24. Alleen God schenkt heil
371Een psalm van David.
Ontsteek niet in woede over de
kwaaddoeners, aleph
benijd niet wie onrecht doen.
2Want als gras zullen zij snel verdorren,
als groene grasscheutjes zullen zij
verwelken.
25. 3Vertrouw op de HEERE en doe het
goede; beth
bewoon de aarde en voed u met trouw.
4Schep vreugde in de HEERE,
dan zal Hij u geven wat uw hart
verlangt.
26. 5Wentel uw weg op de HEERE gimel
en vertrouw op Hem: Híj zal het doen.
6Hij zal uw gerechtigheid tevoorschijn
doen komen als het morgenlicht,
uw recht doen stralen als de
middagzon.
27. 7Zwijg voor de HEERE daleth
en verwacht Hem;
ontsteek niet in woede over hem wiens
weg voorspoedig is,
over een man die listige plannen
uitvoert.
28. 8Laat uw woede bedaren en
laat uw grimmigheid varen; he
ontsteek niet in woede – het brengt
slechts kwaad.
9Want de kwaaddoeners zullen uitgeroeid
worden,
maar wie de HEERE verwachten,
die zullen de aarde bezitten.
29. 10Nog even, en de goddeloze zal er
niet meer zijn; waw
u zult op zijn plaats letten, maar hij zal
er niet wezen.
11Maar de zachtmoedigen zullen de
aarde bezitten
en vreugde scheppen in grote vrede.
34. De rijke dwaas
13En iemand uit de menigte zei tegen
Hem: Meester, zeg tegen mijn broer dat
hij de erfenis met mij moet delen.
14Maar Hij zei tegen hem: Mens, wie
heeft Mij tot rechter of verdeler van
een erfenis over u aangesteld?
35. 15En Hij zei tegen hen: Kijk uit en wees
op uw hoede voor de hebzucht.
Immers, al heeft iemand overvloed, zijn
leven behoort niet tot zijn bezit.
16En Hij zei tot hen een gelijkenis en
sprak: Het land van een rijke man had
veel opgebracht.
36. 17En hij overlegde bij zichzelf en zei: Wat
zal ik doen? Want ik heb geen ruimte om
mijn vruchten op te slaan.
18En hij zei: Dit zal ik doen: ik zal mijn
schuren afbreken en grotere bouwen en
ik zal daarin al mijn koren en al mijn
goederen opslaan.
37. 19En ik zal tegen mijn ziel zeggen: Ziel,
u hebt veel goederen liggen voor veel
jaren. Neem rust, eet, drink en wees
vrolijk.
20Maar God zei tegen hem: Dwaas! In
deze nacht zal men uw ziel van u
opeisen; en wat u gereedgemaakt hebt,
voor wie zal het zijn?
38. 21Zo is het met hem die voor zichzelf
schatten verzamelt en niet rijk is in God.
43. Oproep om niet bezorgd te zijn
22En Hij zei tegen Zijn discipelen:
Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd
over uw leven: over wat u eten zult, of
over uw lichaam: waarmee u zich
kleden zult.
44. 23Het leven is meer dan het voedsel en
het lichaam meer dan de kleding.
24Let op de raven: zij zaaien niet en
maaien niet, zij hebben geen
voorraadkamer en geen schuur, en God
voedt hen. Hoever gaat u de vogels te
boven?
45. 25Wie toch van u kan met bezorgd te
zijn één el aan zijn lengte toevoegen?
26Als u dan ook het minste niet kunt,
waarom bent u over de andere dingen
bezorgd?
46. 27Let op de lelies, hoe zij groeien. Ze werken
niet en spinnen niet, en Ik zeg u dat
zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet
gekleed ging als één van deze.
28Als God nu het gras op het veld, dat er
vandaag is en morgen in de oven geworpen
wordt, zo bekleedt, hoeveel te meer u,
kleingelovigen!
47. 29En u, vraag niet wat u eten of wat u
drinken zult, en wees niet verontrust.
30Want naar al deze dingen zoeken de
volken van de wereld. Uw Vader echter
weet dat u deze dingen nodig hebt.
48. 31Maar zoek het Koninkrijk van God en
al deze dingen zullen u erbij gegeven
worden.