A privacy preserving framework for managing mobile ad requests and billing in...LeMeniz Infotech
A privacy preserving framework for managing mobile ad requests and billing information
Do Your Projects With Technology Experts
To Get this projects Call : 9566355386 / 99625 88976
Visit : www.lemenizinfotech.com / www.ieeemaster.com
Mail : projects@lemenizinfotech.com
A privacy preserving framework for managing mobile ad requests and billing in...LeMeniz Infotech
A privacy preserving framework for managing mobile ad requests and billing information
Do Your Projects With Technology Experts
To Get this projects Call : 9566355386 / 99625 88976
Visit : www.lemenizinfotech.com / www.ieeemaster.com
Mail : projects@lemenizinfotech.com
The IP Landscape: Intellectual Property in Theme Parks and Attractions Jack Rouse Associates
JRA CEO/Owner Keith James discusses why attractions use intellectual property, as well as the design opportunities and challenges inherent in recreating cherished IP characters, themes and environments. As presented at the International Association of Amusement Parks and Attractions' 2015 Euro Attractions Show in Liseberg, Gothenburg Sweden on 7 October 2015. For more information, contact Shawn McCoy, VP of Marketing and Business Development, at smccoy@jackrouse.com, and for a transcript, visit www.jackrouse.com/blog.
Workshop (in Dutch) on the benefits of using social media for researchers - as given at Karel de Grote Hogeschool and Arteveldehogeschool January-February 2016
Asz relatiemagazine April 2017 Albert ContactMarc Kock
In deze Albert Contact wordt de samenwerking binnen de borstkankerzorg verder uitgediept. Diagnose en behandeling van borstkanker is terecht een succesvol speerpunt van ons ziekenhuis. Veel angst kunnen we direct wegnemen
Deze presentatie laat zien hoe patiënten (en burgers en medewerkers) mede-onderzoekers kunnen zijn doorhun ervaringen, observaties en belevenissen te vertellen en te duiden.
De hiervoor toegepaste StoryCycle benadering zorgt ervoor dat patronen en zwakke signalen van verandering zichtbaar worden. Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden om sectoren, organisaties en transformaties te besturen.
Ernst, E. (2020). Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde. Een ...ElineErnst
Vanuit de samenleving klinkt veel kritiek op de strafrechtspraak: rechters zouden te laag straffen en er zou te veel jargon worden gebruikt. Dit kan de legitimiteit van de rechtspraak aantasten en ervoor zorgen dat men het vertrouwen in de rechtspraak verliest. Vanuit de rechtspraak zijn daarom reeds pogingen ondernomen om strafvonnissen beter leesbaar en begrijpelijk te maken. Echter blijkt dat het onderdeel van de strafmotivering achterblijft op helderheid en dat daardoor voor het brede publiek nog steeds lastig te begrijpen is waarom een bepaalde straf is opgelegd. In dit onderzoek wordt onderzocht wat het effect is van de kwaliteit van de strafmotivering op de begrijpelijkheid en acceptatie van de straf. De vraag die centraal staat is of en in hoeverre een beter gemotiveerde straftoemeting in strafvonnissen beter wordt begrepen en meer wordt geaccepteerd door het brede publiek. Dit onderzoek draagt daarmee bij aan de discussie over de begrijpelijkheid en acceptatie van straffen en de legitimiteit van de rechterlijke macht.
Voor het uitvoeren van dit onderzoek is gebruikt gemaakt van een experimentele vignettenstudie. Op basis van vastgestelde kwaliteitscriteria zijn echte vonnissen geselecteerd van rechtspraak.nl die verschillen in kwaliteit. Deze vonnissen zijn aangepast tot korte vignetten, waarbij de strafmotivering centraal staat. Setjes van twee vignetten zijn willekeurig voorgelegd aan een panel van 475 respondenten van 18 tot en met 75 jaar die representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Vervolgens is de begrijpelijkheid en de acceptatie van de vignetten bevraagd. De resultaten zijn geanalyseerd aan de hand de verschillen in scores op begrijpelijkheid en acceptatie per respondent. Hierdoor spelen persoonseffecten geen rol bij de resultaten.
