4. En aan dit menselijke wezen,
dat Hij Ha-Adam noemde = mens, heeft God het
beheer over de ganse schepping/aarde gegeven.
Genesis 1:26-28:“En God zeide: Laat Ons mensen
maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij
heersen over de vissen der zee en over het gevogelte
des hemels en over het vee en over de gehele aarde
en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde
kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar
Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij
hen.”
5. Paulus geeft en geheimenis prijs die eeuwen verborgen is gebleven
– namelijk de komst van het Lichaam van Jezus de Gemeente.
8. God heeft Zich aan de mensheid
geopenbaard,
door middel van individuele
dienstknechten, maar de mensen hebben
het in vrijwel alle gevallen laten afweten.
Het begon al met Adam en Eva.
Die faalden al direct. Verder weigerde men
het getuigenis van Henoch en Noach.
9. HET BEGON MET ABRAHAM
Een studie over verleden, heden en
toekomst van land en volk van Israël.
10. Hoe het begon.
Het plan van God met de aarde en haar
bewoners vindt zijn grond in het feit dat
God verkoos op aarde een volk te vestigen,
een nationaal koninkrijk, waarvan Hij de
Koning en heerser zou zijn onder de naam
De Here, waardoor Hij Zichzelf en de
wijsheid van Zijn wetten kon openbaren.
13. Na de vloed waren het Sodom en Gomorra,
en de omringende landen die het getuigenis van
Melchizedek, de priester van de Allerhoogste weigerden.
Genesis 14:13-24. Toen kwam een vluchteling en deelde
dit mede aan de Hebreeër Abram; hij nu woonde bij de
terebinten van de Amoriet Mamre, de broeder van Eskol
en Aner, die Abrams bondgenoten waren.
Toen Abram hoorde, dat zijn broeder als gevangene was
weggevoerd, bracht hij zijn geoefenden, degenen die in
zijn huis geboren waren, in de strijd, driehonderd
achttien man, en achtervolgde hen tot Dan toe.
14. En zij verdeelden zich des nachts tegen hen in
troepen, hij en zijn slaven.
,en versloegen hen en achtervolgden hen tot Choba
toe, dat ten noorden van Damascus ligt.
En hij bracht al de have terug, en ook zijn broeder
Lot en diens have bracht hij terug, evenals de
vrouwen en het volk.
Toen ging de koning van Sodom uit, hem tegemoet,
nadat hij teruggekeerd was van het verslaan van
Kedorlaomer en de koningen die met hem waren,
naar het dal Sawe, dat is het Koningsdal.
16. En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn;
hij nu was een priester van God, de
Allerhoogste.
En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij
Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper
van hemel en aarde, En geprezen zij God, de
Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht
heeft overgeleverd.
En hij gaf hem van alles de tienden.
17. De koning van Sodom nu zeide tot Abram: Geef mij
de mensen, en behoud de have voor u.
Doch Abram zeide tot de koning van Sodom: Ik
zweer bij de Here, bij God, de Allerhoogste, de
Schepper van hemel en aarde: Zelfs geen draad
of schoenriem, ja niets van het uwe zal ik
nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb
Abram rijk gemaakt!
Geenszins, alleen wat de knechten hebben
verteerd en het aandeel der mannen die met
mij gegaan zijn, Aner, Eskol en Mamre, laten
die hun aandeel ontvangen.”
18. De aartsvaders
Het begon met Abraham.
Een eenvoudige uitdrukking, waarachter zich echter
een wereld van beloften van God bevindt.
Ook een plan.
Een plan dat gekenschetst wordt door de roeping,
het ontstaan van volk en land van Israël.
20. Verleden, heden en toekomst van Israël hebben
sinds mensenheugenis ontelbaren geboeid.
Zij hangen dan ook ten nauwste samen met Gods
Plan met de mens en de wereld.
God heeft verkozen hiervoor mensen te gebruiken
en heeft Zich daartoe een volk uitverkoren om dit
grote doel te realiseren.
De ontwikkelingsgeschiedenis van dit volk begint
niet met “Israël”, maar met Abraham, de aartsvader
uit het 14e geslacht na Sem, de oudste zoon van
Noach.
