1. • het idee dat onze huidige (Europese) vorm van democratie de authentieke vorm is, is onjuist
• ook het idee dat onze huidige Nederlandse vorm van democratie van den beginne af zo was is onjuist
Democratie: de heerschappij (kratos) van het volk (demos), ‘het volk regeert’
Maar.. wie is het Volk en wat is regeren ?
In de loop van 2500 jaar zijn er verschillende vormen geweest van wat democratie genoemd kan worden,
afhankelijk van
• wat men het Volk noemt: mannen èn vrouwen? Rijkdom-afhankelijk?
• wat de invulling was van regeren: macht van de gemandateerden, verhouding macht centraal vs lokaal
Sommige landen noemen zich een democratie, maar zijn in onze ogen dit niet of te weinig: bv. Turkije.
Het mogen kiezen maakt een land nog niet tot een democratie in onze ogen.
Wat zijn dan wel de kenmerken van een democratie?
Democratie: wat bedoelen we er mee ? En….wat moeten we er mee ?
2. De Griekse (Atheense) democratie
‘……..Wij hebben een staatsvorm, die niet een navolging is van de wetten van onze buren; neen, wij zijn veeleer zelf een
voorbeeld voor menig ander, dan dat anderen ons tot voorbeeld strekken. De naam van deze staatsvorm is volksregering
(democratie), omdat invloed op staatszaken bij ons niet een recht is van weinigen, maar een recht van velen. In geschillen
tussen burgers geldt voor allen gelijkheid voor de wetten en met de maatschappelijke beoordeling staat het zo: heeft
iemand om iets een bijzonder aanzien, dan dankt hij een hogere onderscheiding in het openbare leven minder aan zijn
afkomst dan aan zijn persoonlijke verdienste. Armoede is geen schande; voor ieder, hoe arm ook, staat de mogelijkheid
open, de gemeenschap te dienen… zo hij dat kan.
Vrij leven wij als burgers in onze gemeenschap en in het dagelijkse leven remmen wij elkaars gedragingen niet door
spiedende argwaan, want wij zijn niet misnoegd over onze naaste, zo die zich eens buiten de conventies stelt;
ja, zelfs onze blik, die wel niet straffen, maar toch pijnlijk steken kan, verraadt daarover geen wrevel. Zonder ergernis dus
in onze persoonlijke omgang, begaan wij als staatsburgers, vooral uit diep ontzag, geen wetsovertreding, gehoorzamend
aan de opeenvolgende overheden en aan de wetten, in het bijzonder (gehoorzamend) aan die wetten, welke gemaakt
zijn tot steun voor hen die onrecht lijden en aan die (weliswaar) ongeschreven wetten, waarvan de overtreding door de
openbare mening met schande wordt gebrandmerkt… Wij verschillen van anderen door de man die zich aan het
openbare leven onttrekt niet te beschouwen als een rustig burger, maar als een nutteloos mens’…
• democratie is geen Atheense uitvinding, er waren meer Griekse stadstaten met een vorm van democratie
• toch heeft Athene van ouds her model gestaan voor ‘het begin van de democratie’
• reden: Athene was machtig en had veel invloed en wij hebben zeer uitvoerige documentatie
• democratie via Solon en Kleisthenes met horten en stoten tot stand gekomen
• Atheense democratie 508 – 322 v. Chr. Heeft in deze twee eeuwen zich ook ontwikkeld.
• Hier uitgegaan van ‘de Gouden Eeuw van Athene’ = periode van Periklès.
Hoe zagen de Atheners zich zelf? lijkrede van Periklès in 431 voor gesneuvelde Atheners in Peloponnesische Oorlog (tegen Sparta) (door Thucydides opgetekend)
3. Een definitie van democratie bestaat niet, maar een aantal kenmerken komt vaak voor in de definities:
In een gebied heerst een democratie als:
• alle volwassenen
• blijvend/langdurig in dat gebied woonachtig zijn
• geestelijk volwaardig zijn
• invloed kunnen uitoefenen op de politieke agendering
• effectief participeren in het gehele besluitvormingsproces
• stemrecht hebben in het cruciale stadium van besluitvormingsproces
• toegang hebben tot de benodigde informatie om te kunnen participeren en meebeslissen
Toegepast op Athene:
Alle volwassenen:
In Athene gold als een burger: - van het mannelijk geslacht en vanaf 18 jaar (volwassen) en vrij (= geen slaaf)
- echter: nieuwkomers kregen niet automatisch het burgerschap
- aanvankelijk alleen vader met burgerrecht voldoende, later tevens een moeder die dochter
was van een Atheens burger
- etc
Burger had privileges: deelname aan politiek, alleen zij mogen grond en onroerend goed bezitten, etc
Conclusie(?): Athene is gezakt voor criterium 1.
Maar wat noem je ‘het volk’?
‘Demos’ had bij de Grieken meerdere betekenissen, ook ‘allen’, maar ook ‘alle burgers’.
4. Als we nu even accepteren dat we het zojuist gegeven begrip ‘democratie’ bekijken binnen de groep ‘burgers’:
• blijvend/langdurig in dat gebied woonachtig zijn
• geestelijk volwaardig zijn
• invloed kunnen uitoefenen op de politieke agendering
• effectief participeren in het gehele besluitvormingsproces
• stemrecht hebben in het cruciale stadium van besluitvormingsproces
• toegang hebben tot de benodigde informatie om te kunnen participeren en meebeslissen
hier wint Athene het met ruime voorsprong van alle moderne democratieën !!
Kenmerken van de Atheense democratie:
• directe democratie: burgers namen in eigen persoon deel aan de volksvergadering
• redelijke vacatiegelden voor burgers die op de Volksvergadering kwamen ook arme boeren etc konden komen (maatregel Periklès)
• de belangrijkste bestuursorganen werden via loting ingevuld
• loting betrof zowel de wetgevende, de uitvoerende als de rechterlijke macht
van Reybrouck: doordat de feitelijke volksvertegenwoordiging voor het grootste deel tot stand kwam door loting wil hij de term
‘directe democratie’ aleatorisch-representatieve democratie.
(alea = dobbelsteen; Caesar: alea iacta est, ‘de teerling is geworpen’)
5. Boulè: - uit ieder van de 10 regio’s 50 leden, minstens 30 jaar oud.
- 1 jaar in functie, in zijn leven niet meer dan 2x geloot toegestaan
- zware functie, moest feitelijk in Athene gaan wonen
- beloning was vrij karig, uit de regio’s toch vaak meer welgestelden ‘ingeloot’.
- van de 500 een dagelijks bestuur = een groep van 50 uit een regio. Na 1/10 jaar wisselen.
- dagelijks uit de groep van DB een nieuwe voorzitter geloot.
Volksrechtbank: - steeds geloot uit een eveneens gelote pool van 6000 (minstens 30 jaar oud) die een eed moesten zweren
- afhankelijk ernst van de zaak 200-2500 leden
Magistraten: - meeste functies door 2 of meer personen vervuld. Meestal geloot, maar voor ‘moeilijke’ functies wel gekozen.
- na loting werden ze gescreend op goed gedrag
- na verstrijken ambtsperiode moest men verantwoording afleggen aan de Boulè.
Gehele systeem was gericht op evenwicht van macht en macht delen
6. • in Athene dus geen beroepspolitici en geen politieke partijen, wel ad hoc allianties bij belangengroeperingen
• onderscheid bestuurders en bestuurden erg klein
• roulatie meestal na 1 jaar èn slechts twee keer in leven èn niet opeenvolgend
• alleen topfuncties als legeraanvoerder etc werden niet geloot en konden langer worden uitgeoefend
• doordat ook in de ‘wijken van de polis’ dit systeem was ingevoerd kwam zo’n 70% van de burgers wel eens in
een of ander ambt/staatsorgaan terecht
Aristoteles:
• ‘het geldt als democratisch om bestuursambten toe te wijzen door loting; als oligarchisch ze toe te wijzen door verkiezing
• ‘Grondbeginsel van een democratische staatsinrichting is vrijheid. Een van de kenmerken van vrijheid is dat men om de beurt
wordt geregeerd en zelf regeert’.
In Athene gold:
Gelijkheid = politiek gelijk, op gelijk niveau, gelijke rechten. Ook al was het verschil socio-ecomisch nog zo groot.
