Sinds 1 januari 2018 is een achterbanraadpleging verplicht bij fusies in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs. Het onderwijsteam van Van Doorne heeft een handreiking opgesteld om feiten en fabels van elkaar te scheiden.
Neem voor meer informatie contact op via: https://www.vandoorne.com/sectoren/overheid-en-onderwijs/team/
2. RECENTE
WETSWIJZIGING
Van Doorne 2
Per 1 januari 2018 is de Wet toekomstbestendig onderwijsaanbod in
het basisonderwijs in werking getreden.
Artikel 15 lid 3 van de Wet medezeggenschap op scholen luidt nu:
"Een besluit met betrekking tot [de overdracht, fusie, beëindiging,
omzetting of grondslagwijziging van een school, de organisatie
van buitenschoolse opvang of de vaststelling van onderwijstijd],
wordt niet genomen dan na raadpleging van de ouders."
Dat lijkt een duidelijke bepaling, maar de praktijk heeft grote moeite om
goed uitvoering aan deze bepaling te geven.
Deze handreiking gaat in op de vraag:
(i) wanneer de raadpleging moet plaatsvinden;
(ii) door wie de raadpleging moet worden uitgevoerd;
(iii) wie moet worden geraadpleegd; en,
(iv) op welke wijze moet worden geraadpleegd?
3. WANNEER
RAADPLEGEN?
Van Doorne 3
De raadpleging vindt plaats voor besluitvorming door het bestuur…
• Artikel 15 lid 3 Wms stelt dat "een besluit" niet wordt genomen dan na de raadpleging. Door
de hele Wms wordt met "een besluit" bedoeld een besluit door het bevoegd gezag (en dat
betekent in de praktijk: een besluit van het bestuur van de rechtspersoon); niet het advies of
de instemming dat aan dat besluit vooraf moet gaan.
• Een consistente lezing leidt dus tot de conclusie dat een voorwaarde wordt gesteld aan
besluitvorming van het bevoegd gezag. Daarmee is dus ook gesteld dat de raadpleging
voorafgaat aan de formele besluitvorming.
én voor advisering/instemming door de medezeggenschapsraad.
• In de memorie van toelichting bij de recente wetswijziging wordt het volgende gemeld: "in de
WMS [wordt] opgenomen dat eerst de achterban moet worden geraadpleegd, voordat de
medezeggenschapsraad haar instemmings- en adviesbevoegdheid bij fusie of sluiting
uitoefent" (Kamerstukken II 2016/2017, 34656, 3).
• De wijziging van artikel 15 lid 3 Wms borduurt bovendien voort op een oudere wijziging van
de Wet medezeggenschap onderwijs 1992, door een amendement van Kamerlid-Hamer in
2005 (Kamerstukken II 2004/2005, 29733, 12). Dat amendement voerde de raadpleging van
ouders in, als voorwaarde voor besluiten omtrent onderwijstijd. Bij een dergelijk besluit moet
de oudergeleding instemmingsrecht verlenen en met het amendement werd "vastgelegd dat
de oudergeleding dit doet nadat de meningen van de ouders zijn gepeild en meegewogen."
4. WIE VOERT DE
RAADPLEGING UIT?
(1)
Van Doorne 4
In een ideale wereld, neemt de medezeggenschapsraad het initiatief…
• Het doel van de bepaling is helder: raadpleging, om te worden meegenomen in de beraadslaging
door de medezeggenschapsraad die het betreft. Een medezeggenschapsraad zou om die reden
de raadpleging zelf ter hand kunnen nemen; in aansluiting op de meer algemene mogelijkheid tot
achterbanraadpleging die al uit de Wms voortvloeit.
• De memorie van toelichting bij de wetswijziging (Kamerstukken II 2016/2017, 34656, 3) wijst
indirect die kant uit. De raadpleging is bedoeld "[o]m ervoor te zorgen dat de medezeggenschap
hierbij daadwerkelijk alle belanghebbenden betrekt (…)". De raadpleging wordt als een kwalitatief
element in de beraadslaging van de medezeggenschap gepresenteerd. Dat oogmerk blijkt ook uit
de materiële doelstelling van de wet, dat "de stem van direct belanghebbenden, in dit geval
ouders en het personeel, goed wordt meegewogen" (Kamerstukken II 2016/2017, 34656, 3, 7).