22. Oppervlakkig gezien schijnt de opdracht van
Genesis 12:1:
“Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit
uws vaders huis, naar het land dat Ik u wijzen
zal” een willekeurige keuze.
Als God Abraham kiest, verandert er iets in de
Bijbelse geschiedenis.
Tot nu toe werd er voornamelijk gesproken
over de plaats en de geslachten van de volken.
23. Maar wanneer Abram (zoals hij toen nog heette),
de geschiedenis ingaat, concentreert zich alle
aandacht op hem.
Dit is niet zo wonderlijk, want Abrahams
voorgeslacht is uit God.
Toen God de aarde schiep, deed Hij dat met de
bedoeling de aarde te vullen met Zijn eigen
beeld en gelijkenis.
26. Wat erg belangrijk is om te weten:
Deze Adam was een blanke man, hetgeen
heel duidelijk bewezen kan worden door het
feit, dat de Here Jezus het algehele beeld van
God is.
De Here Jezus was blank, omdat Hij in
directe lijn afstamde van David die “rossig”
was en “schoon van voorkomen” en een
aangenaam uiterlijk had.
27. God heeft Abraham gekozen uit zijn geslacht
omdat :
Abraham raszuiver was, we lezen “oprecht
in zijn geslacht”.
Hier wordt het woord “Tamiem” gebruikt
hetzelfde woord, dat er ook staat voor
offerdieren, die immers volmaakt moesten
zijn. Het woord “Tamiem” betekent o.a.
zonder vlek, perfect, volmaakt - zuiver.
28. Genesis 15:18.
“Te dien dage sloot de Here een
verbond met Abram, zeggende: Aan uw
nageslacht zal Ik dit land geven, van de
rivier van Egypte tot de grote rivier, de
rivier de Eufraat.”
30. Genesis 17:1-2. “Toen Abram negenennegentig
jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en
zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige,
wandel voor mijn aangezicht, en wees
onberispelijk; Ik zal mijn verbond tussen Mij en
u stellen, en u uitermate talrijk maken.”
Genesis 18:9-10: “Toen zeiden zij tot hem:
Waar is uw vrouw Sara? En hij zeide: Daar, in
de tent. En Hij zeide: Voorzeker zal Ik over een
jaar tot u wederkeren, en dan zal uw vrouw
Sara een zoon hebben. En Sara luisterde bij de
ingang der tent, die zich achter Hem bevond.”
31. Gods Plan
Hoewel wij zullen proberen dit belangrijke onderwerp kort
samen te vatten:
Willen wij onze gegevens in ieder geval Bijbels
staven.
Hieruit blijkt Gods Plan “voor de gehele aarde”:
Genesis 26: 4-5: “...en met uw nageslacht zullen
alle volken der aarde gezegend worden ...”
32. Let op: het gaat steeds om de volken die uit Abraham zijn
voortkomen. Deze belofte heeft God tweemaal herhaald.
En deze werd vervolgens overgedragen aan
Izaäk:
Genesis 26:4:“En Ik zal uw nageslacht
vermenigvuldigen als de sterren des hemels,
en Ik zal uw nageslacht al die landen geven,
en met uw nageslacht zullen alle volken der
aarde gezegend worden.”
34. En deze werd vervolgens overgedragen aan Jakob:
Genesis 28:14:“En uw nageslacht zal zijn als
het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden
naar het westen, oosten, noorden en zuiden,
en met u en met uw nageslacht zullen alle
geslachten des aardbodems gezegend
worden.”
35. Het is zonder twijfel dat die zegen voor de gehele
aarde is.
Vanuit Gods gezichtspunt het bekend maken van
Gods wil, weg, beloften, plan en zegen moet
omvatten.
M.a.w. wat wij nu noemen: zending en evangelisatie
onder Israël volkeren.
Ook wat het beloofde land voor Israël betreft: de
omvang, de grenzen en het in bezit verkrijgen, laat
de Bijbel geen twijfel bestaan. En op deze twee
laatste gegevens ligt in deze presentatie de nadruk.
36. De vraag blijft over: “Hoé (niet òf) God dit ten
uitvoer zal leggen,
want we weten hoe vaak het volk Israël rebelleerde-
maar God zegt “Ik zweer bij Mijzelf..”