Vrijheid = 1. passieve vrijheid: in private sfeer met rust gelaten worden
2. actieve vrijheid: ‘mogen dat…’, vooral in politieke sfeer
Veel denkers en elite hadden bezwaar tegen de democratie (Plato, Aristoteles), maar kregen geen voet aan de grond in Athene.
Men vond het volk dom en onberekenbaar etc. (NB: idem argumenten in de 19e eeuw toen men de democratie wilde invoeren.)
Historici: in de praktijk namen inderdaad alle lagen van de bevolking (wèl burgers!) deel aan het politieke proces, zowel in de Ekklèssia, de Boulè als
de Volksrechtbank. Adel en ‘gewoon volk’ werkten samen. Adel bekleedde ook hoge functies.
Opvallend is wel: gedurende de 5e en 4e eeuw v. Chr. is Athene een vrij stabiele polis geweest zonder burgeroorlog of bloedige interne conflicten.
7. Vonden alle ‘gewone’ en adellijke burgers de democratie nu zo geweldig?
• om de democratie gaande te houden had 5% van de burgers een dagtaak dus economisch kostbaar! En voor een arme boer die geen
slaven of personeel had ook door de niet altijd riante vergoeding een probleem. Het niet accepteren van een door loting toegewezen
ambt gold als ‘not done en was ongeveer verplicht!
• twee 19e eeuwse auteurs: de Coulanges (F) en Buckhart (Zwitser) en in mindere mate ook 20e eeuwse auteurs (Jones, Finly) geven aan
dat er een onderdrukkend klimaat uitging van de sterke sociale controle door de polis die bovendien een benepen religieus karakter had:
• als men geloot werd voor een ambt volgde een openbare screening waarbij allerlei private en intieme details openlijk op tafel kwamen.
• als iemand een verdenking uitte kwam men al heel snel voor een van de Volksrechtbanken. Men kende geen Openbaar Ministerie en ook
bestond er geen onderscheid tussen civiel recht en strafrecht.
• gevreesd waren de sycofanten, een soort beroepsaanklagers (te vergelijken met de Inquisitie). Vaak wegens een persoonlijke vete of om er wat
aan te verdienen, vaak ook ‘wegens goddeloosheid’ als men helemaal niets kon verzinnen.
Xenophon: ‘De Atheense rechters hebben zich vaak dusdanig laten beïnvloeden dat velen die niets misdaan hadden zijn terechtgesteld,
terwijl menige misdadiger is vrijgesproken’.
Even terug naar Periklès’ lijkrede: ‘……Wij verschillen van anderen door de man die zich aan het openbare leven onttrekt niet te beschouwen
als een rustig burger, maar als een nutteloos mens’…….
Periklès stelt hoge eisen aan zijn medeburgers in naam van de democratie: participatie is een harde plicht geworden!
Maar,………….in deze democratische Staat is de burger niet meer vrij in zijn doen en laten en dient hij zich bijna dag en nacht paraat te houden voor
Volksvergadering, Rechtszitting en Bestuursvergadering.
Met daarbij het risico door zijn medeburger voor het Volksgerecht gesleept te worden bij vermeende ‘ondunk’ etc.
burgerschap op z’n Atheens eerder last dan lust??
8. Met Alexander de Grote verdwijnt de democratie uit Griekenland
Romeinen:
• nooit een democratie geweest
• ook in de republikeinse tijd altijd een aristocratie gebleven, ondanks (vaak met strijd) afgedwongen toegang
voor niet adel tot hoge ambten en instelling van een Volksvergadering
• uiteindelijk via burgeroorlog(en) dictatuur keizerschap
• 312 keizer Constantijn staat officieel Christendom toe, 394 keizer Theodosius maakt het tot staatsgodsdienst
Slag Milvische Brug
‘en toutoi nika’Christendom
• Christendom werd erfgenaam van het Romeinse Rijk, waarvan de traditionele instituten werden ontmanteld
en vervangen door de kerkelijke hiërarchie en bureaucratie
• na de val van het West-Romeinse Rijk (476) en de verovering door de Franken die zich tot de Rooms-Christelijke
vorm van het Christendom bekeerde was het wrs Pepijn de Korte (750) die met steun van de paus de laatste
Merovingische koning het mocht afzetten en zich Koning der Franken mocht noemen in ruil voor het verjagen
van de Longobarden uit Italië en het schenken van een gebied rondom Rome: ontstaan van de Kerkelijke Staat’.
Pepijn is wrs de eerste die zich ‘Koning bij de gratie Gods’ ging noemen. Pepijn werd al gezalfd door de Paus.
• Pepijn is de vader van Karel de Grote die op Eerste Kerstdag in 800 in Rome door Paus Leo III tot keizer werd gekroond
• de vorst ontvangt zijn macht van God, waarmee hij zijn macht legitimeert
• bij goddelijk gezag past geen participatie en dient men zich te onderwerpen aan het gezag
• in het Frankische Rijk wordt het feodale stelsel met de ‘driestandenmaatschappij’ ingevoerd
• met deze deprimerende doctrine ging Europa de ‘duistere Middeleeuwen’ in en pas in de Renaissance
begint de verdoofde burger te ontwaken.
9. Nog even terug naar Aristoteles:
• ‘het geldt als democratisch om bestuursambten toe te wijzen door loting; als oligarchisch ze toe te wijzen door verkiezing
• ‘Grondbeginsel van een democratische staatsinrichting is vrijheid. Een van de kenmerken van vrijheid is dat men om de beurt
wordt geregeerd en zelf regeert’.
Loting als politiek instrument blijkt niet alleen in de Griekse Oudheid te zijn toegepast:
Venetië
• oligarchie van adellijke families die eeuwenlang een wereldmacht (13-1500) bestuurden
• slechts 1% van de bevolking bij politiek betrokken, waarvan ¼ daadwerkelijk
• Doge werd ‘gekozen’ voor het leven, maar functie was niet erfelijk
• ‘verkiezing’ Doge was een mix van loting en kiezen en zeer omslachtig om corruptie te voorkomen:
- procedure van 5 dagen
- Consiglio Grande, een raad van 500 uit de adellijke families samengesteld, mag ieder een bal (balotta) in een doos doen
- vervolgens een jongetje van de straat gehaald die onder toezicht 30 ballen trekt (loting)
- 30 ballen via loting naar 9
- deze 9 kiezen er zelf 31 bij 40 ballen
- 40 via loting 12
- 12 via kiezen naar 25
- etc en na 10 ronden resteerden 41 ballen (namen) dezen gaan in conclaaf en kiezen de Doge
Firenze
• geen adel, maar hogere burgerij
• Signoria, bestaande uit 500 uitgelote burgers, vormde regering: bestuur, wetten voorbereiden, buitenlandse politiek, administratie
Procedure vorming van de Signoria: - burgers worden voorgedragen door een familie, gilde, etc
- een commissie schift de voorgedragenen op geschiktheid (geheim)
- uit de door de schifting gekomen burgers worden er 500 door loting aangewezen
- vervolgens opnieuw een schifting op evt veroordeling, reeds functie vervuld etc
Vele steden in Italië hadden systeem van Venetië of Firenze meer of minder overgenomen.
11. Van Reybrouck concludeert op grond van deze gegevens:
1. loting werd sinds de oudheid als een volwaardig politiek instrument gebruikt in diverse staten
2. telkens ging het om geografisch kleine, urbane staten (de stadstaat, de stedelijke republiek) waar slechts een beperkt deel van de bevolking
aan de macht kon deelnemen
3. het gebruik van loting viel vaak samen met het toppunt van welvaart, voorspoed en cultuur (het Athene van de vijfde en vierde eeuw,
Venetië en Firenze tijdens de renaissance)
4. loting kende diverse toepassingen en procedures, maar zorgde doorgaans voor minder conflicten en grotere betrokkenheid van de burgers
5. loting stond nooit op zichzelf, maar geschiedde telkens in combinatie met verkiezingen, dit om competentie te garanderen
6. staten die loting gebruikten kenden vaak eeuwen van politieke stabiliteit, ondanks grote interne verschillen tussen rivaliserende groepen.
Na de Renaissance begon men, wrs door de vrijheid van zelfbestuur van veel Italiaanse steden, steeds vaker de soevereiniteitsvraag te stellen:
Aan wie komt de bevoegdheid toe om diep in te grijpen in het leven van mensen?