• Omdat het doel van de wet mede is om de kwaliteit van medezeggenschap te verhogen, zou het
ook van de medezeggenschapsraad verwacht kunnen worden dat de medezeggenschapsraad
zelf zorgt voor de nodige handelingen. Raden hebben immers ook een eigen verantwoordelijkheid
om te voorzien in kwalitatief goed onderbouwde advisering en instemming.
5. WIE VOERT DE
RAADPLEGING UIT?
(2)
Van Doorne 5
maar uiteindelijk is het bevoegd gezag (het bestuur) verantwoordelijk.
• De raadpleging is als een voorwaarde voor de formele besluitvorming geformuleerd. Betekent
dat dan ook dat de raadpleging door het bevoegd gezag moet worden uitgevoerd? Het is
immers ook het bevoegd gezag dat zelf moet vragen om advies of instemming, als dat aan de
orde is. Dat zijn ook voorwaarden voor definitieve besluitvorming. Toch hoeft het bevoegd gezag
daar niet voor te kiezen, zeker niet gelet op de inhoudelijke argumenten die zijn te geven bij
uitvoering door de medezeggenschapsraad zelf (zie de sheet hiervoor).
• Als de medezeggenschapsraad echter niet het initiatief neemt om een raadpleging te
organiseren, is het alsnog aan het bevoegd gezag om in de raadpleging te voorzien. De
raadpleging is een voorwaarde die aan besluitvorming door het bevoegd gezag wordt gesteld.
• In de praktijk zal het initiatief daarom bij het bevoegd gezag liggen. Doorgaans wordt immers
een bepaalde planning omtrent besluitvorming beoogd. Het overlaten van de raadpleging aan de
medezeggenschap, levert het risico op dat deze planning niet wordt gehaald, met de gevolgen
van dien. Uiteraard is het goed om de medezeggenschap wel bij de organisatie van de
raadpleging te betrekken.
6. WIE WORDT
GERAADPLEEGD?
(1)
Van Doorne 6
Hoewel de wetgever alle kanten uitging...
• In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2016/2017, 34656, 3) wordt gemeld: "Om ervoor
te zorgen dat de medezeggenschap hierbij daadwerkelijk alle belanghebbenden betrekt, wordt in
de WMS opgenomen dat eerst de achterban moet worden geraadpleegd, voordat de
medezeggenschapsraad haar instemmings- en adviesbevoegdheid bij fusie of sluiting uitoefent.
Zo wordt geborgd dat zowel ouders als personeel ten volle zijn betrokken en vertegenwoordigd
bij dergelijke ingrijpende besluiten."
• In de nota naar aanleiding van het verslag van de behandeling van de recente wetswijziging
(Kamerstukken II 2016/2017, 34656, nr. 6) wordt alleen gesproken over het raadplegen van de
ouders en niet over het raadplegen van het personeel, noch – in geval van een school voor
voortgezet onderwijs – het raadplegen van leerlingen.
• Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer (Handelingen II, 2016/2017,
11 mei 2017, nr. 74) sprak de staatssecretaris ook slechts over het raadplegen van de ouders,
maar maakte hij wel weer gebruik van de termen 'achterbanraadpleging' en 'ledenraadpleging'.
Deze termen zijn niet gedefinieerd en onder het begrip ledenraadpleging zou kunnen worden
verstaan dat alle geledingen moeten worden geraadpleegd.
7. WIE WORDT
GERAADPLEEGD?
(2)
Van Doorne 7
vraagt de wet uiteindelijk echt alleen om raadpleging van de ouders.
• De oorspronkelijke bedoeling van (de voorloper van) artikel 15 lid 3 Wms was het versterken van
de positie van ouders (uitsluitend in het basisonderwijs) met betrekking tot besluiten omtrent
onderwijstijd. Uit de beraadslaging bij de invoering van dat artikel wordt volkomen helder dat de
bedoeling is om alleen ouders te raadplegen (Handelingen II 2004-2005, 29733, 98) en dat is ook
op die manier in de wettekst terecht gekomen.
• Alhoewel in de toelichting bij de laatste aanvulling van artikel 15 lid 3 Wms soms in brede zin
wordt gesproken over achterbanraadpleging, is het oorspronkelijke artikel heel duidelijk
ingevoerd met het oog op raadpleging van ouders. De wettekst is daar eveneens helder over en
is niet aangepast in de meest recente wijziging.