Als we deze vraag met spanning en vol verwachting
stellen, is het of God antwoordt: “Volg de rode draad
in Mijn Woord en gij zult het verstaan”.
Daarom zullen we nu deze speciale belofte door het
Woord heen gaan volgen.
37. Hierboven hebben wij gelezen over de
voorbereiding van het verbond,
als Abram wordt tot Abraham en Saraï tot
Sarah- dit betekent in het Hebreeuws voor
beide namen de aanvulling met een ‘h’:
Harnon, menigte (ook hoog, veel).
En dan ontvangt ook Sarah (moeder der
volken) een belofte: Zegen, een zoon, volken
en koningen.
38. Als we spreken over “Het begon met Abraham”, spreken we
van een nieuw begin, want aan dat nieuwe begin ging het
een en ander vooraf.
Waarom werd juist Abraham geroepen?
Als Amrafel koning van Sinear was dan waren
hij en Abram tijdgenoten.
Genesis 14:1:“Het gebeurde nu in de dagen van
Amrafel, de koning van Sinear, Arjok, de koning
van Ellasar, Kedorlaomer, de koning van Elam,
en Tidal, de koning der volken.”
40. Abraham leefde dus in een periode van strijd.
Dit is een interessant gegeven: zoals gezegd
wordt, werd Abraham geroepen omdat hij
naar God geluisterd had en Zijn geboden en
inzettingen en wetten onderhouden had.
Genesis 26:5:“Omdat Abraham naar Mij
geluisterd en mijn dienst in acht genomen
heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en
mijn wetten.”
41. Merkwaardig blijft Jozef, ook later, dan
eerstgeborene geacht.
De lijn Abraham - Izaäk - Jakob wordt
doorgetrokken naar Efraïm en Manasse.
In Genesis 48 lezen we hoe Jakob aan Jozef
verzoekt zijn twee zonen tot hem te brengen,
om op hen de zegen over te dragen.
Jozef plaatste de oudste, Manasse voor Jakobs
rechterhand en Efraïm voor zijn linker.
42. Toen deed Jakob in de ogen van Jozef iets
vreemds.
Hij kruiste zijn armen en stelde de jongste,
Efraïm tot eerstgeborene van Israël.
Jakob zei in antwoord op de opmerking van
Jozef, dat hij heel goed wist wat hij deed.
Deze gebeurtenis had verstrekkende gevolgen
en vormt een van de markantste hoogtepunten
in de geschiedenis van Israël.
43. Jakob/Israël deed (vers 18) zijn naam èn die
van zijn vader Abraham en die van Izaäk in
deze jongelingen voortleven “en zij mochten
in menigte toenemen in het land”.
45. Koninkrijk, ballingschap en terugkeer.
Kort daarna ontbood Jakob zijn zonen en
zei: “Komt bijeen, opdat ik u bekend make,
wat u in de toekomende dagen (eindtijd)
wedervaren zal” (Genesis 49:1).
Van Juda werd voorzegt: “De scepter zal van
Juda niet wijken, noch de heersersstaf
tussen zijn voeten, totdat Silo komt - d.i.
totdat Jezus gekroond wordt.”
46. Genesis 49: 10:
Er werd vastgesteld dat Juda “de sterkste
onder zijn broeders” zou zijn en dat uit hem
een vorst zou voortkomen, maar het
eerstgeboorterecht (het leiderschap) viel
ten deel aan Jozefs zonen.
47. Kroon scepter en rijksappel.
“De scepter zal van
Juda niet wijken, noch
de heersersstaf tussen
zijn voeten, totdat Silo
komt, en hem zullen de
volken gehoorzaam
zijn.”
48. Wij zien dus dat de beloften die gegeven waren aan Abraham,
Izaäk en Jakob verdeeld werden over de twaalf stammen.
,zodanig dat Efraïm en Manasse het belangrijkste
deel (of geboorterecht) ontvingen, met inbegrip van
de belofte, dat zij zouden worden tot “een groot volk
en een veelheid (menigte) van volken”.
Ongeveer 200 jaar later werd het volk van Israël,
nadat zij aanmerkelijk in aantal toegenomen waren,
door Mozes uit Egypte geleid. Nadat zij de
goddelijke wet bij Sinaï ontvangen hadden betraden
zij het beloofde land en begon hun nationaal
bewustzijn.