- oorlog
- beschikken over leven en dood
- etc
In het feodale Europa gold de koninklijke macht als afkomstig van God, de macht was van God, de koning was een instrument. De erfopvolging werd ook in dit verband gezien.
Wat wrs met Pepijn de Korte/Karel de Grote begon als ‘bij de gratie Gods’ werd later door de absolutistische koningen in Engeland en Frankrijk openlijk tot
‘Le droit divin’ ‘Le roi est mort, vive le roi’
Denkfout: door macht te extraheren van het aardse naar het goddelijke en vervolgens toe te kennen
(‘in bruikleen te geven’) aan een sterveling, wordt macht gelegitimeerd.
12. Denkfout: door macht te extraheren van het aardse naar het goddelijke en vervolgens toe te kennen
(‘in bruikleen te geven’) aan een sterveling, wordt macht gelegitimeerd.
Dit is wat feitelijk in zeer brede vorm als model is gehanteerd in de geschiedenis.
En iedereen/zeer velen wist(en) dat dit onzin was, maar wel ‘bruikbare onzin’.
Fransen: ‘fiction protective’, op abstract niveau werkzaam voor de gemeenschap als geheel.
Doel van deze fiction protective was om potestas auctoritas, dus legitimeren.
In de renaissance begon men steeds vaker bezwaar te maken tegen deze soevereiniteits-leer.
Men begon te denken in een vorm van een sociaal contract, waarbij de koning nog wel als Heer erkend werd,
maar tegelijkertijd ook als een soort ambtenaar die kon worden afgezet als hij zijn werk niet goed deed.
Als eerste in de Europese geschiedenis spreekt het Plakkaat van Verlatinghe in 1581 dit glashard uit:
• dit gezichtspunt zo politiek neerzetten was revolutionair en nog nooit vertoond
• voor het eerst werd officieel het gezag van de koningverworpen met als argument dat
een volk dat recht heeft wanneer een koning zijn plichten jegens zijn volk niet nakomt
en zich als een tiran gedraagt.
Dit argument vond navolging bij onafhankelijksverklaringen in andere landen.
• opvallend is dat men wèl na het afzetten van Philips II op zoek gaat naar een andere vorst
• maar toen die niet gevonden werd besloot men tot een Republiek
• De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring uit 1776 heeft tekstdelen overgenomen,
zoals met name het principe dat de burgers het recht hebben om hun vorst te verlaten
als die de wetten en traditionele vrijheden van de burgers niet respecteert.
Plakkaat van Verlating / Verlatinghe
26 Juli 1581
De leden van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden groeten allen,
die dit zullen zien of horen voorlezen, en laten weten:
Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen
te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt.
De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te
zijn en hem als slaven te dienen. De vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen en moet met
recht en reden over hen regeren, hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen
liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt. Als een vorst zijn plichten
niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken
als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na
beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen.
Dit recht hebben zij te meer als ze hun vorst niet met vreedzame middelen van zijn tirannieke
neigingen hebben kunnen genezen. In dat geval hebben ze geen andere middelen
om hun natuurlijke vrijheid, waarvoor men zich met hart en ziel dient in te zetten, veilig te stellen.
Daar van zijn diverse voorbeelden bekend uit andere landen en andere tijden.
In het bijzonder in ons land moeten onderdanen hun eigen vrijheid veiligstellen, aangezien zij hier
altijd geregeerd zijn krachtens de eed die door de vorst bij zijn intrede wordt gezworen.
De vorst wordt ook beëdigd onder de voorwaarde dat hij uit zijn ambt wordt ontheven
in geval van schending van de eed.
13. Ook filosofen maakten bezwaar tegen deze soevereiniteits-leer:
Hobbes (1588 – 1679): macht van de vorst is niet van God afkomstig, maar door vrije burgers via een sociaal contract aan de
vorst afgestaan. Anders vecht iedereen tegen iedereen (Leviathan).
Echter: dat doen ze maar één keer en daarna is de vorst oppermachtig, ook in de toekomst.
macht weliswaar niet meer van God afkomstig, maar nu een soort filosofische onderbouwing van absolutistische vorst !
Locke (1632 – 1704): macht ligt bij het Volk dat zijn macht delegeert via sociaal contract aan een regering die, als die zijn taak
niet goed uitvoert kan worden weggestuurd. Tevens kan een burger bezit hebben.
Locke ontwerpt als eerste een trias politica: wetgevende macht, uitvoerende macht en federatieve macht (oorlogsvoering)
( Montesquieu, bijna een eeuw later: trias politica: wetgevend, uitvoerend en rechterlijke macht.)
Spinoza (1632-1677): ontkent bestaan God, althans laat God samenvallen met natuur zonder dat God daarnaast een eigen identiteit of entiteit heeft
en verklaart de monarchie als onterecht en nergens op gebaseerd dan op geweld en macht. De soevereiniteit valt toe aan het volk
en hij stelt een systeem van democratie voor.
Spinoza botst hevig met Kerk en Monarchie en wordt overal in Europa verboden,
maar……..wordt overal in Europa heimelijk gedrukt en gelezen.
Spinoza en de Radicale Hollanders uit de Republiek geven enkele decennia later in Frankrijk de aanzet tot de Radicale Verlichting
HvdH: na het Plakkaat van Verlatinghe 1581 komt met Spinoza en de Radicale Hollanders vanuit de Nederlanden een tweede moment dat
naar mijn gevoel van groot belang is geweest voor de ontwikkeling van de democratie.
14. De ideeën uit de Radicale Verlichting komen vèrgaand overeen met de inrichting van West-Europa na WO II
De Parijse salons van rond 1750
- spelen belangrijke rol in het ontstaan van de Verlichtingsfilosofie
- De belangrijkste waren: salon van Holbach en die van Helvetius
- In de beslotenheid van een salon kon men redelijk vrij discussiëren in het
door Kroon en Kerk sterk gecensureerde Frankrijk.
- Salon van Baron Paul Henri Thiry d’Holbach (1723-1789)
. studeerde in Leiden (1744-48) en maakte hier met de Spinozistische
ideeën kennis
. hij was zeer rijk, zeer erudiet, een voortreffelijk wetenschapper,
atheïst en zeer anti-clerikaal, zeer anti-monarchaal en zeer anti-adel.
- Hier kwamen alle vooraanstaande denkers, wetenschappers etc van die tijd
Voltaire, Rousseau, Diderot, d’Alembert, Helvetius, Grimm, Adam Smith, David Hume,
Priestley, Beccaria etc
- Vanuit de salon van Holbach werd het project van de ‘Encyclopédie’ gedirigeerd.
- Eén tot twee maal per week kwam men samen onder een zeer uitvoerige maaltijd
die ook zeer rijkelijk met wijn werd ondersteund.
Holbach
De Radicale Verlichting
15. Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers (1751-1772)
(Encyclopedie of beargumenteerd woordenboek van de wetenschappen, kunsten en beroepen)
Diderot
1713-1784
D’Alembert, tot 1757
1717-1783
- opgezet om alle kennis van toen te bundelen ter verlichting van de mensheid
- Diderot hoofdredacteur, d’Alembert co-redacteur, maar alle vooraanstaande denkers, wetenschappers etc droegen artikelen aan
- Maar de nauwelijks verborgen agenda was om onder het mom van ‘volledigheid’ allerlei door
Kroon en Kerk verboden denkbeelden uitgebreid te behandelen.
- Kroon en Kerk hadden dit door en werkten tegen en na enige tijd werd het project stilgelegd, maar later weer hervat.
d’Alembert kapte er mee.
- De ziel van de Encyclopédie was nu het duo Diderot en Holbach, maar ook Helvetius en anderen.