Uit de resultaten komt naar voren dat een betere strafmotivering inderdaad leidt tot meer begrip en meer acceptatie. Het vignet van de beste kwaliteit scoort aanzienlijk hoger dan de andere twee vignetten op begrijpelijkheid en acceptatie van de straf. Ook bestaat er een duidelijke positieve relatie tussen begrip en acceptatie. Deze relatie is echter niet volledig, aangezien er ook respondenten zijn die het wel begrijpen, maar niet accepteren. Tenslotte blijkt uit het onderzoek dat er vrijwel geen interactie-effecten zijn van achtergrondkenmerken op de relatie tussen kwaliteit en begrijpelijkheid en kwaliteit en acceptatie. Dit toont aan dat werken aan betere motivering loont, ongeacht de achtergrond van de respondent. Dit is een aanmoediging voor de rechtspraak om concreet aan de slag te gaan met het verbeteren van de strafmotivering, door (kleinschalig) met kwaliteitscriteria te experimenteren in de praktijk en de uitkomsten daarvan te evalueren. Bij een succesvol experiment kan het breder binnen de rechtspraak worden uitgerold.
The IP Landscape: Intellectual Property in Theme Parks and Attractions Jack Rouse Associates
JRA CEO/Owner Keith James discusses why attractions use intellectual property, as well as the design opportunities and challenges inherent in recreating cherished IP characters, themes and environments. As presented at the International Association of Amusement Parks and Attractions' 2015 Euro Attractions Show in Liseberg, Gothenburg Sweden on 7 October 2015. For more information, contact Shawn McCoy, VP of Marketing and Business Development, at smccoy@jackrouse.com, and for a transcript, visit www.jackrouse.com/blog.
Workshop (in Dutch) on the benefits of using social media for researchers - as given at Karel de Grote Hogeschool and Arteveldehogeschool January-February 2016
Asz relatiemagazine April 2017 Albert ContactMarc Kock
In deze Albert Contact wordt de samenwerking binnen de borstkankerzorg verder uitgediept. Diagnose en behandeling van borstkanker is terecht een succesvol speerpunt van ons ziekenhuis. Veel angst kunnen we direct wegnemen
Deze presentatie laat zien hoe patiënten (en burgers en medewerkers) mede-onderzoekers kunnen zijn doorhun ervaringen, observaties en belevenissen te vertellen en te duiden.
De hiervoor toegepaste StoryCycle benadering zorgt ervoor dat patronen en zwakke signalen van verandering zichtbaar worden. Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden om sectoren, organisaties en transformaties te besturen.
Ernst, E. (2020). Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde. Een ...ElineErnst
Vanuit de samenleving klinkt veel kritiek op de strafrechtspraak: rechters zouden te laag straffen en er zou te veel jargon worden gebruikt. Dit kan de legitimiteit van de rechtspraak aantasten en ervoor zorgen dat men het vertrouwen in de rechtspraak verliest. Vanuit de rechtspraak zijn daarom reeds pogingen ondernomen om strafvonnissen beter leesbaar en begrijpelijk te maken. Echter blijkt dat het onderdeel van de strafmotivering achterblijft op helderheid en dat daardoor voor het brede publiek nog steeds lastig te begrijpen is waarom een bepaalde straf is opgelegd. In dit onderzoek wordt onderzocht wat het effect is van de kwaliteit van de strafmotivering op de begrijpelijkheid en acceptatie van de straf. De vraag die centraal staat is of en in hoeverre een beter gemotiveerde straftoemeting in strafvonnissen beter wordt begrepen en meer wordt geaccepteerd door het brede publiek. Dit onderzoek draagt daarmee bij aan de discussie over de begrijpelijkheid en acceptatie van straffen en de legitimiteit van de rechterlijke macht.
