Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...Frederik Smit
Stichting PAS heeft het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen opdracht verleend een monitor te ontwikkelen om de relatie ouders en VVE-(voor)scholen in Arnhem te optimaliseren. De monitor biedt drie gezamenlijke schoolbesturen Primair Onderwijs in Arnhem: De Basis, Delta, Fluvius en de Gemeente Arnhem inzicht om de ontwikkelingen wat betreft de samenwerking tussen ouders en (voor)school te monitoren. Er is een eerste meting uitgevoerd naar de stand van zaken wat be- treft de samenwerking tussen ouders, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van de basis- scholen in Arnhem en de gepercipieerde effecten op kinderen.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door Frederik Smit, Menno Wester en Jos van Kuijk. Het onderzoek is op zeer constructieve wijze begeleid door Jonathan Simonis van de stichting PAS.
Smit, F., Wester, M. & Kuijk, J. van (2015). Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de VVE in de gemeente Arnhem. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Geert Driessen (2014). Het Nederlandse onderwijsachterstandenbeleid: Bewezen ...Driessen Research
Driessen, G. (2014). Het Nederlandse onderwijsachterstandenbeleid: Bewezen effectief? Paper OnderwijsResearchDagen ORD ‘14, Groningen, 11-13 juni 2014.
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit
Een artikel van Frederik Smit in MR magazine over cultuurverandering bij peuterspeelzalen en scholen in het primair en voortgezet onderwijs in Vlaardingen en Schiedam.
De gemeenten Schiedam en Vlaardingen stimuleren integrale kindcentra/scholen een veranderingsgerichte cultuur te realiseren op scholen, waarbij het gaat om vernieuwing en creativiteit.
Interviews met collegevoorzitter Alex Brobbel van Stichting Wijzer en directeur Paul Lakens van Lentiz Life College.
De Vlaardingse Stichting Wijzer maakt daarnaast ook gebruik van het in Zweden ontwikkelde ‘hostmanship’ concept. Het innovatieve Schiedamse Lentiz Life College ontwikkelde een gerichte en ontwapenende aanpak om met ouders en leerlingen in gesprek te gaan.
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Driessen Research
Ledoux, G., Roeleveld, J., Veen, A., Karssen, M., Daalen, M. van, Blok, H., Kuiper, E., Dikkers, L., Mulder, L., Fettelaar, D., & Driessen, G. (2015). Het onderwijsachterstandenbeleid onderzocht. Werkt het zoals bedoeld? Nijmegen: ITS.
Het Liemers College in Zevenaar wil samen met ouders de leerlingen in staat stellen bewuste keuzes te maken bij hun schoolloopbaan. Dit leidt tot meer studiesucces, meer studieplezier, minder voortijdige schoolverlaters en lagere kosten. Goede communicatie en het delen van verwachtingen van leraren, mentoren, ouders en leerlingen is belangrijk om het gewenste resultaat te bereiken.
In onderzoeken en beoordelingen scoort de school steevast bovengemiddeld. Dit is onder andere het gevolg van een integraal systeem van zorg en begeleiding. De school besteedt veel aandacht hoe de leerlingen om kunnen gaan met belangrijke keuzemomenten in hun leven. Het Liemers College betrekt actief ouders bij de school. De deelraden spelen een belangrijke rol bij het optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs.
Lees het artikel van Frederik Smit (2014). MR Magazine, 30 (6), 7-9, over het Liemers College in Zevenaar.
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...Frederik Smit
Stichting PAS heeft het ITS, Radboud Universiteit Nijmegen opdracht verleend een monitor te ontwikkelen om de relatie ouders en VVE-(voor)scholen in Arnhem te optimaliseren. De monitor biedt drie gezamenlijke schoolbesturen Primair Onderwijs in Arnhem: De Basis, Delta, Fluvius en de Gemeente Arnhem inzicht om de ontwikkelingen wat betreft de samenwerking tussen ouders en (voor)school te monitoren. Er is een eerste meting uitgevoerd naar de stand van zaken wat be- treft de samenwerking tussen ouders, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van de basis- scholen in Arnhem en de gepercipieerde effecten op kinderen.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door Frederik Smit, Menno Wester en Jos van Kuijk. Het onderzoek is op zeer constructieve wijze begeleid door Jonathan Simonis van de stichting PAS.
Smit, F., Wester, M. & Kuijk, J. van (2015). Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de VVE in de gemeente Arnhem. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
Geert Driessen (2014). Het Nederlandse onderwijsachterstandenbeleid: Bewezen ...Driessen Research
Driessen, G. (2014). Het Nederlandse onderwijsachterstandenbeleid: Bewezen effectief? Paper OnderwijsResearchDagen ORD ‘14, Groningen, 11-13 juni 2014.
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit
Een artikel van Frederik Smit in MR magazine over cultuurverandering bij peuterspeelzalen en scholen in het primair en voortgezet onderwijs in Vlaardingen en Schiedam.
De gemeenten Schiedam en Vlaardingen stimuleren integrale kindcentra/scholen een veranderingsgerichte cultuur te realiseren op scholen, waarbij het gaat om vernieuwing en creativiteit.
Interviews met collegevoorzitter Alex Brobbel van Stichting Wijzer en directeur Paul Lakens van Lentiz Life College.
De Vlaardingse Stichting Wijzer maakt daarnaast ook gebruik van het in Zweden ontwikkelde ‘hostmanship’ concept. Het innovatieve Schiedamse Lentiz Life College ontwikkelde een gerichte en ontwapenende aanpak om met ouders en leerlingen in gesprek te gaan.
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Driessen Research
Ledoux, G., Roeleveld, J., Veen, A., Karssen, M., Daalen, M. van, Blok, H., Kuiper, E., Dikkers, L., Mulder, L., Fettelaar, D., & Driessen, G. (2015). Het onderwijsachterstandenbeleid onderzocht. Werkt het zoals bedoeld? Nijmegen: ITS.
Het Liemers College in Zevenaar wil samen met ouders de leerlingen in staat stellen bewuste keuzes te maken bij hun schoolloopbaan. Dit leidt tot meer studiesucces, meer studieplezier, minder voortijdige schoolverlaters en lagere kosten. Goede communicatie en het delen van verwachtingen van leraren, mentoren, ouders en leerlingen is belangrijk om het gewenste resultaat te bereiken.
In onderzoeken en beoordelingen scoort de school steevast bovengemiddeld. Dit is onder andere het gevolg van een integraal systeem van zorg en begeleiding. De school besteedt veel aandacht hoe de leerlingen om kunnen gaan met belangrijke keuzemomenten in hun leven. Het Liemers College betrekt actief ouders bij de school. De deelraden spelen een belangrijke rol bij het optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs.
Lees het artikel van Frederik Smit (2014). MR Magazine, 30 (6), 7-9, over het Liemers College in Zevenaar.