- Een lange reeks boeken, toneelstukken en beschouwingen kwam uit het gezelschap van de Salon van Holbach
- Hier werd de onderbouwing en uitwerking van de Radicale Verlichting bedacht en vorm gegeven
Helvetius
1715-1771
16. Moraalfilosofie van de Radicale Verlichters
- moraal is een universeel, puur seculier systeem gebaseerd op rechtvaardigheid en opgesteld op basis van de rede
- elk organisme streeft instinctief naar zelfbehoud, vlucht voor pijn en zoekt genot
dit is de sleutel voor het inrichten van een gezonde maatschappij: de wederkerigheid geldt nl voor alle mensen
- menselijke gevoelens, ook seksuele verlangens, kunnen niet zondig zijn. Men mag zijn verlangens en genot bevorderen zolang
men zichzelf en anderen niet benadeelt, want dan moreel onjuist.
het intrinsiek zondig verklaren van de mensheid en de opdracht tot boete doen voor het hiernamaals berust nergens op
religie belemmert het geluk van de mensen
- moraal is dus: een zo groot mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen en dat zo lang mogelijk duurt (utilistisch)
Kerk en monarchie zijn dus een miserabele mislukking
- er bestaat geen god die de ene mens hoger heeft geplaatst dan de andere.
Ieder mens heeft evenveel recht op geluk, er is geen enkele rechtvaardiging voor het verschil in standen
monarchie en adel dienen afgeschaft te worden
- moraal dient ontwikkeld en bevorderd te worden los van enigerlei religie dan ook
- alleen de zuivere rede dient als basis voor instituties, politiek en wetgeving en deze zijn gericht op het algemeen
belang van het volk
Kerk en staat dienen gescheiden te zijn, hebben niets met elkaar te maken
- om dit te kunnen doorgronden dient men onderwijs te hebben gekregen
- man en vrouw hebben gelijke rechten, maar vrouwen worden systematisch onderdrukt/dom gehouden
- slavernij en kolonialisme is onmenselijk en dient afgeschaft te worden
17. - hartstocht is een oerkracht en een onweerlegbaar aspect van het leven
hoeksteen voor analyse van het menselijk gedrag en daardoor ook van de moraal
- de (goed ontwikkelde) rede kan de hartstocht adequaat aansturen/in wisselwerking treden
- men wilde vrijheid van denken, spreken en drukpers
- men wilde democratie
- de meeste radicale filosofen waren atheïst, een deel was deïst
Deze gedachten werden in een grote reeks romans, toneelstukken en onder pseudoniem, bij Holbach vaak van gestorven mensen
geuit. Ook in omfloerste termen in de Encyclopédie verwerkt.
Encyclopédie: ondanks zijn hoge prijs was het een daverend succes, ook buiten Frankrijk
18. Voltaire (1694-1778)
- stond wat losjes, zeker later, ten opzichte van de Radicale Filosofen
- prees de Rede, maar vooral in het teken van de wetenschap
- heeft zijn leven lang de kerk en de theologie bestreden
- bestreed de visie van Spinoza (natuur en god zijn één) en de atheïstische zienswijze
- was deïst, maar vond dat de religie moest worde gehandhaafd om ‘het rapaille in toom te houden’
- wilde wel Verlichting van de bovenste laag (10%) van de bevolking, maar voor de rest niet
- stond welwillend tegenover de monarchie en adel, was vriend van Frederik de Grote van Pruisen
- verdedigde de vrijheid van meningsuiting, maar maakte van zijn contacten gebruik om anderen via de censuur de mond te snoeren
- in zijn werk zijn racistische, anti-semitische en pro-slavenhandel passages te vinden, hoewel hij de Verdraagzaamheid predikte
- zou verdiend hebben aan de slavenhandel ?
- Voltaire is een vertegenwoordiger van de Gematigde Verlichting
Voltaire heeft naar mijn mening een bescheiden plek in de Verlichting
als het gaat om normen en waarden en democratische gezindheid.
NB: Nietzsche: 1. ‘Voltaire was de laatste grote geest van het oude Frankrijk,
Diderot de eerste grote geest van het nieuwe’.
2: Holbach’s anti-christelijke geschriften waren voor Nietzsche een inspiratiebron.
19. Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
- was jeugdvriend van Diderot
- had aanvankelijk ook ideeën als de kern rond Holbach en was actief in diens salon
- nam actief deel aan het project van de Encyclopédie tot ongeveer 1757
- toen een radicale ommekeer: hij keerde zich tegen zijn oude vrienden in ongeveer alles
- had in deze tijd ernstige blaasproblemen, werd steeds onhebbelijker en volgens de meeste
biografen: paranoïd
- er brak een 20 jaar aan van heftige strijd tussen de Radicale filosofen en Rousseau
- door zijn romans, opera’s en toneelstukken was hij zeer bekend en geliefd bij het grote publiek
- Rousseau gaf na zijn breuk met de Radicale Verlichters meerdere malen toe dat hij eigenlijk geen
goede argumenten tegen hen kon aanbrengen, maar ‘zijn gevoel zei hem dat hij gelijk had’.
Wat waren de verschillen tussen de vroegere strijdmakkers dan?
20. Rousseau (na 1758)
- hartstocht is niet te vertrouwen en vertroebelt
de geest.
- de Rede leidt tot beschaving/technologie/kunst
deze leiden tot decadentie en immoraliteit
- bewonderde Sparta en de vroege Romeinen, waar vrouwen hun plaats
wisten
- men moet de stem van de natuurlijke goedheid volgen
- natuur is Gods schepping. Rede hiermee in harmonie gebruiken
houdt feitelijk in: je aan Gods wil onderwerpen
NB: ‘rede’ bij Rousseau is dus iets anders dan bij de meeste
verlichte filosofen!!
- atheïsme is een misdaad waar de doodstraf op moet staan
- Rousseau was deïst, dus hoe dit dan te doen?
zie Du Contrat Social
- traditie, praktijk, menselijk gevoel en religieus gevoel
bepalen de morele waarden
- moraal blijft alleen intact als mannen en vrouwen strict
gescheiden leven en vrouwen in huis blijven
- wilde terug naar een primitieve gemeenschap
Radicale Verlichting
- hartstochten horen bij het menselijk leven en zijn
via een goed ontwikkelde Rede te hanteren
- via de Rede tot beschaving/techniek/kunst
hierdoor geluk voor het volk
- wreedheid van deze oorlogszuchtige cultuur veroordeeld
- stem van de Rede volgen
- meesten waren atheïst.
natuur = materialistisch universum met onwrikbare wetten
en evoluerende organismen.
NB: Diderot beschreef 100 jaar voor Darwin al idee
van evolutie en ook gedachten die erg veel op DNA
en erfelijkheid lijken!!
- traditie is geen basis, alleen de ratio
- religie is geen basis voor de morele waarden
- mannen en vrouwen zijn gelijk en hebben dezelfde rechten
- willen een democratische maatschappij met gelijke rechten
voor iedereen die veel onderwijs krijgt om de Rede
te ondersteunen . Wetenschap moet verder om het geluk
van de mens verder te ontwikkelen.
21. Du Contrat Social ou principes du droit politique (1762)
- de Rede is een nuttig instrument, mits het in harmonie met de natuur wordt gebruikt
- men moet de stem van de Natuur volgen en de Natuur is Gods Schepping.
- maar…… de Natuur kan alleen maar spreken tot mensen die niet zijn bedorven door de moderne decadentie
kinderen èn volwassenen moeten daarom beschermd worden tegen de corrumperende charmes hiervan
Hoe de deïst Rousseau zich een maatschappij voorstelt waarin men in harmonie met de Goddelijke Schepping kan
leven is het onderwerp van het Sociaal Contract .
- de mens wordt vrij geboren en dient dit te blijven
- om dit te garanderen is een sociaal contract nodig (vgl Hobbes 1588-1679, de Leviathan 1651)
- persoonlijk bezit is geworden tot grondslag van moderne beschaving en daarmee van uitsluiting, uitbuiting en slavernij
er dient een samenleving te komen die gebaseerd is op gemeenschap en opheffen van grote verschillen in welstand
- Rousseau wil naar een gemeenschap van tevreden plattelanders, in harmonie met de natuur, zonder concurrentie,
zonder bezit en zonder onderdrukking
Maar…………er zijn wel regels nodig.
22. Maar…………er zijn wel regels nodig.
- ieder staat zijn rechten af aan de gemeenschap
- de gemeenschap wordt bestuurd door de Algemene Wil ( Volonté génerale )
- ieder wil het beste voor zich, dus de Algemene Wil is goed
Probleem: wat is dan de Algemene Wil?
Rousseau: - de Algemene Wil wordt vertolkt door verstandige individuen die niet tot
een belangen-groepering behoren en uitsluitend voor zichzelf spreken.
- van politieke partijen kan geen sprake zijn, want dan belangen-groepering en dus
aantasten van de Algemene Wil.
