoende niet wettig vastgesteld.
16./ Het bestreden arrest verwijt de administratie880
dat zij niet over «objectieve» aanwijzingen van belas-
tingontduiking beschikt (folio 36004, derde laatste
alinea).
Aldus blijkt dat de appelrechter van eiser in wer-885
kelijkheid verlangt dat hij het objectieve bewijs bij-
brengt van concrete feiten of vaststellingen die op
zich het bestaan van belastingontduiking kunnen bewij-
zen, terwijl loutere vermoedens van belastingontduiking
volstaan als aanwijzing van belastingontduiking. De ad-890
ministratie moet bij toepassing van de artikelen 322,
§2 en 333, derde lid, WIB92, nog geen «objectieve» aan-
wijzingen van belastingontduiking voorleggen, maar en-
kel objectieve vaststellingen waarop vermoedens van be-
lastingontduiking kunnen worden geschraagd.895
Door te oordelen dat eiser over «objectieve» aan-
wijzingen van belastingontduiking moet beschikken,
voegt het bestreden arrest derhalve onwettig een voor-
VERZOEKSCHRIFT/30
waarde toe aan de artikelen 322, §2 en 333, derde lid,900
WIB92.
17./ Niettegenstaande het bestreden arrest zelf
vaststelt dat de taxatiedienst op het moment van het
bericht van 4 februari 2010 redenen had om te stellen905
dat een discrepantie bestond tussen enerzijds de ge-
goedheid die moet gepaard gaan met het aankopen en de
restauratie van een villa in Italië waarvan in een ge-
rechtsdossier gesteld wordt dat de waarde ervan op 5
miljoen euro moet worden geschat en anderzijds de in-910
komsten die de verweerders in de voorbije jaren in hun
aangiften in de personenbelasting hadden aangegeven,
wat op zich voldoende reden kan zijn om een indiciaire
taxatie voorop te stellen (folio 36002, voorlaatste
alinea), weigert het arrest om dit pertinente element915
als een relevante aanwijzing van belastingontduiking in
aanmerking te nemen louter op grond van de mogelijkheid
dat het niet om bewust verzwegen inkomsten zou gaan:
« Het enkele feit evenwel dat iemand kennelijk be-920
langrijke inkomsten moet hebben gehad, volstaat
evenwel nog niet om ervan uit te gaan dat het voor
de belastingadministratie (bewust) verzwegen inkom-
sten betreft; het kan immers gaan om inkomsten de
niet moeten aangegeven worden. Dat is in het bij-925
zonder het geval wanneer het inkomsten zouden zijn
van privéverrichtingen…» (folio 36002, laatste ali-
nea).
Waar de bijkomende onderzoekstermijn precies tot930
doel heeft om klaarheid te scheppen over de aard van de
VERZOEKSCHRIFT/31
inkomsten is het niet vereist dat de administratie, al-
vorens zij de onderzoekstermijn kan uitbreiden, eerst
moet bewijzen dat aan een vastgesteld «incidiair te-
kort» inkomsten ten grondslag liggen die bewust werden935
verzwegen en waarvan aangifte diende te worden gedaan.
In de parlementaire voorbereiding bij de Wet van 14
april 2011 houdende diverse bepalingen, werd uitdrukke-
lijk bepaald dat als aanwijzing van belastingontduiking940
kan gelden:
« (een) belangrijke discrepantie tussen de uiterlijke
tekenen van welstand of het uitgavenpatroon en de
aangegeven of gekende inkomsten en waarvoor de be-945
lastingplichtige geen sluitende uitleg kan geven
nadat hem dat is gevraagd» (Parl.St., Kamer, 2010-
2011, DOC 53-1208/007, p.13).
18./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, zevende950
onderdeel, het wettelijk begrip «aanwijzingen» van be-
lastingontduiking in de zin van de artikelen 322, §2 en
333, derde lid, WIB92, heeft miskend:
(1) door voorop te stellen dat de administratie over955
«objectieve» aanwijzingen van belastingontduiking
moet beschikken alvorens het de onderzoekstermijn
kan uitbreiden, waardoor de administratie onwettig
het bewijs wordt opgelegd van concrete en bekende
feiten die de belastingontduiking bewijzen;960
(2) door te oordelen dat een vastgestelde discrepantie
tussen de gegoedheid van een belastingplichtige en
VERZOEKSCHRIFT/32
zijn aangegeven inkomsten geen aanwijzing van be-
lastingontduiking kan zijn, omdat het mogelijk kan
gaan om inkomsten die niet dienden te worden aange-965
geven, terwijl de bijkomende onderzoekstermijn pre-
cies moet toelaten dit laatste te onderzoeken;
(3) door te oordelen dat de aangevoerde elementen niet
toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwij-
zingen van belastingontduiking, zonder vast te970
stellen dat deze elementen onnauwkeurig zijn om-
schreven of berusten op ongeloofwaardige veronder-
stellingen,
mitsdien niet wettig heeft beslist dat eiser ten on-975
rechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoeks-
termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92
(schending van de artikelen 322, §2, 333, in het bij-
zonder het derde lid, en 333/1, §1 WIB92).
980
19./ De verplichting ex artikel 333, derde lid,
WIB92, tot voorafgaande kennisgeving ingeval van onder-
zoekshandelingen verricht buiten de normale onderzoeks-
termijn van drie jaar, geldt alleen voor onderzoeksver-
richtingen bij de belastingplichtige zelf en niet voor985
onderzoeksdaden bij derden, zoals een buitenlandse ad-
ministratie (Cass., 18 november 2010, F.10.0001.F;
Cass., 14 oktober 1999, A.C., 1999, nr.533; VAN CROM-
BRUGGE, S., «Verlenging van de aanslagtermijn bij be-
wijskrachtige gegevens», R.Cass., 1996, 341; contra :990
MISSAL, A., «Pretaxatiegeschillen, artikel 333, 3e
lid
WIB, onderwaardering actief en inzagerecht van de be-
lastingplichtige… een blijvende bron van discussie»,
T.F.R., afl.403, 516).
VERZOEKSCHRIFT/33
995
20./ Het bestreden arrest stelt vast dat de admi-
nistratie zich voor de motivering van het bankonderzoek
baseert en moet baseren op gegevens verstrekt door de
Italiaanse belastingdiensten die op zich ook na het
verstrijken van de gewone onderzoekstermijnen door ei-1000
ser zijn aangevraagd, namelijk met een vraag om inlich-
tingen die per brief van 4 maart 2010 naar Italië werd
verstuurd (folio 36001, vierde laatste alinea).
Doordat de beslissing van 6 oktober 2011 tot toe-1005
stemming voor het bankonderzoek evenals het instellen
op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek zich voordeden
in de uitgebreide onderzoekstermijn en trouwens slechts
mogelijk waren door gebruik te maken van informatie die
slechts bekomen werd op basis van een onderzoeksmaatre-1010
gel (vraag om inlichtingen van 4 maart 2010 aan de Ita-
liaanse fiscus) die eveneens in de uitgebreide onder-
zoekstermijn plaatsvond, oordeelde het bestreden arrest
dat kon worden ingegaan op het verzoek van verweerders
om de machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011,1015
de schriftelijke kennisgeving aan verweerders van 11
oktober 2011 van de aanwijzingen van belastingontdui-
king die een vraag om inlichtingen bij een financiële
instelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92
zouden moeten rechtvaardigen en de vragen om inlichtin-1020
gen bij een financiële instelling, te vernietigen (fo-
lio 36004, laatste zin - 36005, eerste alinea).
21./ De beslissing dat eiser de inlichtingen van de
Italiaanse fiscus niet wettig in de uitgebreide onder-1025
zoekstermijn heeft verkregen en het bankonderzoek bij-
gevolg niet wettig op grond van de gegevens verstrekt
VERZOEKSCHRIFT/34
door de Italiaanse belastingdienst kon worden geba-
seerd, is derhalve, achtste onderdeel, niet naar recht
verantwoord in zoverre niet was vereist dat eiser,1030
voorafgaand aan het verzoek tot inlichtingen gericht
aan de Italiaanse administratie, verweerders hiervan,
overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, schrifte-
lijk in kennis diende te stellen nu dit geen onder-
zoeksverrichting bij de belastingplichtige zelf betreft1035
en voormelde vraag om inlichtingen dus wettig buiten de
normale onderzoekstermijn kon worden gesteld, mitsdien
de van de Italiaanse fiscus verkregen gegevens wettig
tot grondslag konden dienen van een bankonderzoek ex
artikel 322, §2 WIB92 (schending van de artikelen 3221040
en 333, in het bijzonder het derde lid, WIB92).
OM DEZE REDENEN,
besluiten voor eiser ondergetekende advocaten, dat
het U behage, Hooggeachte Dames en Heren, het bestreden1045
arrest te vernietigen, de zaak en partijen te verwijzen
naar een ander hof van beroep, kosten als naar recht.
Bijlage
1./ Exploot van betekening van 29 januari 2014 van het bestreden arrest waarin
verweerders keuze van woonst doen bij gerechtsdeurwaarder Stéphan MASSA,1050
met kantoor te 1190 Vorst, Fontaine Vanderstraetenlaan 57,
Brussel, 18 april 2014
1055
Antoine DE BRUYN, Stefan DE VLEESCHOUWER
VERZOEKSCHRIFT/35

More Related Content

Viewers also liked

Graphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative Solutions
Graphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative SolutionsGraphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative Solutions
Graphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative Solutions
G3 Creative Design Scotland
 
Najčešće reči u naslovima DŠM 2016
Najčešće reči u naslovima DŠM 2016Najčešće reči u naslovima DŠM 2016
Najčešće reči u naslovima DŠM 2016
Ninamedia
 
Civil Advocacy Book Jacket Design
Civil Advocacy Book Jacket DesignCivil Advocacy Book Jacket Design
Civil Advocacy Book Jacket Design
G3 Creative Design Scotland
 
Memcon Round dome-with-dimple-and-feet
Memcon Round dome-with-dimple-and-feetMemcon Round dome-with-dimple-and-feet
Memcon Round dome-with-dimple-and-feet
Phil Heft
 
The pick international brochure designed by g3 creative
The pick international brochure designed by g3 creativeThe pick international brochure designed by g3 creative
The pick international brochure designed by g3 creative
G3 Creative Design Scotland
 
Social Collaboration - A path to business value
Social Collaboration - A path to business valueSocial Collaboration - A path to business value
Social Collaboration - A path to business value
SIKM
 