Het succes van gezinsklassen. Krachtige besluiten door kampvuurgesprekkenFrederik Smit
Steeds meer basisscholen in de provincie Groningen starten in navolging van scholen in Groot-Brittannië en Denemarken met een ‘gezinsklas’ waarbij ouders van kinderen met leer- of gedragsproblemen een ochtend in de week op school komen. Wat zijn gezinsklas- sen? En hoe voer je ze met een zo breed mogelijk draagvlak in? Basisschool ’t Haimstee in Veendam besteedde veel aandacht aan het besluit met gezinsklassen te gaan werken. Er werd voldoende tijd genomen om serieus naar elkaar te luisteren en standpunten in te bren- gen. De aanpak op de school om gezinsklassen in te voeren doet den- ken aan het Afrikaanse kampvuurgesprek, een vergadervorm waar iedereen gehoord wordt en zijn mening kan geven.
Bijna iedere basisschool biedt leerlingen de gelegenheid om tussen de middag over te blijven, omdat steeds meer ouders buitenshuis werken. Het aantal basisscholen dat een continurooster invoert neemt dan ook sterk toe. Een deel van de scholen gaat een stap verder en wil het vijf gelijke dagen rooster invoeren. Wat zijn de voor- en nadelen van deze roosters? Wat is de rol van de (g)mr?
Zie artikel van Frederik Smit (2010), MR Magazine, 26 (11), 4-6. Over de rol van de (g)mr bij de invoering van een continurooster.
Expertisecentrum Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
http://www.ru.nl/its/expertisecentrum/expertisecentrum/
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Frederik Smit
Functioneren medezeggenschap van studenten
Verkennend onderzoek naar ervaringen met medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen...Frederik Smit
Onderzoek van dr. Frederik Smit en prof. dr. Jos Claessen naar de totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit.
Een onderzoek uit 1996 met verrassende resultaten, moderne inzichten en handzame suggesties voor de uitvoeringspraktjk.
De grootste uitdaging van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is (1) dat het extra geld terechtkomt bij de kinderen die het het hardste nodig hebben, en (2) dat het vervolgens doelmatig en effectief wordt besteed.
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
Het kabinet heeft op 17 februari 2021 het meerjarige Nationaal Programma Onderwijs gepresenteerd met een ongekend budget van 5,8 miljard euro voor het primair en voortgezet onderwijs. Dit bedrag is bedoeld voor het inhalen van vertragingen en het ondersteunen van leerlingen die het moeilijk hebben als gevolg van schoolsluitingen door corona. De mr moet het ‘schoolprogramma’ goedkeuren waarin de gekozen interventies, zoals gratis bijles aanbieden of een zomerschool opzetten, zijn opgenomen. Wat is de insteek van schoolbesturen en scholen? Zijn er genoeg handen in de klas om de maatregelen tot uitvoer te brengen?
Geert Driessen (2021) Is de Inspectie een tandeloze tijger?Driessen Research
De Inspectie van het Onderwijs houdt al decennialang toezicht op de scholen en op het onderwijsstelsel. Daarover rapporteert ze, geeft adviezen en waarschuwingen. Aan de hand van het thema ‘gelijke kansen’ wordt hier de vraag gesteld wat dat allemaal heeft opgeleverd.
Driessen, G. (2021). Is de Inspectie een tandeloze tijger? Blog Didactief Online, 12 januari 2021. Retrieved from https://didactiefonline.nl/blog/blonz/is-de-inspectie-een-tandeloze-tijger
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Het succes van gezinsklassen. Krachtige besluiten door kampvuurgesprekkenFrederik Smit
Steeds meer basisscholen in de provincie Groningen starten in navolging van scholen in Groot-Brittannië en Denemarken met een ‘gezinsklas’ waarbij ouders van kinderen met leer- of gedragsproblemen een ochtend in de week op school komen. Wat zijn gezinsklas- sen? En hoe voer je ze met een zo breed mogelijk draagvlak in? Basisschool ’t Haimstee in Veendam besteedde veel aandacht aan het besluit met gezinsklassen te gaan werken. Er werd voldoende tijd genomen om serieus naar elkaar te luisteren en standpunten in te bren- gen. De aanpak op de school om gezinsklassen in te voeren doet den- ken aan het Afrikaanse kampvuurgesprek, een vergadervorm waar iedereen gehoord wordt en zijn mening kan geven.
Bijna iedere basisschool biedt leerlingen de gelegenheid om tussen de middag over te blijven, omdat steeds meer ouders buitenshuis werken. Het aantal basisscholen dat een continurooster invoert neemt dan ook sterk toe. Een deel van de scholen gaat een stap verder en wil het vijf gelijke dagen rooster invoeren. Wat zijn de voor- en nadelen van deze roosters? Wat is de rol van de (g)mr?
Zie artikel van Frederik Smit (2010), MR Magazine, 26 (11), 4-6. Over de rol van de (g)mr bij de invoering van een continurooster.
Expertisecentrum Expertisecentrum Ouders, school en buurt, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
http://www.ru.nl/its/expertisecentrum/expertisecentrum/
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Frederik Smit
Functioneren medezeggenschap van studenten
Verkennend onderzoek naar ervaringen met medezeggenschap in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen...Frederik Smit
Onderzoek van dr. Frederik Smit en prof. dr. Jos Claessen naar de totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit.
Een onderzoek uit 1996 met verrassende resultaten, moderne inzichten en handzame suggesties voor de uitvoeringspraktjk.
De grootste uitdaging van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) is (1) dat het extra geld terechtkomt bij de kinderen die het het hardste nodig hebben, en (2) dat het vervolgens doelmatig en effectief wordt besteed.
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
Het kabinet heeft op 17 februari 2021 het meerjarige Nationaal Programma Onderwijs gepresenteerd met een ongekend budget van 5,8 miljard euro voor het primair en voortgezet onderwijs. Dit bedrag is bedoeld voor het inhalen van vertragingen en het ondersteunen van leerlingen die het moeilijk hebben als gevolg van schoolsluitingen door corona. De mr moet het ‘schoolprogramma’ goedkeuren waarin de gekozen interventies, zoals gratis bijles aanbieden of een zomerschool opzetten, zijn opgenomen. Wat is de insteek van schoolbesturen en scholen? Zijn er genoeg handen in de klas om de maatregelen tot uitvoer te brengen?
Geert Driessen (2021) Is de Inspectie een tandeloze tijger?Driessen Research
De Inspectie van het Onderwijs houdt al decennialang toezicht op de scholen en op het onderwijsstelsel. Daarover rapporteert ze, geeft adviezen en waarschuwingen. Aan de hand van het thema ‘gelijke kansen’ wordt hier de vraag gesteld wat dat allemaal heeft opgeleverd.