- van democratie kan geen sprake zijn:
‘ Als er een volk van goden zou bestaan, dan zou hun regering democratisch zijn.
Zo’n volmaakt systeem is voor mensen niet weggelegd’.
- feitelijk is er dus maar 1 partij
- om een hoogstaande moraal in stand te houden is censuur nodig
- de waarheid is niet iets wat in een debat kan worden gevonden, maar alleen door individuen die zich niet
laten corrumperen door lage hartstochten zoals wellust, trots en jaloezie.
23. - wijsheid is Rede in harmonie met de Natuur en deze heeft slechts één bron: de Goddelijke gerechtigheid
- Deze wijsheid is niet eenvoudig verstandige mensen dienen deze in verhaaltjes te gieten voor de simpele massa
een goede samenleving heeft een sterke officiële godsdienst nodig
Probleem: hoe worden die verstandige mensen uit het volk gekozen?
Rousseau: - deze treden vanzelf naar voren en worden herkend
- zij zijn de belichaming van de Algemene Wil
- het is hun natuurlijke functie als wetgever hun wijsheid in te zetten en macht uit te oefenen
- ‘als een mens de Algemene Wil en de daaruit volgende wetten in het openbaar heeft erkend, maar zich gedraagt
alsof hij er niet in gelooft dan begaat hij de ernstigste aller misdaden : liegen ten overstaan van de wet
en dient hij met de dood te worden bestraft’.
Feitelijk stelt Rousseau hier een dictatuur in, een civiele religie, compleet met censuur en inquisitie!
- onduidelijk wie wijs is en hoe deze zijn macht mag uitoefenen
- rationele argumenten zijn alleen valide als ze ‘gezond’ zijn, overeenkomen met de Algemene Wil
vertegenwoordigd door de wetgever
- argumenten zijn moreel inferieur aan het collectieve gevoel
De Volonté Génerale is dus geen fundament voor een beredeneerde moraal zoals bij de Radicale
Verlichting, maar een (‘seculier’) theologisch principe.
24. Vragen:
1: Waarom heeft de Franse Revolutie niet Holbach en Diderot overgenomen en wèl Rousseau?
2: Waar is de Radicale Verlichting in de geschiedschrijving gebleven?
Maar eerst een intermezzo : waar heb ik de Volonté Generale volgens Rousseau meer gehoord?
Boek Müller: What is populism?
Een populist voldoet aan de volgende kenmerken:
1. Is anti-elitair. Maar 1 alléén maakt nog geen populist
2. Is antipluralistisch.
Dwz: - beschouwt ‘het Volk’ als een homogene, gelijk-denkende groep waarin geen
of nauwelijks verschillende ideeën bestaan
- de populist zegt als enige ‘het Volk’ te begrijpen
- degene die het niet met hem eens is behoort dus niet tot ‘het Volk’ en is een
vijand van het Volk
3. Als hij niet gekozen wordt komt dit door de nog onwetende meerderheid van de massa
die het met hem eens is, maar niet is gaan stemmen. Bovendien vaak ook een
complottheorie van fraude bij de verkiezingen etc.
4. Eenmaal aan de macht gaat de populist de Instituties/Grondwet veranderen,
de Rechterlijke Macht aanvallen/aanpassen etc, nepotisme etc
Punt 2: overeenkomst met Rousseau´s Volonté General.
25. Vragen:
1: Waarom heeft de Franse Revolutie niet Holbach en Diderot overgenomen en wèl Rousseau?
2: Waar is de Radicale Verlichting in de geschiedschrijving gebleven?
Ad 1:
- degenen die de macht grepen in de Franse Revolutie bleken helemaal niet geïnteresseerd in democratie, gelijkheid etc
- men was weliswaar zeer anti-Kerk en vernietigde veel kerken en vermoordde veel geestelijken,
maar:…..’ Het Franse volk erkent het Opperwezen en de onsterfelijkheid van de ziel ’.
- Robespierre omarmde de filosofie van Rousseau:
= hij was de verstandige die vanzelf naar voren getreden was
= hij vertolkte en belichaamde de Algemene Wil
= daarom kon hij in zijn natuurlijke functie wetten maken en macht uitoefenen
= volgens Rousseau mocht men degene die zich tegen de Algemene Wil keerde doden
om de samenleving deugdzaam en zuiver te houden
= ‘Verering van de Rede en het Opperwezen’ werd de nationale religie
Notre-Dame in Parijs werd ‘Tempel van de Rede’
- Robespierre begon Rousseau ook te vergoddelijken
= een kerk in Parijs werd omgedoopt tot het ‘Pantheon’ en Rousseau’s graf werd
hiernaar overgebracht (ook Voltaire kreeg hier zijn graf)
= bij talloze ceremoniën werd de buste van Rousseau verheerlijkt
O, goddelijke Rousseau, u hebt mij geleerd om mezelf te kennen. Ik wil uw geëerde pad volgen.
Ik zal mij gelukkig prijzen als ik, bij de gevaarlijke koers die een ongekende revolutie nu voor ons uitzet,
trouw weet te blijven aan de inspiratie die ik uit uw werk heb opgedaan’
- de geschriften van Diderot, Holbach, Helvetius etc werden illegaal verklaard en vernietigd
26. Ad 2: Waar is de Radicale Verlichting in de geschiedschrijving gebleven?
- na dood Robespierre nog een korte poging om ideeën uit de Radicale Verlichting in te voeren,
maar deze poging mislukte.
- Napoleon had uiteraard ook geen oren naar de ideeën van Diderot en Holbach etc
- Na Napoleon in Europa de Restauratie: herstellen van het Ancien Régime
- Frankrijk had Diderot cs ‘gewist’.
- Goethe, dol op Diderot, vertaalt in 1805 in het Duits nog ‘De neef van Rameau’ dat in 1821 wordt terugvertaald
in het Frans, maar verder is het stil tot een enkele uitgave eind 19e eeuw. Pas na WO2 weer enige belangstelling.
- De Romantiek vindt ook meer aansluiting bij Rousseau in zijn gekwelde gedachten over noodlot, emotie en schuld
- In 19e eeuw heeft Duitsland de overhand in de filosofie: Kant, Hegel, Marx.
= Duitse handboeken filosofie spreken nauwelijks over de Radicale Verlichters,
maar wel uitgebreid over Rousseau en Voltaire.
Redenen(?): = Diderot heeft geen ‘gründlich’ systematisch totaal-concept uitgegeven,
maar moesten uit vrees voor de censuur het verpakken in romans, pseudoniemen etc
= Holbach heeft wel een systematisch overzicht nagelaten, maar onder pseudoniem en
is vrijwel geheel over het hoofd gezien.
= 19e eeuwse kapitalisme en kolonialisme greep terug op Kant en Voltaire die de rede verheerlijkten,
maar wel in wetenschappelijke zin. Wetenschap bood de basis voor economische modellen
en techniek voor industrialisatie. Bovendien sloten zij het bestaan van God niet uit. En de
Christelijke, de enige echte, god mocht toch worden uitgedragen…….etc.
19e eeuwse kapitalisme en kolonialisme ‘kon niets’ met de Radicale Verlichting die gelijkheid
(ook voor man en vrouw), democratie, streven naar geluk voor iedereen predikte en fel tegen
Kerk en monarchie was en slavernij, kolonialisme en imperialisme veroordeelde.
27. Invloed van de (Radicale) Verlichting op de Verenigde Staten van Amerika
• De Founding Fathers zijn sterk door de Radicale Verlichting en Montesquieu beïnvloed
• De Declaration of Independence (1776) en de eerste Grondwet (1787) zijn eerder dan in Europa vanuit verlichte ideeën
tot stand gekomen.
• Adel en erfelijke aristocratie werden uitgebannen, maar slavernij bleef een twistpunt.
• Scheiding van Kerk en Staat werd ingevoerd.
• Scheiding der machten werd ingevoerd
• Later werd toch weer een neiging tot geld-aristocratie gezien en kreeg godsdienst weer een zwaarwegende stem
• Maar in vergelijking met het 19e -eeuwse Europa was de VS duidelijk een meer egalitaire maatschappij, maar algemeen onderwijs,
vrouwenrechten etc kwamen hier ook veel later van de grond.
28. • Amendement I: Geeft het recht op vrije meningsuiting, persvrijheid en vrijheid van godsdienst weer.
