Nederland heeft als land de hoogste vogelteldichtheid in de wereld. We weten van bijna al onze
broedvogels en niet-broedvogels waar ze zitten en hoe de trend verloopt. Daarnaast verzamelen we
gegevens over broedsucces van heel wat soorten, we ringen grote aantallen vogels en weten in welke
dichtheden ze per habitattype voorkomen. Toch moeten we op de vraag waarom een bepaalde soort
achteruit gaat vaak het exacte antwoord schuldig blijven. En dat is nog duidelijker als we vragen naar
de meest effectieve beschermingsmaatregelen. Momenteel wordt er gewerkt aan een systeem dat
gegevens en informatie over vogelpopulaties verzamelt, analyseert en interpreteert. Een grote rol
spelen daarbij populatiemodellen die de diverse gegevensbronnen geïntegreerd analyseren.
Bij het verzamelen daarvan zien we een belangrijke rol voor de huidige waarnemers, de ogen en oren
in het veld. Dankzij dit werk kan Sovon beter begrijpen waarom zich bepaalde ontwikkelingen in de
vogelstand voordoen en kan Vogelbescherming beter ‘science-based’ beschermen en daarmee de
kansen vergroten dat de vogelstand snel en voldoende kan profiteren van beschermingsmaatregelen.
The 8-year Monitoring Urban Species (MUS) project in the Netherlands found that the House Sparrow population, after decades of decline, has now stabilized at a low level. Highest House Sparrow numbers were found in newer residential areas built after World War 2, offering hope that the species may recover if suitable habitat is provided. However, populations still vary between cities and regions, with higher numbers in the sandy soils of the southern Netherlands. The MUS survey engaged over 750 volunteers to monitor bird populations in urban areas and will continue to assess population trends and habitat preferences.
Nederland heeft als land de hoogste vogelteldichtheid in de wereld. We weten van bijna al onze
broedvogels en niet-broedvogels waar ze zitten en hoe de trend verloopt. Daarnaast verzamelen we
gegevens over broedsucces van heel wat soorten, we ringen grote aantallen vogels en weten in welke
dichtheden ze per habitattype voorkomen. Toch moeten we op de vraag waarom een bepaalde soort
achteruit gaat vaak het exacte antwoord schuldig blijven. En dat is nog duidelijker als we vragen naar
de meest effectieve beschermingsmaatregelen. Momenteel wordt er gewerkt aan een systeem dat
gegevens en informatie over vogelpopulaties verzamelt, analyseert en interpreteert. Een grote rol
spelen daarbij populatiemodellen die de diverse gegevensbronnen geïntegreerd analyseren.
Bij het verzamelen daarvan zien we een belangrijke rol voor de huidige waarnemers, de ogen en oren
in het veld. Dankzij dit werk kan Sovon beter begrijpen waarom zich bepaalde ontwikkelingen in de
vogelstand voordoen en kan Vogelbescherming beter ‘science-based’ beschermen en daarmee de
kansen vergroten dat de vogelstand snel en voldoende kan profiteren van beschermingsmaatregelen.
The 8-year Monitoring Urban Species (MUS) project in the Netherlands found that the House Sparrow population, after decades of decline, has now stabilized at a low level. Highest House Sparrow numbers were found in newer residential areas built after World War 2, offering hope that the species may recover if suitable habitat is provided. However, populations still vary between cities and regions, with higher numbers in the sandy soils of the southern Netherlands. The MUS survey engaged over 750 volunteers to monitor bird populations in urban areas and will continue to assess population trends and habitat preferences.
Is er nog hoop voor de scholekster - Bruno Ens - Landelijke Dag SOVON 2011Sovon Vogelonderzoek
Het gaat al jaren slecht met de Scholeksters in Nederland. Het jaar 2008 werd daarom door SOVON en Vogelbescherming uitgeroepen tot "Jaar van de Scholekster". Ook in 2009 werden er nog overal in Nederland Scholeksters geteld door enthousiaste vrijwilligers. En in het voorjaar van 2011 kwam dan eindelijk het rapport over alle bevindingen. Die stemmen niet vrolijk. Alleen de stadse Scholeksters lijken het goed te doen, maar slechts een klein deel van de Scholeksters broedt in de stad. De grote meerderheid van de Scholeksters die in de weilanden en op de kwelders broedt heeft het daar moeilijk. Al jaren worden er veel te weinig jongen grootgebracht. En buiten de broedtijd, als de dieren in de Waddenzee en Delta overwinteren, is schraalhans keukenmeester. Kan het tij nog gekeerd worden? Zo ja, hoe?