Driessen, G. (2021). Is de Inspectie een tandeloze tijger? Blog Didactief Online, 12 januari 2021. Retrieved from https://didactiefonline.nl/blog/blonz/is-de-inspectie-een-tandeloze-tijger
Geert Driessen, Annemiek Veen & Maartje van Daalen TVO VVE in de voorschoolse...Driessen Research
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is gericht op het verbeteren van de onderwijskansen
van kinderen die in de thuissituatie onvoldoende stimulansen ontvangen. Daartoe
krijgen zij in de kinderopvang, peuterspeelzalen en kleutergroepen van basisscholen ontwikkelingsstimulerende
programma’s aangeboden. Door de decentralisatie van het VVEbeleid
naar gemeenten en schoolbesturen en de daarmee samenhangende vrijheden is er
op lokaal niveau een enorme variatie ontstaan in de vormgeving. In deze bijdrage wordt
nagegaan hoe dat in de praktijk uitpakt bij de indicatiestelling van de doelgroepkinderen
en de uitvoering van VVE in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Om hier zicht op
te verkrijgen zijn in 12 gemeenten 11 JGZ-stafmedewerkers en 25 leidsters van kinderdagverblijven
en peuterspeelzalen geïnterviewd; daarnaast zijn 30 VVE-experts geraadpleegd.
De resultaten laten zien dat de betrokkenen in de praktijk op geëngageerde wijze vormgeven
aan voorschoolse educatie en dat er daarbij al veel is bereikt. De vraag rijst echter of er
via meer standaardisering niet een efficiëntie- en effectiviteitsslag kan worden gemaakt.
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Driessen Research
Driessen, G. (1996). Voor- en vroegschoolse programma’s, kinderopvang en onderwijspresta¬ties in Rotterdam. Nul-meting in het kader van de Operatie Speel Goed. Nijmegen: ITS.
Fredrik Smit & Geert Driessen (2008) MRMag Geruisloze revolutie in het basis...Driessen Research
Smit, F., & Driessen, G. (2008). Geruisloze revolutie in het basisonderwijs. Steeds meer scholen eigen leerconcept. MR Magazine, 24(3), 7-9.
ISSN 1872-6569
Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen werken door in de kwaliteit van een school en komen de leerprestaties én de maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen ten goede. Interna- tionaal gezien loopt Nederland in de pas. De relatie tussen de Nederlandse scholen en ouders ken- merkt zich door een behoorlijke betrokkenheid en een positieve waardering. Toch doet zich een aantal risicovolle ontwikkelingen voor, die een appèl doen op goede samenwerking tussen alle part- ners in en om het primair- en voortgezet onderwijs. De hoge verwachtingen van ouders, groepen moeilijk bereikbare ouders, maar ook de drempel die veel ouders ervaren in hun contacten met de school maken dit actueel. Daarnaast wordt onderwijspersoneel soms geconfronteerd met verbaal en zelfs fysiek geweld van leerlingen en ouders. Tegelijk dienen zich ook juist nieuwe kansen aan, in de vorm van ontwikkelingen die de samenwerking tussen de school, ouders en maatschappelijke omgeving versterken, zoals de toename van het aantal brede scholen. Scholen zijn op zoek naar partners en bondgenoten in de omgeving van de school.
Literatuurverkenning Ouderbetrokkenheid, Januari 2012mlusse
Internationale literatuurverkenning tbv de uitvoering van een children\'s zone in Rotterdam Zuid. Gebaseerd op het theoretisch kader van het proefschrift (in voorbereiding) van het onderzoek \'oudercontact in het vmbo\'. Door Mariette Lusse
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
Deze brochure bevat de belangrijkste uitkomsten en conclusies van een onderzoek naar de ‘dag- en wijkarrange- menten brede school’ in het Rotterdamse basisonderwijs. Het volledige onderzoeksrapport ‘Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen’ is beschikbaar bij de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam en bij het ITS, het onderzoeksinstituut van de Radboud Universiteit Nijmegen, dat dit onderzoek in opdracht van JOS heeft uitgevoerd.
In hoofdstuk 2 van deze brochure worden de aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beknopt antwoord op de onderzoeksvragen. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste conclusies geformuleerd die op basis van de uitkomsten getrokken kunnen worden en in hoofdstuk 5 wordt deze samenvatting afgerond met enkele aanbevelingen.
Geert Driessen, Annemiek Veen & Ineke van der Veen (2013) TVO Het bereik van ...Driessen Research
Onder de noemer van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) zet de overheid momenteel zwaar in op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden van jonge kinderen. In kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en kleutergroepen van de basisschool krijgen kinderen met (dreigende) achterstanden stimuleringsprogramma’s aangeboden, met name op het gebied van taal. Onduidelijk is in hoeverre de doelgroepen van dit beleid, en dan vooral de allochtone kinderen van laagopgeleide ouders, bereikt worden. Ook is er weinig bekend over welke factoren samenhangen met het bereik. In deze bijdrage worden op basis van grootschalige, landelijke gegevens uit het COOL-cohortonderzoek1 zowel bereik als factoren die daarmee samenhangen in kaart gebracht.
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...Driessen Research
Driessen, G. (2013). Ouderbetrokkenheid en –participatie en schoolse ontwikkeling van leerlingen. In F. Smit (ed.), Professionele communicatie (pp. 27-29, 97). Nijmegen: ITS.
ISBN 978-90-5554-353-448-6
Het gaat veel en vaak over bezuinigen de laatste tijd. Maar het draait om meer dan de begroting op orde brengen. Wat we meemaken is een structurele verandering van de publieke sector, volgens Jan Fraanje en Marie-José Smulders, gemeentesecretaris in
respectievelijk Boxtel en Purmerend.
1. De Brede School: mogelijkheden voor integratie
Onderzoek naar de attitudes van ouders en leerlingen ten opzichte van kinderen met
lichamelijke, verstandelijke en meervoudige beperkingen
Anke A. de Boer
2. De Brede School: mogelijkheden voor integratie
Onderzoek naar de attitudes van ouders en leerlingen ten opzichte van kinderen met
lichamelijke, verstandelijke en meervoudige beperkingen
4. Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................................... 1
Opzet en uitvoer van het onderzoek .................................................................................... 4
Het meten van attitude ......................................................................................................... 6
De attitude van kleuters ....................................................................................................... 8
De attitude van basisschoolleerlingen ............................................................................... 11
De attitude van ouders ....................................................................................................... 14
Samenvatting ..................................................................................................................... 16
Aanbevelingen ................................................................................................................... 18
Vragen of meer informatie ................................................................................................ 19
5. Inleiding
Verschillende beleidsvormen hebben er voor gezorgd dat het Nederlandse onderwijs in
de afgelopen jaren steeds meer is gericht om op het geven van een plek aan kinderen met
beperkingen in het reguliere onderwijs, in plaats van hen te verwijzen naar het speciaal
onderwijs. Door de invoering van de leerlinggebonden financiering (LGF) is het mogelijk
geworden om leerlingen met zintuigelijke, lichamelijke of verstandelijke beperkingen of
psychiatrische problemen in het reguliere onderwijs op te nemen. Met het toekomstig
Passend Onderwijs beleid gaat Nederland nog een stap verder: elke school/
samenwerkingsverband heeft zorgplicht. Dit betekent dat elke school onderwijs op maat
moet kunnen bieden, ongeacht de beperking van een leerling. De ontwikkelingen rondom
de LGF en Passend Onderwijs zijn vooral gericht op kinderen met (relatief) milde
vormen van beperkingen. Het integreren van kinderen met ernstige en meervoudige
beperkingen wordt vaak gezien als ‘een stap te ver’. Echter, verschillende initiatieven
worden opgezet om kinderen met ernstige beperkingen te integreren in een reguliere
onderwijssetting. Hierdoor krijgen kinderen met beperkingen meer contact met
leeftijdsgenoten zonder beperkingen. Deze initiatieven vinden vooral plaats in een Brede
School.