Axon ffc flat-cables
Axon ffc flat-cablesAxon ffc flat-cables
Axon ffc flat-cables
Phil Heft
 
Tracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracing
Tracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracingTracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracing
Tracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracing
Yuri Shkuro
 
Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)
Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)
Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)
Demos Helsinki
 

Viewers also liked (10)

Graphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative Solutions
Graphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative SolutionsGraphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative Solutions
Graphic design by Glasgow graphic designers G3 Creative Solutions
 
Najčešće reči u naslovima DŠM 2016
Najčešće reči u naslovima DŠM 2016Najčešće reči u naslovima DŠM 2016
Najčešće reči u naslovima DŠM 2016
 
Civil Advocacy Book Jacket Design
Civil Advocacy Book Jacket DesignCivil Advocacy Book Jacket Design
Civil Advocacy Book Jacket Design
 
Memcon Round dome-with-dimple-and-feet
Memcon Round dome-with-dimple-and-feetMemcon Round dome-with-dimple-and-feet
Memcon Round dome-with-dimple-and-feet
 
The pick international brochure designed by g3 creative
The pick international brochure designed by g3 creativeThe pick international brochure designed by g3 creative
The pick international brochure designed by g3 creative
 
Edina_Nyemecz_CVE
Edina_Nyemecz_CVEEdina_Nyemecz_CVE
Edina_Nyemecz_CVE
 
Social Collaboration - A path to business value
Social Collaboration - A path to business valueSocial Collaboration - A path to business value
Social Collaboration - A path to business value
 
Axon ffc flat-cables
Axon ffc flat-cablesAxon ffc flat-cables
Axon ffc flat-cables
 
Tracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracing
Tracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracingTracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracing
Tracing 2000+ polyglot microservices at Uber with Jaeger and OpenTracing
 
Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)
Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)
Näkökulmia asumiseen: Kaupunki palkkatyön jälkeen (Ara-päivät)
 

Similar to Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

Arrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui Espina
Arrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui EspinaArrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui Espina
Arrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui Espina
Thierry Debels
 
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aanVrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Thierry Debels
 
Nu ook BVBA SOSIS failliet
Nu ook BVBA SOSIS faillietNu ook BVBA SOSIS failliet
Nu ook BVBA SOSIS failliet
Thierry Debels
 
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Thierry Debels
 
Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)
Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6) Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)
Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)
Casper Dekker
 
Rechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euro
Rechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euroRechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euro
Rechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euro
Thierry Debels
 
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van StateVilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Thierry Debels
 
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarigEritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Thierry Debels
 
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling weg
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling wegCD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling weg
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling weg
Thierry Debels
 
Faling Würst nu ook in Staatsblad
Faling Würst nu ook in StaatsbladFaling Würst nu ook in Staatsblad
Faling Würst nu ook in Staatsblad
Thierry Debels
 
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum DormaalGeen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Thierry Debels
 
Geen homologatie voor plan Zoute Stables NV
Geen homologatie voor plan Zoute Stables NVGeen homologatie voor plan Zoute Stables NV
Geen homologatie voor plan Zoute Stables NV
Thierry Debels
 
Opening faillissement Trekt Uw Plant vzw
Opening faillissement Trekt Uw Plant vzwOpening faillissement Trekt Uw Plant vzw
Opening faillissement Trekt Uw Plant vzw
Thierry Debels
 
Opening faillissement ELECTRAWINDS NV
Opening faillissement ELECTRAWINDS NVOpening faillissement ELECTRAWINDS NV
Opening faillissement ELECTRAWINDS NV
Thierry Debels
 
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische StaatVlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Thierry Debels
 
Macedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euro
Macedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euroMacedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euro
Macedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euro
Thierry Debels
 
Opening faillissement firma Tanja Dexters
Opening faillissement firma Tanja DextersOpening faillissement firma Tanja Dexters
Opening faillissement firma Tanja Dexters
Thierry Debels
 
5000 Belgische woningen in offshore-constructie
5000 Belgische woningen in offshore-constructie5000 Belgische woningen in offshore-constructie
5000 Belgische woningen in offshore-constructie
Thierry Debels
 

Similar to Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht (20)

Arrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui Espina
Arrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui EspinaArrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui Espina
Arrest Hof van Cassatie Maria Natividad Jáuregui Espina
 
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aanVrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
Vrouw vecht uitlevering aan Marokko tevergeefs aan
 
Nu ook BVBA SOSIS failliet
Nu ook BVBA SOSIS faillietNu ook BVBA SOSIS failliet
Nu ook BVBA SOSIS failliet
 
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
Bedienaars van de islamitische eredienst mogen van Grondwettelijk Hof
 
Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)
Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6) Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)
Uitbreiden van een Wob-verzoek in bezwaar (Gemeentestem 2018/6)
 
Rechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euro
Rechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euroRechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euro
Rechtszaak parket tegen VTM kost burger 3.580 euro
 
JOR 2016, 141
JOR 2016, 141JOR 2016, 141
JOR 2016, 141
 
Registratie en erfbelasting
Registratie en erfbelastingRegistratie en erfbelasting
Registratie en erfbelasting
 
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van StateVilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
Vilvoords gemeenteraadslid UF brengt zaak bij Raad van State
 
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarigEritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
Eritrese 'minderjarige' asielzoeker is meerderjarig
 
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling weg
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling wegCD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling weg
CD&V wil exceptie van borgstelling van eisende vreemdeling weg
 
Faling Würst nu ook in Staatsblad
Faling Würst nu ook in StaatsbladFaling Würst nu ook in Staatsblad
Faling Würst nu ook in Staatsblad
 
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum DormaalGeen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
Geen dringende noodzakelijkheid bij vordering tegenstanders asielcentrum Dormaal
 
Geen homologatie voor plan Zoute Stables NV
Geen homologatie voor plan Zoute Stables NVGeen homologatie voor plan Zoute Stables NV
Geen homologatie voor plan Zoute Stables NV
 
Opening faillissement Trekt Uw Plant vzw
Opening faillissement Trekt Uw Plant vzwOpening faillissement Trekt Uw Plant vzw
Opening faillissement Trekt Uw Plant vzw
 
Opening faillissement ELECTRAWINDS NV
Opening faillissement ELECTRAWINDS NVOpening faillissement ELECTRAWINDS NV
Opening faillissement ELECTRAWINDS NV
 
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische StaatVlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
Vlaamse Energieholding procedeert tegen Belgische Staat
 
Macedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euro
Macedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euroMacedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euro
Macedoniër betwist uitwijzingsbevel en ontvangt 700 euro
 
Opening faillissement firma Tanja Dexters
Opening faillissement firma Tanja DextersOpening faillissement firma Tanja Dexters
Opening faillissement firma Tanja Dexters
 
5000 Belgische woningen in offshore-constructie
5000 Belgische woningen in offshore-constructie5000 Belgische woningen in offshore-constructie
5000 Belgische woningen in offshore-constructie
 

More from Thierry Debels

Oprichtingsakte firma Lincelles prins Andrew
Oprichtingsakte firma Lincelles prins AndrewOprichtingsakte firma Lincelles prins Andrew
Oprichtingsakte firma Lincelles prins Andrew
Thierry Debels
 
Pro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -Mendez
Pro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -MendezPro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -Mendez
Pro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -Mendez
Thierry Debels
 
Notities Willy Acke over de Bende van Nijvel
Notities Willy Acke over de Bende van NijvelNotities Willy Acke over de Bende van Nijvel
Notities Willy Acke over de Bende van Nijvel
Thierry Debels
 
Rapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy Wezel
Rapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy WezelRapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy Wezel
Rapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy Wezel
Thierry Debels
 
AVROX - Modification non statutaire de mandataires
AVROX -  Modification non statutaire de mandatairesAVROX -  Modification non statutaire de mandataires
AVROX - Modification non statutaire de mandataires
Thierry Debels
 
AstraZeneca - Transparency register EU
AstraZeneca - Transparency register  EUAstraZeneca - Transparency register  EU
AstraZeneca - Transparency register EU
Thierry Debels
 
Kamerbrief erkenning Stay Behind
Kamerbrief erkenning Stay BehindKamerbrief erkenning Stay Behind
Kamerbrief erkenning Stay Behind
Thierry Debels
 
Financiering moskeeën in Vlaanderen
Financiering moskeeën in VlaanderenFinanciering moskeeën in Vlaanderen
Financiering moskeeën in Vlaanderen
Thierry Debels
 
Verslag vzw Platform van Vlaamse Imams en Moslimdeskundigen
Verslag vzw Platform van Vlaamse Imams en MoslimdeskundigenVerslag vzw Platform van Vlaamse Imams en Moslimdeskundigen
Verslag vzw Platform van Vlaamse Imams en Moslimdeskundigen
Thierry Debels
 
EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21
EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21
EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21
Thierry Debels
 
Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21
Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21
Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21
Thierry Debels
 
Afsprakennota LGU Academy vzw 2018
Afsprakennota LGU Academy vzw 2018Afsprakennota LGU Academy vzw 2018
Afsprakennota LGU Academy vzw 2018
Thierry Debels
 
The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...
The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...
The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...
Thierry Debels
 
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...
Thierry Debels
 
EudraVigilance - Comirnaty - Individual cases
EudraVigilance - Comirnaty - Individual casesEudraVigilance - Comirnaty - Individual cases
EudraVigilance - Comirnaty - Individual cases
Thierry Debels
 
Démission administrateur Avrox
Démission administrateur AvroxDémission administrateur Avrox
Démission administrateur Avrox
Thierry Debels
 
So Sense SA
So Sense SASo Sense SA
So Sense SA
Thierry Debels
 
Registratie BioNTech in lobbyregister EU
Registratie BioNTech in lobbyregister EURegistratie BioNTech in lobbyregister EU
Registratie BioNTech in lobbyregister EU
Thierry Debels
 
POLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSEL
POLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSELPOLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSEL
POLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSEL
Thierry Debels
 
Projectoproep delen Antwerpse stadsvloot
Projectoproep delen Antwerpse stadsvlootProjectoproep delen Antwerpse stadsvloot
Projectoproep delen Antwerpse stadsvloot
Thierry Debels
 

More from Thierry Debels (20)

Oprichtingsakte firma Lincelles prins Andrew
Oprichtingsakte firma Lincelles prins AndrewOprichtingsakte firma Lincelles prins Andrew
Oprichtingsakte firma Lincelles prins Andrew
 
