2. Basisstof 1: Het skelet van de mens
• Maken opdracht 1
• Uitleg functies skelet
• Uitleg verschillende typen botten
• Aan de slag
– Lezen basisstof 1 blz 84 t/m 87 tekstboek
– Maken opdrachten 2, 4,6,7,8
– Nabespreken opdrachten
Huiswerk
3.
4. Het skelet
• Vier functies:
– Stevigheid
– Bescherming
– Beweging
– Vorm
5. Typen botten
• Je skelet bestaat uit twee typen botten
– Pijpbeenderen
– Platte beenderen
6. Pijpbeenderen
• Ledematen
– Tussen de koppen van de botten
zit de mergholte
• Hierin zit geel beenmerg
• In geel beenmerg is vet opgeslagen
– In de holten in de koppen zit rood
beenmerg
• Rood beenmerg vormt bloedcellen
12. Beenweefsel
• Filmpje
• Uitleg
– Cellen liggen in kringetjes rondom de bloedvaten,
deze bloedvaten zijn kanalen. Dit maakt het
steviger.
– In beenweefsel zitten twee belangrijke stoffen:
• Kalkzouten
• lijmstof
13. Aan de slag
• Maken opdrachten 5 t/m 11
• Leren B1 en B2
16. Basisstof 3 Beenverbindingen
• Naadverbinding geen beweging biedt
bescherming
• Vergroeid geen beweging, een geheel, geen
beweging
• Kraakbeenverbinding beetje beweging,
bijvoorbeeld vergroten van je borstkast
• Gewrichten veel beweging, bijvoorbeeld je
armen en benen.
17. Gewricht
• Een gewricht verbind twee botten met elkaar. En
is opgebouwd uit verschillende onderdelen:
– Gewrichtskogel
– Gewrichtskom
– Laagje kraakbeen
– Gewrichtskapsel
– Gewrichtssmeer
Er om heen zitten kapselbanden, zodat alles op zijn plek
blijft.
18.
19. Gewrichten
• Typen gewrichten
• Er zijn drie typen:
– Kogelgewricht De kogel van het ene bot draait in
de kom van het andere bot. Bijvoorbeeld je
schoudergewricht
– Rolgewricht Het ene bot draait in de lengteas om
het andere bot. Bijvoorbeeld ellepijp en
spaakbeen.
– Scharniergewricht Het ene bot beweegt als een
scharnier ten opzichte van het andere bot.
21. Spieren
• Doordat er spieren in je lijf zitten kun je
bewegen.
• Je spier zit met pezen
vast aan het bot.
Een spier bestaan uit een paar
Onderdelen:
- Spierschede
- Spierbundels
- Spiervezels
- bindweefsel
22. Verbranding
Spieren kunnen samentrekken, pezen niet
Door samen te trekken kun je inspanning
leveren. Hier is veel zuurstof en energie nodig.
Ook komen er bij een grote inspanning veel
afvalstoffen vrij.
Als een spier samentrekt wordt hij korter, de
spier trekt dan het bot mee in de beweging
Spierpijn
23. Biceps en triceps
• In je bovenarm zitten twee spieren die
samenwerken, dit noem je antagonisten.
• Om je bovenarm te buigen trekt de biceps
aan. Dit is je armbuigspier
• Om je bovenarm weer te strekken gebruik je
de triceps. Dit is je armstrekspier.
• Antagonisten
25. Lichaamshouding
• Een van de pijnen die het meeste voorkomt in
Nederland is rugpijn.
• Een goede lichaamshouding heeft een
positieve houding op klachten.
26. Wervelkolom
• De wervelkolom bestaat uit
wervels, hier zit kraakbeen
tussen. De tussenwervelschrijven.
• Hierdoor is er een beetje
beweging mogelijk en het zijn
schokdempers.
• De wervelkolom heeft een
dubbele S vorm en wordt in stand
gehouden door rugspieren.
27. Houding
• Een slechte houding maakt dat je wervelkolom
verkeerd belast wordt. Je staat bijvoorbeeld
scheef dan wordt de ene kant zwaarder belast
dan de andere kant.
• Een ander gevaar is het in de knel komen van
zenuwen in door kapotte of beschadigde
tussenwervelschijven.
28. Beweging
• Lichaamsbeweging is goed en zorgt
bijvoorbeeld voor:
– Conditie
– Minder blessures
– Ontspanning
– Minder kans op letsel
30. Blessures
• Een blessure zit in een klein hoekje.
• Spierpijn heb je zomaar en is vaak binnen een
halve week over.
• De meeste blessures worden opgelopen met
sporten.
• Je kunt met sporten blessures oplopen aan
spieren, botten, gewrichten en pezen.
31. Blessures aan spieren
• Spierpijn, krijg je vaak bij meer inspanning dan
normaal. Kort van duur
• Spierscheuring, komt door een te sterke
inspanning of een plotselinge beweging
• Spierkramp, dit is het allemaal tegelijk
samentrekken van alle spiervezels in een spier.
Hierdoor kun je de spier niet strekken.
32. Blessures aan botten
• Een botbreuk is een veel voorkomende
blessure aan een bot.
• Voetballers breken meestal het kuitbeen of
scheenbeen. Wielrenners hun sleutelbeen.
• Om te genezen moeten de botten weer in
elkaar groeien. Soms moeten ze in de goede
stand gezet worden. Als dat met gips niet lukt
dan worden er schroeven gebruikt.
33. Voetbalknie
• Is het lichaam draait en
je been blijft staan.
• Meniscus is het
kraakbeen in je knie.
• Gewrichtskapsel en de
kapselbanden
(kniebanden of de
kruisbanden) zijn ook
beschadigd. Knie
34.
35. Kneuzing
• Bij een kneuzing is er een beschadiging aan
het weefsel zonder dat er iets is gescheurd of
gebroken.
• Een kneuzing komt vaak door een stomp, een
trap of een stoot.
• Het weefsel zwelt op door een inwendige
bloeding en er hoopt zich vocht op in ht
weefsel. Je ziet een blauwe plek, dit is een
bloeduitstorting.
36. Verzwikking
• Verzwikking ofwel verstuiking, is het uitrekken
van het gewrichtskapsel of de kapselbanden.
• Bij ernstige verzwikking kun je de banden ook
scheuren.
37. Ontwrichting
• Bij ontwrichting schiet de gewrichtskogel uit
de gewrichtskom.
• Dit gebeurd bijvoorbeeld als je verkeerd op je
arm of been valt. Hij schiet dan uit de kom.
38. Tennisarm
• Bij een tennisarm zijn de
aanhechtingsplaatsen van de spieren
ontstoken.
• Deze ontstekingen komen vaak door
overbelasting van de spier.
• Het is te genezen met rust.