Halverwege de jaren ’90 is de ontwikkeling van Brede Scholen vanuit de Nederlandse
overheid gestimuleerd. Een Brede School komt tot stand door de samenwerking van
lokale instanties die de overtuiging hebben dat er in een Brede School meer geboden kan
worden aan kinderen, ouders en buurtbewoners. Hierdoor kunnen de ontwikkelings-
kansen van kinderen vergroot worden, bredere arrangementen aan ouders aangeboden
worden en de sociale cohesie in de buurt versterkt worden. Brede scholen zijn herkenbaar
aan:
Structurele samenwerking tussen scholen en meerdere instellingen voor
kinderopvang, welzijn, zorg, cultuur en sport;
Een gezamenlijke pedagogische visie en een doorgaande lijn in de werkwijze;
Organisatorische en financiële verankering van de samenwerking in het beleid en
de uitvoering van de betrokken organisaties.
Een Brede School biedt veel mogelijkheden voor samenwerking met een zorginstelling of
onderwijs voor mensen/kinderen met beperkingen, denk bijvoorbeeld aan een school
voor speciaal onderwijs of een kinderdagcentrum. Door nauw met elkaar samen te
werken kan er een bijdrage geleverd worden aan de integratie van mensen/kinderen met
beperkingen in de maatschappij.
1
6. Definitie van een Brede School
Een brede school is een samenhangend netwerk van toegankelijke en
goede voorzieningen voor kinderen, ouders en buurt, met de school als
middelpunt.
In de afgelopen jaren is er in de provincie Groningen gewerkt aan het openen van de
Brede School die centraal staat in deze brochure. Verschillende partijen maken deel uit
van deze Brede School: regulier basisonderwijs (twee scholen), kinderopvang,
peuterspeelzaal en een kinderdagcentrum. Het kinderdagcentrum biedt zorg aan kinderen
met ernstige en/of meervoudige beperkingen. Door het kinderdagcentrum komen de
leerlingen van het reguliere basisonderwijs in de Brede School in contact met kinderen
met ernstige en/of meervoudige beperkingen.
In het proces van de totstandkoming van de Brede School vroegen de directeuren zich
af hoe direct betrokkenen, zoals ouders en leerlingen, denken over leeftijdsgenoten met
beperkingen. Daarnaast wilden ze de leerlingen voorbereiden op het omgaan met
kinderen met beperkingen door ze meer kennis te geven over beperkingen. Deze vragen
hebben geresulteerd in een onderzoek dat de afgelopen jaren is uitgevoerd vanuit de
afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen. In deze brochure worden
de uitkomsten van het onderzoek gepresenteerd door antwoord te geven op de volgende
vragen:
1) Wat voor attitude hebben leerlingen en ouders ten opzichte van kinderen met
lichamelijke, verstandelijke en meervoudige beperkingen?
2) Wat is het effect van kennis over kinderen met beperkingen op de attitude van
leerlingen en ouders?
3) Wat is het effect van contact met kinderen met beperkingen op de attitude van
leerlingen en ouders?
2
7. Doel van deze brochure
Het doel van deze brochure is informatie te verstrekken aan
professionals die betrokken zijn bij het onderwijs aan basisschool-
leerlingen (zoals orthopedagogen, psychologen, intern begeleiders,
onderwijskundigen, (bovenschoolse) onderwijsdirecteuren en leer-
krachten) over de uitkomsten van onderzoek naar:
De attitude van leerlingen en ouders ten opzichte van kinderen
met lichamelijke, verstandelijke en meervoudige beperkingen;
Het effect van kennis over beperkingen op de attitude van
leerlingen en ouders;
Het effect van contact tussen reguliere basisschoolleerlingen en
kinderen met beperkingen op de attitude van basisschool-
leerlingen en ouders.
We hopen dat de informatie die we verstrekken inzicht geeft in de
attitude van leerlingen en ouders over kinderen met verschillende
beperkingen. Daarnaast hopen we dat deze informatie inzicht geeft in
mogelijkheden om initiatieven op te zetten om kinderen met (ernstige)
beperkingen te integreren in het reguliere onderwijs.
3
8. Opzet en uitvoer van het onderzoek
Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen is er een onderzoek opgezet
waaraan vier reguliere basisscholen uit de provincie Groningen hebben meegedaan. Het
onderzoek is in het najaar van 2009 van start gegaan, ongeveer 1 ½ jaar voor de opening
van de Brede School. Het onderzoek is begin 2012 afgerond. Bij de leerlingen van groep
2 t/m 8 en hun ouders zijn op viertal momenten vragenlijsten afgenomen: november 2009,
maart 2010, maart 2011 en januari 2012 (zie Tabel 1). In totaal hebben er 144 leerlingen
van groep 4 t/m 8 (verder aangeduid als basisschoolleerlingen), 54 leerlingen van groep 2
en 3 (verder aangeduid als kleuters) en 107 ouders meegedaan aan het onderzoek.
Om te kijken wat het effect is van kennis over beperkingen en contact met
leeftijdsgenoten met beperkingen op de attitude van leerlingen zijn de deelnemende
scholen in drie groepen ingedeeld (zie Tabel 1):
School 1 (Brede School): bij de leerlingen van de Brede School is er gekeken
naar het effect van kennis over beperkingen en het effect van contact met
kinderen met beperkingen op hun attitude. Als voorbereiding op de Brede School
hebben de twee basisscholen het project ‘Iedereen hoort erbij’ uitgevoerd met als
doel de leerlingen kennis te geven over beperkingen. ‘Iedereen hoort erbij’ is een
project dat bestaat uit een zestal lessen waarin elke keer één type beperking
wordt besproken. Elke week zijn er twee lessen gegeven door de eigen leerkracht
over lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperkingen. Met behulp van
(voor) leesboeken en video’s is er uitleg gegeven over de drie beperkingen en
zijn er activiteiten uitgevoerd om leerlingen inzicht te geven over de invloed van
de beperking in het dagelijks leven 1 . Het project is uitgevoerd tussen meet-
moment 1 en meetmoment 2. Een jaar later is er gekeken of er een lange termijn
effect van het project zichtbaar was (meetmoment 3). Tussen het derde en vierde
meetmoment is de Brede School geopend, waardoor de leerlingen voor
meetmoment 4 in contact kwamen met leeftijdsgenoten met beperkingen.