Voor het uitvoeren van dit onderzoek is gebruikt gemaakt van een experimentele vignettenstudie. Op basis van vastgestelde kwaliteitscriteria zijn echte vonnissen geselecteerd van rechtspraak.nl die verschillen in kwaliteit. Deze vonnissen zijn aangepast tot korte vignetten, waarbij de strafmotivering centraal staat. Setjes van twee vignetten zijn willekeurig voorgelegd aan een panel van 475 respondenten van 18 tot en met 75 jaar die representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Vervolgens is de begrijpelijkheid en de acceptatie van de vignetten bevraagd. De resultaten zijn geanalyseerd aan de hand de verschillen in scores op begrijpelijkheid en acceptatie per respondent. Hierdoor spelen persoonseffecten geen rol bij de resultaten.
Uit de resultaten komt naar voren dat een betere strafmotivering inderdaad leidt tot meer begrip en meer acceptatie. Het vignet van de beste kwaliteit scoort aanzienlijk hoger dan de andere twee vignetten op begrijpelijkheid en acceptatie van de straf. Ook bestaat er een duidelijke positieve relatie tussen begrip en acceptatie. Deze relatie is echter niet volledig, aangezien er ook respondenten zijn die het wel begrijpen, maar niet accepteren. Tenslotte blijkt uit het onderzoek dat er vrijwel geen interactie-effecten zijn van achtergrondkenmerken op de relatie tussen kwaliteit en begrijpelijkheid en kwaliteit en acceptatie. Dit toont aan dat werken aan betere motivering loont, ongeacht de achtergrond van de respondent. Dit is een aanmoediging voor de rechtspraak om concreet aan de slag te gaan met het verbeteren van de strafmotivering, door (kleinschalig) met kwaliteitscriteria te experimenteren in de praktijk en de uitkomsten daarvan te evalueren. Bij een succesvol experiment kan het breder binnen de rechtspraak worden uitgerold.
Magazine 1 - Dinobusters go live! Press kit - januari 2014Dinobusters
Eerste dinobuster-magazine, gepubliceerd in januari 2014, als "perskit" naar aanleiding van publicatie van ons eerste boek "Tot uw Dienst - Waarom de nieuwe ambtenaar klantvriendelijk is". Zotte ingeving van het moment - leverde ons bijzonder veel (geschreven) persaandacht op. Meer info op www.dinobusters.org
My first trendreport, providing an overview of the things that I had seen or experienced between september & december 2014.
This report was established as an examination during my postgraduate degree 'Trendwatching' at University College Ghent.
Patronen doorbreken in het Amsterdamse jeugddomein
Frankenstein op een behangrol
1. Frankenstein op een behangrol
Jos van der Lans, 1ekamerlid, publicist
Deze column verschijnt in het septembernummer van TSS – Tijdschrift voor sociale vraagstukken.
De Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher heeft eind vorige jaar het aanpakken van de
jeugdsector in de hoofdstad ‘operatie Frankenstein’ gedoopt. Niet meteen een aanduiding waar je
vrolijk van wordt, want de jonge dr. Frankenstein baarde in de gelijknamige films (op basis van een
boek dat geschreven werd in 1818) een monster dat hem vervolgens boven het hoofd groeide. Die
uitkomst – zo zou je denken - kan de hoofdstedelijke PvdA-leider niet voor ogen hebben. Maar
volgens Asscher heeft Amsterdam (en misschien wel heel Nederland) echter al een monster gebaard;
een duizendkoppig projectenmonster van bemoeienissen met jongeren (en hun ouders) waarvan de
effectiviteit ver te zoeken is. Misschien heeft hij er even over gedacht om zijn tegenoffensief operatie-
Kafka te noemen of ‘Het Moeras’, maar dat zijn uitdrukkingen die in het verleden al zo vaak gebruikt
(en versleten) zijn, dat hij iets angstaanjagenders zocht. Zo kwam hij bij het monster van Frankenstein
uit.
