Smit, F., Driessen, G., Kuijk, J. van, & Wit, C. de (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en -participatie in de Voor- en Vroegschoolse Educatie. Nijmegen: ITS.
<isbn>
[Brochure] [29 pp]
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
Deze brochure bevat de belangrijkste uitkomsten en conclusies van een onderzoek naar de ‘dag- en wijkarrange- menten brede school’ in het Rotterdamse basisonderwijs. Het volledige onderzoeksrapport ‘Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen’ is beschikbaar bij de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam en bij het ITS, het onderzoeksinstituut van de Radboud Universiteit Nijmegen, dat dit onderzoek in opdracht van JOS heeft uitgevoerd.
In hoofdstuk 2 van deze brochure worden de aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beknopt antwoord op de onderzoeksvragen. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste conclusies geformuleerd die op basis van de uitkomsten getrokken kunnen worden en in hoofdstuk 5 wordt deze samenvatting afgerond met enkele aanbevelingen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de ‘dag- en wijkarrange-menten brede school’ in het Rotterdamse basisonderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam.
In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede school’ van start gegaan. Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van brede scholen met een doorlopend aanbod van onderwijs en opvang. Het gaat zowel om de verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinderen als om het bieden van oplossingen voor hun ouders om arbeid en zorg te combineren.
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...Frederik Smit
Stichting PAS heeft het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen opdracht verleend een monitor te ontwikkelen om de relatie ouders en VVE-(voor)scholen in Arnhem te optimaliseren. De monitor biedt drie gezamenlijke schoolbesturen Primair Onderwijs in Arnhem: De Basis, Delta, Fluvius en de Gemeente Arnhem inzicht om de ontwikkelingen wat betreft de samenwerking tussen ouders en (voor)school te monitoren. Er is een eerste meting uitgevoerd naar de stand van zaken wat be- treft de samenwerking tussen ouders, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van de basis- scholen in Arnhem en de gepercipieerde effecten op kinderen.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door Frederik Smit, Menno Wester en Jos van Kuijk. Het onderzoek is op zeer constructieve wijze begeleid door Jonathan Simonis van de stichting PAS.
Smit, F., Wester, M. & Kuijk, J. van (2015). Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de VVE in de gemeente Arnhem. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Frederik Smit
Scholen zouden niet te bescheiden moeten zijn om alle ouders te vragen zich in te zetten voor de schoolprestaties van hun kind, met hen samen te werken om de ontwikkelingskansen, de schoolloopbaan en het welbevinden van de leerlingen te optimaliseren.
Succesfactoren optimaliseren ouderbetrokkenheid:
– Schoolteams een visie ontwikkelen op partnerschap van school, ouders en buurt.
– Schoolteams in samenspraak met ouders randvoorwaarden creëren dat (bijna) alle ouders de schoolprestaties van hun kind kunnen verbeteren.
– Ouders verantwoordelijkheid nemen voor de schoolcarrière van hun kind.
– Participatie van ouders in de ouderraad en medezeggenschapsraad vergroten.
– Ouders thuis hun kind (leren) begeleiden bij hun schoolloopbaan.
– Lessen trekken uit succesvolle aanpakken in Finland, Amerika en China.
– Ouders optimaal participeren bij loopbaanoriëntatie en – begeleiding.
– Ouders inschakelen bij dreigende schooluitval.
– Laaggeletterdheid van ouders en taalstimulering bespreekbaar maken.
– Vormen van ouderbetrokkenheid flexibel organiseren.
– Scholen sociaal kapitaal van ouders optimaal benutten.
Literatuurverkenning Ouderbetrokkenheid, Januari 2012mlusse
Internationale literatuurverkenning tbv de uitvoering van een children\'s zone in Rotterdam Zuid. Gebaseerd op het theoretisch kader van het proefschrift (in voorbereiding) van het onderzoek \'oudercontact in het vmbo\'. Door Mariette Lusse
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit
Een artikel van Frederik Smit in MR magazine over cultuurverandering bij peuterspeelzalen en scholen in het primair en voortgezet onderwijs in Vlaardingen en Schiedam.
De gemeenten Schiedam en Vlaardingen stimuleren integrale kindcentra/scholen een veranderingsgerichte cultuur te realiseren op scholen, waarbij het gaat om vernieuwing en creativiteit.
Interviews met collegevoorzitter Alex Brobbel van Stichting Wijzer en directeur Paul Lakens van Lentiz Life College.
De Vlaardingse Stichting Wijzer maakt daarnaast ook gebruik van het in Zweden ontwikkelde ‘hostmanship’ concept. Het innovatieve Schiedamse Lentiz Life College ontwikkelde een gerichte en ontwapenende aanpak om met ouders en leerlingen in gesprek te gaan.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
Deze brochure bevat de belangrijkste uitkomsten en conclusies van een onderzoek naar de ‘dag- en wijkarrange- menten brede school’ in het Rotterdamse basisonderwijs. Het volledige onderzoeksrapport ‘Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen’ is beschikbaar bij de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam en bij het ITS, het onderzoeksinstituut van de Radboud Universiteit Nijmegen, dat dit onderzoek in opdracht van JOS heeft uitgevoerd.
In hoofdstuk 2 van deze brochure worden de aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beknopt antwoord op de onderzoeksvragen. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste conclusies geformuleerd die op basis van de uitkomsten getrokken kunnen worden en in hoofdstuk 5 wordt deze samenvatting afgerond met enkele aanbevelingen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de ‘dag- en wijkarrange-menten brede school’ in het Rotterdamse basisonderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam.
In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede school’ van start gegaan. Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van brede scholen met een doorlopend aanbod van onderwijs en opvang. Het gaat zowel om de verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinderen als om het bieden van oplossingen voor hun ouders om arbeid en zorg te combineren.
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...Frederik Smit
Stichting PAS heeft het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen opdracht verleend een monitor te ontwikkelen om de relatie ouders en VVE-(voor)scholen in Arnhem te optimaliseren. De monitor biedt drie gezamenlijke schoolbesturen Primair Onderwijs in Arnhem: De Basis, Delta, Fluvius en de Gemeente Arnhem inzicht om de ontwikkelingen wat betreft de samenwerking tussen ouders en (voor)school te monitoren. Er is een eerste meting uitgevoerd naar de stand van zaken wat be- treft de samenwerking tussen ouders, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van de basis- scholen in Arnhem en de gepercipieerde effecten op kinderen.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door Frederik Smit, Menno Wester en Jos van Kuijk. Het onderzoek is op zeer constructieve wijze begeleid door Jonathan Simonis van de stichting PAS.
Smit, F., Wester, M. & Kuijk, J. van (2015). Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de VVE in de gemeente Arnhem. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Frederik Smit
Scholen zouden niet te bescheiden moeten zijn om alle ouders te vragen zich in te zetten voor de schoolprestaties van hun kind, met hen samen te werken om de ontwikkelingskansen, de schoolloopbaan en het welbevinden van de leerlingen te optimaliseren.
Succesfactoren optimaliseren ouderbetrokkenheid:
– Schoolteams een visie ontwikkelen op partnerschap van school, ouders en buurt.
– Schoolteams in samenspraak met ouders randvoorwaarden creëren dat (bijna) alle ouders de schoolprestaties van hun kind kunnen verbeteren.
– Ouders verantwoordelijkheid nemen voor de schoolcarrière van hun kind.
– Participatie van ouders in de ouderraad en medezeggenschapsraad vergroten.
– Ouders thuis hun kind (leren) begeleiden bij hun schoolloopbaan.
– Lessen trekken uit succesvolle aanpakken in Finland, Amerika en China.
– Ouders optimaal participeren bij loopbaanoriëntatie en – begeleiding.
– Ouders inschakelen bij dreigende schooluitval.
– Laaggeletterdheid van ouders en taalstimulering bespreekbaar maken.
– Vormen van ouderbetrokkenheid flexibel organiseren.
– Scholen sociaal kapitaal van ouders optimaal benutten.
Literatuurverkenning Ouderbetrokkenheid, Januari 2012mlusse
Internationale literatuurverkenning tbv de uitvoering van een children\'s zone in Rotterdam Zuid. Gebaseerd op het theoretisch kader van het proefschrift (in voorbereiding) van het onderzoek \'oudercontact in het vmbo\'. Door Mariette Lusse
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit
Een artikel van Frederik Smit in MR magazine over cultuurverandering bij peuterspeelzalen en scholen in het primair en voortgezet onderwijs in Vlaardingen en Schiedam.
De gemeenten Schiedam en Vlaardingen stimuleren integrale kindcentra/scholen een veranderingsgerichte cultuur te realiseren op scholen, waarbij het gaat om vernieuwing en creativiteit.
Interviews met collegevoorzitter Alex Brobbel van Stichting Wijzer en directeur Paul Lakens van Lentiz Life College.
De Vlaardingse Stichting Wijzer maakt daarnaast ook gebruik van het in Zweden ontwikkelde ‘hostmanship’ concept. Het innovatieve Schiedamse Lentiz Life College ontwikkelde een gerichte en ontwapenende aanpak om met ouders en leerlingen in gesprek te gaan.
Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...Frederik Smit
Onderzoek functioneren relatie ouders en school in Rotterdam
Op verzoek van Beter Presteren, het samenwerkingsprogramma van Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente, heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar het functioneren van het ouderbeleid op Rotterdamse scholen. Het onderzoek richtte zich onder meer op onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school in een multiculturele grootstedelijke context en de ‘landing' van de Rotterdamse aanpak op scholen. Steeds meer scholen in Rotterdam lukt het ouders actief te betrekken bij de schoolcarrière van hun kind. Een derde van de schoolleiders in het primair onderwijs ziet nu al, ruim anderhalf jaar na de start van het programma Beter Presteren, dat het Rotterdams ouderbeleid tot hogere onderwijs-resultaten leidt. Opvallend is dat in Rotterdam verreweg de meeste ouders en schoolleiders aangeven dat er kennismakingsgesprekken zijn. Dit is landelijk niet altijd het geval. Ook springt in het oog dat in het primair onderwijs Rotterdamse ouders vaker wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind komen (exclusief halen en brengen) en vaker praten met de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling van hun kind dan in de rest van het land. In Rotterdam is ook vaker een ouderkamer aanwezig en is er vaker een vast (ouder)contactpersoon aangesteld.
Onderzoeksrapport: Smit, F., Wester, M., & Kuijk, J. van (2012). Beter presteren in Rotterdam. School en ouders samen. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Zie: Beter presteren in Rotterdam. School en ouders samen.
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
Bijles was ooit iets voor rijke ouders die extra aandacht regelden voor hun kinderen, omdat ze toch echt het vwo móesten halen. Tegenwoordig maakt ongeveer één op de drie middelbare scholieren en een op de vier basisschoolleerlingen in groep 8 gebruik van aanvullend onderwijs. Om de corona-achterstanden te bestrijden en het lerarentekort op te vangen, kunnen veel scholen niet meer om com- merciële instellingen heen. Ruim 30 miljoen coronasubsidie is al terechtgekomen bij commercieel onderwijs. De coronapandemie ver- sterkt de reeds ingezette trend om bijles- en huiswerkinstituten in de arm nemen om ook in de school structureel extra taken te verrichten.