School 2: bij de leerlingen van deze basisschool gekeken is naar het effect van
het contact met een leeftijdsgenoot met een beperking op de attitude van
leerlingen. Vanaf het eerste meetmoment zat er een leerling met een
verstandelijke beperking bij de kleuters in de groep.
School 3: de leerlingen van deze basisschool hebben geen kennis gekregen over
beperkingen en hebben geen contact gehad met leeftijdsgenoten met een
beperking. Deze school heeft meegedaan als controle school in het onderzoek.
1
Meer informatie over het project kunt u vinden op www.iedereenhoorterbij.nl.
4
9. Tabel 1. Visuele weergave van de opzet van het onderzoek.
T1: Nov-09 T2: Mrt-10 T3: Mrt-11 T4: Jan-12
School 1 Kennis Kennis Kennis Kennis
Geen contact Geen contact Geen contact Contact
School 2 Geen kennis Geen kennis Geen kennis Geen kennis
Contact Contact Contact Contact
School 3 Geen kennis Geen kennis Geen kennis Geen kennis
Geen contact Geen contact Geen contact Geen contact
5
10. Het meten van attitude
De attitude van ouders en leerlingen is in kaart gebracht door middel van vragenlijsten.
Er is onderscheid gemaakt tussen leerlingen van groep 2 en 3 en de leerlingen van groep
4 t/m 8. Gemakshalve worden deze leerlingen in deze brochure aangeduid met kleuters
(groep 2 en 3) en basisschoolleerlingen (groep 4 t/m 8). Om de attitude van
basisschoolleerlingen en hun ouders ten opzichte van kinderen met een lichamelijke,
verstandelijke, of meervoudige beperking te kunnen beschrijven hebben we gebruik
gemaakt van situatieomschrijvingen 2 . Dit is een kort verhaaltje over een kind met
kenmerken van één van de drie beperkingen: een lichamelijke, verstandelijke, of meer-
voudige beperking. De situatieomschrijving is aan de ouders en basisschoolleerlingen
voorgelegd en vervolgens is aan hen gevraagd om de stellingen in de vragenlijst te
beantwoorden. Een voorbeeld van een stelling voor de ouder en leerling is: ‘Ik zou het
goed vinden als Johan mijn kind bij hem thuis uitnodigt/ Ik zou het leuk vinden als Johan
mij bij hem thuis uitnodigt’. De leerlingen en ouders konden kiezen uit vijf
antwoordmogelijkheden: helemaal mee oneens, beetje mee oneens, weet ik niet, beetje
mee eens, helemaal mee eens. De range van de scores is: 1-5, waarbij een hogere score
een positievere attitude aangeeft. Elke ouder/leerling heeft een vragenlijst ingevuld over
één van de drie beperkingen3. Een voorbeeld van een situatieomschrijving is hieronder
weergegeven.
Situatieomschrijving van Job/Ester
Job is een jongen in de basisschoolleeftijd en hij is net hierheen
verhuisd. Stelt u zich voor dat hij binnenkort bij uw kind in de klas komt.
Job kan goed horen en zien, maar leren vindt hij heel moeilijk. Job heeft
vaak een eigen juf die hem helpt bij het leren. Hij zit in een rolstoel die hij
zelf kan besturen, en kleine stukjes kan hij lopen. Job vindt het moeilijk
om te spelen, omdat hij snel afgeleid is. Omdat Job niet kan praten
maakt hij vaak gromgeluiden of lacht bijvoorbeeld als hij iets leuk vindt.
Job houdt heel erg van muziek, hij vindt het leuk om met een
muziekdoosje te spelen.
2
Deze vorm van bevraging kunt u ook zelf gebruiken om de attitudes van direct betrokkenen ten opzichte van
leerlingen met beperkingen in uw school/samenwerkingsverband in kaart te brengen.
3
Voor de basisschoolleerlingen zijn geslacht specifieke situatieomschrijvingen gemaakt. Hierdoor hebben meisjes
een vragenlijst ingevuld over een meisje met een beperking en jongens een vragenlijst ingevuld over een jongen met
een beperking.
6
11. Voor de kleuters is gebruik gemaakt van vragenlijsten die in kleine groepjes afgenomen
kon worden door een testleider. De testleider heeft de vragen voorgelezen waarna de
kleuters met behulp van smileys uit drie antwoorden konden kiezen: ja, nee, of misschien.
De vragenlijst bevatte dertien vragen zoals ‘Zou je willen spelen met een kind in een
rolstoel?’ De range van de scores is: 0 tot 26, waarbij een hogere score een meer
positieve attitude aangeeft.
Op de volgende pagina’s worden de uitkomsten van het onderzoek per groep
gepresenteerd. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Kleuters
De attitude van kleuters op het eerste meetmoment;
De attitude van kleuters per meetmoment;
De invloed van kennis over beperkingen en contact met leeftijdsgenoten
met beperkingen op de attitude van kleuters.
Basisschoolleerlingen
De attitude van basisschoolleerlingen op het eerste meetmoment;
De attitude van basisschoolleerlingen per meetmoment;
De invloed van kennis over beperkingen en contact met leeftijdsgenoten
met beperkingen op de attitude van basisschoolleerlingen.
Ouders
De attitude van kleuters op het eerste meetmoment;
De invloed van kennis over beperkingen en contact met kinderen
met beperkingen op de attitude van ouders;
Variabelen die invloed hebben op de attitude van ouders.
7
12. De attitude van kleuters
De gemiddelde attitude score van kleuters geeft aan dat kleuters een negatieve attitude
hebben ten opzichte van leeftijdsgenoten met een beperking (M= 7,9 en SD= 6,5).
Wanneer we kijken naar afzonderlijke vragen blijkt dat het merendeel van de leerlingen
een negatief antwoord heeft gegeven. Ze willen liever niet spelen met een kind met een
beperking en willen er ook liever geen vriendjes mee zijn. Ook heeft het merendeel van
de leerlingen geen vriendje of vriendinnetje met een beperking. Een verklaring voor deze
negatieve uitkomsten kan de onbekendheid zijn van de betekenis van het begrip
handicap/beperking voor leerlingen van deze leeftijd. De leerlingen vonden het
bijvoorbeeld lastig om antwoord te geven op de vraag: ‘weet je wat een
handicap/beperking is?’ Het percentage positieve, negatieve en ‘misschien’ antwoorden
van de jonge leerlingen op een aantal stellingen is te zien in tabel 2.