1. This document discusses research into how starling flocks form complex flocking behaviors through self-organization and local interactions between individuals.
2. A computer model called StarDisplay was able to replicate the shapes, internal structures, and variations in shape of empirical starling flocks by including behaviors like banking while turning and differences in speed.
3. The model also showed that asynchronous behaviors during turning, large flock sizes, and fewer interaction partners between individuals could lead to more complex and variable flock shapes, matching observations of birds.
Broedvogel Monitoring Project: al 29 jaar bij de tijd | Jan-Willem Verheer & ...Sovon Vogelonderzoek
De jaarlijkse monitoring van broedvogels in Nederland startte in 1984 met de komst van het BMP. In
de erop volgende jaren groeide het Broedvogel Monitoring Project uit tot een begrip. Arend van Dijk
heeft het BMP vanaf de start tot en met 2012 op bezielende wijze gecoördineerd. Alle reden dus om
naar aanleiding van zijn aanstaande pensionering stil te staan bij 29 jaar BMP: de ontwikkeling en
groei van het project en die berg spannende resultaten. De opkomst en neergang van Nederlandse
broedvogels, zoals gedocumenteerd door dat leger aan BMP-tellers, zal dus centraal staan.
Presentatie op de Landelijke Dag 2012 door Martin Poot.De Voordelta strekt zich uit van Zeeland tot aan de zuidpunt van Zuid-Holland. In dit Natura 2000-gebied is recent de Tweede Maasvlakte aangelegd. Om deze aanleg te compenseren, zijn er compenserende maatregelen genomen. Wat het effect daarvan is op de Grote sternkolonies, onderzoekt Martin Poot. Niet alleen vanuit het vliegtuig, maar ook met behulp van kleine GPS-loggers op de sterns zelf. Hoewel het onderzoek nog niet helemaal afgerond is, zal hij al wat conclusies laten doorschemeren
This document discusses starling flock behavior through computer modeling and empirical data. It summarizes that starling flock movements arise from self-organization based on local interactions between individuals. Models show that flock shapes vary due to aspects of flying behavior like banking during turns. Asynchrony in behavior, such as during turns, and a low number of interaction partners between individuals leads to more complex and variable flock shapes. Agitation waves that appear to confuse predators may result from an orientation wave caused by individuals repeatedly zigzagging escape maneuvers, rather than from density changes. Understanding flock behavior is achieved through building computational models based on hypothesized local interaction rules between individuals.
Het broedseizoen is voorbij en vele vogels zijn alweer op trek, maar een aantal blijft in Nederland overwinteren. Gedurende deze workshop voor beginnende vogelkijkers gaan we aan de slag met het herkennen van de Friese overwinterende watervogels. Hierbij leer je ook meer over de ecologie van deze vogels; waar komen ze voor, hoe overwinteren ze, welke gaan eventueel nog op trek of zijn juist naar Nederland getrokken? We sluiten de workshop af met leuke watervogelquiz!
Is er nog hoop voor de scholekster - Bruno Ens - Landelijke Dag SOVON 2011Sovon Vogelonderzoek
Het gaat al jaren slecht met de Scholeksters in Nederland. Het jaar 2008 werd daarom door SOVON en Vogelbescherming uitgeroepen tot "Jaar van de Scholekster". Ook in 2009 werden er nog overal in Nederland Scholeksters geteld door enthousiaste vrijwilligers. En in het voorjaar van 2011 kwam dan eindelijk het rapport over alle bevindingen. Die stemmen niet vrolijk. Alleen de stadse Scholeksters lijken het goed te doen, maar slechts een klein deel van de Scholeksters broedt in de stad. De grote meerderheid van de Scholeksters die in de weilanden en op de kwelders broedt heeft het daar moeilijk. Al jaren worden er veel te weinig jongen grootgebracht. En buiten de broedtijd, als de dieren in de Waddenzee en Delta overwinteren, is schraalhans keukenmeester. Kan het tij nog gekeerd worden? Zo ja, hoe?
1. This document discusses research into how starling flocks form complex flocking behaviors through self-organization and local interactions between individuals.
2. A computer model called StarDisplay was able to replicate the shapes, internal structures, and variations in shape of empirical starling flocks by including behaviors like banking while turning and differences in speed.
3. The model also showed that asynchronous behaviors during turning, large flock sizes, and fewer interaction partners between individuals could lead to more complex and variable flock shapes, matching observations of birds.