Laat ik meteen maar zeggen dat ik voor dit soort vergelijkingen niet meteen warm loop. Ze zijn vaak
modieus en populistisch. En dat risico is extra groot als ze uit de koker komen van een wethouder
economie en financiën, die er na het vertrek van een vorige wethouder jeugdzaken er maar bij is gaan
doen. Zonder iets af te willen doen aan het talent van Lodewijk Asscher (door PvdA-ingewijden
steevast getipt als een mogelijke opvolger van Wouter Bos), kleeft aan zo’n uitstapje naar de welzijn-
en zorgwereld het risico van het rondpompen van vaak afgekloven vooroordelen over zachte
heelmeesters die stinkende wonden maken, en dat onverbeterlijk doen in een bureaucratische sfeer
van geitenwollensokken. Als Asscher die weg in zou slaan, wordt het niks. Dan zou de operatie
Frankenstein de zoveelste afrekening met de softe sector worden en kunnen na afloop de computers
overuren draaien omdat alles niet één maar drie keer gemeten moet gaan worden.
Waardoor we nog verder van huis zijn.
Daarom was ik redelijk sceptisch toen ik halverwege juni tijdens een
conferentie over outreacend werken, georganiseerd door de stichting
Eropaf! (zie: www.eropaf.org), de Amsterdamse onderzoeker Douwe van
den Berg de eerste resultaten van de operatie-Frankenstein zag
presenteren. Asscher is namelijk – heel verstandig! – niet meteen
begonnen met oplossingen en maatregelen, maar wilde eerst weten hoe
het systeem van jeugdhulpverlening nu eigenlijk werkt. Hoe gaat het nu
in de praktijk? Wie bemoeit zich er mee? Hoe wordt er samengewerkt?
Wat zijn de redeneringen?
Dat leidde tot het onderzoek ‘Systeem in Beeld’, waarin heel nauwgezet,
stukje voor beetje hulpverleningsgeschiedenissen van zogeheten
multiprobleemgezinnen gedurende de afgelopen zes jaar in beeld zijn
gebracht. Dat gebeurde aan de hand van meerdere werkconferenties
rondom één zo’n gezin, waarbij alle professionele hulpverleners en
2. betrokkenen (voor zover nog achterhaalbaar) die met het gezin te maken hadden gehad, hun eigen
dossiers hadden meegenomen en precies vertelden wat ze hadden gedaan. In zes werkconferenties
ontstond zo een reconstructie van hoe de systemen werken.
Douwe van der Berg, één van de onderzoekers, presenteerde de eerste resultaten. Hij deed dat heel
prudent, zonder de gebruikelijke vooroordelen over hulpverleners nog eens te ventileren. Hij hield zich
bij de feiten. Mar misschien daarom was zijn verhaal zo schokkend. Om niet te zeggen verbijsterend.
Door alle interventies in de tijd naast elkaar te leggen konden de onderzoekers (en dus ook de
hulpverleners zelf) reconstrueren wat er de afgelopen zes jaar met een multiprobleemgezin was
gebeurd. Dat was niet niks. Gemiddeld telden ze voor elk onderzocht gezin in zes jaar 40 intakes, 20
plannen van aanpak, een bemoeienis van tachtig professionals en 20 organisaties. En dat alles
zonder dat het multiprobleemgezin er nu zoveel beter van was geworden.
Inderdaad, Frankenstein is zo’n gekke aanduiding niet. Zelfs de hulpverleners die meededen aan de
werkconferenties schrokken zich rot. Gedurende die zes jaar was het verloop onder hen zo groot
geweest dat de continuïteit eigenlijk geheel in handen was gekomen van het gezin zelf die daar zo op
de eigen wijze dankbaar gebruik van had gemaakt.
He team van Van den Berg had alle interventies in de afgelopen zes jaar uitgetekend op de achterkant
van een behangrol, die bij elkaar meer dan vier meter lang was. En toen alle gegevens uit de officiële
dossiers op de behangrol in een tijdlijn waren uitgezet, bleek tot stomme verbazing van het
onderzoeksteam tamelijk cruciale informatie niet eens in de dossiers te zijn vastgelegd. Een
zelfmoordpoging van de moeder, een paar jaar eerder was niet in de dossiers terug te vinden. Een
vermoeden van kindermishandeling en seksueel misbruik was vanwege privacybescherming niet aan
de dossiers toevertrouwd. Naast de formele dossiers bestond er dus een behoorlijke hoeveelheid
informele kennis die om praktische of principiële redenen niet aan het papier werden toevertrouwd. En
dus niet werd gedeeld.