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...Frederik Smit
Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties
In opdracht van Programma Beter Presteren, het samenwerkingsprogramma van Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente Rotterdam, heeft Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen een literatuurstudie uitgevoerd naar ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties. Onderzoeksvragen: wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren in een multiculturele grootstedelijk context tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten? Wat zijn de succesfactoren? De literatuurstudie borduurde voort op ITS-onderzoeken naar het functioneren van ouderbetrokkenheid in Rotterdam (2002; 2004), landelijk onderzoek naar ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandskinderen van Smit, Driessen, Sluiter & Brus (2007). De studie richtte zich op de basisschoolfase en voortgezet onderwijs.
Onderzoeksrapport: Smit, F., Wester, M., & Kuijk, J. van (2012). Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties. Literatuurstudie. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisFrederik Smit
Het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is er voor herstel en ontwikkeling van het onderwijs na de coronacrisis. Elke school in het primair en voortgezet onderwijs krijgt per leerling € 701,16 voor een eigen schoolprogramma. De mr speelt een sleutelrol in het besluitvormingsproces bij het opstellen van een schoolprogramma en bij de controle over de besteding van de middelen. Obstakels op de weg terug naar fysiek onderwijs zonder restricties is de lage vaccinatiegraad van tieners en de matige kwaliteit van het binnenklimaat van schoolgebouwen. De verwachting is dat scholen voor voortgezet onderwijs het komend najaar een belangrijke besmettingsbron vormen voor infectierisico's met het coronavirus.
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit
Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) heeft het ITS in 2007 de ouderbetrokkenheid en -participatie op basisscholen met uiteenlopende populaties in kaart gebracht. Daartoe zijn nationale en internationale experts bevraagd, is een websurvey onder schoolleiders verricht, en zijn casestudies uitgevoerd. Centraal stonden een vergelijking van scholen met veel kinderen van laagopgeleide allochtone ouders, van laagopgeleide autochtone ouders en van middelbaar en hoger opgeleide ouders, en een beschrijving van 'promising practices'. Zie: NWO - publicatie. Zie: Rapport: Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R. & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. Ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen
Het Liemers College in Zevenaar wil samen met ouders de leerlingen in staat stellen bewuste keuzes te maken bij hun schoolloopbaan. Dit leidt tot meer studiesucces, meer studieplezier, minder voortijdige schoolverlaters en lagere kosten. Goede communicatie en het delen van verwachtingen van leraren, mentoren, ouders en leerlingen is belangrijk om het gewenste resultaat te bereiken.
In onderzoeken en beoordelingen scoort de school steevast bovengemiddeld. Dit is onder andere het gevolg van een integraal systeem van zorg en begeleiding. De school besteedt veel aandacht hoe de leerlingen om kunnen gaan met belangrijke keuzemomenten in hun leven. Het Liemers College betrekt actief ouders bij de school. De deelraden spelen een belangrijke rol bij het optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs.
Lees het artikel van Frederik Smit (2014). MR Magazine, 30 (6), 7-9, over het Liemers College in Zevenaar.
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerkFrederik Smit
Het afgelopen half jaar zijn in het onderwijs in snel tempo aanpassingen doorgevoerd, creatieve oplossingen gevonden en vaardigheden ontwikkeld. Daarop kan worden voortgebouwd om het onderwijs te verbeteren. Tegelijk bracht de coronacrisis knelpunten en kwetsbaar- heden nadrukkelijker aan het licht. Daaruit zijn belangrijke lessen te trekken, aldus de Onderwijsraad in het rapport Vooruitzien voor jonge generaties. De vele onzekerheden vragen om een open en flexibele manier van beleid voeren. Want wat als je met (veel) besmettingen te maken krijgt? Per school is maatwerk nodig én instemming van de mr. Uit gesprekken met (g)mr-leden in het primair onderwijs blijkt dat zij zich terdege bewust zijn van hun belangrijke rol bij de besluitvorming in crisistijd.
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit
Op verzoek van het ministerie van OCW heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen een analyse gemaakt van de cruciale factoren van programma’s voor voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE) in binnen- en buitenland en de omzetting in werkmodellen voor de Nederlandse situatie. VVE-instellingen en ouders hebben een gezamenlijk belang: zo gunstig mogelijke voorwaarden schappen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Ouders beschikken over kennis van hun kinderen en kennen meestal het beste de kansen en bedreigingen voor hun kind. Instellingen zouden systematisch gebruik moeten maken van de kennis van ouders om de kwaliteit van het aanbod te verbeteren. Dit betekent op basis van vertrouwen en hoge verwachtingen samen te werken aan de opvoeding en onderwijs van de kinderen. Door ouders te zien als partners kan de instelling in z’n aanpak een kwaliteitssprong maken.
De volgende instrumenten kunnen worden ingezet bij ontwikkeling van een verbetercyclus voor het optimaliseren van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie:
•checklists om te reflecteren over de visie op partnerschap en de vormgeving van partnerschap met ouders;
•een cultuurbeïnvloedingsmodel om vast te stellen wat men wil veranderen ten aanzien van de relatie met de ouders;
•partnerschapsmodellen in kleine(re) en grote gemeenten om vast te stellen hoe men de relatie met ouders wil veranderen.
Het is noodzakelijk en in het belang van de kinderen dat beroepskrachten bereid en in staat zijn tot samenwerking met verschillende groepen ouders; om met hen op één lijn te komen en optimaal wederzijds van elkaars kwaliteiten te kunnen profiteren. Beroepskrachten dienen daarnaast over specifieke competenties te beschikken in relatie tot de kinderen en hun ouders.
Het onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen, drs. Jos van Kuijk (ITS) en drs. Cees de Wit (KPC Groep). Bij de dataverzameling en de beschrijving van de gevalsstudies hebben Martijn Davelaar en Chloë van Vliet een belangrijke rol gespeeld. Het onderzoek startte begin 2007 en is afgesloten in juli 2008.
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2008). Nijmegen: ITS Radboud Universiteit Nijmegen
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Frederik Smit
Functioneren medezeggenschap van studenten
Verkennend onderzoek naar ervaringen met medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
Het kabinet heeft op 17 februari 2021 het meerjarige Nationaal Programma Onderwijs gepresenteerd met een ongekend budget van 5,8 miljard euro voor het primair en voortgezet onderwijs. Dit bedrag is bedoeld voor het inhalen van vertragingen en het ondersteunen van leerlingen die het moeilijk hebben als gevolg van schoolsluitingen door corona. De mr moet het ‘schoolprogramma’ goedkeuren waarin de gekozen interventies, zoals gratis bijles aanbieden of een zomerschool opzetten, zijn opgenomen. Wat is de insteek van schoolbesturen en scholen? Zijn er genoeg handen in de klas om de maatregelen tot uitvoer te brengen?
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Frederik Smit
Begin oktober 2020 adviseerde het kabinet scholen in het voortgezet onderwijs dringend om buiten de les mondkapjes te dragen. De scholen konden zelf beslissen of ze overgingen tot een verplichting voor leerlingen en personeel. Een stap verder is de mondkapjesplicht waarbij de scholen die keuze niet meer hebben. Hoe zorg je als bestuur en school voor een veilige leer- en werkomgeving in coronatijd? En wat is de rol van de mr bij de besluitvorming?
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Frederik Smit
Steeds meer scholen en schoolbesturen kiezen voor gespreid leiderschap. Degene die de meeste expertise heeft en zicht op wat er nodig is, neemt de besluiten. Het stimuleert leraren hoe ze kunnen bijdragen aan de ontwikkeling naar een professionele organisatie en de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Ook in medezeggenschapsraden is vaker sprake van gespreid leiderschap. Wat houdt het precies in? En hoe verloopt het in de praktijk? Bij Stichting Nutsscholen Breda en basisschool De Touwladder in Sint-Michielsgestel wordt al geruime tijd met deze besturingsfilosofie gewerkt.
Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen werken door in de kwaliteit van een school en komen de leerprestaties én de maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen ten goede. Interna- tionaal gezien loopt Nederland in de pas. De relatie tussen de Nederlandse scholen en ouders ken- merkt zich door een behoorlijke betrokkenheid en een positieve waardering. Toch doet zich een aantal risicovolle ontwikkelingen voor, die een appèl doen op goede samenwerking tussen alle part- ners in en om het primair- en voortgezet onderwijs. De hoge verwachtingen van ouders, groepen moeilijk bereikbare ouders, maar ook de drempel die veel ouders ervaren in hun contacten met de school maken dit actueel. Daarnaast wordt onderwijspersoneel soms geconfronteerd met verbaal en zelfs fysiek geweld van leerlingen en ouders. Tegelijk dienen zich ook juist nieuwe kansen aan, in de vorm van ontwikkelingen die de samenwerking tussen de school, ouders en maatschappelijke omgeving versterken, zoals de toename van het aantal brede scholen. Scholen zijn op zoek naar partners en bondgenoten in de omgeving van de school.
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?Frederik Smit
De kans bestaat dat als je een school binnenloopt, een vrolijk kwispelende hond je begroet. Dat is helemaal niet zo gek, want steeds meer schooldirecteuren en soms ook leerkrachten nemen hun sociaal opgevoede hond mee naar school en dan gebeurt er iets magisch. Leerlingen en personeel worden geraakt en enthousiast door de onvoorwaardelijke blijheid, affectie, toegankelijkheid, intuïtie, slimheid en dankbaarheid van de viervoeter. Ze raken ervan overtuigd dat hun hond een positieve invloed heeft op het welzijn van leerlingen en personeel. En mogelijk ook op het gedrag, de motivatie of de leerprestaties van leerlingen. De kans is dan ook groot dat bestuur en medezeggenschapsraad instemmen met de ‘schoolhond’. Wat zijn de voorwaarden waaraan de schoolhond moet voldoen en welke ervaringen hebben scholen er al mee?
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschilFrederik Smit
Volgens onderzoekers van McKinsey gaat er te weinig geld naar onderwijs en werken scholen niet altijd doelmatig. Meer geld naar scholen zorgt er echter niet direct voor dat ze doelmatiger werken en het leidt ook niet automatisch tot betere onderwijsprestaties. Maar wat zijn volgens de onderzoekers dan wel succesfactoren? En wat zijn de ervaringen van basisscholen die werken aan een continue verbe- tercultuur? Wat is de rol van de (g)mr daarbij?
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh. (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar de relatie ouders en educatieve voorzieningen. Er is weinig kennis hoe ouders, en dan met name allochtone ouders, omgaan met educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen ontbreekt. Het algemene doel van het onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op deze relaties. Daartoe is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen en zijn zowel kwantitatieve als ook kwalitatieve analysestrategieën gehanteerd.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en drs. Jan Doesborgh van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) te Nijmegen.