• Amendement II: Regelt de vorming van milities en geeft burgers het recht vuurwapens te dragen.
• Amendement III: Verbiedt de overheid zonder toestemming privéhuizen te confisqueren
• Amendement IV: Beschermt burgers tegen onredelijke fouillering of arrestatie.
• Amendement V: Regelt de rechten van verdachten tijdens rechtszaken.
• Amendement VI: Geeft verdachten het recht op een spoedige behandeling van zijn zaak en rechtsbijstand.
• Amendement VII: Geeft verdachten het recht om via een juryzitting te worden berecht.
• Amendement VIII: Verbiedt onredelijke borgtochten en wrede behandeling van verdachten.
• Amendement IX: Zegt dat de grondwet niet allesomvattend is en dat men rechten heeft die niet met name genoemd worden.
• Amendement X: Stelt dat bevoegdheden niet specifiek aan de federale overheid voorbehouden aan de staten of het volk toebehoren.
Artikel I legt de grondslag voor de wetgevende macht, bestaande uit het Huis van Afgevaardigden en de Senaat.
Artikel II behandelt de uitvoerende macht, geleid door de president en geeft ook de impeachmentprocedure vorm.
Artikel III beschrijft de rechtsprekende macht en geeft ook de definitie voor verraad en legt het recht op een terechtzitting met een jury vast.
Artikel IV legt de relatie tussen de federale overheid en de individuele staten vast.
Artikel V geeft weer hoe de grondwet kan worden gewijzigd met amendementen. bill of rights: eerste 10 amendementen
Artikel VI stelt dat de grondwet het hoogste orgaan is en dat ambtenaren een eed moeten afleggen de grondwet te zullen onderschrijven.
Artikel VII geeft aan hoe en wanneer de grondwet van kracht wordt. Negen van de dertien staten moesten het ratificeren vooraleer het wettig van kracht zou gaan.
29. Tocqueville, ‘profeet van de moderne democratie’
Vanuit het post-Napoleontische Frankrijk dat in 1815 met de ‘Restauratie’ het ‘Anciem Régime’ in ere had hersteld, keek men met belangstelling èn met argusogen
naar de Verenigde Staten waar men een democratie had ingevoerd die verder ging dan waar ook in de westerse wereld.
• Frankrijk had een kater van de Franse revolutie die in een bloedbad en dictatuur was uitgemond
• democratie stond daarom bij velen in een kwade reuk, hierin gesteund door de klassieke filosofen (Plato en Aristoteles)
en ook heel wat Verlichtingsfilosofen (argusogen)
• toch waren de ideeën over democratie uit de Radicale Verlichting nog springlevend bij velen, want zij waren fel gekant tegen de Restauratie (belangstelling)
In Frankrijk werd in 1815 een Charter opgezet waarin:
• alle Fransen gelijk waren voor de wet, ongeacht titel of rang
• iedereen zijn godsdienst vrij mag belijden, de RK-godsdienst werd staatsgodsdienst
• de Koning staatshoofd en opperbevelhebber van het leger wasAlexis-Charles-Henri Clérel, burggraaf de Tocqueville was een Frans aristocraat, politiek filosoof en socioloog, historicus en staatsman. Wikipedia
• Geboren: 29 juli 1805, Parijs, Frankrijk
• Overleden: 16 april 1859, Cannes, Frankrijkuig
• ministers waren verantwoording schuldig aan de Koning
• alleen de Koning kon de oorlog verklaren, vredesverdragen sluiten en leden van de publieke administratie benoemen
• alleen de Koning kon wetsvoorstellen indienen aan de Senaat en de Kamer, die overigens weinig invloed hadden door allerlei kieswetten
democratie ver te zoeken
Alexis de Tocqueville (1805 – 1859)
• Frans edelman, flink deel van zijn familie in Franse Revolutie verloren
• studeerde in Parijs (Sorbonne) en leerde daar de democratische denkbeelden kennen en werd er door overtuigd
• ging als jurist naar VS om gevangeniswezen te onderzoeken (1831-32), maar was meer geïnteresseerd hoe daar de democratie ‘werkte’.
• schreef na terugkeer in Frankrijk zijn klassieker: ‘Over de democratie in Amerika’ in 2 delen : resp. 1835 en 1840.
30.
31. Boek 2:
• Gelijkheid, gezagsgelijkheid en machtsgelijkheid maken mensen minder afhankelijk van elkaar gevaar voor isolatie en gefixeerd raken op je zelf
• individualisme (term is van T.)
• individualisme leidt tot materialisme omdat ieder naar rijkdom streeft
- in aristocratie bestaat dit gevaar niet, want iedereen is al rijk en kan zich dus met hogere doelen bezighouden
- de arme boer is arm en kan in een aristocratie niet veel rijker worden
• materialisme leidt tot desinteresse voor democratische gemeenschap waar hij als burger zijn steentje aan moet bijdragen
men laat de Staat over aan anderen en op deze wijze ontstaat er een centrale staat die alsmaar verder
uitdijt en als een herder gaat zorgen voor de burgers die zich opstellen als een kudde schapen.
Dit noemt Tocqueville ‘mild despotisme’.
Mild despotisme in vergevorderd stadium noemt T. socialisme.
Dit waren de bedenkingen die Tocqueville had bij een democratie die hij in principe een warm hart toedroeg.
• Daarom stelde hij zich de vraag: ‘hoe kan ik een democratie combineren met politieke wijsheid’
• Tocqueville zag dat er gevaren waren die juist de soevereiniteit van het volk bedreigden: zie Rousseau met de ‘Volonté Génerale’.
• Tocqueville had weinig vertrouwen in de geestelijke vermogens van de massa en was aanvankelijk ook tegen algemeen kiesrecht
32. Met deze vragen ging Tocqueville naar Amerika raakte daar diep onder de indruk.
• de gelijkheid en veel eerlijker spreiding van welvaart over de bevolking
• de plaats van de vrouw: meisjes hadden een uitgesproken mening en durfden zonder begeleiding te reizen!
• de ondernemerszin
• de zeer talrijke verenigingen op elk denkbaar terrein waar men in zeer actieve participatie politieke en niet-politieke zaken bedreef
zijn in Frankrijk bedachte gevaren van de democratie bleken daar (1835) niet aanwezig!
Hoe kwam dat?
Tocqueville zag hier twee oorzaken voor: 1. radicale decentralisatie met sterke toegankelijkheid van de democratie
2. religie
Ad 1:
- vanaf begin in Amerika veel gevluchten voor religieuze onderdrukking afkeer van een centrale Staat
- hoewel erg verschillend in geloof, wèl allemaal Bijbels
- aanvankelijk vrij kleine gemeenschappen die op zichzelf waren aangewezen en zelf alles regelden in een structuur waarbij zij hun bestuurders
direct en voor een korte tijd kozen.
- zeer directe band tussen bestuurders en bestuurden die vaak wisselden door vèrgaande decentralisatie ontstaat een hoge mate van participatie
- ook in Amerikaanse Grondwet de Federale Staat op afstand en veel politieke macht decentraal: in de afzonderlijke staten en daarbinnen ook gecentraliseerd
- de Amerikanen zagen in het voor korte tijd delegeren van hun soevereiniteit een ‘welbegrepen eigenbelang’ : het belang van de groep dient ook het eigenbelang
HvdH: zie Athene, maar nu zonder loting en zonder verplichting!
33. Ad 2:
- hoewel gelijkheid uiteindelijk via individualisme materialisme afzijdigheid van burgerlijke taken zou kunnen leiden,
zag Tocqueville dit niet in Amerika.
- de Christelijke religie zou de mensen behoeden voor individualisme wegens plicht voor de medemens en het samenzijn in de Kerk
- de religie had ook met de Tien Geboden een kader waardoor de macht van het getal nooit buiten die moraal ging
- terwijl in Europa religie en vrijheid vaak tegengestelde zaken waren, was dit in Amerika niet aan de orde
• Tocqueville schreef over alle mogelijke aspecten van het leven in Amerika en vergeleek die, ook in latere werken, met Frankrijk
• Eigenlijk schreef hij niet zo zeer zijn boek voor Amerikanen, maar vooral voor zijn eigen Frankrijk.