Pro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -Mendez
Pro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -MendezPro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -Mendez
Pro Justitia 8/12/89 Jean Deprêtre over videocassette in zaak -Mendez
 
Notities Willy Acke over de Bende van Nijvel
Notities Willy Acke over de Bende van NijvelNotities Willy Acke over de Bende van Nijvel
Notities Willy Acke over de Bende van Nijvel
 
Rapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy Wezel
Rapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy WezelRapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy Wezel
Rapport Bende van Nijvel onderzoeksrechter Guy Wezel
 
AVROX - Modification non statutaire de mandataires
AVROX -  Modification non statutaire de mandatairesAVROX -  Modification non statutaire de mandataires
AVROX - Modification non statutaire de mandataires
 
AstraZeneca - Transparency register EU
AstraZeneca - Transparency register  EUAstraZeneca - Transparency register  EU
AstraZeneca - Transparency register EU
 
Kamerbrief erkenning Stay Behind
Kamerbrief erkenning Stay BehindKamerbrief erkenning Stay Behind
Kamerbrief erkenning Stay Behind
 
Financiering moskeeën in Vlaanderen
Financiering moskeeën in VlaanderenFinanciering moskeeën in Vlaanderen
Financiering moskeeën in Vlaanderen
 
Verslag vzw Platform van Vlaamse Imams en Moslimdeskundigen
Verslag vzw Platform van Vlaamse Imams en MoslimdeskundigenVerslag vzw Platform van Vlaamse Imams en Moslimdeskundigen
Verslag vzw Platform van Vlaamse Imams en Moslimdeskundigen
 
EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21
EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21
EudraVigilance - Moderna covid MRNA vaccine up to 13/2/21
 
Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21
Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21
Mogelijke bijwerkingen Pfizer-vaccin Europa tot 13/2/21
 
Afsprakennota LGU Academy vzw 2018
Afsprakennota LGU Academy vzw 2018Afsprakennota LGU Academy vzw 2018
Afsprakennota LGU Academy vzw 2018
 
The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...
The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...
The number of individual cases identified in EudraVigilance for TOZINAMERAN i...
 
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...
List of meetings Bill & Melinda Gates Foundation has held with Commissioners,...
 
EudraVigilance - Comirnaty - Individual cases
EudraVigilance - Comirnaty - Individual casesEudraVigilance - Comirnaty - Individual cases
EudraVigilance - Comirnaty - Individual cases
 
Démission administrateur Avrox
Démission administrateur AvroxDémission administrateur Avrox
Démission administrateur Avrox
 
So Sense SA
So Sense SASo Sense SA
So Sense SA
 
Registratie BioNTech in lobbyregister EU
Registratie BioNTech in lobbyregister EURegistratie BioNTech in lobbyregister EU
Registratie BioNTech in lobbyregister EU
 
POLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSEL
POLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSELPOLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSEL
POLITIËLE CRIMINALITEITSSTATISTIEKEN - STAD BRUSSEL
 
Projectoproep delen Antwerpse stadsvloot
Projectoproep delen Antwerpse stadsvlootProjectoproep delen Antwerpse stadsvloot
Projectoproep delen Antwerpse stadsvloot
 