Het project geeft ten eerste een beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van strategieën van scholen om ouders bij de school te betrekken en hun eventuele succes daarbij. Voorts wordt inzicht verkregen in welke samenwerkingsverbanden er bestaan tussen achterstandsscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en in hun ontstaansgeschiedenis. Scholen en instanties die ook een dergelijk samenwerkingsverband willen opstarten kunnen hiermee wellicht hun voordeel doen.
Frederik Smit e.a. (2012). Beter presteren. School en ouders samen. Onderzoek...Frederik Smit
Onderzoek functioneren relatie ouders en school in Rotterdam
Op verzoek van Beter Presteren, het samenwerkingsprogramma van Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente, heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar het functioneren van het ouderbeleid op Rotterdamse scholen. Het onderzoek richtte zich onder meer op onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school in een multiculturele grootstedelijke context en de ‘landing' van de Rotterdamse aanpak op scholen. Steeds meer scholen in Rotterdam lukt het ouders actief te betrekken bij de schoolcarrière van hun kind. Een derde van de schoolleiders in het primair onderwijs ziet nu al, ruim anderhalf jaar na de start van het programma Beter Presteren, dat het Rotterdams ouderbeleid tot hogere onderwijs-resultaten leidt. Opvallend is dat in Rotterdam verreweg de meeste ouders en schoolleiders aangeven dat er kennismakingsgesprekken zijn. Dit is landelijk niet altijd het geval. Ook springt in het oog dat in het primair onderwijs Rotterdamse ouders vaker wekelijks tot dagelijks op de school van hun kind komen (exclusief halen en brengen) en vaker praten met de leraar over het onderwijs en over de ontwikkeling van hun kind dan in de rest van het land. In Rotterdam is ook vaker een ouderkamer aanwezig en is er vaker een vast (ouder)contactpersoon aangesteld.
Onderzoeksrapport: Smit, F., Wester, M., & Kuijk, J. van (2012). Beter presteren in Rotterdam. School en ouders samen. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Zie: Beter presteren in Rotterdam. School en ouders samen.
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
Bijles was ooit iets voor rijke ouders die extra aandacht regelden voor hun kinderen, omdat ze toch echt het vwo móesten halen. Tegenwoordig maakt ongeveer één op de drie middelbare scholieren en een op de vier basisschoolleerlingen in groep 8 gebruik van aanvullend onderwijs. Om de corona-achterstanden te bestrijden en het lerarentekort op te vangen, kunnen veel scholen niet meer om com- merciële instellingen heen. Ruim 30 miljoen coronasubsidie is al terechtgekomen bij commercieel onderwijs. De coronapandemie ver- sterkt de reeds ingezette trend om bijles- en huiswerkinstituten in de arm nemen om ook in de school structureel extra taken te verrichten.
Frederik Smit e.a. (2012). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren ...Frederik Smit
Literatuurstudie ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties
In opdracht van Programma Beter Presteren, het samenwerkingsprogramma van Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente Rotterdam, heeft Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen een literatuurstudie uitgevoerd naar ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties. Onderzoeksvragen: wanneer leidt beleid om onderwijsondersteunend gedrag van ouders en educatief partnerschap tussen ouders en school te optimaliseren in een multiculturele grootstedelijk context tot aantoonbaar hogere onderwijsresultaten? Wat zijn de succesfactoren? De literatuurstudie borduurde voort op ITS-onderzoeken naar het functioneren van ouderbetrokkenheid in Rotterdam (2002; 2004), landelijk onderzoek naar ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandskinderen van Smit, Driessen, Sluiter & Brus (2007). De studie richtte zich op de basisschoolfase en voortgezet onderwijs.
Onderzoeksrapport: Smit, F., Wester, M., & Kuijk, J. van (2012). Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties. Literatuurstudie. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisFrederik Smit
Het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is er voor herstel en ontwikkeling van het onderwijs na de coronacrisis. Elke school in het primair en voortgezet onderwijs krijgt per leerling € 701,16 voor een eigen schoolprogramma. De mr speelt een sleutelrol in het besluitvormingsproces bij het opstellen van een schoolprogramma en bij de controle over de besteding van de middelen. Obstakels op de weg terug naar fysiek onderwijs zonder restricties is de lage vaccinatiegraad van tieners en de matige kwaliteit van het binnenklimaat van schoolgebouwen. De verwachting is dat scholen voor voortgezet onderwijs het komend najaar een belangrijke besmettingsbron vormen voor infectierisico's met het coronavirus.
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit
Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) heeft het ITS in 2007 de ouderbetrokkenheid en -participatie op basisscholen met uiteenlopende populaties in kaart gebracht. Daartoe zijn nationale en internationale experts bevraagd, is een websurvey onder schoolleiders verricht, en zijn casestudies uitgevoerd. Centraal stonden een vergelijking van scholen met veel kinderen van laagopgeleide allochtone ouders, van laagopgeleide autochtone ouders en van middelbaar en hoger opgeleide ouders, en een beschrijving van 'promising practices'. Zie: NWO - publicatie. Zie: Rapport: Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R. & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. Ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen
Het Liemers College in Zevenaar wil samen met ouders de leerlingen in staat stellen bewuste keuzes te maken bij hun schoolloopbaan. Dit leidt tot meer studiesucces, meer studieplezier, minder voortijdige schoolverlaters en lagere kosten. Goede communicatie en het delen van verwachtingen van leraren, mentoren, ouders en leerlingen is belangrijk om het gewenste resultaat te bereiken.
In onderzoeken en beoordelingen scoort de school steevast bovengemiddeld. Dit is onder andere het gevolg van een integraal systeem van zorg en begeleiding. De school besteedt veel aandacht hoe de leerlingen om kunnen gaan met belangrijke keuzemomenten in hun leven. Het Liemers College betrekt actief ouders bij de school. De deelraden spelen een belangrijke rol bij het optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs.
Lees het artikel van Frederik Smit (2014). MR Magazine, 30 (6), 7-9, over het Liemers College in Zevenaar.
(G)MR-leden pakken hun rol tijdens de coronacrisis. Aanpak vereist maatwerkFrederik Smit
Het afgelopen half jaar zijn in het onderwijs in snel tempo aanpassingen doorgevoerd, creatieve oplossingen gevonden en vaardigheden ontwikkeld. Daarop kan worden voortgebouwd om het onderwijs te verbeteren. Tegelijk bracht de coronacrisis knelpunten en kwetsbaar- heden nadrukkelijker aan het licht. Daaruit zijn belangrijke lessen te trekken, aldus de Onderwijsraad in het rapport Vooruitzien voor jonge generaties. De vele onzekerheden vragen om een open en flexibele manier van beleid voeren. Want wat als je met (veel) besmettingen te maken krijgt? Per school is maatwerk nodig én instemming van de mr. Uit gesprekken met (g)mr-leden in het primair onderwijs blijkt dat zij zich terdege bewust zijn van hun belangrijke rol bij de besluitvorming in crisistijd.
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit
Op verzoek van het ministerie van OCW heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen een analyse gemaakt van de cruciale factoren van programma’s voor voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE) in binnen- en buitenland en de omzetting in werkmodellen voor de Nederlandse situatie. VVE-instellingen en ouders hebben een gezamenlijk belang: zo gunstig mogelijke voorwaarden schappen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Ouders beschikken over kennis van hun kinderen en kennen meestal het beste de kansen en bedreigingen voor hun kind. Instellingen zouden systematisch gebruik moeten maken van de kennis van ouders om de kwaliteit van het aanbod te verbeteren. Dit betekent op basis van vertrouwen en hoge verwachtingen samen te werken aan de opvoeding en onderwijs van de kinderen. Door ouders te zien als partners kan de instelling in z’n aanpak een kwaliteitssprong maken.
De volgende instrumenten kunnen worden ingezet bij ontwikkeling van een verbetercyclus voor het optimaliseren van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie:
•checklists om te reflecteren over de visie op partnerschap en de vormgeving van partnerschap met ouders;
•een cultuurbeïnvloedingsmodel om vast te stellen wat men wil veranderen ten aanzien van de relatie met de ouders;
•partnerschapsmodellen in kleine(re) en grote gemeenten om vast te stellen hoe men de relatie met ouders wil veranderen.
Het is noodzakelijk en in het belang van de kinderen dat beroepskrachten bereid en in staat zijn tot samenwerking met verschillende groepen ouders; om met hen op één lijn te komen en optimaal wederzijds van elkaars kwaliteiten te kunnen profiteren. Beroepskrachten dienen daarnaast over specifieke competenties te beschikken in relatie tot de kinderen en hun ouders.
Het onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen, drs. Jos van Kuijk (ITS) en drs. Cees de Wit (KPC Groep). Bij de dataverzameling en de beschrijving van de gevalsstudies hebben Martijn Davelaar en Chloë van Vliet een belangrijke rol gespeeld. Het onderzoek startte begin 2007 en is afgesloten in juli 2008.
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2008). Nijmegen: ITS Radboud Universiteit Nijmegen
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Frederik Smit
Functioneren medezeggenschap van studenten
Verkennend onderzoek naar ervaringen met medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
Het kabinet heeft op 17 februari 2021 het meerjarige Nationaal Programma Onderwijs gepresenteerd met een ongekend budget van 5,8 miljard euro voor het primair en voortgezet onderwijs. Dit bedrag is bedoeld voor het inhalen van vertragingen en het ondersteunen van leerlingen die het moeilijk hebben als gevolg van schoolsluitingen door corona. De mr moet het ‘schoolprogramma’ goedkeuren waarin de gekozen interventies, zoals gratis bijles aanbieden of een zomerschool opzetten, zijn opgenomen. Wat is de insteek van schoolbesturen en scholen? Zijn er genoeg handen in de klas om de maatregelen tot uitvoer te brengen?
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Frederik Smit
Begin oktober 2020 adviseerde het kabinet scholen in het voortgezet onderwijs dringend om buiten de les mondkapjes te dragen. De scholen konden zelf beslissen of ze overgingen tot een verplichting voor leerlingen en personeel. Een stap verder is de mondkapjesplicht waarbij de scholen die keuze niet meer hebben. Hoe zorg je als bestuur en school voor een veilige leer- en werkomgeving in coronatijd? En wat is de rol van de mr bij de besluitvorming?
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Frederik Smit
Steeds meer scholen en schoolbesturen kiezen voor gespreid leiderschap. Degene die de meeste expertise heeft en zicht op wat er nodig is, neemt de besluiten. Het stimuleert leraren hoe ze kunnen bijdragen aan de ontwikkeling naar een professionele organisatie en de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Ook in medezeggenschapsraden is vaker sprake van gespreid leiderschap. Wat houdt het precies in? En hoe verloopt het in de praktijk? Bij Stichting Nutsscholen Breda en basisschool De Touwladder in Sint-Michielsgestel wordt al geruime tijd met deze besturingsfilosofie gewerkt.
Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen werken door in de kwaliteit van een school en komen de leerprestaties én de maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen ten goede. Interna- tionaal gezien loopt Nederland in de pas. De relatie tussen de Nederlandse scholen en ouders ken- merkt zich door een behoorlijke betrokkenheid en een positieve waardering. Toch doet zich een aantal risicovolle ontwikkelingen voor, die een appèl doen op goede samenwerking tussen alle part- ners in en om het primair- en voortgezet onderwijs. De hoge verwachtingen van ouders, groepen moeilijk bereikbare ouders, maar ook de drempel die veel ouders ervaren in hun contacten met de school maken dit actueel. Daarnaast wordt onderwijspersoneel soms geconfronteerd met verbaal en zelfs fysiek geweld van leerlingen en ouders. Tegelijk dienen zich ook juist nieuwe kansen aan, in de vorm van ontwikkelingen die de samenwerking tussen de school, ouders en maatschappelijke omgeving versterken, zoals de toename van het aantal brede scholen. Scholen zijn op zoek naar partners en bondgenoten in de omgeving van de school.
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?Frederik Smit
De kans bestaat dat als je een school binnenloopt, een vrolijk kwispelende hond je begroet. Dat is helemaal niet zo gek, want steeds meer schooldirecteuren en soms ook leerkrachten nemen hun sociaal opgevoede hond mee naar school en dan gebeurt er iets magisch. Leerlingen en personeel worden geraakt en enthousiast door de onvoorwaardelijke blijheid, affectie, toegankelijkheid, intuïtie, slimheid en dankbaarheid van de viervoeter. Ze raken ervan overtuigd dat hun hond een positieve invloed heeft op het welzijn van leerlingen en personeel. En mogelijk ook op het gedrag, de motivatie of de leerprestaties van leerlingen. De kans is dan ook groot dat bestuur en medezeggenschapsraad instemmen met de ‘schoolhond’. Wat zijn de voorwaarden waaraan de schoolhond moet voldoen en welke ervaringen hebben scholen er al mee?
Hoe verhogen we de schoolprestaties? Mensen maken het verschilFrederik Smit
Volgens onderzoekers van McKinsey gaat er te weinig geld naar onderwijs en werken scholen niet altijd doelmatig. Meer geld naar scholen zorgt er echter niet direct voor dat ze doelmatiger werken en het leidt ook niet automatisch tot betere onderwijsprestaties. Maar wat zijn volgens de onderzoekers dan wel succesfactoren? En wat zijn de ervaringen van basisscholen die werken aan een continue verbe- tercultuur? Wat is de rol van de (g)mr daarbij?
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh. (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar de relatie ouders en educatieve voorzieningen. Er is weinig kennis hoe ouders, en dan met name allochtone ouders, omgaan met educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen ontbreekt. Het algemene doel van het onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op deze relaties. Daartoe is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen en zijn zowel kwantitatieve als ook kwalitatieve analysestrategieën gehanteerd.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en drs. Jan Doesborgh van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) te Nijmegen.
Het project geeft ten eerste een beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van strategieën van scholen om ouders bij de school te betrekken en hun eventuele succes daarbij. Voorts wordt inzicht verkregen in welke samenwerkingsverbanden er bestaan tussen achterstandsscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en in hun ontstaansgeschiedenis. Scholen en instanties die ook een dergelijk samenwerkingsverband willen opstarten kunnen hiermee wellicht hun voordeel doen.
Geert Driessen (2012)TVO Voor- en Vroegschoolse Educatie.pdfDriessen Research
In Nederland wordt al geruime tijd beleid gevoerd op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden die het gevolg zijn van sociale, economische en culturele factoren in de thuissituatie van kinderen. Momenteel vormt de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) een speerpunt van dit beleid. In kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en kleutergroepen van de basisschool krijgen kinderen met (dreigende) achterstanden stimuleringsprogramma’s aangeboden, met name op het gebied van taal. Ten gevolge van de in 1998 in gang gezette decentralisatie hebben gemeenten en schoolbesturen veel autonomie en vrijheid gekregen bij de vormgeving van VVE. Dit heeft geleid tot een enorme variatie bij de uitvoering. Het heeft er erg veel van weg dat men binnen elke gemeente aan de slag is gegaan met het opnieuw uitvinden van het wiel. Dit is allebehalve efficiënt en bovendien kan men zich afvragen of hiermee goede condities worden geschapen voor een effectieve VVE.
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit
Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de VVE
Het stappenplan kan instellingen stimuleren en ondersteunen bij het betrekken van ouders bij de ontwikkeling van hun jonge kinderen.
Dit stappenplan is ontwikkeld door het Expertisecentrum Ouders, school en buurt van het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijsDriessen Research
Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R., & Brus, M. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op scholen met vormen van ‘nieuw leren’. Nijmegen: ITS.
<isbn>
Geert Driessen (2001) De overgang van OVB naar GOA op basisscholen.pdfDriessen Research
Driessen, G. (2000). De overgang van OVB naar GOA op basisscholen. Middelen en maatregelen van achterstandsbestrijding bij de start van het Gemeentelijk Onderwijsachterstan¬denbeleid. Nijmegen: ITS.
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Driessen Research
Driessen, G. (1996). Voor- en vroegschoolse programma’s, kinderopvang en onderwijspresta¬ties in Rotterdam. Nul-meting in het kader van de Operatie Speel Goed. Nijmegen: ITS.
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Driessen Research
Ledoux, G., Roeleveld, J., Veen, A., Karssen, M., Daalen, M. van, Blok, H., Kuiper, E., Dikkers, L., Mulder, L., Fettelaar, D., & Driessen, G. (2015). Het onderwijsachterstandenbeleid onderzocht. Werkt het zoals bedoeld? Nijmegen: ITS.
Geert Driessen (2024) OOP De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma....Driessen Research
SAMENVATTING
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) richt zich op het voorkomen van achterstanden die het gevolg zijn van sociaal-etnische gezinsomstandigheden. De claim is dat het daarin effectief kan zijn, mits het van hoge kwaliteit is. Ondanks de input van vele miljarden zijn de achterstanden de afgelopen decennia echter alleen maar gegroeid. De vraag die hier gesteld wordt is daarom of die claim wel terecht is. Daartoe wordt de externe validiteit van het meest geciteerde voorschoolse programma, het Perry Preschool Project, onder de loep genomen. Kunnen de resultaten daarvan echt in die mate worden gegeneraliseerd als wordt geclaimd?
Kernwoorden: Voor- en Vroegschoolse Educatie; VVE; onderwijsachterstanden; Perry Preschool; James Heckman; generalisatie; externe validiteit
SUMMARY
Preschool Education programs aim at preventing educational delays resulting from socioethnic disadvantage in the home environment of young children. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of huge budgets, the educational gap between socioeconomically deprived families and their wealthier counterparts still is widening. The question therefore is whether the programs’ claim is justified. This article focuses on the external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry Preschool Project. Is it really possible to generalize its findings to other programs, settings and conditions, and target groups, as is being claimed?
Keywords: Pre- and Early School Education; educational disadvantage; Perry Preschool; High/Scope; James Heckman; generalization; external validity
Pre-print van: Driessen, G. (2024). De generaliseerbaarheid van een VVE-modelprogramma. Heckmans dubieuze claims. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 63(1), 18-29. ISSN 2211-6273
https://orthopedagogiek.eu/
Geert Driessen (2024) Demasqué VVE-modelprogramma's.pdfDriessen Research
Het effect van vve blijft in Nederland moeilijk aantoonbaar. Vve-beleid wordt daarom vaak gestoeld op bewijs uit Amerikaans onderzoek. Geert Driessen fileert de belangrijkste – Perry Preschool en Abecedarian. Er blijft weinig van het bewijs over.
Geert Driessen (2024) Encyclopedia Abecedarian an impossible model preschool ...Driessen Research
The primary goal of pre- and early-school programs is to prevent young children from socioeconomically disadvantage backgrounds to start school already with educational delays. The programs offer compensatory stimulation activities which are supposed to be not available in the home situation; the focus is on language development. Proponents claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. The belief in their success is very much based on the outcomes of a few so-called model programs from the 1960s and 1970s. One of these programs is the Carolina Abecedarian Project, a small single-site project started in 1972. Four cohorts of in total 111 children and their poor, Black parents participated in this experiment with a random allocated treatment and a control group. The children were followed from 6 weeks after birth to 6 years of age, that is, when they entered school. They were regularly tested and observed, and then after the program had ended again until they were 40 years of age. The focus here is on the internal and external validity of the Abecedarian Project. Are the effects as reported by the program’s staff reliable and valid? Is it possible to generalize the findings of this model program to other times, settings, conditions, and target groups?
Driessen, G. (2024). Abecedarian: An impossible model preschool program. Encyclopedia, 11 January 2024.
ISSN 2309-3366
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/121338
Geert Driessen (2023) Encyclopedia The Perry HighScope Preschool Program A Cr...Driessen Research
Early Childhood Education programs aim at preventing educational delays associated with socio-ethnic disadvantage in the home environment of young children. Advocates claim that such programs can be effective, provided they are of high quality. Despite the investment of enormous budgets, the educational gap between socio-economically deprived families and their wealthier counterparts is still widening. The question therefore is justifiied whether these claims are justified. This article focuses on the internal and external validity of the most cited preschool program, the High/Scope Perry PreschoolProject, which was carried out between 1962 and 1967 in one school in Ypsilant, MI. Are the program's effects as reported by, e.g. Lawrence Schweinhart and James Heckman, reliable and valid? And is it really possible to generalize the findings of this so-called model program to other programs, target groups, settings and conditions, as is being claimed?
Geert Driessen (2023) The Perry High/Scope Preschool program. A critique
Retrieved from https://encyclopedia.pub/entry/history/show/109024
Kees de Bot, Geert Driessen & Paul Jungbluth (1988) MLEML An exploration of t...Driessen Research
Bot, K. de, Driessen, G., & Jungbluth, P. (1988). An exploration of the effects of the teaching of immigrant language and culture. Paper International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, August 28-30, 1988.
Geert Driessen (1992) MLEML Developments in first and second language acquisi...Driessen Research
Driessen, G. (1992). Developments in first and second language acquisition of Turkish and Moroccan children in the Netherlands. Paper Second International Conference on Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages, Noordwijkerhout, the Netherlands, September 1-4, 1992.
Geert Driessen, Lia Mulder & Paul Jungbluth (1994) ILAPSI Ethnicity and socia...Driessen Research
The document discusses the results of a study on the impact of climate change on global wheat production. Researchers found that rising temperatures will significantly reduce wheat yields across different regions of the world by the end of the century. Under a high emissions scenario, the study projects a global average decrease in wheat production of 6% by 2050, and a 17% decrease by 2100, threatening global food security.
Geert Driessen & Pim Valkenberg (2000) AERA Islamic schools in the western wo...Driessen Research
Driessen, G., & Valkenberg, P. (2000). Islamic schools: the case of the Netherlands. Paper AERA Annual Meeting, New Orleans, LA, USA, April 24-28, 2000.
Geert Driessen (2000) AEGEE Islamic schools in the western world Paper.pdfDriessen Research
Driessen, G. (2000). Islamic schools in the Western World: The case of the Netherlands. Invited paper AEGEE Conference on Intercultural Education, Nijmegen, the Netherlands, April 14-16, 2000.