• Alleen de bedoeling van (toelichting op) de meest recente wijziging van artikel 15 lid 3 Wms is
onvoldoende om een bredere verplichting in het leven te roepen. Zo zou het ook gek zijn als
opeens – omgekeerd – besluiten over de onderwijstijd middels een raadpleging aan het
personeel moeten worden voorgelegd, terwijl dergelijke besluiten alleen bedoeld waren om
middels een raadpleging aan ouders voor te leggen.
• Wij nemen om die reden het standpunt in dat alleen ouders hoeven te worden geraadpleegd.
Een bredere raadpleging mag natuurlijk wel, maar een verplichting daartoe zien wij niet.
8. IN WELKE VORM
RAADPLEGEN?
Van Doorne 8
De raadpleging is vormvrij, als het maar een duidelijke uitvraag betreft.
• De vorm waarin de ouderraadpleging plaatsvindt, is niet voorgeschreven. In de behandeling van
de voorloper van het artikel werd duidelijk dat het doel van de wetgever is geweest om niet alleen
de oudergeleding om een mening wordt gevraagd, maar om "álle" ouders "te peilen"
(Handelingen II 2004-2005, 29733, 98).
• Wij lezen daarin een minimaal vereiste dat sprake is van een actieve communicatie naar ouders,
gericht op het uitvragen van opvattingen.
• Als ouders niet of nauwelijks reageren kan dat het bevoegd gezag niet worden aangerekend; als
er maar een inspanning is verricht om opvattingen uit te vragen ten behoeve van de inhoudelijke
behandeling door de medezeggenschap en de uiteindelijke formele besluitvorming.
• In de praktijk zien we dat daarvoor uiteenlopende varianten voor worden gekozen, van
schriftelijke en telefonische enquêtes tot spreekuren. Een en ander is natuurlijk ook sterk
afhankelijk van de omvang van de oudergroep.
9. ONDERWIJSTEAM
VAN DOORNE
Het onderwijsteam bestaat uit
een hecht team van specialisten.
Iedere dag werken we aan
strategische vraagstukken waar
de onderwijssector voor staat.
Wij hebben uitgebreide kennis
en ervaring in huis, op alle in het
onderwijs relevante gebieden.
Onderwijssectorwetten
Rechtspersonenrecht
Belastingrecht
Pensioen- en arbeidsrecht
Aanbestedingsrecht
TEAMLEDEN
Saskia Laseur
Onderwijs & Opvang
Martijn Nolen
Onderwijs & Opvang
Judith Verbeek
Onderwijs & Opvang
Frans Hoogendijk
Onderwijs & Opvang
Jorn de Bruin
Arbeid & Pensioen
Philip Juttmann
Aanbesteding & Mededinging
Van Doorne 9
• Intersectorale
samenwerking
• Governance
• Medezeggenschap
• (Lokale) politiek
• Bestuursoverdracht
• Bekostiging
Jochem Streefkerk
Onderwijsjurist
• Governance &
code goed bestuur
• Herstructurering &
reorganisatie
• Bestuursoverdracht
• Fusie & splitsing
• Joint-ventures
• Omzetbelasting
• Doordecentralisatie
huisvesting
• Publiek-/private
samenwerking
• Fusies & splitsing
• Reorganisaties
Anna Mars
Kandidaat-notaris
Daniëlle Westerhoff
Fiscalist
ROB DE WIN
Fiscaal
CONTACTPERSONEN
10. OVER
ONS
Van Doorne is een
toonaangevend onafhankelijk
Nederlands kantoor van
advocaten, notarissen en
fiscalisten. Wij streven naar
duurzame relaties met onze
cliënten. Met de meeste van hen
werken we al jarenlang samen
en daar zijn we trots op.
175experts
Met circa 175 juristen
adviseren wij onze cliënten
al bijna 90 jaar op de voor
hen van belang zijnde
rechtsgebieden.
Internationaal
netwerk
Dankzij ons uitgebreide netwerk
van onafhankelijke kantoren in
meer dan 115 landen kunnen we
onze cliënten wereldwijd met raad
en daad terzijde te staan.
Amsterdam
en Londen
Wij opereren wereldwijd vanuit
Amsterdam. Daarnaast houden
wij kantoor in Londen.
Hoge
waarderingen
Hoge rankings in The Legal 500
en Chambers Europe voor onze
teams en individuele juristen.
Van Doorne 10
Diversiteit
Om een vraag vanuit
verschillende perspectieven te
bekijken, is creativiteit nodig en
een open blik. Daarom zijn
onze teams divers
samengesteld.