• Tocqueville geloofde in de democratie zoals die in Amerika werd toegepast, maar had er weinig vertrouwen in dat dit ook in Frankrijk zou kunnen, omdat:
- Frankrijk ondanks het Charter geen gelijkheid kende na eeuwen feodalisme
- erfrecht in Frankrijk verhinderde dat het grootgrondbezit versnipperde en hield zo aristocratie in stand
- de Franse koning sinds Lodewijk XIV de adel als tegenmacht had opgeheven en almachtig was en heel Frankrijk al eeuwen
niet gewend was zelf iets te ‘mogen doen’
- Frankrijk extreem centralistisch was en ieder eigen initiatief hierdoor in de dop smoorde en er daarom geen ondernemersgeest heerste
- door gebrek aan ondernemerszin vluchtte men in ‘veilige baantjes’ bij de overheid
- centralisme leidde tot bureaucratie, enerzijds om willekeur te voorkomen, anderzijds om alles onder controle te houden
- Tocqueville: bureaucratie maakt geen onderscheid en leidt dus tot tirannie door centraal
34. • Tocqueville beschrijft dus niet in zijn werk een democratische staatsinrichting, maar de algehele sfeer van een gemeenschap waarin
een goed functionerende democratie kan ontstaan
• democratie is volgens hem méér dan een politiek systeem, het is een samenlevingsmodel dat ontspringt uit alle maatschappelijke geledingen
en slechts een verschijningsvorm is van een maatschappij die op gelijkheid gebaseerd is.
• daarmee geeft Tocqueville aan dat ‘dé ‘ democratie niet bestaat.
Tocqueville schrijft zeer uitvoerig over zeer veel aspecten van de Amerikaanse samenleving en heeft ook best veel kritiek, maar blijft toch positief over de Amerikanen.
Opvallend en voorspellend:
Boek 2, deel 2, hfst 20: Boek 1, deel 2, hfst 10
Door opdeling van productieproces in kleine handelingen komen meer
arbeiders in aanmerking voor dat meer eenvoudig werk
lonen omlaag en door eenvoudig nietszeggend werk worden de mensen
nog ongelukkiger. De winst gaat naar een steeds rijker wordend klein deel
van de bevolking etc
Keert zich af van behandeling Indianen en slaven en voorspelt
dat slavernij onhoudbaar is en de Amerikaanse samenleving zal
gaan ontwrichten: of door een opstand der slaven of door een
een electoraal proces als ze vrij worden en stemrecht krijgen.
35. 1e uitgave 2013
‘Le peuple anglais pense être libre, il se trompe fort, il ne l’est que durant l’élection des membres du Parlement;
sitôt qu’ils sont élus, il est esclave, il n’est rien.’
Jean-Jacques Rousseau, Du contrat social (1762)
‘De hedendaagse democratieën komen voort uit een regeringsvorm die de stichters tegenover
de democratie stelden. Het representatief bestuur werd ingevoerd in het volle besef dat de gekozen
vertegenwoordigers gedistingeerde burgers zouden en moesten zijn, sociaal verschillend van de mensen die hen kozen.
Franse politicoloog Bernard Manin, Principes du gouvernement représentatif uit 1995.
Openingszin:’
‘Er is iets vreemds aan de hand met de democratie: iedereen lijkt ernaar te verlangen, maar niemand gelooft er nog in’.
5 hoofdstukken
- Symptomen
- Diagnoses
- Pathogenese
- Remedies
- Conclusie
Symptomen
• nog nooit zoveel voorstanders van democratie geweest
• toch in Europa en VS geestdrift voor sterke leiders en ‘wat minder nauw nemen met democratische beginselen’ groeiende
• men lijkt democratie toe te juichen, maar niet de huidige toepassing. Vertrouwen in politieke instellingen is gedaald
( HvdH: zie laatste nota van SocCultPlanbureau: in Nederland is dat niet zo)
• niet alleen vertrouwen in politiek, ook in OV, Zorg, Post etc
• vertrouwen op schaal van 10 in EU: - politieke partijen 3.9
- regeringen 4.0
- parlementen 4.2
- Pers 4.3
36. • wantrouwen is wederzijds: 87% bestuurlijke elite in NL: vindt zichzelf vernieuwend, vrijheidslievend, internationaal georiënteerd
89% ------------------------------: volk is traditioneel, nationalistisch en conservatief
• als reden argwaan van burgers wordt opgegeven: individualisme en consumentisme hebben betrokkenheid burger afgevlakt (Tocqueville!!)
• onderzoek geeft juist anders aan: burgers praten steeds meer over politiek meer belangstelling politiek en ook meer wantrouwen ?!
kloof burger – politiek frustratie
1950: apathie in vertrouwen
nù: geestdrift in wantrouwen
• er is volgens Reybrouck een crisis in legitimiteit
• ieder systeem van democratie … ….dictatuur moet een evenwicht vinden in 2 fundamentele waarden: 1. efficiëntie en 2. legitimiteit
• deze zijn in principe omgekeerd evenredig……………………………….dictatuur = efficiënt, maar geen legitimiteit
………………eindeloos consensus = veel draagvlak, niet efficiënt
…………………………….democratie = idealiter evenwicht tussen beide
• probleem van veel huidige democratieën is echter: zowel gebrek aan effectiviteit als aan legitimiteit
• steeds minder mensen gaan stemmen: 1960/70 > 85% (Europa)
1990/00 > 79%
2000/10 > 77% in absolute getallen vele miljoenen!
• steeds minder mensen lid van politieke partij (NL: 1980 4.3%, nu 2.5%), in andere landen vergelijkbare afname
• maar politieke partijen bepalen wèl het spel!
37. • er is een crisis van de effectiviteit
- steeds langere formaties
- steeds langer doen over aanname van wetten
- want: iedereen wil tot in het uiterste iets van zijn eigen programma in resultaat zien
- goede, maar niet populaire maatregelen blijven vaak uit wegens fors verlies bij volatile kiezer:
1950/60: 1 – 1 ½ %
1970/80: 2%
1990/00: 6%
2000/ : 8 en hoger
Recent in NL: 11%, Finland 15% en Ierland 27% wie wil er nog regeren of impopulaire maatregelen nemen?
• grote nationale en internationale projecten blijken nu vaak nachtmerries:
Vroeger: bv. Afsluitdijk, Deltawerken, TGV in Frankrijk en de Kanaaltunnel ging goeddeels volgens plan
Nu: HSL, Noord-Zuidlijn A’dam, vliegveld Berlijn, Antwerpse Ring …….drama!
• nationale onmacht bij bankencrisis, klimaat, migratie met tegelijkertijd ook geen effectiviteit in Europees verband
• Codewoord is machteloosheid: burger jegens eigen overheid
natie jegens Europa
Europa jegens wereld
• onmacht doet vloeken
• onmacht over grote zaken doet triviale zaken uitvergroten, door commercie gedreven media doen hier vanwege kijkcijfers aan mee en politici
lijden aan een overdreven profileringsijver uit electoraal winstbejag (‘verbijsterd, geschokt, hoogonaangenaam verrast etc’)
Stuurgroep parlementaire zelfreflectie (2009)(NL)
Politici willen, om de volgende verkiezingen te overleven, voortdurend scoren. De in toenemende mate vercommercialiseerde media bieden daarvoor
maar al te graag een podium, waardoor deze drie sectoren [politiek, media en bedrijfsleven] zich met elkaar bevinden in een houdgreep, een
‘Bermudadriehoek’ die alles op mysterieuze wijze naar beneden trekt, waarbij iedereen zich afvraagt waardoor dat nu komt. […] De wisselwerking tussen
politiek en media lijkt inderdaad een belangrijke factor te zijn voor toenemend incidentalisme in de politiek. Media leven van nieuws. In het gesprek met
journalisten is opgemerkt dat incidenten meer de aandacht van media trekken dan goede debatten, die ook worden gevoerd.