Geert Driessen & Frederik Smit (2005) ERNAPE Integration participation and ed...Driessen Research
1) The document discusses a study on the relationship between minority parents' participation in Dutch society and their children's educational outcomes.
2) The study uses data from over 10,000 children and their parents to examine how factors like parental ethnicity, education, labor participation, and cultural participation correlate with children's language, math, and social skills.
3) The results find a consistent positive effect of parents' cultural participation (e.g. attending concerts and museums) on children's language and math abilities, supporting the idea that cultural capital benefits children's education. However, the hypothesis that greater parental participation broadly leads to better child outcomes is only partially confirmed.
Frederik Smit & Geert Driessen (2005) CARE Parent and community involvement i...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2005). Parent and community involvement in education from an international comparative perspective. Challenges for changing societies. Invited paper international conference Children At-Risk in Education, (CARE), ‘Children at Risk. Advancing their Educational Frontiers’. Kuala Lumpur, Malaysia, December 2-4, 2005.
Geert Driessen (2006) ERCOMER Integration participation and education Pres.pptDriessen Research
This document summarizes a study on the effects of minority parents' participation in society on their children's educational outcomes. The study used data from 10,680 children in the Netherlands to analyze relationships between parental ethnicity, education, participation in different domains (e.g. labor, religion), and children's language, math and social skills. The results showed a consistent positive effect of parents' cultural participation (e.g. attending concerts) on children's language and math abilities, supporting the idea of cultural capital. However, the hypothesis that greater parental integration would more broadly promote children's education received only partial confirmation. Higher expectations for immigrant children's chances may need to be more realistic.
Michael Merry & Geert Driessen (2010) WCCES Integration by other means Hindu ...Driessen Research
Merry, M., & Driessen, G. (2010). Integration by other means: Hindu schooling in the Netherlands. Paper XIV World Congress of Comparative Education Societies, ‘Bordering, re-bordering and new possibilities in education and society’, Istanbul, Turkey, June 14-18, 2010.
Geert Driessen & Michael Merry (2013) AERA Tackling socioeconomic and ethnic ...Driessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2013). Tackling socioeconomic and ethnic educational disadvantage to prevent lifelong poverty. Paper Annual Meeting AERA 2013, San Francisco, CA, USA, April 27 – May 1, 2013.
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Dealing with street culture in s...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Dealing with street culture in schools: Are families, schools and communities able to work together to improve the quality of the daily interactions and communication? Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/dealing-with-street-culture-in-schools-are-families-schools-and-communities-able-to-work-together-to-improve-the-quality-of-the-daily-interactions-and-communication/
Frederik Smit & Geert Driessen (2013) ERNAPE Critical lessons from practices ...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2013). Critical lessons from practices for improving the quality of communication between parents and schools. Paper 9th International Conference of the European Research Network About Parents in Education (ERNAPE), ‘Learn from the past, review the present, prepare for a future with equity’. Lisbon, Portugal, September 4-6, 2013. In Nieuwsbrief Ouders, scholen en buurt, juli 2013. Retrieved from http://itsexpertisecentrum.wordpress.com/2013/07/02/critical-lessons-from-practices-for-improving-the-quality-of-communication-between-parents-and-schools/
Geert Driessen & Michael Merry (2015) RA The gross and net effects Pres.pdfDriessen Research
Driessen, G., & Merry, M. (2015). The gross and net effects of the schools’ denomination on student performance. Paper Annual Meeting AERA 2015, Chicago, Ill., USA, April 16 – 20, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.30454.40006
Orhan Agirdag, Geert Driessen & Michael Merry (2015) ESA Is there a Catholic ...Driessen Research
Agirdag, O., Driessen, G., & Merry, M. (2015). Is there a catholic school effect for Muslim pupils? Paper 12th Conference of the European Sociological Association 2015, Prague, Czech Republic, August 25–28, 2015.
DOI 10.13140/RG.2.2.14725.76004/1
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en ouders brochure
1. VVE en ouders
Ouderbetrokkenheid en –participatie in de Voor- en
Vroegschoolse Educatie
Frederik Smit | Geert Driessen | Jos van Kuijk | Cees de Wit
ISBN 978 – 90 - 5554 - 373- 1
NUR 840
ITS-Nijmegen
Postbus 9048, 6500 KJ Nijmegen
Toernooiveld 5, Nijmegen
www.its-nijmegen.nl
telefoon: 024-3653500
Het ITS maakt deel uit
van de Radboud
Universiteit Nijmegen
2. 1
VVE en ouders
Ouderbetrokkenheid en –participatie in de
Voor- en Vroegschoolse Educatie
Brochure
Frederik Smit | Geert Driessen | Jos van Kuijk | Cees de Wit
april 2009
ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
4. 3
Inhoud
1 Inleiding 5
2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet 7
3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen 9
4 Conclusies 21
5 Aanbevelingen 25
5.
6. 5
Voorwoord
Met de inwerkingtreding van de AMvB doelstelling en de bekostiging onderwijsach-terstandenbeleid 2006-
2010 blijft er voor gemeenten relatief weinig ruimte voor gezinsgerichte programma’s. Deze mogen namelijk
slechts worden bekostigd uit de coördinatiepost voor het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid. Hoewel
er belangstelling is voor de gezinsgerichte programma’s, is hier al enige tijd weinig in geïnvesteerd. Juist bij het
gaan ontbreken van deze programma’s groeit wel de be-hoefte om de rol van ouders bij de ontwikkeling van
jonge kinderen (0-6 jaar) na-drukkelijker in beeld te brengen.
Er is op dit gebied veel onderzoek, met name uit de Verenigde Staten, dat laat zien dat ouderbetrokkenheid in
combinatie met centrumgerichte voorzieningen goed kan worden ingericht, maar het ontbreekt aan een analyse
van de cruciale factoren en omzetting daarvan in werkmodellen voor de Nederlandse situatie.
Op verzoek van het ministerie van OCW heeft het ITS - Expertisecentrum Ouders, Radboud Universiteit
Nijmegen, een analyse gemaakt van de cruciale factoren van VVE-programma’s in binnen- en buitenland en de
omzetting in werkmodellen voor de Nederlandse situatie.
Het onderzoek startte begin 2007 en is medio 2008 afgerond.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen, drs. Jos van Kuijk (ITS) en
drs. Cees de Wit (KPC Groep). Bij de dataverzameling en de beschrijving van de gevalsstudies hebben Martijn
Davelaar en Chloë van Vliet een belangrijke rol gespeeld.
De onderzoekers stellen er prijs op te verklaren dat zij op een zeer constructieve wijze bij opzet en rapportage
begeleid zijn door Peter Winia, Afdeling Onderwijs en Op-brengsten, Directie Primair Onderwijs, Ministerie van
OCW.
7. 6
Een speciaal woord van dank geldt leden van internationale expertpanels, directies, bestuursleden, leidsters/
leerkrachten van kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, ba-sisscholen en ouders die aan het onderzoek hebben
meegewerkt.
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
Nijmegen, oktober 2008
dr. Jeroen Winkels
directeur
8. 7
2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet
In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede school’ van start gegaan.
Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van brede scholen met een doorlopend aanbod van onderwijs
en opvang. Het gaat zowel om de verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinderen als om
het ontwikkelen van talenten en het bevorderen van de sociale cohesie in de wijk. Ook het versterken van
ouderbetrokkenheid en het bieden van oplossingen voor ouders om arbeid en zorg te combineren worden als
doelstellingen gezien.
Het experiment is een uitwerking van het eerder dat jaar verschenen plan van aanpak ‘Maatwerk op school;
meer leertijd voor kinderen’. Met dit plan van aanpak legt het College van B&W van Rotterdam een aantal
accenten binnen het eerder dat jaar met de schoolbesturen overeengekomen Rotterdams Onderwijs Beleid. Het
Rotterdams Onderwijs Beleid omvat tien actiepunten, gericht op een maximale ontwikkeling van Rotterdamse
kinderen. Een van de actiepunten is de samenwerking tussen school en omgeving concreet invulling te geven
door middel van een nieuw concept ‘brede school’.
Basisscholenkondendaarbijkiezentusseneenwijkarrangementofeendagarrangement.Bijeenwijkarrangement
zijn de veranderingen het minst ingrijpend. Het accent ligt daarbij op een te ontwikkelen samenwerking tussen
scholen in de wijk. Om die van de grond te krijgen, kregen de in een wijkarrangement deelnemende scholen de
beschikking over een eigen bredeschoolmedewerker en een gezamenlijke buurtmakelaar.
Kern van een dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor de leerlingen van groep 3 tot en met groep
8 met zes uur in de week. De activiteiten in het kader van de brede school worden bij dit arrangement verspreid
over de dag door vakkrachten uitgevoerd. Tussen de middag is er voor de kinderen een gezamenlijke door profes
sionals begeleide lunch. Anders dan bij het wijkarrangement geldt bij dit arrangement een verplichte deelname
voor alle leerlingen.
AlsbeleidsdoelstellingisdoorhetCollegegeformuleerddaterin2010opminimaal45scholeneendagarrangement
is ingevoerd. Het wijkarrangement kreeg een belangrijke rol toebedeeld in de wijksamenwerking. Hiervoor zijn
geen streefgetallen vastgesteld.
9. 8
In het schooljaar 2007-2008 zijn – verdeeld over twee tranches – 14 scholen met een dagarrangement
gestart en 59 scholen met een wijkarrangement. In het schooljaar 2008-2009 zijn daar zeven scholen met een
dagarrangement bijgekomen en 39 met een wijkarrangement, zodat de totalen nu op respectievelijk 21 en 98
liggen. Deze evaluatie heeft alleen betrekking op de scholen die reeds in het schooljaar 2007-2008 zijn gestart.
Het doel ervan is om na te gaan welke innovaties er op deze scholen door het experiment van de grond zijn
gekomen en tot welke effecten zij hebben geleid. Een onderliggende vraag is evenwel of de ontwikkelingen op
de scholen zodanig zijn dat het streefgetal van 45 dagarrangementen in 2010 haalbaar geacht mag worden. Om
die vraag te kunnen beantwoorden gaat het echter niet alleen om de ervaringen op de betrokken scholen, maar
ook om de standpunten van de betrokken schoolbesturen. Ook de wijze waarop het project is aangestuurd en
begeleid, is daarbij van belang.