Broedvogel Monitoring Project: al 29 jaar bij de tijd | Jan-Willem Verheer & ...Sovon Vogelonderzoek
De jaarlijkse monitoring van broedvogels in Nederland startte in 1984 met de komst van het BMP. In
de erop volgende jaren groeide het Broedvogel Monitoring Project uit tot een begrip. Arend van Dijk
heeft het BMP vanaf de start tot en met 2012 op bezielende wijze gecoördineerd. Alle reden dus om
naar aanleiding van zijn aanstaande pensionering stil te staan bij 29 jaar BMP: de ontwikkeling en
groei van het project en die berg spannende resultaten. De opkomst en neergang van Nederlandse
broedvogels, zoals gedocumenteerd door dat leger aan BMP-tellers, zal dus centraal staan.
Presentatie op de Landelijke Dag 2012 door Martin Poot.De Voordelta strekt zich uit van Zeeland tot aan de zuidpunt van Zuid-Holland. In dit Natura 2000-gebied is recent de Tweede Maasvlakte aangelegd. Om deze aanleg te compenseren, zijn er compenserende maatregelen genomen. Wat het effect daarvan is op de Grote sternkolonies, onderzoekt Martin Poot. Niet alleen vanuit het vliegtuig, maar ook met behulp van kleine GPS-loggers op de sterns zelf. Hoewel het onderzoek nog niet helemaal afgerond is, zal hij al wat conclusies laten doorschemeren
This document discusses starling flock behavior through computer modeling and empirical data. It summarizes that starling flock movements arise from self-organization based on local interactions between individuals. Models show that flock shapes vary due to aspects of flying behavior like banking during turns. Asynchrony in behavior, such as during turns, and a low number of interaction partners between individuals leads to more complex and variable flock shapes. Agitation waves that appear to confuse predators may result from an orientation wave caused by individuals repeatedly zigzagging escape maneuvers, rather than from density changes. Understanding flock behavior is achieved through building computational models based on hypothesized local interaction rules between individuals.
Het broedseizoen is voorbij en vele vogels zijn alweer op trek, maar een aantal blijft in Nederland overwinteren. Gedurende deze workshop voor beginnende vogelkijkers gaan we aan de slag met het herkennen van de Friese overwinterende watervogels. Hierbij leer je ook meer over de ecologie van deze vogels; waar komen ze voor, hoe overwinteren ze, welke gaan eventueel nog op trek of zijn juist naar Nederland getrokken? We sluiten de workshop af met leuke watervogelquiz!
Met het najaar in het vooruitzicht zullen de ganzen langzamerhand Fryslân weer bezoeken vanuit hun broedgebied. Maar welke soorten ganzen zijn er waar in Fryslân te verwachten en in welke hoeveelheid?
In deze workshop worden diverse soorten ganzen uitgelicht en gaan we oefenen met de herkenning en het tellen van (grote) groepen ganzen. Leuk om te doen!
Vogels hebben net als mensen slaap nodig om te functioneren. Dit wordt buiten het broedseizoen door veel vogelsoorten in groepen gedaan op zogenaamde slaapplaatsen. Voor slaapplaatstellers is dit een uitgelezen mogelijkheid om onder andere de aantallen in kaart te brengen. Waarom vogels samen slapen op een slaapplaats, wat het tellen van slaapplaatsen aan informatie oplevert en hoe u zelf mee kunt doen zal in deze lezing ten gehore worden gebracht.
Voor stichting Anemoon hebben we dit jaar weer de Zeggenkorfslak en de Platte schijfhoren in Friesland in kaart gebracht. Voor de wetenschap en eigen studie hebben we de andere soorten korfslak ook geïnventariseerd.
Dit jaar is gewerkt aan een nieuwe lijst met soorten van Fries belang. Ook de vlinders zijn daarin meegenomen en voor het eerst ook de nachtvlinders. De lijsten zijn nog niet definitief, maar toch zullen we er al een presentatie over geven. Behalve de lijsten zelf zal er uitgebreider worden ingegaan op een paar ‘Friese’ vlinders. Hoe gaat het daarmee, en wat kunnen we doen om ze te helpen? Uiteraard wordt de presentatie verluchtigd met schitterende foto’s.
Broedvogels singels en wallen_Friese vrijwilligersdag-3 sept 2022.pptxSovon Vogelonderzoek
Het coulisselandschap van de Noardlike Fryske Wâlden (NFW) is een landelijk bolwerk voor een aantal houtwalspecialisten onder de broedvogels. Maar de samenstelling en dichtheid van de broedvogelgemeenschap van singels en wallen is in de NFW wel anders dan in Zuidoost-Fryslân. Dat heeft te maken met de samenstelling van de singels en wallen en met het landschap. Waar het verschil in zit, ga ik vertellen in de presentatie. Uit de habitatanalyse leid ik ook beheeraanbevelingen af voor de agrarische collectieven.