Arrest Hof van Cassatie dossier Karel De Gucht

  • 1. 7 APRIL 2016 F.14.0065.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.14.0065.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de gewestelijk directeur bij de Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met kantoren te 9050 Gent (Lede- berg), Gaston Crommenlaan 6, bus 801, eiser, vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie en bijgestaan door mr. Stefaan De Vleeschouwer, advocaat bij de balie te Brussel, beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de eiser woonplaats kiest, tegen 1. K D G, 2. M S, verweerders, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 3000 Leuven, Koning Leopold I- straat 3, waar de verweerders woon- plaats kiezen.
  • 2. 7 APRIL 2016 F.14.0065.N/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 17 december 2013. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 11 februari 2016 een schriftelijke conclusie neergelegd. Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Zevende onderdeel Ontvankelijkheid 1. De verweerders werpen twee gronden van niet-ontvankelijkheid op: - de kritiek van de eiser gaat uit van de onjuiste premisse dat de kennisgeving van artikel 331/1, § 1, eerste lid, WIB92 de uitbreiding van de onderzoekster- mijn tot gevolg heeft; - het onderdeel komt op tegen een feitelijke beoordeling of er sprake is van “aanwijzingen van belastingontduiking”. 2. Het onderdeel gaat niet uit van voormelde premisse. De eerste grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen. 3. Het onderzoek van de grond van niet-ontvankelijkheid is niet te onderschei- den van het onderzoek van het onderdeel zelf. De tweede grond van niet-ontvankelijkheid moet eveneens worden verworpen.
  • 3. 7 APRIL 2016 F.14.0065.N/3 4. Het Hof slaat geen acht op de bijkomende grond van niet-ontvankelijkheid die in strijd met artikel 1107 Gerechtelijk Wetboek in de repliek op de conclusie van het openbaar ministerie wordt opgeworpen. Gegrondheid 5. Krachtens artikel 354, tweede lid, WIB92 wordt de termijn van drie jaar waarbinnen de belasting kan worden gevestigd, met vier jaar verlengd in geval van een inbreuk op de bepalingen van dit wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden. Krachtens artikel 333, derde lid, WIB92 mogen onderzoekingen bovendien wor- den verricht gedurende de in artikel 354, tweede lid, bedoelde aanvullende termijn van vier jaar, op voorwaarde dat de administratie de belastingplichtige vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van de aanwijzingen inzake belastingontduiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoeld tijd- perk. Die voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe van nietigheid van de aanslag. 6. Een discrepantie tussen de uiterlijke tekenen van welstand of het uitgaven- patroon en de aangegeven of gekende inkomsten waarvoor de belastingplichtige geen sluitende uitleg kan geven nadat hem dat is gevraagd, geldt als een aanwij- zing van belastingontduiking. 7. Artikel 333, derde lid, WIB92 vereist niet dat die kennisgeving nauwkeurig vermeldt welke inzichten of bedoelingen te schaden aan de belastingplichtige ten laste kunnen worden gelegd. Het volstaat dat de aanwijzingen inzake belasting- ontduiking nauwkeurig worden vermeld. Evenmin is vereist dat het fiscaal bestuur over bekende feiten of vaststellingen be- schikt die tot het bewijs van fraude aanleiding kunnen geven en dat zij dit moet meedelen in de voorafgaande kennisgeving. Het zou immers in strijd zijn met de wil van de wetgever het bestuur op voorhand te dwingen te bewijzen wat het juist op grond van een bijkomend onderzoek wil bewijzen. De voorafgaande kennisgeving van nauwkeurig omschreven aanwijzingen van be- lastingontduiking volstaat bijgevolg, zonder dat het bewijs van de belastingont-
  • 4. 7 APRIL 2016 F.14.0065.N/4 duiking reeds objectief moet zijn geleverd. Enkel wanneer de aanwijzingen on- nauwkeurig zijn omschreven of berusten op vage of ongeloofwaardige veronder- stellingen, kan niet tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking worden besloten. Aangezien de bijkomende onderzoekstermijn onder meer ertoe strekt klaarheid te scheppen over de aard van de inkomsten, is het niet vereist dat het fiscaal bestuur, alvorens het de onderzoekstermijn kan uitbreiden, eerst moet bewijzen dat aan een vastgesteld indiciair tekort inkomsten ten grondslag liggen die bewust worden verzwegen en waarvan aangifte diende te worden gedaan. 8. De appelrechter stelt vast dat het bericht van 4 februari 2010, houdende de kennisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiking, als volgt besluit: “Samengevat zijn deze aanwijzingen van [belastingontduiking] gesteund op vol- gende vaststellingen: - het bestaan van een investering (aankoop - verbouwingen) in Italië van dergelij- ke omvang en waarde, zij het nu rechtstreeks of via de SS LA MACCINAIA waar- van u alle aandelen bezit, vormt een teken en indicie waarvan tot op de datum van de inzage van het gerechtsdossier geen spoor terug te vinden was in uw fiscaal dossier en dat belangrijkere inkomsten laat vermoeden dan de aangegeven inkom- sten; - de tegenstrijdigheid tussen het antwoord op de vraag om inlichtingen volgens hetwelk het onroerend goed in Italië eigendom zou zijn van de SS LA MACCI- NAIA en de gegevens van het gerechtsdossier waaruit eerder blijkt dat het om uw persoonlijke eigendom gaat; - het feit dat de bewering als zou het onroerend goed eigendom zijn van de SS LA MACCINAIA door geen enkel stuk wordt gestaafd en dit niettegenstaande zulks in de vraag om inlichtingen uitdrukkelijk werd gevraagd; - het niet vermelden van de brutohuur/waarde in vak III van de aangiften in de personenbelasting wat wel diende te gebeuren indien het onroerend goed uw per- soonlijke eigendom is; - het feit dat de administratie in het antwoord op uw vraag om inlichtingen volle- dig in het ongewisse wordt gelaten omtrent de aan het project (aankoop + ver-
  • 5. 7 APRIL 2016 F.14.0065.N/5 bouwingen) bestede bedragen en de belastbare tijdperken waarin deze bestedin- gen hebben plaatsgevonden; - de bedrieglijke redeneringen op basis waarvan u in het antwoord beweert som- mige gestelde vragen niet te moeten beantwoorden; - het totaal gebrek aan medewerking om te komen tot een objectieve en juiste be- rekening van uw indiciaire toestand.” 9. De appelrechter oordeelt dat: - het niet valt te betwisten dat de taxatiedienst op het moment van het bericht van 4 februari 2010 redenen had om te stellen dat er een discrepantie bestond tus- sen enerzijds de gegoedheid die moet gepaard gaan met het aankopen en de restauratie van een villa in Italië waarvan in een gerechtsdossier gesteld wordt dat de waarde ervan op 5 miljoen euro moet worden geschat en anderzijds de inkomsten die de verweerders in de voorbije jaren in hun aangiften in de per- sonenbelasting hebben aangegeven; - dit op zich voldoende reden kan zijn om een indiciaire taxatie voorop te stellen; - het enkele feit dat iemand kennelijk belangrijke inkomsten moet hebben gehad, evenwel nog niet volstaat om ervan uit te gaan dat het voor het fiscaal bestuur bewust verzwegen inkomsten betreft omdat het mogelijk kan gaan om inkom- sten die niet moeten aangegeven worden. 10. Door te oordelen dat een vastgestelde discrepantie tussen de gegoedheid van een belastingplichtige en zijn aangegeven inkomsten geen aanwijzing van belas- tingontduiking kan zijn, omdat het mogelijk kan gaan om inkomsten die niet dienden te worden aangegeven, terwijl de bijkomende onderzoekstermijn precies moet toelaten dit laatste te onderzoeken, en door te oordelen dat de aangevoerde elementen niet toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belas- tingontduiking, zonder vast te stellen dat deze elementen onnauwkeurig zijn om- schreven of berusten op ongeloofwaardige veronderstellingen, miskent de appel- rechter het wettelijk begrip “aanwijzingen van belastingontduiking” in de zin van artikel 333, derde lid, WIB92. Het onderdeel is gegrond.
  • 6. 7 APRIL 2016 F.14.0065.N/6 Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie- tigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen- gesteld uit afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, als voorzitter, en de raadsheren Koen Mestdagh, Geert Jocqué, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openba- re rechtszitting van 7 april 2016 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Frank Adriaensen. F. Adriaensen K. Moens B. Wylleman G. Jocqué K. Mestdagh B. Deconinck
  • 7. VERZOEKSCHRIFT/1 VOORZIENING TOT CASSATIE VOOR : de BELGISCHE STAAT, Federale overheids- dienst Financiën, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, wiens kabinet geves- tigd is te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor5 wie optreedt de Gewestelijk Directeur bij de Bijzondere Belastinginspectie te Gent 3, met kantoren te 9050 Gent (Ledeberg), Gaston Crommenlaan 6, bus 801, bijgestaan en vertegenwoordigd door Meester Antoine10 DE BRUYN, advocaat bij het Hof van Cassatie, en Meester Stefan DE VLEESCHOUWER, advocaat bij de balie te Brussel, beiden kantoor hou- dende te 1000 Brussel, Dalstraat, 67, waar keuze van woonplaats wordt gedaan,15 eiser tot cassatie, TEGEN : 1./ de Heer K D G, en zijn echtgenote 2./ Mevrouw M S, die keuze van woonst doen op het20 kantoor van gerechtsdeurwaarder Stéphan MAS- SA, te 1190 Vorst, Fontaine Vanderstraeten- laan 57, verweerders in cassatie,25 * * * Aan de Heren Eerste Voorzitter en Voorzitter, de Dames en Heren Raadsheren, leden van het Hof van30 Cassatie,
  • 8. VERZOEKSCHRIFT/2 * * * 35 Hooggeachte Dames en Heren, Eiser heeft de eer het arrest aan Uw toezicht te onderwerpen dat op 17 december 2013 op tegenspraak werd gewezen door de vijfde kamer bis van het Hof van40 Beroep te Gent (Nr.2012/AR/426). FEITEN EN PROCEDUREVOORGAANDEN Bij inzage in een gerechtsdossier bij het parket te45 Gent bleek dat verweerders over eigendommen beschikten in Italië waarvan geen spoor was te vinden in het per- soonlijk fiscaal dossier van betrokkenen. Op 20 november 2009 verstuurde eiser naar verweer-50 ders hieromtrent een vraag om inlichtingen betreffende de aanslagjaren 2007, 2008 en 2009. Waar verweerders geen afdoend antwoord boden op voormelde vraag om inlichtingen, werden verweerders op55 4 februari 2010 schriftelijk door eiser op de hoogte gebracht van aanwijzingen van belastingontduiking die in hunnen hoofde bestaan en die een uitbreiding van de onderzoekstermijn rechtvaardigen overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92.60
  • 9. VERZOEKSCHRIFT/3 Op 4 maart 2010 werd met betrekking tot de eigen- dommen van verweerders in Italië een vraag om inlich- tingen verstuurd naar de Italiaanse belastingdiensten. 65 Na ontvangst van het antwoord van de Italiaanse ad- ministratie, bevestigde eiser aan verweerders, bij schrijven van 15 april 2010, dat alle elementen uit de voormelde kennisgeving van 4 februari 2010 beschouwd kunnen worden als voldoende aanwijzingen van fraude in70 de zin van artikel 333, derde lid, WIB92, wat in dat schrijven nader werd gemotiveerd. Op 15 juli 2011 werd door eiser een vraag om in- lichtingen toegezonden aan verweerders betreffende de75 aanslagjaren 2005, 2006 en 2007, waarbij overeenkomstig artikel 322, §2, derde lid, WIB92, werd aangegeven dat de toepassing van artikel 322, §2, WIB92, kan worden gevraagd indien de belastingplichtige de gevraagde bankgegevens verborgen houdt of ze weigert te verschaf-80 fen. Op 11 oktober 2011 werden verweerders, overeenkom- stig de bepalingen van artikel 333/1, §1, WIB92, in kennis gesteld van de aanwijzingen van belastingontdui-85 king die een vraag om inlichtingen bij een financiële instelling rechtvaardigen. Aansluitend werd op 11 okto- ber 2011, overeenkomstig de bepalingen van artikel 322, §2, WIB92, een vraag gericht aan drie financiële in- stellingen.90