Om deze vragen te beantwoorden zijn in de periode van begin april tot begin juni 2008 verkennende bezoeken
afgelegd bij vier dagarrangementen en zes wijkarrangementen. Tijdens die bezoeken zijn gesprekken gevoerd
met de belangrijkste betrokkenen en zijn verschillende activiteiten bijgewoond. De voorlopige bevindingen
die hieruit voortkwamen, zijn gebruikt om vragenlijsten te ontwikkelen, zodat kon worden vastgesteld of
deze bevindingen ook gelden voor de niet bezochte arrangementen. Via webenquêtes is er op de scholen met
een dagarrangement informatie ingewonnen bij de directeuren en bij groepsleerkrachten, vakkrachten, leer
lingen en ouders. Op scholen met een wijkarrangement zijn op dezelfde wijze vragenlijsten voorgelegd aan de
directeuren en de groepsleerkrachten. Hoewel de respons achterbleef bij de verwachtingen, hebben we via deze
vragenlijsten het inzicht dat we tijdens de verkennende bezoeken al hadden verkregen, kunnen versterken. In
aanvulling daarop zijn ook gesprekken gevoerd met de grotere schoolbesturen en een van de deelgemeenten.
Om zicht te krijgen op de ondersteuning van het project zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers
van ondersteunende instellingen en zijn verslagen van bijeenkomsten als informatiebron gebruikt. Over de
verslaglegging daarvan is met de betrokken partijen via e-mail gecommuniceerd.
10. 9
3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het onderzoek samengevat door middel van een beknopte
beantwoording van de onderzoeksvragen die voorafgaande aan het onderzoek door de opdrachtgever
zijn geformuleerd. De eerste reeks vragen betreft diverse aspecten van beide arrangementen. Bij de
dagarrangementen gaat het daarbij vooral om aspecten die samenhangen met de uitbreiding van de leertijd en
bij de wijkarrangementen vooral om aspecten die de samenwerking tussen scholen betreffen.
11. 10
1a Slagen de partners binnen de arrangementen erin hun pedagogische visie beter op elkaar af te stemmen? Hoe
verloopt dat concreet?
De directeuren van de dagarrangementen bespeuren hierin een duidelijke vooruitgang al gaan zij in hun
beoordeling van die afstemming niet verder dan een gemiddeld rapportcijfer van 5,8 en van 6,1 voor de
pedagogisch-didactischekwaliteitvandevakkrachten.Devakkrachtenuitenzichvrijpositiefoverdeafstemming,
de groepsleerkrachten daarentegen nog niet. Op veel scholen met een dagarrangement gebeurt de afstemming
bij de overdracht van de leerlingen. Soms worden daar ook gemeenschappelijke bijeenkomsten aan gewijd.
Op scholen met een wijkarrangement is van een afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten nog
nauwelijks sprake. Bij activiteiten die door meerdere scholen tezamen worden aangeboden is de afstemming
bovendien vaak kleiner dan bij activiteiten op de eigen school.
1b Slagen de scholen erin het binnen- en buitenschoolse leren meer met elkaar te verbinden? Hoe doen zij dat?
Op een aantal scholen met een dagarrangement wordt deze verbinding duidelijk gelegd. Het zijn met name
de scholen waarop die verbinding ook voorheen reeds veel aandacht kreeg en de scholen die werken met
een ervaringsgericht onderwijsconcept. Het enthousiasme van het team en de directie speelt hierbij een
belangrijke rol. Ook bij de scholen met een dagarrangement zijn er echter scholen die met hun leerlingen slechts
sporadisch naar buiten gaan en die een meer traditioneel onderwijsconcept hanteren. Bij de scholen met een
wijkarrangement krijgt de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren over het algemeen minder aandacht
dan op de scholen met een dagarrangement.
1c Nemen nu alle kinderen deel aan activiteiten binnen het dagarrangement en kan hun keuzevrijheid daarbij
gerespecteerd worden?
Opdescholenmeteendagarrangementnemennu(nagenoeg)allekinderendeelaaneengrootaantalactiviteiten.
Van een vrije keuze is echter vaak geen sprake. Dat komt omdat scholen ervan uitgaan dat de leerlingen in de
loop van het jaar toch aan alle activiteiten deel moeten nemen. Het is daarom voor hen in organisatorisch
12. 11
opzicht gemakkelijker deelname meteen verplicht te stellen. Op een aantal scholen is er daarentegen wel een
beperkte keuzevrijheid.
1d Wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de capaciteit van de verschillende professionals, zodat de leerkrachten
zich meer op de kernvakken kunnen richten? Zien de leerkrachten een verbetering vergeleken met vorig schooljaar?
Erzijnopdedagarrangementscholenmeergroepsleerkrachtendiedekomstvandevakkrachtenalseenverrijking
van het team beschouwen dan groepsleerkrachten die dat niet vinden. Ook de kwaliteit van de samenwerking
wordt vaker goed dan niet goed gevonden. Eén kwart van de groepsleerkrachten op deze scholen geeft nog
evenveel lessen op het gebied van gym, muziek en handenarbeid, de rest doet dat minder dan voorheen. Een
andere vraag was of zij nu meer tijd besteden aan de kernvakken. Eén kwart zegt daar – in vergelijking met vorig
schooljaar – meer tijd aan te besteden, driekwart nog niet. Op de scholen met een wijkarrangement geven de
groepsleerkrachten over het algemeen nog dezelfde lessen als voorheen.
1e Verbetert de kwaliteit van de samenwerking tussen de leerkrachten en vakkrachten doordat zij meer bij elkaar in
de keuken kunnen kijken? Hoe verloopt dat concreet?
Erwordtnognietzoveelbijelkaarindekeukengekeken.Vakkrachtenkomenzeldenofnooitinderegulierelessen
en groepsleerkrachten zien alleen bij de overdracht wat er in de lessen van de vakkrachten gebeurt. Er zijn vrijwel
geen groepsleerkrachten die zeggen iets van de vakkrachten te leren. De vakkrachten zijn over het algemeen
tevreden over de kwaliteit van de samenwerking. Volgens de groepsleerkrachten en ook de directeuren valt er
nog veel te verbeteren. Een gezamenlijke studiemiddag om meer tot een gemeenschappelijke visie en aanpak te
komen lijkt een meerderheid van de groepsleerkrachten een goed idee. Aan een bijscholing heeft daarentegen
slechts een klein deel van de groepsleerkrachten behoefte.
13. 12
1f Leidt het dagarrangement ertoe dat ouders gemakkelijker kunnen deelnemen aan arbeid en/of onderwijs? Zijn de
voorwaarden daartoe voldoende gewaarborgd?
Het is nog te vroeg om deze vraag te kunnen beantwoorden. De directeuren geven aan er geen zicht op te
hebben, al achten zij het niet erg waarschijnlijk. De ouders geven wel aan dat ze nu meer tijd hebben om andere
dingen te doen. Of dat geleid heeft tot meer studerende of werkende ouders kon met deze onderzoeksopzet
niet worden beantwoord. De ouders die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn vrijwel allemaal ouders die
vaak op school komen. Ze zijn derhalve niet representatief. De indruk bestaat wel dat er op de scholen met een
dagarrangement meer ouders actief zijn dan voorheen.
1g Verbetert de kwaliteit van de tussenschoolse opvang en daarbinnen de (begeleiding van de) lunch?
De helft van de directeuren die de vragenlijst hebben ingevuld, geeft aan dat hun doelstellingen wat betreft de
grotere aandacht voor de kwaliteit van de lunch gerealiseerd zijn. Op sommige scholen wordt de tussenschoolse
opvang uitbesteed aan een commerciële organisatie. Over de kwaliteit daarvan zijn de scholen redelijk tevreden.
1h Leidt de onderbreking van de leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten
tot meer evenwicht in het dagprogramma en een betere benutting van de
leertijd?
De helft van de directeuren vindt dat de doelstelling van de school om de
leerlingen een meer evenwichtig dagprogramma aan te bieden gerealiseerd
is. Of de onderbreking van leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten
tot een beter evenwicht in het dagprogramma leidt wordt door meer
leerkrachten betwijfeld dan beaamd. De helft van de kinderen vindt de
verlengde schooldagen soms vermoeiend en ook nogal wat ouders geven
aan dat hun kind na een langere schooldag vermoeider thuiskomt.
14. 13
1i Is er een toename van het aantal kinderen dat deelneemt aan buitenschoolse activiteiten, nu er gekozen kan
worden uit een wijkaanbod? En maken zij daarbij een bewustere keuze?
In vergelijking met de traditionele brede school zien we zowel een – weliswaar nog niet grote – toename van
het percentage deelnemende leerlingen als van het aantal activiteiten. Omdat die toename in de eerste tranche
groter is dan in de tweede tranche, mag worden verondersteld dat er nog een stijgende lijn in zit. Daarmee is
niet gezegd dat die toename door de gezamenlijke activiteiten komt. Scholen in een wijkarrangement besteden
immers maar een klein deel van hun budget aan gezamenlijke activiteiten. Er zijn overigens wijkarrangementen
waar de samenwerking wel tot een breder aanbod heeft geleid. Leerlingen kunnen daardoor ook aan activiteiten
deelnemen die op hun eigen school niet worden gerealiseerd. Dat zijn vooral activiteiten waarvoor slechts bij
een klein deel van de leerlingen belangstelling bestaat.
1j Is er sprake van een efficiënter gebruik van locaties en middelen, nu kinderen van verschillende scholen samen aan
dezelfde activiteiten kunnen deelnemen?
Zoals gezegd is er nog slechts in beperkte mate sprake van gezamenlijke activiteiten. Waar die wel plaats vinden,
kan van een efficiënter gebruik van locaties en middelen worden gesproken. Van een betere benutting van de
middelen is in ieder geval ook sprake bij één wijkarrangement, waar meer kan worden uitgegeven aan de activi
teiten, omdat niet iedere school een eigen bredeschoolmedewerker heeft aangesteld. Over de beschikbaarheid
van geschikte locaties zijn de directeuren nog niet erg tevreden. De directeuren van de scholen met een
wijkarrangement geven daarvoor gemiddeld een 5,9. Bij de dagarrangementen is de beoordeling nog lager: 5,4.
De tweede reeks vragen heeft betrekking op de nieuwe functionarissen zoals de buurtmakelaar en
bredeschoolmedewerker, maar ook de reeds bestaande functie van intern coördinator van de brede school.
2a Worden deze functies ingevuld op de wijze zoals die was beoogd?
Alle scholen met een wijkarrangement hebben een bredeschoolmedewerker aangesteld. Anders dan in de
plannen was voorzien heeft ongeveer de helft van deze medewerkers een opleiding op hbo-niveau. Het gevolg
15. 14
is dat de scholen deze medeweker vaak ook taken laten uitvoeren, die eigenlijk door de school zelf – de intern
coördinator – zouden moeten worden gedaan. Voor de functie van intern coördinator zijn daarom op veel scholen
met een wijkarrangement maar enkele uren per week beschikbaar. Anders dan voorzien hebben verschillende
scholen met een dagarrangement uit hun budget ook een bredeschoolmedewerker ingehuurd. Op deze scholen
omvat de functie van intern coördinator nog wel minimaal een halve weektaak.
Opéénschoolnahebbenallescholenmeteenwijkarrangementaangegevendaterinhunwijkeenbuurtmakelaar
is. Daarnaast hebben deelgemeenten JKZ-medewerkers – Jeugd Kansen Zone – aangesteld, die zich vooral
bezighouden met de visieontwikkeling binnen wijkarrangementen. Niet alle scholen zijn overigens op de hoogte
van het bestaan van deze functionarissen.