Tabel 2. Percentage positieve, negatieve en misschien antwoorden van kleuters op de attitude stellingen
per meetmoment 1 (N= 54).
Stelling % % %
JA NEE MISSCHIEN
Zou je het leuk vinden om beste vrienden te zijn met 18 65 17
een jongen/meisje dat nog niet kan praten?
Zou je het leuk vinden om beste vrienden te zijn met 13 67 20
een jongen/meisje dat niet kan zien?
Zou je gaan spelen met een jongen/meisje, ook als hij/zij niet 11 76 13
kan lopen?
Zou je het leuk vinden om te spelen met een kind dat 24 59 17
gehandicapt is?
Zou je het leuk vinden om in de pauze te gaan spelen met een 13 67 20
kind dat gehandicapt is?
Heb je wel eens gepraat met een gehandicapt kind? 24 55 21
Heb je een vriendje of vriendinnetje met een handicap? 9 82 9
De uitkomsten geven aan dat jongens een significant negatievere attitude hebben dan
meisjes. Er is geen verschil in attitude tussen de leerlingen van groep 2 en 3.
8
13. De attitude van kleuters per meetmoment
Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van de attitude, blijkt dat kleuters een
significant positievere attitude krijgen ten opzichte van leeftijdsgenoten met beperkingen
naarmate ze ouder worden. Figuur 2 laat zien dat de attitude score bij elk meetmoment
wat omhoog is gegaan.
Figuur 2. De attitude van kleuters per meetmoment
24
Attitude score
20
16
12
8
4
0
De uitkomsten laten zien dat jongens een negatievere attitude hebben dan meisjes. Echter,
de attitude ontwikkeling is voor jongens en meisjes vergelijkbaar. Beide groepen worden
positiever naarmate ze ouder worden. In figuur 3 is te zien dat jongens en meisjes zich
gelijk ontwikkelen, maar dat de attitude score van jongens negatiever is dan de score van
meisjes.
Figuur 3. Vergelijking van de attitudes van kleuters per geslacht
per meetmoment
24
20
Attitude score
16
12 Jongens
8 Meisjes
4
0
9
14. Het effect van kennis over beperkingen en contact met leeftijdsgenoten met
beperkingen op de attitude van kleuters
Om na te gaan of er een effect is van kennis over beperkingen en contact met
leeftijdsgenoten met een beperking op de attitude is er een vergelijking gemaakt van de
verschillende scholen op de vier meetmomenten. De uitkomsten laten zien dat er een
stijgende lijn is bij school 1 tussen Nov-09 en Mrt-10, wat betekent dat het project
‘Iedereen hoort erbij’ een positief effect heeft op de attitudes van kleuters.
De uitkomsten laten tevens zien dat de attitudes van de kleuters van school 1 en 2
beide positiever zijn geworden tussen Mrt-11 en Jan-12. Dit betekent dat de
aanwezigheid van een leerling met beperking in de klas (school 2) óf leerlingen met
beperkingen in de Brede School (school 1) een positief effect heeft op de attitude van
kleuters.
Hoewel de kleuters van school 3 (controle school) positiever zijn geworden naarmate
ze ouder zijn geworden, is het duidelijk dat de kleuters op de andere scholen een grotere
verandering hebben doorgemaakt. De vergelijking van de verschillende scholen is te zien
in figuur 4.
Figuur 4. Vergelijking van attitudes van kleuters per school
24
20
School 1: leerlingen met
Attitude score
beperkingen in school (Brede
16
School)
12 School 2: leerling met
beperking in kleuterklas
8
School 3: controle school
4
0
jan-10
mrt-10
jan-11
jan-12
nov-09
mei-10
mrt-11
jul-10
sep-10
nov-10
mei-11
jul-11
sep-11
nov-11
10
15. De attitude van basisschoolleerlingen
De gemiddelde attitude score van de leerlingen is neutraal tot positief (M= 3,9 en SD=
0,7). Wanneer we kijken naar afzonderlijke stellingen blijkt dat meer dan de helft van de
leerlingen bij elke stelling een positief antwoord geeft. Opvallend is dat de antwoorden
negatiever zijn bij stellingen die meer persoonlijk van aard zijn, zoals: ‘Ik zou mijn
geheimen wel aan Johan vertellen’, ‘Ik zou Johan wel uitnodigen om te komen logeren
bij mij’ en ‘Ik zou het leuk vinden als Johan mijn beste vriend zou zijn’. Op deze
stellingen geven de leerlingen vaker een neutraal of negatief antwoord.
Het percentage positieve, negatieve en neutrale antwoorden op de stellingen over
kinderen met een lichamelijk beperking is te zien in tabel 3. Een vergelijking van de
antwoorden per beperking laat zien dat de leerlingen het meest negatief zijn over
kinderen met een meervoudige beperking. De attitude van leerlingen ten opzichte van
kinderen met een verstandelijke- of lichamelijke beperking is vergelijkbaar.
Tabel 3. Percentage positieve, negatieve en neutrale antwoorden van basisschoolleerlingen op de
stellingen over kinderen met een lichamelijke beperking (L) (N= 44), verstandelijke beperking (V) (N=
51), meervoudige beperking (M) (N= 49) op meetmoment 1.
Stelling % JA % NEE % NEUTRAAL
L V M L V M L V M
Ik zou Job/Ester wel uitnodigen voor mijn verjaardags- 61 86 54 9 2 8 30 12 38
feestje.
Ik zou Job/Ester net zo aardig vinden als mijn 70 76 74 14 10 12 16 14 14
andere vrienden.
Ik zou het leuk vinden als ik een schoolopdracht 73 60 70 15 19 11 12 21 19
met Job/Ester zou moeten doen.
Ik zou het leuk vinden als Job/Ester mij bij hem/haar 59 66 74 14 12 12 27 22 14
thuis uitnodigt.
Ik zou het leuk vinden als Job/Ester mijn beste 50 39 50 20 22 31 30 39 19
vriend(in) zou zijn.
Ik zou Job/Ester wel uitnodigen om te komen logeren 34 40 29 32 23 29 34 37 42
bij mij.
Ik zou mijn geheimen wel aan Job/Ester vertellen. 20 33 37 38 40 42 42 27 21
Ik zou proberen uit de buurt te blijven van Job/Ester. 9 6 10 84 86 80 7 8 10
Ik zou niet naast Job/Ester willen zitten in de klas. 23 14 14 64 72 67 13 14 19
Opmerking: de cursief gedrukte stellingen zijn negatief geformuleerd.
11
16. De attitude van basisschoolleerlingen per meetmoment
Een vergelijking van de attitude van basisschoolleerlingen op de vier meetmomenten laat
zien dat de leerlingen stabiel zijn. Hun attitude verandert weinig naarmate ze ouder
worden. De leerlingen hebben op alle vier meetmomenten een neutraal tot positieve
attitude. Hoewel er weinig verschil is in de attitude ontwikkeling van jongens en meisjes,
is het duidelijk dat jongens een significant negatievere attitude hebben dan meisjes (zie
figuur 5).