  • 10. VERZOEKSCHRIFT/4 Bij verzoekschrift op tegenspraak, neergelegd voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent op 4 november 2011, vorderden verweerders: - een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwet-95 telijk Hof betreffende de nieuwe procedure inzake het bankonderzoek, neergelegd in de artikelen 55 en 56 van de Wet houdende diverse bepalingen van 14 april 2011; - de vernietiging uit te spreken van de schriftelijke100 kennisgeving van 11 oktober 2011 van de aanwijzin- gen van belastingontduiking die een vraag om in- lichtingen bij een financiële instelling rechtvaar- digen; - dienvolgens ook de vernietiging uit te spreken van105 de vraag om inlichtingen bij de betrokken financi- ele instellingen. Bij tussenvonnis van 19 december 2011 werd gewei- gerd om een prejudiciële vraag te stellen aan het110 Grondwettelijk Hof, waarna het pretaxatiegeschil in voortzetting werd gesteld. Tegen dit vonnis werd bij verzoekschrift van 15 fe- bruari 2012 hoger beroep ingesteld door verweerders.115 Bij tussenarrest van 3 april 2012 stelde het Hof van Beroep te Gent, alvorens verder recht te doen, een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof i.v.m. de bestaanbaarheid van de artikelen 55 en 56 van de Wet120 houdende diverse bepalingen van 14 april 2011 met het recht op privé-leven.
  • 11. VERZOEKSCHRIFT/5 Het Grondwettelijk Hof oordeelde, bij arrest van 14 maart 2013 (nr.39/2013), dat voormelde bepalingen arti-125 kel 22 van de Grondwet niet schenden, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 EVRM en 16 van het Ver- drag betreffende de werking van de Europese Unie. Het bestreden eindarrest van 17 december 2013 ver-130 klaart de vordering van de verweerders gegrond en ver- nietigt de machtiging tot bankonderzoek verleend door de gewestelijke directeur op 6 oktober 2011, alsook de op 11 oktober 2011 aan de verweerders verstuurde schriftelijke kennisgeving van de aanwijzingen van be-135 lastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een financiële instelling in toepassing van artikel 322, §2 WIB92 zouden moeten rechtvaardigen, evenals de vragen om inlichtingen bij de betrokken financiële instellin- gen die op basis van de genoemde machtiging en de ge-140 noemde kennisgeving zijn gesteld, waarbij ook het ver- bod wordt opgelegd op om de op grond van die vragen om inlichtingen overgemaakte gegevens op enige wijze aan te wenden voor taxatie- of voor onderzoeksdoeleinden. 145
  • 12. VERZOEKSCHRIFT/6 ENIG MIDDEL TOT CASSATIE Geschonden wetsbepalingen: - artikel 149 van de Grondwet;150 - het beschikkingsbeginsel of het beginsel inzake de wilsautonomie van partijen, zoals uitgedrukt in ar- tikel 1138,2° van het Gerechtelijk Wetboek; - het algemeen rechtsbeginsel van het recht van ver- dediging, waarvan artikel 774, tweede lid, van het155 Gerechtelijk Wetboek een toepassing uitmaakt; - de artikelen 774, tweede lid, en 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek; - de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek;160 - de artikelen 322, 333, in het bijzonder het derde lid, en 333/1, §1, van het Wetboek van Inkomstenbe- lastingen 1992 (WIB92), artikel 322 vóór zijn wij- ziging bij Wet van 28 december 2011, artikel 333/1 vóór zijn wijziging bij Wet van 21 december 2013,165 behalve artikel 333/1, §1, eerste lid, in zijn ver- sie zoals van toepassing vóór zijn wijziging bij Wet van 7 november 2011.
  • 13. VERZOEKSCHRIFT/7 Aangevochten beslissing:170 Het bestreden arrest verklaart de vordering van verweerders gegrond en vernietigt: - de machtiging tot bankonderzoek verleend door de gewestelijke directeur op 6 oktober 2011;175 - de op 11 oktober 2011 aan de verweerders verstuurde schriftelijke kennisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een financiële instelling in toepassing van ar- tikel 322, §2 WIB92 zouden moeten rechtvaardigen en180 - de vragen om inlichtingen bij een financiële in- stelling die op basis van de genoemde machtiging en de genoemde kennisgeving zijn gesteld. Het bestreden arrest legt eiser dienvolgens het185 verbod op om de op grond van die vragen om inlichtingen overgemaakte gegevens op enige wijze aan te wenden voor taxatiedoeleinden of voor onderzoeksdoeleinden. Het bestreden arrest oordeelt dat eiser ten onrech-190 te is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekster- mijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zo- als aan de verweerders ter kennis gebracht bij brief van 4 februari 2010, op grond dat eiser over geen ob- jectieve aanwijzingen van belastingontduiking beschikte195 zodat de door eiser, na het verstrijken van de gewone onderzoekstermijn gestelde onderzoeksdaden, nietig wor- den verklaard:
  • 14. VERZOEKSCHRIFT/8 « 2.3. De voorwaarden voor de toepassing van artikel200 322 §2 WIB 92 « De (verweerders) stellen dat de voorwaarden om in- lichtingen op te vragen bij een bankinstelling overeenkomstig artikel 322 §2 WIB 92 niet vervuld205 waren. Zij gaan ten eerste uitvoerig in op de vraag of de administratie over één of meer aanwij- zingen van belastingontduiking beschikte. Ten tweede stellen zij dat ook aan de voorwaarde dat er een voornemen is om een indiciaire taxatie volgens210 artikel 341 WIB92 door te voeren, niet is voldaan omdat dat voornemen zich al gerealiseerd had. « 2.3.1. Het hof stelt vast dat de (verweerders) de vraag of er aanwijzingen van belastingontduiking215 aanwezig waren, niet alleen in verband brengen met de vraag of aan de voorwaarden van artikel 322 §2 WIB92 is voldaan. Op pagina 26 van de beroepsakte onder randnummer 68 en op pagina 25 van hun conclu- sie van 15 oktober 2013 onder randnummer 71. stel-220 len zij immers het volgende: « ‘ Ook om reden van de afwezigheid van aanwijzingen van belastingontdui- king in hoofde van (verweerders) dient de schriftelijke kennisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen225 bij een financiële instelling zouden moeten rechtvaardigen, vernietigd te worden. Bij gebreke van afdoende aanwijzingen van belastingontdui- king had de driejarige onderzoekstermijn van artikel 333 WIB immers nooit mogen worden uitgebreid. Het voorgenomen bankonderzoek is bijgevolg nietig. (onderstreping door het hof).230
  • 15. VERZOEKSCHRIFT/9 « Het staat de (verweerders) vrij om elk middel aan te voeren om hun vordering tot nietigverklaring van de machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011, en van de kennisgeving en de vragen om inlichtingen235 van 11 oktober 2011 te ondersteunen. De vraag of de (eiser) over aanwijzingen van fraude beschikte, is inderdaad niet alleen relevant binnen het be- perktere bestek van artikel 322 §2 WlB92, maar ook om na te gaan of de (eiser) op dat moment hoege-240 naamd nog wettig onderzoeksdaden kon stellen. De (eiser) heeft zich immers bij dat alles steeds ge- baseerd en moeten baseren op de veronderstelling dat hij met zijn bericht van 4 februari 2010 te- recht overgegaan was tot uitbreiding van de onder-245 zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, 3de lid WlB92. Het bankonderzoek dat met de brieven van 11 oktober 2011 werd ingesteld heeft betrekking op de aanslagjaren 2005, 2006 en 2007. Voor die aanslag- jaren viel de laatste dag van de gewone onderzoeks-250 termijn van artikel 333, 2de lid WlB92 op 31 decem- ber van respectievelijk 2007, 2008 en 2009, zijnde de laatste dag van de aanslagtermijn bedoeld in ar- tikel 354, 1ste lid WlB92. Op 11 oktober 2011 waren die gewone onderzoekstermijnen dus al ruimschoots255 verstreken. « Bovendien blijkt dat de taxatiedienst voor de moti- vering van het bankonderzoek zich baseert en moet baseren op gegevens verstrekt door de Italiaanse260 belastingdiensten die op zich ook na het verstrij- ken van de gewone onderzoekstermijnen zijn ge- vraagd, namelijk met een vraag om inlichtingen die
  • 16. VERZOEKSCHRIFT/10 per brief van 4 maart 2010 naar Italië werd ver- stuurd.265 « Daar werd tijdens de openbare terechtzitting van 19 november 2013 uitdrukkelijk op gewezen. « 2.3.2. Het hof kan slechts vaststellen dat het be-270 richt van 4 februari 2010 onvoldoende elementen be- vat om te laten besluiten tot het bestaan van aan- wijzingen van belastingontduiking. « Het bericht van 4 februari 2010 besluit als volgt:275 « ‘ Samengevat zijn deze aanwijzingen [van belastingontdui- king] gesteund op volgende vaststellingen: « ‘ Het bestaan van een investering (aankoop + verbouwingen) in Italië280 van dergelijke omvang en waarde, zij het nu rechtstreeks of via de SS LA MACCINAIA waarvan u alle aandelen bezit, vormt een teken en indicie waarvan tot op de datum van de inzage van het gerechtsdossier geen spoor terug te vinden was in uw fiscaal dossier en dat belangrijkere in- komsten laat vermoeden dan de aangegeven inkomsten.285 « ‘ De tegenstrijdigheid tussen het antwoord op de vraag om inlichtingen volgens hetwelk het onroerend goed in Italië eigendom zou zijn van de SS LA MACCINAIA en de gegevens van het gerechtsdossier waaruit eerder blijkt dat het om uw persoonlijke eigendom gaat.290
  • 17. VERZOEKSCHRIFT/11 « ‘ Het feit dat de bewering als zou het onroerend goed eigendom zijn van de SS LA MACC1NA1A door geen enkel stuk wordt gestaafd en dit niette- genstaande zulks in de vraag om inlichtingen uitdrukkelijk werd ge- vraagd.295 « ‘ Het niet vermelden van de brutohuur/waarde in vak III van de aangiften in de personenbelasting wat wel diende te gebeuren indien het onroerend goed uw persoonlijke eigendom is. 300 « ‘ Het feit dat de administratie in het antwoord op de vraag om inlichtingen volledig in het ongewisse wordt gelaten omtrent de aan het project (aan- koop + verbouwingen) bestede bedragen en de belastbare tijdperken waarin deze bestedingen hebben plaats gevonden. 305 « ‘ De bedrieglijke redeneringen op basis waarvan u in het antwoord be- weert sommige gestelde vragen niet te moeten beantwoorden. « ‘ Het totaal gebrek aan medewerking om te komen tot een objectieve en juiste berekening van uw indiciaire toestand.’310 « De motivering van de taxatiedienst is gebaseerd op wat de advocaat van de (verweerders) in zijn brief van 22 december 2009 (slechts) heeft geantwoord op de vraag om inlichtingen van 20 november 2009.315 « Het valt niet te betwisten dat de taxatiedienst op het moment van het bericht van 4 februari 2010 re- denen had om te stellen dat een discrepantie be- stond tussen enerzijds de gegoedheid die moet ge-320 paard gaan met het aankopen en de restauratie van