50. Het koninkrijk en de scheuring.
Israël verkreeg het land op voorwaarde dat het de
wet zou houden (Deuteronomium 4:25).
Het duurde nog enige tijd voordat het volk “een
aardse koning” eiste, maar na het falen van Saul,
wees God David aan, uit de stam van Juda, als de
stichter van het koninklijk huis, overeenkomstig de
geloften aan dat huis.
2 Samuel 7:16:“Uw huis en uw koningschap zullen
voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw
troon zal vast staan voor altijd.”
51. Hierin wordt gesteld dat “uw troon vast zal staan voor
altijd”. God zegt ook:
Psalm 89:4-5:“Aan mijn knecht David heb Ik
gezworen: Voor altijd zal Ik uw nakroost
bevestigen en uw troon bouwen van geslacht tot
geslacht.”
Dit zou betekenen dat van geslacht tot geslacht
de troon van David steeds bezet zou blijven.
Aldus zou niet alleen Israël als volk voor
eeuwig bestaan, maar er zou ook voor alle
tijden en voor elke generatie een koningshuis
bestaan, en ook een constitutionele monarchie.
53. Maar ook Salomo zondigde.
Nu volgt een passage die voor ons van het
grootste belang is.
We lezen hoe God het koninkrijk van Salomo
afneemt:
1 Koningen 11:1l-13:“Maar bij uw leven zal Ik
dat niet doen, terwille van uw vader David”.
55. Dan zegt God, dat Hij niet het gehele koninkrijk zal
afscheuren,
maar een stam aan diens zoon zal geven,
terwille van David en terwille van Jeruzalem.
As we goed lezen zien wij dat hiermee de stam
Benjamin bedoeld wordt, wiens stamgebied
Jeruzalem omvat.
Het is heel opmerkelijk hoe God de stam
Benjamin bij de stam Juda voegt. Vanaf die tijd
gaat de stam Juda, samen met de stam
Benjamin en enkele van de Levieten de Bijbelse
geschiedenis in als “het huis Juda”.
56. In 1 Koningen11:9-23 ,
wordt beschreven hoe God dit doet, o.a. door de
profeet Ahia, die de mantel in twaalf stukken scheurt
en Jerobeam daar tien stukken van geeft, daarmee
de tien stammen uitbeeldend.
De andere twee zijn voor Rehabeam.'- Toen Salomo
stierf, rebelleerde Israël, in het bijzonder de 10
stammen tegen Rehabeam, de zoon van Salomo, die
liever naar de jonge vrienden luisterde, dan naar de
raad der “ouden” en de lasten nog zwaarder maakte
dan Salomo al deed.
57. “Niemand volgde het huis van David dan Juda alleen” (1
Koningen 12:20).
En, zoals we weten, samen met de stam
Benjamin.
De overige 10 stammen vormden een eigen
afgescheiden koninkrijk met Samaria als
hoofdstad en Jerobeam als hun koning.
58. In het verlangen ook de 10 Noordelijke stammen
onder zijn gezag te brengen -
(het huis Israël), evenals zijn vader Salomo,
riep Rehabeam het gehele Huis Juda en het
huis Benjamin bijeen en trok met 180.000
strijdbare mannen op, om te strijden tegen
het huis Israël (de 10 Noordelijke stammen)
(1 Koningen 12:8-24).
59. Toen trad de profeet Semaja (de man Gods)
op zijn weg en sprak: “Zo zegt de Here: Gij
zult niet strijden tegen uw broeders, de
Israëlieten.
Keer terug, ieder naar zijn huis, want door
Mij is deze zaak (de scheiding tussen de 2 en
de 10 stammen) geschied”.
60. Zij luisterden en gingen terug. Dit was ook
overeenkomstig de beschikking “van ‘s
Heren wege”, zoals tot Jerobeam gesproken
was (1 Koningen 12:15).
De vraag is gerechtvaardigd “Waarom”
scheidde God de twee van de tien stammen?
Alles wat God doet is zinvol.
61. Het is, zoals we zullen zien, dan ook een onderdeel
van Gods Plan.