Reybrouck leidt hier een reeks ziekelijke symptomen uit af en voegt die samen tot het:
38. Diagnoses
Het Democratisch Vermoeidheidssyndroom
• kiezersverzuim
• Kiezersverloop
• leegloop van de partijen
• bestuurlijk onvermogen Reybrouck brengt het DVS onder in 4 diagnoses : 1. het is de schuld van de politici
• politieke verlamming 2. het is de schuld van de democratie
• electorale faalangst 3. het is de schuld van de representatieve democratie
• Rekruteringsschaarste 4. het is de schuld van de electoraal-representatieve democratie
• compulsieve profileringsdrift
• chronische verkiezingskoorts
• afmattende mediastress
• achterdocht
1. Het is de schuld van de politici: de diagnose vanuit het populisme
Populisten: - politici zijn baantjesjagers, zakkenvullers, hebben geen voeling met de gewone man: ‘het Volk’, behoren tot de elite
Oplossing: alleen politici die ‘het Volk’ begrijpen, zij dus. (Berlusconi, Wilders, Le Pen, Orban, Grillo, in Polen, de Ware Finnen, Nigel Farrage, Trump etc)
Reybrouck: niet doen, maar ze hebben wel een punt: de Kamer is geen afspiegeling van de bevolking en in Vlaanderen heb je ‘bestuursfamilies van vader op zoon waar
je bijna niet tussenkomt. Het bezwaar tegen het ontbreken van legitimiteit vindt hij juist.
2. Het is de schuld van de democratie: de diagnose vanuit de technocraten
Technocraten: politieke onmacht en gebrek effectiviteit moeten ophouden
Oplossing: technocraat die geen politieke verantwoording hoeft af te leggen en zich op het probleem kan concentreren
‘De meeste mensen willen gewoon dat alles goed en efficiënt verloopt en hoeven niet altijd zo mee te denken’
Reybrouck: kan ondanks gebrek aan legitimiteit voor korte tijd nodig zijn, maar technocraten kunnen geen morele keuzen maken, dat moet de bevolking doen.
39. 3. Het is de schuld van de representatieve democratie: de diagnose vanuit voorstanders van directe democratie
• partijpolitieke spelletjes verlammen politieke daadkracht, Zie VS met steeds weer (dreigende) shutdown
• vertegenwoordigers vertegenwoordigen mij niet meer, maar doen wat het grote geld wil, laten economie altijd voorgaan etc
• in VS Occupy-beweging, in Spanje de Indignados etc
• Reybrouck: geen van de bewegingen kwam met een omschreven alternatief en bloedde dood. Het afschaffen van een parlement leidt tot gevaarlijke experimenten (Hitler, Mussolini, Lenin)
Dus: - populisme is gevaarlijk voor de minderheid en leidt al snel tot dictatuur
- technocratie is gevaarlijk voor de meerderheid
- antiparlementarisme is gevaarlijk voor de vrijheid
Er zijn allerlei voorstellen gedaan om de huidige parlementaire democratie aan te passen, maar men kwam niet verder dan wat aangescherpte regels.
Reybrouck: de oorzaak van de conceptuele leegte van al deze protestbewegingen is dat men het begrip ‘democratie’ onlosmakelijk koppelt aan ‘verkiezingen’ en vice versa.
4. Het is de schuld van de electoraal-representatieve democratie: een nieuwe diagnose
• aan de representatieve democratie mankeert niets, maar ‘democratie’ en ‘verkiezingen’ worden door ons zo ongeveer gezien als synoniemen
• we denken dat alleen via verkiezingen democratie tot uiting kan komen:
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948: ‘De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de Regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen’.
• deze opvatting is onjuist en op te vatten als ´electoraal fundamentalisme´. Verkiezingen houden is één manier om aan democratie te doen, maar NIET de enige en enig zaligmakende
• verkiezingen hebben 2 eeuwen goed gewerkt in Europa, maar zijn nu veelal tot een circus geworden
40.
41. Pathogenese
• loting vormde al vanaf de Oudheid een democratische procedure: zie voorgaand deel
• ook Montesquieu vond in zijn ‘L’ésprit des lois’ (1748) hetzelfde als Aristoteles: verkiezingen horen bij aristocratie, loting bij democratie
• ook de Encyclopedisten schreven dat loting niet bij de aristocratie hoorde
• Rousseau in ‘Contrat Social’ (1762) idem, maar posten met speciale kennis vereist als bv. legeraanvoerder moesten wel gekozen worden, zoals dus in Athene.
Reybrouck: alle grote auteurs uit de Verlichting vinden loting meer democratisch en kiezen voor een samengaan van een aleatorische en electorale procedures.
Maar……. hoewel de burgers in zowel de Amerikaanse als de Franse Revolutie gelijkheid van rechten etc wordt beloofd, kiest men in beide gevallen voor
een selectiemethode die tot dan toe als aristocratisch bekendstond.
Over de mogelijkheid van loting wordt nooit meer iets vernomen.
Mogelijke bezwaren: grote afstanden, geen goede bevolkingsregisters ??
Montesquieu: 3 staatsvormen monarchie, despotie en republiek
Republiek: als macht in handen van volk als geheel democratie
……………………………………deel van volk aristocratie
In de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen, het belangrijkste document uit het revolutiejaar 1789, stond nog:
‘De Wet is de uitdrukking van de algemene wil. Alle Burgers hebben het recht eraan bij te dragen, hetzij persoonlijk,
hetzij door hun Vertegenwoordigers.’
Maar in de grondwet van 1791 is die persoonlijke inbreng helemaal verdwenen:
‘De Natie, waar alle macht van uitgaat, kan die enkel uitoefenen door afvaardiging. De Franse Grondwet is representatief.’
Binnen drie jaar verschoof het wetgevende initiatief van het volk naar de volksvertegenwoordiging, van het participatieve naar het representatieve
42. Uit alle teksten en verslagen blijkt:
het grootste deel van de Founding Fathers en van de Franse revolutionairen waren bevreesd voor een democratie en
wilden een gekozen niet-adellijke en niet-erfelijke aristocratie.
In termen van Montesquieu waren zij dus allemaal republikein, maar allesbehalve van de democratische soort
Amerika: in de praktijk konden vooral de wat beter gesitueerden zich verkiesbaar stellen voor de hoogste functies, wel mochten alle mannen stemmen
Frankrijk: alleen mannen, maar lang niet alle
Reybrouck: democratie werd vanaf de negentiende eeuw gestalte gegeven door een daarvoor als aristocratisch bekendstaand politiek instrument: verkiezingen.
Dit aristocratisch middel werd nog een extra aristocratisch door invoeren van allerlei drempels waardoor maar weinigen konden kiezen: census, alleen mannen.
Vb: België 1 op 95 burgers, Frankrijk 1 op 160.
Strijden voor meer democratie werd strijden voor uitbreiding stemrecht. Maar loting als politiek democratisch instrument was volledig vergeten.
Remedies:
1988: James Fishkin (VS) stelt: - dat het mediacircus bij de voorverkiezingen in de VS in Iowa en New Hampshire (altijd als eerste) door de overmatige aandacht voor de winnaars in
deze verder onbelangrijke staten de rest van de presidentverkiezingen ernstig bepaalt en voor de niet-winnaars aldaar de media-aandacht en
financiers doet verdampen.
- peilingen krijgen een eigen dimensie en beïnvloeden gedrag van politici
- ‘Bij een peiling stemt men wat men denkt als men nog niet heeft nagedacht’ (HvdH: referendum idem?)
‘Hoe democratisch is dat?’ antwoord: niet!
Hij komt tot een voorstel voor revival van loting : burgers stemmen niet alleen op politici, maar overleggen met elkaar en experts ‘deliberatieve democratie’
• burgers worden geloot en met experts samengebracht en krijgen uitgebreide informatie nadenken en met elkaar overleggen
• dit alles afgeschermd van de pers/media etc geen manipulatie, geen angst voor pers etc
43. Bij dit model van deliberatieve democratie bleek:
• burgers bleken niet dom
• konden heel goed met elkaar overleggen en kwamen tot genuanceerde standpunten
• konden met experts tot praktische voorstellen komen
• flink verschil in mening tussen vóór en nà de sessie en bovendien: men bleek eigenlijk veel meer overeenkomstig te denken.
Op grote schaal in VS gedaan zelfs Texas werd de staat met de meeste windmolens in VS !!
Ook in Europa gedaan: NL, IJsland, Ierland, Dtsl en meer
Opmerkelijk bv in Ierland: waar politieke partijen al ‘eeuwenlang
‘eeuwenlang’ vastzaten , kon het gelote gezelschap wèl tot een
gezamenlijk voorstel komen.
44. Tot slot: voorstel van Amerikaan Terrill Bouricius, een politicus
• gaat terug op Atheens model met meerdere gelote organen