  • 18. VERZOEKSCHRIFT/12 een villa in Italië waarvan in een gerechtsdossier gesteld wordt dat de waarde ervan op 5 miljoen euro moet worden geschat en anderzijds de inkomsten die de (verweerders) in de voorbije jaren in hun aan-325 giften in de personenbelasting hadden aangegeven. Op zich kan dat voldoende reden zijn om een indici- aire taxatie voorop te stellen. « Het enkele feit evenwel dat iemand kennelijk be-330 langrijke inkomsten moet hebben gehad, volstaat evenwel nog niet om ervan uit te gaan dat het voor de belastingadministratie (bewust) verzwegen inkom- sten betreft; het kan immers gaan om inkomsten die niet moeten aangegeven worden. Dat is in het bij-335 zonder het geval wanneer het inkomsten zouden zijn van privéverrichtingen. Er kunnen belangrijke op- brengsten gerealiseerd worden met beleggingen van een privévermogen, ook zonder enige vorm van specu- latie of geprofessionaliseerde aanpak. Terecht la-340 ten de (verweerders) overigens gelden dat het be- staan van de villa en het feit dat die was gereno- veerd al in de kranten had gestaan, zoals ze in het antwoord van 22 december 2009 lieten weten. 345 « Waar de advocaat van de (verweerders) in zijn brief van 22 december 2009 (herhaaldelijk) verklaarde dat de onroerende goederen in Italië waarvan melding was gemaakt in het gerechtsdossier waarop de taxa- tiedienst zich beriep, niet hun persoonlijke eigen-350 dom maar die van LA MACINAIA SS waren, was er voor de taxatiedienst geen echte reden om aan die ver- klaring te twijfelen. Het volstond daartoe immers niet te verwijzen naar een verklaring in dat ge-
  • 19. VERZOEKSCHRIFT/13 rechtsdossier en naar een kranteninterview door de355 (verweerder) waarin werd gesteld dat het om ‘zijn’ of 'hun' eigendom ging. Het is immers niet onge- bruikelijk in dagdagelijkse gesprekken de goederen van familievennootschappen als persoonlijk bezit van de familie/aandeelhouders te noemen.360 « Het is zeker waar dat van de aankoop van die onroe- rende goederen door LA MACINAIA SS door de (ver- weerders) geen stukken waren voorgelegd. Bij nader toezien blijkt evenwel dat dit door de taxatie-365 dienst in de vraag om inlichtingen van 20 november 2009 niet was gevraagd. « Vraag 2.a), g) luidde immers als volgt: 370 « ‘ Indien de SS LA MACCINAIA eigenares is van één of meerdere van de onder vraag 1 hiervoor bedoelde onroerende goederen of gedeelten van deze onroerende goederen, gelieve betreffende deze onroerende goe- deren of gedeelten dezelfde vragen te beantwoorden als deze gesteld on- der waag 1, a), b), c), f) en g) hiervoor.’375 « Hoewel bij bepaalde vragen het verzoek toegevoegd werd om het antwoord met stukken te staven, werd geen dergelijk verzoek toegevoegd aan vraag 2, a), g), wat ook bij bepaalde andere vragen het geval380 blijkt te zijn. Het hof stelt vast dat de keuze om een dergelijk verzoek al dan niet toe te voegen kennelijk als reden moet hebben gehad dat de (ver- weerders) (persoonlijk) niet geacht worden stukken die op 'derden' (zoals LA MACINAIA SS) slaan, in hun385
  • 20. VERZOEKSCHRIFT/14 bezit te hebben, zodat ze strikt genomen van hen niet kunnen gevraagd worden. « Tegen die achtergrond had de taxatiedienst onvol- doende redenen om aan de woorden van de advocaat390 van de (verweerders) (en dus van de (verweerders) zelf) te twijfelen. Daaruit kon dus geen aanwijzing van belastingontduiking worden afgeleid. « De verwijzing naar het niet aangeven van de bruto-395 huur of de waarde van de Italiaanse onroerende goe- deren door de (verweerders) in hun aangiften in de personenbelasting, kon geen echte aanwijzing van belastingontduiking zijn, nu de taxatiedienst zelf stelde dat dit slechts het geval zou zijn indien de400 onroerende goederen de persoonlijke eigendom van de (verweerders) zouden zijn, terwijl dat laatste door de taxatiedienst slechts werd verondersteld in weerwil van het duidelijke en volgehouden antwoord van de advocaat van de (verweerders).405 « Voor het overige heeft de taxatiedienst zich kenne- lijk gebaseerd op het feit dat de advocaat van de (verweerders) uitdrukkelijk weigerde op bepaalde vragen te antwoorden. Terecht hebben de (verweer-410 ders) er steeds op gewezen dat zij hun weigering om te antwoorden gemotiveerd hebben en dat de (eiser) zich ten onrechte baseert op het arrest van het Hof van Cassatie van 4 januari 2007 (rolnr. F.05.0077.F) om te stellen dat de belastingplichti-415 ge op alle vragen zonder meer zou moeten antwoor- den. In dat arrest heeft het Hof van Cassatie
  • 21. VERZOEKSCHRIFT/15 (weliswaar) aangenomen dat de taxatiedienst ook vragen met betrekking tot het privéleven mag stel- len aan een belastingplichtige, maar verder werd420 slechts bevestigd dat de taxatiedienst een indici- aire taxatie mag vestigen op basis van gegevens die de belastingplichtige (wel) verstrekt heeft als antwoord op een algemeen geformuleerde vraag om in- lichtingen die ook op privézaken betrekking had.425 Over de verplichting voor de belastingplichtige om dergelijke gegevens te verstrekken, werd in dat cassatiearrest geen standpunt ingenomen. De (verweerders) konden verder met reden aannemen430 dat het transparant karakter van een societá sim- plice (letterlijk 'eenvoudige vennootschap’ een vennoot- schapsvorm naar Italiaans recht), zoals LA MACINAIA SS, nog niet betekent dat haar onroerende goederen geacht worden goederen van de aandeelhouders te435 zijn. Verder was het op het eerste gezicht niet zonder meer duidelijk of de eventuele winsten van LA MACINAIA SS op grond van de transparantie ook tot het in België belastbaar wereldwijd inkomen van de (verweerders) moesten worden gerekend, zodat het440 antwoord van de (verweerders) dat verwees naar de belastbaarheid in Italië en het progressievoorbe- houd niet als 'bedrieglijk' en zelfs niet als 'bewust ver- keerd' kan worden beschouwd. Bovendien staat in het antwoord van de advocaat van de (verweerders) uit-445 drukkelijk: ‘Er werden voor de jaren waarvoor U onderzoekt geen inkomsten aangegeven omdat er geen inkomsten waren met betrekking tot het Italiaanse LA MACCINAIA.’ Naderhand is trouwens ge- bleken dat de vennootschap in de betrokken jaren inderdaad alleen verliezen had geboekt.450
  • 22. VERZOEKSCHRIFT/16 « Tegen de geschetste achtergrond waarbij de taxatie- dienst in wezen over geen objectieve aanwijzingen van belastingontduiking beschikte, kon de concrete, gemotiveerde weigering van de (verweerders) om op455 bepaalde vragen te antwoorden, niet volstaan als aanwijzing van belastingontduiking. « Ook de combinatie van de verschillende aangevoerde elementen volstond niet als ‘aanwijzingen van belastingont-460 duiking’. « 2.3.3. Uit het bovenstaande moet worden besloten dat de taxatiedienst ten onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekstermijn overeenkomstig465 artikel 333, 3de lid WlB92, zoals aan de (verweer- ders) ter kennis gebracht per brief van 4 februari 2010. Vermits de beslissing van 6 oktober 2011 tot toestemming voor het bankonderzoek evenals het in- stellen op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek470 zich voordeden in die uitgebreide onderzoekstermijn en trouwens slechts mogelijk waren door gebruik te maken van informatie die slechts bekomen werd op basis van een onderzoeksmaatregel (vraag om inlich- tingen van 4 maart 2010 aan de Italiaanse fiscus)475 die ook in de uitgebreide onderzoekstermijn plaats- vond, moet worden ingegaan op de vraag van de (ver- weerders) om de machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011, de schriftelijke kennisgeving aan de (verweerders) van 11 oktober 2011 van de aanwijzin-480 gen van belastingontduiking die een vraag om in- lichtingen bij een financiële instelling in toepas-
  • 23. VERZOEKSCHRIFT/17 sing van artikel 322, § 2, WlB92 zouden moeten rechtvaardigen en de vragen om inlichtingen bij een financiële instelling, te vernietigen. Op basis485 daarvan moet de (eiser) meteen het verbod worden opgelegd om de aan de (eiser) op grond van die vra- gen om inlichtingen overgemaakte gegevens op enige wijze aan te wenden voor taxatiedoeleinden of voor onderzoeksdoeleinden.490 « De vordering is in die mate gegrond.» (folio 36000-36005). Grieven 495 1./ Inzake inkomstenbelastingen bedraagt de normale on- derzoekstermijn, krachtens artikel 333, eerste en twee- de lid, WIB92, drie jaar. Binnen die termijn kan de ad- ministratie, zonder voorafgaande kennisgeving, de in het Wetboek van Inkomstenbelastingen vermelde onder-500 zoeksdaden verrichten. Overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, kan de administratie, binnen de in artikel 354, tweede lid, bedoelde aanvullende onderzoekstermijn van vier jaar,505 nieuwe onderzoekshandelingen stellen, op voorwaarde dat de administratie de belastingplichtige vooraf schrifte- lijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van de aanwijzingen inzake belastingontduiking die te zij- nen aanzien bestaan voor het bedoeld tijdperk. Die510 voorafgaande kennisgeving is voorgeschreven op straffe van nietigheid van de aanslag.
  • 24. VERZOEKSCHRIFT/18 2./ Krachtens artikel 322, §1, WIB92, kan de admi- nistratie, wat betreft een bepaalde belastingplichtige,515 geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onder- zoek instellen, en binnen de door haar bepaalde ter- mijn, welke wegens wettige redenen kan worden verlengd, van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van vereni- gingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen520 vorderen die zij nodig acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren, op voorwaarde dat het recht om derden te horen en om een onderzoek in te stellen slechts worden uitgeoefend door een ambtenaar met een hogere graad dan die van controleur.525 Wanneer de administratie bij het onderzoek over één of meer aanwijzingen van belastingontduiking beschikt of wanneer de administratie zich voorneemt om de be- lastbare grondslag te bepalen overeenkomstig artikel530 341 WIB92, wordt een bank-, wissel-, krediet- of spaar- instelling, krachtens artikel 322, §2, WIB92, als een derde beschouwd waarop de bepalingen van §1 onvermin- derd van toepassing zijn. In voorkomend geval kan een ambtenaar met minstens de graad van directeur, die535 hiertoe werd aangesteld door de Minister van Financiën, een ambtenaar met de graad van ten minste inspecteur ermee belasten om bij een bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling elke inlichting op te vragen die nuttig kan zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van540 de belastingplichtige te bepalen. Voorwaarde is dat de belastingplichtige de kans heeft gekregen om spontaan mee te werken aan het onderzoek en zelf de gevraagde bankgegevens te verstrekken. 545
  • 25. VERZOEKSCHRIFT/19 In het geval bedoeld in artikel 322, §2, stelt de administratie de belastingplichtige, overeenkomstig ar- tikel 333/1, §1, WIB92, schriftelijk in kennis van de aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een financiële in-550 stelling rechtvaardigen. Deze kennisgeving gebeurt bij een ter post aangetekende brief gelijktijdig met het verzenden van voormelde vraag om inlichtingen. 3./ Bij brief van 4 februari 2010 had eiser de verweer-555 ders schriftelijk op de hoogte gebracht van aanwijzin- gen van fraude die te hunnen aanzien bestaan en die een uitbreiding van de onderzoekstermijn rechtvaardigen overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92. 560 Het bestreden arrest oordeelt dat dit bericht van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belas- tingontduiking (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser ten onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onder-565 zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zoals aan de verweerders ter kennis gebracht per brief van 4 februari 2010 (folio 36004, 2.3.3.). Vermits de beslissing van 6 oktober 2011 tot toe-570 stemming voor een bankonderzoek evenals het instellen op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek zich voordeden in die uitgebreide onderzoekstermijn en trouwens slechts mogelijk waren door gebruik te maken van infor- matie die slechts bekomen werd op basis van een onder-575 zoeksmaatregel (vraag om inlichtingen van 4 maart 2010 aan de Italiaanse fiscus) die eveneens in die onwettig