Figuur 5. Vergelijking van attitudes van
basisschoolleerlingen per geslacht per meetmoment
5
4
Attitude score
3
Jongens
Meisjes
2
1
Het effect van kennis over beperkingen en contact met leeftijdsgenoten met
beperkingen op de attitude van basisschoolleerlingen
Om te kijken wat het effect is van kennis over beperkingen (het project ‘Iedereen hoort
erbij’) en het contact met leeftijdsgenoten met beperkingen op de attitude van
basisschoolleerlingen is er een vergelijking van de drie scholen gemaakt. Deze
vergelijking is visueel weergegeven in figuur 6.
De uitkomsten laten zien dat er geen effect is van het project ‘Iedereen hoort erbij’ op
de attitude van de leerlingen uit groep 4 t/m 8. De attitude van de leerlingen van de Brede
School is stabiel gebleven op de eerste drie meetmomenten. Daarnaast laten de
uitkomsten zien dat er een significant effect is van het contact van de leerling met de
beperking in school 2 op de attitudes van de leerlingen van groep 4 t/m 8. Dit effect is
echter alleen zichtbaar op het laatste meetmoment (Jan-12), wat betekent dat er na twee
jaar een effect te zien is op de attitude van leerlingen. De uitkomsten van de kleuters
bevestigen dit beeld, omdat bij deze leerlingen van school 2 ook de grootste attitude
verandering zichtbaar is tussen meetmoment 3 en 4. Dit zou kunnen betekenen dat er
12
17. geen onmiddellijke effecten van het contact tussen leerlingen zonder beperkingen en
leerlingen met beperkingen verwacht moeten worden. Op basis van de uitkomsten van de
attitude ontwikkeling van de leerlingen van school 2 kan er geconcludeerd worden dat er
ongeveer twee jaar contact nodig is om een positieve verandering teweeg te brengen in de
attitude van leerlingen.
De attitudes van de leerlingen van de Brede School zijn wat negatiever geworden op
het laatste meetmoment (Jan-12). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het contact
tussen hen en de kinderen met meervoudige beperkingen voor een schrikeffect heeft
gezorgd. Het is mogelijk dat er op het moment van de vragenlijstafname nog geen
gewenning was opgetreden. Omdat de Brede School op meetmoment 4 pas een half jaar
geopend was, ligt het voor de hand om geen directe positieve uitkomsten te verwachten.
Daarnaast is het moeilijk om een eventueel effect vast te leggen door een vragenlijst-
afname. De reacties van de leerlingen en ouders over de Brede School en het contact
tussen de leerlingen en de kinderen van het kinderdagcentrum zijn tot nu toe erg positief.
Figuur 6. Vergelijking van attitudes van basisschoolleerlingen
per school
5
4 School 1: leerlingen met
Attitude score
beperkingen in school (Brede
School)
3
School 2: leerling met
beperking in kleuterklas
2
School 3: controle school
1
jan-10
mrt-10
jan-11
mrt-11
nov-09
mei-10
jul-10
sep-10
nov-10
mei-11
jul-11
sep-11
jan-12
nov-11
13
18. De attitude van ouders
De gemiddelde attitude score van ouders is positief (M= 4,02 en SD= 0,50). De attitude
van ouders is het meest positief over kinderen met lichamelijke beperkingen in het
reguliere basisonderwijs. Ouders zijn het meest negatief over kinderen met een
meervoudige beperking. In tabel 4 is een overzicht van percentages per type beperking te
zien. Hier is uit op te maken dat het merendeel van de ouders vindt dat kinderen met een
beperking de mogelijkheid horen te krijgen om naar een reguliere school te gaan. Ouders
hebben een neutrale attitude als het gaat om het directe contact tussen hun eigen kind en
een kind met beperkingen.
Tabel 4. Percentage positieve, negatieve en neutrale antwoorden van ouders op de stellingen over
kinderen met een lichamelijke beperking (L) (N= 38), verstandelijke beperking (V) (N= 35) en
meervoudige beperking (M) (N= 34) op meetmoment 1.
Stelling % JA % NEE % NEUTRAAL
L V M L V M L V M
Ik vind het goed dat kinderen zoals Job de mogelijk- 100 80 67 - 6 21 - 14 12
heid krijgen om naar een reguliere school te gaan.
Ik denk dat een reguliere leerkracht onvoldoende 34 48 56 32 29 18 34 23 26
kan voorzien in de individuele behoeften van kinderen
zoals Job.
Ik zou het goed vinden als mijn zoon/dochter Job 87 86 76 5 8 3 8 6 21
zou uitnodigen voor zijn/haar verjaardagsfeestje.
Ik zou mijn zoon/dochter toestaan om bij Job thuis te 97 94 94 3 3 - - 3 6
gaan spelen.
Ik zou er moeite mee hebben als Job de beste vriend 2.5 - 12 95 83 71 2.5 17 17
van mijn zoon/dochter zou zijn.
Ik zou uit de buurt blijven van Job. 2.5 - 3 95 94 97 2.5 6 -
Ik zou bezorgd zijn als Job bij ons thuis zou komen spelen. 2 3 12 90 86 73 8 11 15
Ik zou er bezorgd over zijn als Job naast mijn zoon/ - 9 18 95 71 68 5 20 14
dochter in de klas zou zitten.
14
19. Het effect van kennis over beperkingen en contact met kinderen met beperkingen op
de attitude van ouders
De attitude van ouders is vergelijkbaar per meetmoment. Dit betekent dat de attitude van
ouders stabiel is en weinig wordt beïnvloed door wat er in de school/klas van hun kind
gebeurt: ouders zijn niet beïnvloed door het project ‘Iedereen hoort erbij’ en zijn niet
beïnvloed door indirect contact met kinderen met beperkingen.
Het effect van andere variabelen op de attitude van ouders
Hoewel ouders niet beïnvloed worden door kennis over beperkingen en indirect contact
met kinderen met beperkingen, worden ouders wel beïnvloed door andere aspecten. Zo
worden ouders beïnvloed door het type beperking. Het blijkt dat ouders een negatievere
attitude hebben ten opzichte van kinderen met meervoudige beperkingen en kinderen met
een verstandelijke beperking, in vergelijking met kinderen met een lichamelijke
beperking. Daarnaast heeft het aantal kinderen een positieve invloed op de attitude van
ouders: ouders met een groter gezin hebben een positievere attitude. Ouders van een kind
met een gedragsprobleem hebben ook een positiever attitude. Deze ouders lijken meer
verschillen tussen kinderen te accepteren dan ouders van een kind zonder
gedragsprobleem. Tenslotte wordt de attitude van ouders positief beïnvloed door het
kennen van iemand in de omgeving met een beperking.