Onafwendbaar en zeker.
God heeft gesproken.
Wij komen daar later op terug.
62. Gedurende twee en een halve eeuw regeerden
dynastieën die niet gerelateerd waren aan David.
over deze tien stammen. Alleen de twee stammen
Juda en Benjamin bleven trouw aan het huis van
David, dat de troon te Jeruzalem bezet hield, onder
Rehabeam.
Zoals voorzegt door Mozes vervielen deze tien
stammen (onder Jerobeam) tot afgoderij, vooral
toen deze o.a. twee gouden kalveren gemaakt had en
deze door zijn volk liet aanbidden.
Bijgevolg werden deze tien stammen in ballingschap
gevoerd.
64. Here toornig op Israël en had hen “van voor
Zijn aangezicht verwijderd”.
“Niets bleef over dan alleen de stam van Juda”.
(2 Koningen 17:18)
En de koning van Assur voerde Israël naar
Assur...nadat zij niet hadden geluisterd naar de
Here hun God. (2 Koningen 17:12, 23).
65. De terugkeer uit ballingschap van het huis Juda
Vele jaren nadat de tien stammen
“verdwenen” waren in de Assyrische
ballingschap, werden de Judeeërs in
ballingschap gevoerd naar Babel.
Daar (en vooral bij hun terugkeer) kregen
zij voor het eerst de naam “Joden”. (In de
Statenvertaling vanaf Ezra 4:12, in de N.B.G.
vertaling vanaf Nehemia 1:2).
66. Na 70 jaar ballingschap keerden ongeveer 50.000
uitgelezen mensen uit Babylon terug
onder Zerubbabel en werden dus bekend als “Joden”
(Judahieten, Jews, Joden).
Maar in enkele Oudtestamentische boeken,
geschreven na hun terugkeer, zoals het Boek der
Kronieken, noemen zij zich soms Israël, omdat zij de
enige nakomelingen waren, die een nationaal
bestaan kenden in het land.
Ezra 3:5 geeft een gedetailleerde lijst van hen die
terugkeerden.
67. Terug uit ballingschap.
Als we de verslagen lezen van de terugkeer uit
de ballingschap, is het heel gauw duidelijk, dat
het hier gaat over de Babylonische
ballingschap.
Nergens is er sprake van teruggekeerde
ballingen uit Assyrië.
Op dat moment begint ook de moeilijkheid met
het woord Joden.
68. Wat gebeurde er verder met Israël?
Een kort overzicht van de jaren 636 voor
Christus tot 70 na Christus.
Met de terugkeer uit Babylon van het
overblijfsel van het huis JUDA, begon de zes
eeuwen durende periode van Juda als natie.
Na het decreet van Cyrus, in 536 voor Christus.
begonnen de Joden met de herbouw van de
tempel.
69. Zij werden vrijwel direct gehinderd door de
Samaritanen, die een deel van het werk
opeisten, omdat ook zij nu de God van
ISRAEL aanbaden - een eis die minachtend
verworpen werd door de Joden (Ezra 4:3).
70. Vanaf die tijd was de kleine Joodse natie
veelvuldig in strijd verwikkeld.
Na de val van Perzië werd het een twistpunt
tussen de beide grootmachten Syrië en
Egypte, voor meer dan een eeuw.
71. De Israël-identiteit.
Het is hartverwarmend te zien hoe God, de
Schepper van hemel en aarde, Zijn plannen en
Zijn beloften onveranderd ten uitvoer legt.
De eed en de beloften die God indertijd aan
Abraham gaf lopen als een rode draad van
vervulling door de gehele Bijbel heen en we
beleven in onze dagen en in ons eigen leven de
realiteit ervan.
72. Tot slot
Wijzelf hebben deel aan de vervulling van
Gods Plannen, en met blijde verwondering
en liefdevolle toewijding willen we onze
vinger houden op de polsslag van Gods
Openbaring.
Amen.
74. Een nieuw gebod.
“Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkaar
liefhebt; gelijk Ik u heb liefgehad, dat ook gij
elkaar liefhebt.
Daaraan zal ieder erkennen, dat gij mijn
jongeren zijt, zo gij liefde onder elkaar hebt.