  • 26. VERZOEKSCHRIFT/20 uitgebreide onderzoekstermijn plaatsvond, oordeelde het bestreden arrest dat kon worden ingegaan op het verzoek van verweerders tot vernietiging van respectievelijk de580 machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011, de schriftelijke kennisgeving aan verweerders van 11 okto- ber 2011 van de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een financiële in- stelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92 zou-585 den moeten rechtvaardigen en de vragen om inlichtingen bij een financiële instelling (folio 36004, laatste zin - 36005, eerste alinea). 4./ In hun beroepsconclusie hadden verweerders nooit590 aangevoerd dat de kennisgeving van 4 februari 2010 geen afdoende aanwijzingen bevatte van belastingontduiking, noch dat de uitbreiding van de onderzoekstermijn geen steun kon vinden in de aanwijzingen van belastingont- duiking vermeld in die kennisgeving. Ook voor de eerste595 rechter was de rechtsgeldigheid van die kennisgeving en van de uitbreiding van de onderzoekstermijn nooit be- twist. De onwettige uitbreiding van de onderzoekstermijn600 werd in hun beroepsbesluiten enkel in verband gebracht met de aanwijzingen van belastingontduiking vermeld in de op 11 oktober 2011 aan verweerders, overeenkomstig artikel 333/1, §1, WIB92, verstuurde schriftelijke ken- nisgeving van de aanwijzingen van belastingontduiking605 met een vraag om inlichtingen bij een financiële in- stelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92.
  • 27. VERZOEKSCHRIFT/21 Door te oordelen dat het bericht van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te laten besluiten610 tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontdui- king (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser ten onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekstermijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zoals aan de verweerders ter kennis gebracht per brief van 4 fe-615 bruari 2010 (folio 36004, 2.3.3.), heeft het bestreden arrest bijgevolg ambtshalve een betwisting opgeworpen waartegen eiser zich niet heeft kunnen verweren. 5./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, eerste on-620 derdeel, door ambtshalve op te werpen dat het bericht van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevatte om te laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking en door ambtshalve te oordelen dat hierdoor de onderzoekstermijn onwettig was uitgebreid,625 het beschikkingsbeginsel heeft miskend (schending van het beschikkingsbeginsel en van artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek), alsook eisers recht van ver- dediging, nu eiser niet in de gelegenheid was gesteld om verweer te voeren over voormelde ambtshalve opgewor-630 pen kwestie (schending van het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en van artikel 774, twee- de lid, van het Gerechtelijk Wetboek). 6./ Anders dan het bestreden arrest aanneemt, steunde635 de uitbreiding van de onderzoekstermijn in toepassing van artikel 333, derde lid, WIB92, niet uitsluitend op de aanwijzingen van belastingontduiking die verweerders ter kennis waren gebracht bij brief van 4 februari 2010, doch ook op de aanwijzingen van belastingontdui-640 king vermeld in eisers brief van 15 april 2010.
  • 28. VERZOEKSCHRIFT/22 Dit blijkt zowel uit de beroepsconclusie van ver- weerders, als uit de beroepsconclusie van eiser: 645 « Middels brieven dd. 4 februari 2010 en 15 april 2010 van (eiser) wordt de onderzoekstermijn van ar- tikel 333 WIB uitgebreid» (beroepsconclusie van verweerders, p.2, I.2). 650 « Op 15/04/2010 werden (verweerders) schriftelijk op de hoogte gebracht van het standpunt van de admi- nistratie, met name dat alle elementen zoals die werden geformuleerd in de kennisgeving van 04/02/2010 samen beschouwd voldoende aanwijzingen655 van fraude zijn in de zin van artikel 333, 3° lid WIB 1992 (…) (stuk nr.10)» (beroepsconclusie van eiser, p.3, achtste alinea). De vaststelling dat eiser zich «steeds gebaseerd660 (heeft) (…) op de veronderstelling dat hij met zijn be- richt van 4 februari 2010 terecht (was) overgegaan (…) tot uitbreiding van de onderzoekstermijn» (folio 36001, midden), is derhalve niet in overeenstemming met het niet tussen partijen betwiste feit dat de aanwijzingen665 van belastingontduiking ook bij schrijven van 15 april 2010 aan verweerders ter kennis waren gebracht en daar- in verder waren uitgewerkt zodat de uitbreiding van de onderzoekstermijn ook op dat schrijven was gebaseerd. 670 Het bestreden arrest stelt niet vast dat het be- richt van 15 april 2010 onvoldoende elementen bevat die
  • 29. VERZOEKSCHRIFT/23 toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking, ofschoon door partijen niet werd betwist dat de uitbreiding van de onderzoekster-675 mijn in toepassing van artikel 333, derde lid, WIB92, ook steunde op aanwijzingen van belastingontduiking die aan verweerders ter kennis waren gebracht bij brief van 15 april 2010. 680 7./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, tweede on- derdeel, door niet na te gaan of de elementen vervat in het bericht van 15 april 2010 tot het bestaan van aan- wijzingen van belastingontduiking kunnen doen beslui- ten, niet wettig heeft beslist dat eiser ten onrechte685 is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoekstermijn, overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, bij ge- brek aan het bestaan van aanwijzingen van belastingont- duiking, nu aldus geen rekening werd gehouden met alle elementen van belastingontduiking die door eiser waren690 aangevoerd tot uitbreiding van de onderzoekstermijn (schending van artikel 333, in het bijzonder het derde lid, WIB92), minstens laten de overwegingen van het be- streden arrest Uw Hof niet toe na te gaan of al dan niet rekening was gehouden met de aanwijzingen van het695 bestaan van belastingontduiking aangehaald in het schrijven van 15 april 2010 zodat Uw Hof zijn wettig- heidscontrole niet kan uitoefenen nu de beslissing niet regelmatig met redenen werd omkleed (schending van ar- tikel 149 van de Grondwet).700 8./ Door enkel rekening te houden met de elementen ver- meld in de kennisgeving van 4 februari 2010 en door de elementen vermeld in het bericht van 15 april 2010 ambtshalve niet in overweging te nemen, ofschoon par-705
  • 30. VERZOEKSCHRIFT/24 tijen het erover eens waren dat de uitbreiding van de onderzoekstermijn door eiser ook werd gemotiveerd op grond van de elementen vervat in het bericht van 15 april 2010, heeft het bestreden arrest, derde onder- deel, het beschikkingsbeginsel miskend (schending van710 het beschikkingsbeginsel en van artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek). 9./ Door zodoende het debat over de aanwijzingen van belastingontduiking ambtshalve te beperken tot de aan-715 wijzingen vermeld in de kennisgeving van 4 februari 2010, heeft het bestreden arrest, vierde onderdeel, het recht van verdediging van eiser miskend nu hem niet de gelegenheid was geboden zich te verweren tegen die ambtshalve toegepaste beperking van het debat tot de720 aanwijzingen van belastingontduiking zoals vermeld in het bericht 4 februari 2010 (schending van het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en van ar- tikel 774, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek). 725 10./ In zoverre het bestreden arrest in die zin moet worden gelezen dat de appelrechter van oordeel was dat eiser zich enkel heeft gebaseerd op de elementen van belastingontduiking vermeld in het bericht 4 februari 2010, heeft het bestreden arrest, vijfde onderdeel, de730 bewijskracht miskend van de sub 6 aangehaalde beroeps- conclusies van eiser en van verweerster waaruit duide- lijk blijkt dat eiser de uitbreiding van de onderzoeks- termijn ook steunde op de elementen van belastingont- duiking die bij brief van 15 april 2010 ter kennis van735 verweerders waren gebracht. Zodoende werd aan die be- roepsconclusies een bevestiging toegeschreven die er niet in voorkomt, en beslist dat die beroepsconclusies
  • 31. VERZOEKSCHRIFT/25 een bevestiging die er wel in voorkomt niet bevat, min- stens werd een interpretatie aan die beroepsconclusies740 gegeven die onverzoenbaar is met de bewoordingen ervan (schending van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek). 11./ Een uitbreiding van de onderzoekstermijn, over-745 eenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, is slechts mogelijk voor zover er aanwijzingen van belastingont- duiking zijn en voor zover de administratie de belas- tingplichtige van het bestaan van die aanwijzingen vooraf in kennis stelt.750 Wanneer de administratie de belastingplichtige, met toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92, schriftelijk in kennis stelt van de aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen755 bij een financiële instelling rechtvaardigen, leidt ook die kennisgeving tot een uitbreiding van de onderzoeks- termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, gelet op het bestaan van aanwijzingen van belastingont- duiking die aan de belastingplichtige ter kennis worden760 gebracht. 12./ Na eerst op 15 juli 2011 een vraag om inlich- tingen te hebben toegezonden aan verweerders, waarbij overeenkomstig artikel 322, §2, derde lid, WIB92, werd765 aangegeven dat de toepassing van artikel 322, §2, WIB92, kan worden gevraagd indien de belastingplichtige de gevraagde bankgegevens verborgen houdt of ze weigert te verschaffen, verstuurde eiser op 11 oktober 2011 aan verweerders, betreffende de aanslagjaren 2005, 2006 en770
  • 32. VERZOEKSCHRIFT/26 2007, met toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92, een schriftelijke kennisgeving van de aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een financiële instelling in toepas- sing van artikel 322, §2 WIB92 kunnen rechtvaardigen775 zodat de onderzoekstermijn voor die betreffende aan- slagjaren, op grond van die kennisgeving, telkens met vier jaar werd uitgebreid overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92. 780 Het bestreden arrest oordeelt dat het bericht van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belas- tingontduiking (folio 36001, 2.3.2.) zodat eiser ten onrechte is overgegaan tot uitbreiding van de onder-785 zoekstermijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, zoals aan de verweerders ter kennis gebracht per brief van 4 februari 2010 (folio 36004, 2.3.3.), zonder rekening te houden met de aanwijzingen van belasting- ontduiking vermeld in de kennisgeving van 11 oktober790 2011, die evenzeer tot een verlenging van de onder- zoekstermijn met vier jaar aanleiding gaf, en zonder vast te stellen dat die kennisgeving van 11 oktober 2011, alsook de eraan voorafgaande vraag om inlichtin- gen bij verweerders dd. 15 juli 2011, onvoldoende ele-795 menten bevat die toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking. 13./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, zesde onderdeel, niet wettig heeft beslist dat eiser ten on-800 rechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoeks- termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, nu de appelrechter aldus geen rekening hield met alle