De invloed van de attitude van ouders op hun kind(eren)
De uitkomsten van het onderzoek geven aan dat de attitude van
ouders belangrijk is in de attitudevorming van hun kind(eren). Dit
betekent dat wat de ouders thuis overbrengen op hun kind over
mensen/kinderen met een beperking, van invloed is op de vorming
van de attitude van hun kind(eren). Als een ouder bijvoorbeeld
aangeeft dat een kind met een verstandelijke beperking beter niet
uitgenodigd kan worden om te komen spelen (om die reden), zal dit
invloed hebben op de gedachte van hun kind over het kind met de
beperking. Als ouders een meer positieve attitude hebben, zal hun
kind ook een positievere attitude ontwikkelen.
15
20. Samenvatting
In deze brochure zijn de uitkomsten gepresenteerd van een onderzoek naar, 1) attitudes
van kleuters (4-6 jaar), basisschoolleerlingen (8-12 jaar) en ouders ten opzichte van
kinderen met lichamelijke, verstandelijke en meervoudige beperkingen, en 2) de effecten
van kennis over beperkingen en contact met kinderen met beperkingen op de attitude. Op
basis van de uitkomsten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken
worden:
Kleuters
Bij aanvang van groep 2 hebben kleuters een negatieve attitude ten opzichte van
leeftijdsgenoten met een beperking, maar deze leerlingen worden positiever als
ze ouder worden.
Jongens hebben een negatievere attitude dan meisjes.
De attitude van kleuters wordt positief beïnvloed door het uitvoeren van het
project ‘Iedereen hoort erbij’. Echter, om lange termijn uitkomsten te behalen is
het aan te bevelen om het project uit te breiden en te herhalen.
De attitude van kleuters wordt positief beïnvloed door contact met leerlingen met
beperkingen. Op basis van deze uitkomsten is het aan te bevelen om leerlingen
op jonge leeftijd in contact te laten komen met leeftijdsgenoten met beperkingen.
Basisschoolleerlingen
Basisschoolleerlingen (groep 4-8) hebben een neutrale attitude ten opzichte van
leeftijdsgenoten met een beperking.
De attitude van basisschoolleerlingen is het meest negatief ten opzichte van
leeftijdsgenoten met meervoudige beperkingen, in vergelijking met
leeftijdsgenoten met een lichamelijke of verstandelijke beperking.
Jongens hebben een negatievere attitude dan meisjes.
De attitude van basisschoolleerlingen wordt niet beïnvloed door kennis over
beperkingen (geen effect van het project ‘Iedereen hoort erbij’).
De attitude van basisschoolleerlingen wordt positief beïnvloed door indirect
contact met leeftijdsgenoten met beperkingen. Echter, dit effect is niet
onmiddellijk te verwachten. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan
men verwachten dat een dergelijk effect na ongeveer 1,5 jaar zichtbaar wordt.
Ouders
Ouders hebben een neutrale attitude ten opzichte van kinderen met een
lichamelijke, verstandelijke en meervoudige beperking.
16
21. De attitude van ouders is het meest negatief ten opzichte van kinderen met
meervoudige beperkingen, in vergelijking met kinderen met een lichamelijke of
verstandelijke beperking.
De attitude van ouders is stabiel en wordt niet tot nauwelijks beïnvloed als hun
kind(eren) kennis krijgt over beperkingen of contact heeft met leeftijdsgenoten
met beperkingen.
Ouders met meer kinderen en ouders met een kind met een gedragsprobleem
hebben een positievere attitude dan ouders die dit niet hebben.
Ouders die iemand met een beperking kennen in hun omgeving hebben een
positievere attitude dan ouders die dit niet hebben.
De attitude van ouders is van invloed op de attitude van hun kind(eren). Dit
betekent dat ouderbetrokkenheid van belang is voor de attitude ontwikkeling van
kinderen. Bij het inzetten van eventuele projecten is het aan te raden om ouders
hierbij te betrekken.
Het onderzoek gepresenteerd in deze brochure geeft aan dat leerlingen zonder
beperkingen niet automatisch positief zijn over leeftijdsgenoten met beperkingen. Meer
positieve attitudes kunnen tot stand gebracht worden door leerlingen meer kennis te
geven over beperkingen, contact tussen leerlingen zonder beperkingen en leerlingen met
beperkingen en ouderbetrokkenheid. Figuur 7 geeft een visuele weergave van de factoren
die van belang zijn in de beïnvloeding van leerling attitudes.
Figuur 7. Visuele weergave van factoren die
de attitude van leerlingen beïnvloeden.
17
22. Aanbevelingen
Op basis van het onderzoek gepresenteerd in deze brochure kunnen de volgende
aanbevelingen gedaan worden:
Ten eerste is het de aanbeveling om jonge leerlingen meer kennis te geven over
(leeftijdsgenoten met) beperkingen. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door
regelmatig (prenten)boeken voor te lezen waarin een personage met een beperking
centraal staat4. Na het voorlezen dient er een kringgesprek met de leerlingen plaats
te vinden over het boek. Hierbij is het belangrijk om de positieve eigenschappen/
kenmerken van het personage te benadrukken.
Ten tweede is het de aanbeveling om initiatieven te stimuleren over het opnemen
van leerlingen met beperkingen in reguliere onderwijssettingen. Contact tussen
leerlingen zonder beperkingen en leerlingen met beperkingen draagt bij aan een
positieve attitude van reguliere basisschoolleerlingen. Deze positieve attitude
draagt vervolgens bij aan een betere acceptatie van kinderen met beperkingen in
het reguliere basisonderwijs 5 . Het is belangrijk om ouders te betrekken bij
dergelijke initiatieven, omdat zij een invloed hebben op de attitude ontwikkeling
van hun kind(eren).
4
Kijk voor meer informatie op www.iedereenhoorterbij.nl of neem contact op met de auteur van deze brochure.
5
A. de Boer (2012). Inclusie: een kwestie van attitudes? Groningen: Stichting Kinderstudies.
18
23. Vragen of meer informatie
Als u meer wilt weten of vragen heeft over het onderwerp leerlingen met een beperking
in het reguliere onderwijs kunt u te allen tijde contact met ons opnemen. Wij geven u
graag meer informatie, verzorgen graag presentaties of ouderavonden. Ook als er vanuit
uw organisatie, bestuur, samenwerkingsverband of school (onderzoeks)vragen zijn die
raakvlakken hebben met het onderwerp van deze brochure horen wij dat graag. In het
kader van afstudeerprojecten zijn wij regelmatig op zoek naar organisaties/scholen die
een onderzoeksvraag beantwoord willen zien.
Contactgegevens
Auteur: Anke de Boer
Rijksuniversiteit Groningen
Afdeling Orthopedagogiek
Telefoon: 050-3639306
Mobiel: 06-25540259
Email: anke.de.boer@rug.nl
19