2b Beantwoorden deze functies aan de verwachtingen van alle betrokkenen?
Omdat het instellen van de functie van bredeschoolmedewerker geleid heeft tot een taakverlichting van de
school, wordt zowel deze functie als het feitelijk functioneren van deze medewerkers door de directeuren van
scholen met een wijkarrangement zeer positief beoordeeld. De beoordeling van de buurtmakelaar is lager, maar
nog wel ruim voldoende. Behalve dat er vermoedelijk verschillen zijn in de kwaliteiten van de buurtmakelaars,
zou ook een verklaring kunnen zijn dat niet alle directeuren in gelijke mate belang hechten aan het organiseren
van gemeenschappelijke activiteiten.
2c Hoe verloopt de onderlinge afstemming tussen deze functionarissen?
We hebben voorbeelden aangetroffen dat de onderlinge afstemming en samenwerking tussen bredeschool
medewerker en buurtmakelaar optimaal functioneert en voorbeelden dat er conflicten zijn. Op zich vullen beide
taken elkaar goed aan, maar op scholen waar samenwerking met andere scholen niet hoog op de agenda staat,
valt er voor de buurtmakelaar weinig eer te behalen. De functies van buurtmakelaar en die van JKZ-medewerker
kunnen in principe ook goed worden afgebakend, maar zij kunnen ook aanleiding geven tot conflicten. Voor de
scholen is het onderscheid tussen beide functies niet altijd duidelijk.
16. 15
2d Hoe verlopen de processen binnen het samenwerkingsverband binnen
de wijk?
Dat is heel verschillend en samenwerking wordt ook heel verschillend
geïnterpreteerd. In sommige wijken loopt het samenwerkingsverband
zo goed dat er steeds meer gemeenschappelijke naschoolse activiteiten
voor de leerlingen worden georganiseerd. In andere wijken komt er
vrijwel niets aan gemeenschappelijke activiteiten van de grond. Behalve
van de kwaliteiten van de buurtmakelaar en de JKZ-medewerker hangt dat
ook in belangrijke mate af van de inzet en motivatie van de directeuren.
Hoe de directeuren in de samenwerking staan, hangt mede af van de
concurrentieverhoudingen tussen de scholen in de wijk.
De derde reeks vragen gaat over de deskundigheidsbevordering waarvan
binnen dit experiment gebruik kon worden gemaakt. Hiermee werd
beoogd de betrokken professionals vertrouwd te maken met de nieuwe
functies en met elkaars werkwijzen om daardoor de samenwerking
te versterken en het draagvlak te vergroten. Hiervoor is een plan van
aanpak gemaakt, dat echter in de loop van het experiment is losgelaten.
3a Waarom is het oorspronkelijke scholingsplan verlaten?
In de oorspronkelijke plannen was er deskundigheidsbevordering voorzien voor nagenoeg iedereen die bij een
van beide arrangementen is betrokken. De directeuren en ook de groepsleerkrachten bleken echter weinig of
geen behoefte te hebben aan bijscholing, nog afgezien van de extra belasting die het bijwonen van cursussen
met zich mee zou brengen.
17. 16
3b Vanuit welke gedachte zijn er nu scholingsplannen ontwikkeld?
In eerste instantie is daarom alle aandacht uitgegaan naar cursussen voor de nieuwe categorieën medewerkers,
te weten de bredeschoolmedewerkers en de buurtmakelaars. Toen er – door de directeuren – een sterke
behoefte aan cursussen voor vakkrachten werd vastgesteld, is ook voor deze categorie een aanbod ontwikkeld.
3c Worden deze plannen gerealiseerd en worden de beoogde doelstellingen behaald?
Van de cursussen voor bredeschoolmedewerkers was alleen die voor de eerste tranche al afgerond. De cursussen
voor de latere tranches en voor de buurtmakelaars liepen nog door tot eind 2008. Afgaande op de aantallen
cursisten hebben verreweg de meeste bredeschoolmedewerkers en buurtmakelaars zich laten bijscholen. De
afgesloten cursus is over het algemeen als goed beoordeeld. De cursus voor vakkrachten – die overigens niet
verplicht is – is pas in het schooljaar 2008-2009 gestart.
De vierde reeks vragen handelt over de tevredenheid van alle betrokkenen, zowel het personeel van de school
en de partners waarmee de school samenwerkt als de ouders en kinderen zelf. De tevredenheid kan betrekking
hebben op verschillende aspecten.
4a Hoe wordt de uitbreiding van de leertijd ervaren door de verschillende betrokkenen?
De directeuren waarderen hun dagarrangement gemiddeld met een 7. De groepsleerkrachten komen gemiddeld
echter niet verder dan een 5,9, omdat zij vinden dat hun taak als gevolg van het dagarrangement zwaarder is
geworden. Extra leertijd en meer aandacht voor de kernvakken worden volgens de meeste leerkrachten nog niet
gerealiseerd. Zij zijn bovendien nog sterk verdeeld over de bereikte effecten bij de leerlingen. Het oordeel van
de vakkrachten is met een gemiddeld rapportcijfer van 7,2 beduidend positiever, al geeft een deel van hen toe
dat zij soms wel eens moeite hebben met het handhaven van orde. Ook de leerlingen zijn overwegend positief.
Bij de ouders hebben we eveneens vooral positieve geluiden gehoord. Het gaat dan wel om ouders die vaak
18. 17
op school komen. In vergelijking met het dagarrangement wordt het wijkarrangement door de directeuren en
vooral door de groepsleerkrachten met een hoger rapportcijfer gewaardeerd (resp. 7,4 en 7,0).
4b Hoe tevreden zijn de arrangementen over de bijdrage van partijen die zorgen voor de ondersteuning, zoals WGI,
OOG, De Meeuw en JOS?
Vandedrievormenvanondersteuning–procesbegeleiding,deskundigheidsbevorderingendewerkgeversfunctie
– is de laatste het beste naar volle tevredenheid van alle betrokkenen uitgevoerd door het werkgeversinstituut
WGI. De door OOG opgezette cursussen voor de twee nieuwe functies, die van bredeschoolmedewerker en
die van buurtmakelaar, zijn naar tevredenheid van de deelnemers uitgevoerd. Of deze cursussen ook het effect
hebben dat de deelnemers hun functie beter zijn gaan vervullen, kunnen we niet vaststellen. Een cursus voor de
vakkrachten heeft volgens sommige directeuren te lang op zich laten wachten.
De procesbegeleiding is door verschillende organisaties met daarbinnen verschillende functionarissen uitgevoerd.
Daarover is voorafgaande aan het experiment onvoldoende nagedacht. In de praktijk hebben de verschillende
vormen van ondersteuning soms voor verwarring gezorgd, met name wanneer de onderlinge afstemming tussen
de betrokken functionarissen niet optimaal verloopt. Ten aanzien van De Meeuw wordt gemeld dat er vaak
sprake was van een wisseling van personeel. Verschillende directeuren pleiten ervoor om de middelen voor de
ondersteuning rechtstreeks aan de scholen uit te keren, zodat zijzelf kunnen kiezen waaraan deze middelen
worden besteed.
De meningen over de rol van JOS als regisseur van de wijk- en dagarrangementen zijn verdeeld. De scholen zijn
vaak positief, maar de besturen uiten zich kritischer. Zij vinden dat het beleid te vaak wordt bijgesteld, zonder
dat daarover voldoende met hen is gecommuniceerd. Daarnaast willen ze greep houden op het beheer van hun
scholen, hetgeen inhoudt dat JOS niet buiten hen om afspraken maakt met de scholen. Men is in dat opzicht
verdeeld over het aanstellen van contactpersonen per school.
19. 18
Naast deze vier reeksen van vragen omvatte de opdracht nog een viertal andere onderzoeksvragen.
5 Hoe was de situatie bij de wijk- en dagarrangementen voorafgaande aan het experiment, dat wil zeggen medio
2007?
De beginsituatie van scholen bij de start van het experiment wordt zoals te verwachten vooral bepaald door de
voorgeschiedenis als brede school. We hebben hier bij beide arrangementen de grootst mogelijke variatie aan-
getroffen van enerzijds scholen met een jarenlange ervaring tot anderzijds scholen die voorheen nimmer brede
school zijn geweest. Het merendeel van de scholen die in de eerste of tweede tranche voor een dagarrangement
zijn geselecteerd, heeft wel een langdurige voorgeschiedenis als brede school. Die voorgeschiedenis heeft niet
in alle gevallen de doorslag gegeven bij de selectie van scholen voor toelating tot een van de arrangementen.
6 In hoeverre wordt de voortgang van de experimenten met wijk- en dagarrangementen gehinderd door knelpunten
in de beschikbare accommodaties en middelen?
De beschikbaarheid van goede accommodaties wordt zowel door de directeuren van de scholen met een dag-
als met een wijkarrangement regelmatig als een knelpunt gezien. Bij de dagarrangementen is het gemiddelde
rapportcijfer voor de kwaliteit en beschikbaarheid van accommodaties 5,4, bij de wijkarrangementen 5,9. Omdat
er bij de wijkarrangementen nog slechts op bescheiden schaal sprake is van gemeenschappelijke activiteiten,
kan er nog nauwelijks sprake zijn van een betere benutting van de accommodaties.
7 Hoe verloopt de afstemming op beleidsniveau tussen de partijen die in het Rotterdamse onderwijs-, welzijns- en
jeugdbeleid een rol spelen?
Hoewel er sprake is van regelmatig overleg lijkt die afstemming – mede door uiteenlopende standpunten van
de schoolbesturen – moeizaam te verlopen. Het draagvlak voor de dagarrangementen staat daardoor onder
druk. Daar komt bij dat de communicatie tussen de besturen en hun scholen ook niet optimaal verloopt. Scholen
krijgen daardoor verschillende boodschappen.
20. 19
8 Leiden de nieuwe arrangementen tot een toename van het percentage leerlingen dat aan activiteiten deelneemt
en tot een toename van het aantal activiteiten dat wordt aangeboden? Het gaat hierbij om meerwekelijkse
activiteiten.
Het dagarrangement heeft zowel geleid tot een 100 %-bereik van de
leerlingen als tot een grote toename van het aantal meerwekelijkse
activiteiten. Daarentegen hebben de wijkarrangementen slechts tot een
bescheiden toename van het bereik en het aantal activiteiten geleid.
Deze scholen verschillen in dit opzicht nog maar in geringe mate van
de gewone brede scholen in Rotterdam, maar we zien wel een toename
tussen de eerste en de tweede tranche. Scholen die al in de eerste
tranche met een wijkarrangement zijn gestart, hebben gemiddeld een
groter bereik dan de later gestarte scholen. Dat geldt zowel voor het
percentage leerlingen dat meedoet als voor het aantal activiteiten dat
wordt georganiseerd.
21.
22. 21
4 Conclusies
Op basis van de antwoorden bij de onderzoeksvragen zijn zes conclusies geformuleerd.
