1. Opdracht: eindtermen
1. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te
gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
Bijvoorbeeld: Als leerlingen het moeilijk hebben met een bepaald onderwerp kunnen
ze dit thuis nog eens beluisteren aan de hand van een filmpje op youtube.
2. De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier .
Bijvoorbeeld: De leerlingen gebruiken een iPad of computer om oefeningen te maken
in de klas. De leerlingen leren zo ook met hun computer werken in de klas, waardoor
het thuis ook makkelijker gaat.
3. De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
Bijvoorbeeld: Bingel. Bij bingel kunnen de leerlingen oefeningen maken over een
bepaald onderwerp (wiskunde, Nederlands, Frans,… ), deze hebben allemaal hun
eigen ‘eiland’. De oefeningen zijn opgegeven door de leerkracht. Als de leerlingen
voldoende punten gespaard hebben kunnen ze spelletjes spelen of hun mannetje
nieuwe kleren aandoen.
4. De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving.
Bijvoorbeeld: Leerplatform scoodle. Op scoodle kan je oefentoetsen maken over
verschillende onderwerpen. Dit is een ideale manier om te kijken of je de leerstof
onder de knie hebt.
2. 5. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.
Bijvoorbeeld: ScratchJr. Met ScratchJr kunnen jonge kinderenhun eigen interactieve
verhalen en spellen programmeren. Daarbij leren ze problemen oplossen, projecten
ontwerpen en zichzelf creatief uitdrukken met behulp van de computer.
6. De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie
opzoeken, verwerken en bewaren.
Bijvoorbeeld: Leerlingen kunnen met hun Ipad of computer informatie opzoeken
over zaken die hun interesseren en/of passen bij hun leefwereld. Dit kan gaan over je
hobby, je favoriete huisdier of een les die je net hebt gehad en meer over wilt weten
(de wereldoorlogen,bergen).
7. De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen.
Bijvoorbeeld: PowerPoint. Powerpoint is een zeer bekend en goed programma.
Hiermee kunnen de leerlingen informatie geven aan anderen. Ze kunnen eventueel
gebruik maken van beeldmateriaal om het te verduidelijken.
8. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige
manier te communiceren.
Bijvoorbeeld: Smartschool. Smartschool is een zeer veilig,verantwoord en doelmatig
programma waarbij leerlingen en leekrachten mails kunnen sturen naar elkaar.