Op basis van deze informatie probeerden de onderzoekers vervolgens in kaart te brengen hoe het
systeem nu eigenlijk werkt. In grote lijnen gaat dat als volgt. Elke hulpverlener maakt het probleem
voor hemzelf behapbaar en daarmee oplosbaar. Hij of zij start een relatie met (leden van) het gezin
waarin vertrouwen centraal staat. Stukje voor stukje moet er vertrouwen gewonnen worden en worden
er afspraken gemaakt om zaken in beweging te brengen. Maar omdat de problemen altijd met andere
zaken samenhangen en groter zijn dan het probleem dat de hulpverlener kan behandelen worden de
afspraken nogal eens niet nagekomen. De hulpverlener ziet dat als een gebrek aan vertrouwen en
concludeert al snel dat het gezin niet echt gemotiveerd is en de ernst van de problemen niet doorziet.
Daarop loopt de hulpverleningsrelatie vaak stuk: of het gezin of de hulpverlener haakt af. Maar niet
lang daarna (de problemen houden immers aan) herstart het proces zich via een andere ingang, met
een andere hulpverlener bij een andere instanties of een nieuwe hulpverlener bij dezelfde instantie.
Daarmee treedt dezelfde cirkelgang in werking, overigens vaak aangestuurd door officiële protocollen.
De hulpverleningsgeschiedenis wordt vaak bewust genegeerd, omdat elke hulpverlener toch ook weer
met een schone lei ‘geheel blanco’ wil beginnen en dus eigenlijk op goed (professioneel) geluk aan
zijn eigen aanval op een deelprobleem begint. Waarna de cirkel zich in veel gevallen opnieuw sluit.
Frankenstein is eigenlijk nog een heel vriendelijke uitdrukking voor deze treurmars. Waarbij ook nog
eens aangetekend moet worden dat Amsterdam over naar schatting zo’n 3000 zware
multiprobleemgezinnen beschikt en men in de hoofdstad (zoals overal in het land) al sinds jaar en dag
spreekt over integrale aanpak en ketensamenwerking. Om nog maar te zwijgen van de naïviteit van
3. André Rouvoet die meent dat dit type problemen met een elektronisch kinderdossier en Centra voor
Jeugd en gezin wel uit de wereld worden geholpen.
Vergeet het maar.
Het aardige van Douwe van den Berg was dat hij dit alles vertelde zonder bij iemand
de schuld neer te leggen. Zo werkt het systeem, was zijn boodschap. Sterker, uit zijn
ervaring met de werkconferenties maakte hij op, dat als de professionals echt met
elkaar konden overleggen, daar de tijd voor namen en elkaar de ruimte gaven, dat
zowel de diagnoses als de aanpak veel preciezer en krachtdadiger konden zijn. Ze
konden veel meer dan het systeem toe liet. Bevrijd de professionals van hun
protocolcorsetten, hun instellingskeurslijf en hun deelprobleemfixatie en de weg naar
effectiviteit ligt open, zo was – in mijn woorden samengevat – zijn devies.
Dat is andere koek dan het gangbare effectiviteitsrefrein over evidance based
practises, over weten = meten, over transparantie, protocolkeurmerken en
integraliteitstoetsen. Het zou geweldig zijn als Asscher daar verandering in zou kunnen brengen. Als
hij een beweging van onderop zou kunnen faciliteren, als hij ruimte en mandaat zou kunnen geven
aan professionals in plaats van deze nog verder op te sluiten. Dat vereist een bijna buitenmenselijke
bestuurlijke kracht. Een soort politiek bestuurlijke krachtpatser die vooral slim en overtuigend moet
zijn. Zo’n politicus is – op het terrein van zorg en welzijn - in Nederland nog niet uitgevonden.
Er is een wereld te winnen voor Asscher.
Deze column verschijnt in het septembernummer van TSS – Tijdschrift voor sociale vraagstukken.
Foto’s: Mike van Kreek