Conclusie 1
Op de scholen die een dagarrangement hebben ingevoerd wordt er met veel enthousiasme en inzet aan een
uitbreiding van de leertijd gewerkt. Dat neemt niet weg dat er nog sprake is van een aantal knelpunten.
Het dagarrangement is nog niet op alle scholen al ingevoerd volgens de opzet die in het plan van aanpak is
vastgesteld. De kwaliteit van de vakkrachten laat soms nog te wensen over en ook de afstemming tussen
groepsleerkrachten en vakkrachten verloopt – zeker volgens de groepsleerkrachten – nog niet optimaal.
Wel hebben we kunnen vaststellen dat de directies een belangrijke rol hebben gespeeld in het opbouwen van
een veranderingsgerichte cultuur en het op gang brengen van veranderingsprocessen. Het totstandkomen van
dagarrangementen is doorgaans een intensief samenspel geweest tussen bestuur, (G)MR, schoolleiding, leer
krachten en ouders waardoor er een breed draagvlak is ontstaan voor de innovaties.
Voorwaarden voor het slagen van de invoering van een dagarrangement zijn: de mate waarin scholen er in slagen
het veranderingsproces vorm te geven en over vaardigheden beschikken om een eenduidig pedagogisch klimaat
te ontwikkelen, het activiteitenaanbod te verbreden en de kwaliteit van de samenwerking tussen onderwijs en
partners te verbeteren.
Conclusie 2
Tussen de scholen die samen voor een wijkarrangement hebben gekozen, wordt er over het algemeen nog maar in
beperkte mate samengewerkt met gemeenschappelijke activiteiten. Dat neemt niet weg dat sommige wijkarrange
menten er wel in slagen op grote schaal gemeenschappelijke activiteiten te organiseren. Dan is er vaak ook sprake
van een nieuw elan in de wijk.
23. 22
De mate waarin scholen binnen een wijkarrangement daadwerkelijk met elkaar samenwerken, blijkt sterk te variëren.
Door nog geen 40 procent van de directeuren is gemeld dat er minstens op één dag in de week gezamenlijke activiteiten
plaatsvinden. In meer dan de helft van de gevallen blijft die samenwerking beperkt tot enkele keren per jaar of zelfs nog
minder. Veel scholen die voor een wijkarrangement hebben gekozen, gebruiken de extra middelen om het aanbod voor
de eigen leerlingen te verbeteren.
In de wijken waar wel goed wordt samengewerkt aan gezamenlijke activiteiten, was er vaak ook al vóór de invoering van
het wijkarrangement sprake van een goed contact tussen de scholen. Behalve van persoonlijke factoren hangen deze
contacten vermoedelijk ook samen met stabiele leerlingenstromen en het ontbreken van rivaliteit tussen de scholen.
Dat houdt in dat samenwerking tussen scholen niet altijd organiseerbaar is en zeker niet kan worden afgedwongen.
Conclusie 3
Debelangstellingvoordeinvoeringvanwijkarrangementenisbeduidendgroterdanvoordeinvoeringvandagarrangementen.
Er zijn daarvoor meerdere redenen aan te wijzen.
De eerste reden voor de grote belangstelling voor het wijkarrangement is gelegen in de ruime financiering voor het
creëren van nieuwe functies, waardoor de scholen die voor dit arrangement kozen, zelf minder tijd en aandacht aan
de organisatie hoefden te besteden. Verder is met schoolbesturen afgesproken dat scholen in de buurt van een dag
arrangementschool – als ‘compensatiemaatregel’ voor de verstoorde concurrentieverhoudingen – automatisch de kans
krijgen een wijkarrangement te gaan vormen. Als derde reden kan genoemd worden dat er vrijwel geen toezicht is
geweest of de samenwerking tussen scholen bij gemeenschappelijke activiteiten daadwerkelijk van de grond komt. Toen
andere scholen bemerkten dat de scholen met een wijkarrangement voor de extra middelen weinig extra inspanningen
hoefden te leveren, gingen ook zij – wellicht daartoe aangemoedigd door hun bestuur – zich aanmelden voor een wijk
arrangement.
Conclusie 4
Wat het aantal georganiseerde activiteiten en het bereik van de leerlingen betreft, hebben de dagarrangementen tot nu toe
aanzienlijk meer effect gerealiseerd dan de wijkarrangementen.
24. 23
Op basis van de deelnameregistratie door de scholen kunnen we vaststellen dat het dagarrangement niet alleen geleid
heeft tot een 100 %-bereik van de leerlingen, maar ook tot een aanzienlijke toename van het aantal meerwekelijkse
activiteiten. Op de scholen met een wijkarrangement is daarvan veel minder sprake. Deze scholen verschillen nog
maar in geringe mate van de gewone brede scholen, maar we zien wel een toename naarmate scholen langer in een
wijkarrangement participeren.
Conclusie 5
De schoolbesturen zijn verdeeld over de invoering van het dagarrangement.
Van de grotere schoolbesturen heeft alleen RVKO zich ingezet om het beleid van de gemeente te steunen. Dit bestuur
heeft zijn scholen erop gewezen dat de wijkarrangementen als een voorstadium van het dagarrangement gezien
moeten worden, wat niet wegneemt dat de scholen wel autonoom zijn in hun beslissing. Ook de andere besturen
laten hun scholen vrij, maar zij geven ze duidelijk minder ‘support’. Stichting BOOR houdt zich vrij afzijdig en de beide
grotere protestants-christelijke besturen geven te kennen dat zij – zeker voorlopig – de wijkarrangementen prefereren
boven de dagarrangementen.
Conclusie 6
Veel scholen zijn enthousiast over het wijkarrangement. Niettemin wordt de stap naar het dagarrangement door een aantal
scholen overwogen.
Op veel scholen bevalt het wijkarrangement zo goed dat de directeuren niet enthousiast zijn om een dagarrangement
in te voeren. Daarnaast beschouwen zij de weerstanden bij het team als een grote belemmering. Toch zien de
directeuren ook voordelen, met name in het bereik van 100 procent van de leerlingen en in het kunnen verbeteren van
de afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten. Gemiddeld schatten zij de kans dat de school over twee jaar
een dagarrangement is op 32 procent. Als dat percentage inderdaad gerealiseerd zou worden, zou dat een beduidende
stap zijn in de richting van 45 dagarrangementen in 2010. Zowel bij de besturen als bij veel scholen is er wel sprake van
een grote bezorgdheid over de beschikbare middelen in de periode na 2010.
26. 25
5 Aanbevelingen
Op basis van de conclusies in de vorige paragraaf komen we met een aantal aanbevelingen die achtereenvolgens
worden besproken.
Aanbeveling 1
Creëer een tussenvariant waarin de sterke kanten van het dag- en wijkarrangement worden verenigd.
De sterke kant van het geslaagde dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor 100 procent van de
leerlingen. Een geslaagd wijkarrangement draagt zorg voor een goede samenwerking tussen scholen bij het
organiseren van gemeenschappelijke activiteiten in de wijk. Wanneer de sterke kanten van beide arrangementen
worden verenigd, houdt dat in dat voor alle leerlingen verplichte activiteiten worden georganiseerd op een
tijdstip dat alle scholen – ook de scholen die nu een dagarrangement hebben – daaraan mee kunnen doen. Dat
is het beste mogelijk wanneer de onderwijstijd en de tijd voor activiteiten worden gescheiden en niet – zoals bij
het huidige dagarrangement – elkaar afwisselen. Het zogenoemde Zweedse model – onderwijs in de ochtend,
activiteiten in de middag – kan hierbij als voorbeeld dienen. Voor de groepsleerkrachten leidt deze oplossing tot
minder versnippering van hun lessen en kan zij bovendien zorgen voor een taakverlichting vergeleken met het
huidige dagarrangement. Dat betekent overigens niet dat de groepsleerkrachten geen rol hoeven te spelen bij
de activiteiten in de middag. In het Zweedse model zijn zowel de groepsleerkrachten als de vakkrachten de hele
dag aanwezig, maar verschilt hun rol in de ochtend- en middaguren.
Aanbeveling 2
Schaf de huidige arrangementen niet direct af, maar zorg wel voor een financiering die beter in relatie staat tot de
inspanningen die scholen zich moeten getroosten.
27. 26
Wanneer scholen die voor het bestaande dagarrangement hebben gekozen dat willen, moeten zij de kans
krijgen daarmee door te gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de scholen die ervoor hebben gekozen de
dagindeling te baseren op het bioritme van de kinderen. Voor scholen die binnen het wijkarrangement niet of
nauwelijks willen samenwerken met andere scholen bij het opzetten van gemeenschappelijke activiteiten, zal
dit financiële consequenties dienen te hebben. Dit dient ook het geval te zijn wanneer scholen het 100%-bereik
niet invoeren.
Aanbeveling 3
Geef scholen budget voor ondersteuning en begeleiding en laat ze die zelf – alleen of tezamen – inkopen.
Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat er bij veel directeuren behoefte bestaat om zelf te kiezen
welke begeleiding en ondersteuning zij voor zichzelf en voor het team wensen. Het gaat dan niet alleen om
procesbegeleiding en deskundigheidsbevordering, maar ook om de budgetten voor de inzet van de nieuwe
functionarissen. Het is wel belangrijk de scholen bij te staan bij het maken van die keuze wanneer zij daar prijs
op stellen. Een optie zou ook kunnen zijn om de vrije besteding van budgetten pas toe te staan nadat scholen
enige ervaring met het arrangement hebben opgedaan.
Aanbeveling 4
Overleg met de besturen over het organiseren van gezamenlijke bijeenkomsten voor alle scholen met hetzelfde
arrangement.
Hierbij kan vooral gedacht worden aan scholen die in dezelfde fase van een arrangement zitten. Zij kunnen het
meest van elkaar leren. Dat neemt niet weg dat het zinvol kan zijn om ook bijeenkomsten te organiseren waarin
scholen met een langere ervaring hun kennis kunnen overdragen aan scholen die pas net beginnen.
28. 27
Aanbeveling 5
Monitor de ontwikkelingen en de effecten.
Zeker wanneer er verschillende varianten naast elkaar bestaan, is het zinvol om de effecten van de verschillende
varianten te meten. Dat kan bijvoorbeeld door de doorstroom naar het voortgezet onderwijs over een aantal
jaren te laten vergelijken. Ook de beschikbare gegevens uit het Leerlingvolgsysteem kunnen hiervoor op korte
termijn gebruikt worden.
Daarnaast wordt voor de langere termijn aanbevolen om scholen deel te laten nemen aan het landelijke
cohortonderzoek COOL5-18
dat om de drie jaar plaatsvindt. Bij dit onderzoek worden de scores van de leerlingen
van groep 2, groep 5 en groep 8 op de taal- en rekentoetsen uit het Leerlingvolgsysteem bij de scholen
opgevraagd. Tevens wordt daarbij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen gemeten op basis van
door de groepsleerkracht en de leerlingen zelf in te vullen vragenlijsten. De leerlingen kunnen later ook nog
worden gevolgd in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.