  • 33. VERZOEKSCHRIFT/27 elementen die door eiser waren aangevoerd tot uitbrei- ding van de onderzoekstermijn, te weten de aanwijzingen805 van belastingontduiking aangehaald in de kennisgeving ex artikel 333/1, §1, WIB92, in het bijzonder van 11 oktober 2011, waarop eiser de uitbreiding van de onder- zoekstermijn tevens liet steunen (schending van de ar- tikelen 322, in het bijzonder §2, 333, in het bijzonder810 het derde lid, en 333/1, §1 WIB92), minstens laten de overwegingen van het bestreden arrest Uw Hof niet toe na te gaan of al dan niet rekening was gehouden met de aanwijzingen van het bestaan van belastingontduiking aangehaald in voormelde kennisgeving zodat Uw Hof zijn815 wettigheidscontrole niet kan uitoefenen nu de beslis- sing van de appelrechter niet regelmatig met redenen werd omkleed (schending van artikel 149 van de Grond- wet). 820 14./ Overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, mag de administratie gedurende een aanvullende termijn van vier jaar onderzoeken doen, mits het de belasting- plichtige, op straffe van nietigheid van de aanslag, vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis825 heeft gegeven van de aanwijzingen inzake belastingont- duiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoelde tijdperk. Wanneer de administratie de belastingplichtige, met830 toepassing van artikel 333/1, §1, WIB92, schriftelijk in kennis stelt van de aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiking die een vraag om inlichtingen bij een financiële instelling rechtvaardigen, leidt ook die kennisgeving tot een uitbreiding van de onderzoeks-835 termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92,
  • 34. VERZOEKSCHRIFT/28 gelet op het bestaan van aanwijzingen van belastingont- duiking die aan de belastingplichtige ter kennis worden gebracht. 840 Beide bepalingen vereisen niet dat die kennisgeving nauwkeurig vermeldt welke inzichten of bedoelingen te schaden aan de belastingplichtige ten laste worden ge- legd. Het volstaat dat de aanwijzingen inzake belas- tingontduiking nauwkeurig worden vermeld (Cass., 14 ok-845 tober 1999, A.C., 1999, nr.535). Evenmin is vereist dat de administratie reeds over indicaties, bekende feiten of vaststellingen zou moeten beschikken die tot bewijs van de belastingontduiking850 aanleiding kunnen geven. Het is in strijd met de wil van de wetgever om de administratie op voorhand te dwingen te bewijzen wat het juist op grond van een bij- komend onderzoek wil bewijzen (Cass., 8 mei 2009, A.C., 2009, nr.303; zie JVD, «Over welke ‘aanwijzingen’ van855 fraude moet fiscus beschikken», Fiscoloog, 2009, afl.1167, 7-8). Een nauwkeurig omschreven vermoeden van belasting- ontduiking volstaat bijgevolg, zonder dat het bewijs860 van de belastingontduiking reeds objectief moet zijn geleverd. Enkel wanneer de aanwijzingen onnauwkeurig zijn omschreven of berusten op «wilde of vage veronder- stellingen», kortom niet geloofwaardig zijn, kan niet tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontdui-865 king worden besloten (Parl.St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-1208/007, p.13).
  • 35. VERZOEKSCHRIFT/29 15./ Het bestreden arrest stelt vast dat het bericht van 4 februari 2010 onvoldoende elementen bevat om te870 laten besluiten tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking, zonder hierbij aan te geven dat die aanwijzingen, hetzij onnauwkeurig zijn omschreven, hetzij berusten op vage of lichtzinnige veronderstel- lingen.875 De ontstentenis van aanwijzingen van belastingont- duiking werd zodoende niet wettig vastgesteld. 16./ Het bestreden arrest verwijt de administratie880 dat zij niet over «objectieve» aanwijzingen van belas- tingontduiking beschikt (folio 36004, derde laatste alinea). Aldus blijkt dat de appelrechter van eiser in wer-885 kelijkheid verlangt dat hij het objectieve bewijs bij- brengt van concrete feiten of vaststellingen die op zich het bestaan van belastingontduiking kunnen bewij- zen, terwijl loutere vermoedens van belastingontduiking volstaan als aanwijzing van belastingontduiking. De ad-890 ministratie moet bij toepassing van de artikelen 322, §2 en 333, derde lid, WIB92, nog geen «objectieve» aan- wijzingen van belastingontduiking voorleggen, maar en- kel objectieve vaststellingen waarop vermoedens van be- lastingontduiking kunnen worden geschraagd.895 Door te oordelen dat eiser over «objectieve» aan- wijzingen van belastingontduiking moet beschikken, voegt het bestreden arrest derhalve onwettig een voor-
  • 36. VERZOEKSCHRIFT/30 waarde toe aan de artikelen 322, §2 en 333, derde lid,900 WIB92. 17./ Niettegenstaande het bestreden arrest zelf vaststelt dat de taxatiedienst op het moment van het bericht van 4 februari 2010 redenen had om te stellen905 dat een discrepantie bestond tussen enerzijds de ge- goedheid die moet gepaard gaan met het aankopen en de restauratie van een villa in Italië waarvan in een ge- rechtsdossier gesteld wordt dat de waarde ervan op 5 miljoen euro moet worden geschat en anderzijds de in-910 komsten die de verweerders in de voorbije jaren in hun aangiften in de personenbelasting hadden aangegeven, wat op zich voldoende reden kan zijn om een indiciaire taxatie voorop te stellen (folio 36002, voorlaatste alinea), weigert het arrest om dit pertinente element915 als een relevante aanwijzing van belastingontduiking in aanmerking te nemen louter op grond van de mogelijkheid dat het niet om bewust verzwegen inkomsten zou gaan: « Het enkele feit evenwel dat iemand kennelijk be-920 langrijke inkomsten moet hebben gehad, volstaat evenwel nog niet om ervan uit te gaan dat het voor de belastingadministratie (bewust) verzwegen inkom- sten betreft; het kan immers gaan om inkomsten de niet moeten aangegeven worden. Dat is in het bij-925 zonder het geval wanneer het inkomsten zouden zijn van privéverrichtingen…» (folio 36002, laatste ali- nea). Waar de bijkomende onderzoekstermijn precies tot930 doel heeft om klaarheid te scheppen over de aard van de
  • 37. VERZOEKSCHRIFT/31 inkomsten is het niet vereist dat de administratie, al- vorens zij de onderzoekstermijn kan uitbreiden, eerst moet bewijzen dat aan een vastgesteld «incidiair te- kort» inkomsten ten grondslag liggen die bewust werden935 verzwegen en waarvan aangifte diende te worden gedaan. In de parlementaire voorbereiding bij de Wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen, werd uitdrukke- lijk bepaald dat als aanwijzing van belastingontduiking940 kan gelden: « (een) belangrijke discrepantie tussen de uiterlijke tekenen van welstand of het uitgavenpatroon en de aangegeven of gekende inkomsten en waarvoor de be-945 lastingplichtige geen sluitende uitleg kan geven nadat hem dat is gevraagd» (Parl.St., Kamer, 2010- 2011, DOC 53-1208/007, p.13). 18./ Hieruit volgt dat het bestreden arrest, zevende950 onderdeel, het wettelijk begrip «aanwijzingen» van be- lastingontduiking in de zin van de artikelen 322, §2 en 333, derde lid, WIB92, heeft miskend: (1) door voorop te stellen dat de administratie over955 «objectieve» aanwijzingen van belastingontduiking moet beschikken alvorens het de onderzoekstermijn kan uitbreiden, waardoor de administratie onwettig het bewijs wordt opgelegd van concrete en bekende feiten die de belastingontduiking bewijzen;960 (2) door te oordelen dat een vastgestelde discrepantie tussen de gegoedheid van een belastingplichtige en
  • 38. VERZOEKSCHRIFT/32 zijn aangegeven inkomsten geen aanwijzing van be- lastingontduiking kan zijn, omdat het mogelijk kan gaan om inkomsten die niet dienden te worden aange-965 geven, terwijl de bijkomende onderzoekstermijn pre- cies moet toelaten dit laatste te onderzoeken; (3) door te oordelen dat de aangevoerde elementen niet toelaten te besluiten tot het bestaan van aanwij- zingen van belastingontduiking, zonder vast te970 stellen dat deze elementen onnauwkeurig zijn om- schreven of berusten op ongeloofwaardige veronder- stellingen, mitsdien niet wettig heeft beslist dat eiser ten on-975 rechte is overgegaan tot uitbreiding van de onderzoeks- termijn overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92 (schending van de artikelen 322, §2, 333, in het bij- zonder het derde lid, en 333/1, §1 WIB92). 980 19./ De verplichting ex artikel 333, derde lid, WIB92, tot voorafgaande kennisgeving ingeval van onder- zoekshandelingen verricht buiten de normale onderzoeks- termijn van drie jaar, geldt alleen voor onderzoeksver- richtingen bij de belastingplichtige zelf en niet voor985 onderzoeksdaden bij derden, zoals een buitenlandse ad- ministratie (Cass., 18 november 2010, F.10.0001.F; Cass., 14 oktober 1999, A.C., 1999, nr.533; VAN CROM- BRUGGE, S., «Verlenging van de aanslagtermijn bij be- wijskrachtige gegevens», R.Cass., 1996, 341; contra :990 MISSAL, A., «Pretaxatiegeschillen, artikel 333, 3e lid WIB, onderwaardering actief en inzagerecht van de be- lastingplichtige… een blijvende bron van discussie», T.F.R., afl.403, 516).
  • 39. VERZOEKSCHRIFT/33 995 20./ Het bestreden arrest stelt vast dat de admi- nistratie zich voor de motivering van het bankonderzoek baseert en moet baseren op gegevens verstrekt door de Italiaanse belastingdiensten die op zich ook na het verstrijken van de gewone onderzoekstermijnen door ei-1000 ser zijn aangevraagd, namelijk met een vraag om inlich- tingen die per brief van 4 maart 2010 naar Italië werd verstuurd (folio 36001, vierde laatste alinea). Doordat de beslissing van 6 oktober 2011 tot toe-1005 stemming voor het bankonderzoek evenals het instellen op 11 oktober 2011 van het bankonderzoek zich voordeden in de uitgebreide onderzoekstermijn en trouwens slechts mogelijk waren door gebruik te maken van informatie die slechts bekomen werd op basis van een onderzoeksmaatre-1010 gel (vraag om inlichtingen van 4 maart 2010 aan de Ita- liaanse fiscus) die eveneens in de uitgebreide onder- zoekstermijn plaatsvond, oordeelde het bestreden arrest dat kon worden ingegaan op het verzoek van verweerders om de machtiging tot bankonderzoek van 6 oktober 2011,1015 de schriftelijke kennisgeving aan verweerders van 11 oktober 2011 van de aanwijzingen van belastingontdui- king die een vraag om inlichtingen bij een financiële instelling in toepassing van artikel 322, §2, WIB92 zouden moeten rechtvaardigen en de vragen om inlichtin-1020 gen bij een financiële instelling, te vernietigen (fo- lio 36004, laatste zin - 36005, eerste alinea). 21./ De beslissing dat eiser de inlichtingen van de Italiaanse fiscus niet wettig in de uitgebreide onder-1025 zoekstermijn heeft verkregen en het bankonderzoek bij- gevolg niet wettig op grond van de gegevens verstrekt
  • 40. VERZOEKSCHRIFT/34 door de Italiaanse belastingdienst kon worden geba- seerd, is derhalve, achtste onderdeel, niet naar recht verantwoord in zoverre niet was vereist dat eiser,1030 voorafgaand aan het verzoek tot inlichtingen gericht aan de Italiaanse administratie, verweerders hiervan, overeenkomstig artikel 333, derde lid, WIB92, schrifte- lijk in kennis diende te stellen nu dit geen onder- zoeksverrichting bij de belastingplichtige zelf betreft1035 en voormelde vraag om inlichtingen dus wettig buiten de normale onderzoekstermijn kon worden gesteld, mitsdien de van de Italiaanse fiscus verkregen gegevens wettig tot grondslag konden dienen van een bankonderzoek ex artikel 322, §2 WIB92 (schending van de artikelen 3221040 en 333, in het bijzonder het derde lid, WIB92). OM DEZE REDENEN, besluiten voor eiser ondergetekende advocaten, dat het U behage, Hooggeachte Dames en Heren, het bestreden1045 arrest te vernietigen, de zaak en partijen te verwijzen naar een ander hof van beroep, kosten als naar recht. Bijlage 1./ Exploot van betekening van 29 januari 2014 van het bestreden arrest waarin verweerders keuze van woonst doen bij gerechtsdeurwaarder Stéphan MASSA,1050 met kantoor te 1190 Vorst, Fontaine Vanderstraetenlaan 57, Brussel, 18 april 2014 1055 Antoine DE BRUYN, Stefan DE VLEESCHOUWER