1. 4. Controleren
Je kunt op elk gewenst moment een stap terug doen in de cirkel.
Zelfstandig werken in 5 stappen
Juridische & Secretariële beroepen
3. Uitvoeren
2. Plannen
1. Oriënteren
5. Reflecteren
2. 4. Controleren
Zelfstandig werken in 5 stappen
Juridische & Secretariële beroepen
3. Uitvoeren
2. Plannen1. Oriënteren
- Waar moet ik heen?
- Wat moet ik doen?
- Wat wordt er van mij verwacht?
- Wat weet ik daar al van?
- Hoe kan ik dit probleem oplossen of deze taak
uitvoeren?
- Welke informatie heb ik nodig?
- Waar kan ik deze informatie vinden?
- Wie kan mij helpen?
Tips:
- De opdracht goed doorlezen
- Brainstormen
- De taak moet af zijn op ….
- De taak gaat me … tijd kosten.
- Ik begin op … en lever het eindproduct in op …
- Ik zoek de informatie bij elkaar.
- Ik maak een planning.
- Bij groepswerk: we verdelen de taken.
Tips:
- Inschatten hoeveel tijd iets kost
- Verzamelen van informatie
- Maken van een planning, draaiboek, checklist,
bouwplan (bij schrijfproduct) en/of taakverdeling
- Voer het plan uit.
- Houd bij wat je al gedaan hebt en wat je
nog moet doen.
- Houd je aan je planning, draaiboek,
checklist, bouwplan.
- Stel het plan bij als er iets niet goed gaat
(ga terug naar plannen).
- Controleer steeds of je goed bezig bent
(uitvoeren en controleren wisselen elkaar af).
Tips:
- Je aan je planning houden
- Bijhouden van stand van zaken
- Bijsturen als de gekozen strategie niet werkt
- Heb ik gedaan wat ik moest doen?
- Heb ik aan alle voorwaarden voldaan?
- Is het zonder fouten?
- Ziet het er netjes uit?
- Is het goed genoeg om in te leveren of
te presenteren?
- Heb ik ergens ‘nee’ ingevuld? Ga dan terug
naar ‘uitvoeren’.
Tips:
- In de schoenen van de docent gaan staan
- De opdracht nog een keer goed nalezen
- Stap voor stap controleren of je alles gedaan hebt
- Het eindproduct controleren op (taal)fouten
Tips:
- Jezelf in de spiegel kijken
- Eerlijk zijn
- Voorkomen dat je opnieuw moet beginnen
- Wat ging er goed?
- Wat ging er minder goed?
- Wat kan ik een volgende keer beter anders?
- Wat moet ik de volgende keer beter doen?
- Wat heb ik ervan geleerd?
- Heb ik mij goed georiënteerd?
- Heb ik goed gepland?
- Heb ik het goed uitgevoerd?
- Heb ik alles goed gecontroleerd?
5. Reflecteren