Insecten komen bij de provincie Fryslân steeds hoger op de agenda en de argusvlinder is zelfs uitgeroepen tot provinciale doelsoort. In de Argustelling worden de argusvlinder en de groene glazenmaker door vrijwilligers in beeld gebracht. Hoe dat werkt en wat de resultaten zijn, komt in deze lezing aan de orde. Ook hoe we de komende jaren gaan inzetten op bredere insectenmonitoring en hoe u daarbij kunt helpen.
Sinds 2017 monitoren Altenburg & Wymenga en de Zoogdiervereniging samen de Noordse woelmuis in Fryslân. De monitoring vindt plaats door op vaste locaties keutels te zoeken en te verzamelen. Middels DNA-analyse kan vastgesteld worden van welke soorten de keutels afkomstig zijn. Op deze manier kan de verspreiding van de Noordse woelmuis en die van concurrerende soorten woelmuizen in beeld gebracht worden. Sinds 2017 is de toch al beperkte verspreiding van de Noordse woelmuis in Fryslân verder afgenomen en is de soort waarschijnlijk uit een aantal leefgebieden verdwenen. In de presentatie wordt ingegaan op de factoren die hiervoor verantwoordelijk zijn. Op 2 september vindt een excursie plaats naar de Grutte en Lytse Griene in het Sneekermeergebied, waarbij we laten zien hoe die keutels gevonden kunnen worden. Tevens wordt dan ingegaan op verbetermaatregelen die in het gebied worden getroffen voor de Noordse woelmuis.
Wat kunnen we met ringonderzoek aan Rosse Grutto's? - Bernard Spaans (NIOZ)
1. Royal Netherlands Institute for Sea Research
Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek
Een lange termijn kleurring-project
aan Rosse Grutto’s: wat kunnen we
er mee?
Bernard Spaans
NIOZ is part of the Netherlands Organisation for Scientific Research (NWO)
2. Waarom Rosse Grutto’s?
- Typische wadvogel, typische
wormeneter
-Lange afstand trekvogel,
broedt in de hoge Arctis
- 2 populaties: een die
overwintert in NW-Europa
(lapponica), de andere in West
Afrika (taymyrensis)
2
3. Onderzoeksmogelijkheden met individueel
gemerkte dieren
De gekleurringde individuen zijn in principe levenslang te volgen
(zenders: meer informatie maar over kortere periode)
Schatting van de jaarlijkse overleving.
Verschillen tussen de beide populaties?
Variatie door verschillen in voedsel
Invloed weersomstandigheden
Gebiedsgebruik op een individuele basis
Plaatstrouw (voedselgebieden, HVP’s)
Verschillen in gebiedsgebruik tussen de populaties (voedsel)
Schatting van de populatie-groottes
“Vinger aan de pols” bij een soort die geheel
afhankelijk is van een schaars en snel veranderend
habitat
4. Individueel merken met
kleurringen
4 kleurringen op 4
verschillende
posities en een
vlag op 8
mogelijke posities:
(44) x 8 = 2048
combinaties per
vlagkleur
4
8. Hoe veel Rosse Grutto’s werden gekleurringd
en teruggezien?
Start project
2001
Aantal gemerkt tm oktober 2013:
Sleeswijk Holstein
W. Waddenzee
O. Waddenzee
Hollandse kust
Banc d’Arguin
Totaal
48
3223
984
971
341
5575
Aantal aflezingen
Aantal individuen ooit teruggezien
Aantal aflezers
22721
3635 (65%)
562
8
9. 65% van de gemerkte Rosse Grutto’s werden
gevangen met het Wilsternet:
Wilsterflappers:Joop Jukema en Catharinus Monkel
9
14. R5YWRB
Gevangen: 13 mei 2010 op Texel
Waargenomen op Texel: 21 mei en 9 aug 2010
Waargenomen op de Banc d’Arguin: 27 nov 2010
Teruggemeld (geschoten): begin Juni 2011, Taimyr
15. Zijn Rosse grutto’s plaatstrouw?
Aantal
geringd
% ooit
teruggezien
fractie hiervan
op vangplaats
Texel
1331
64%
73%
Terschelling
1542
75%
89%
Ameland
627
76%
88%
16. Y4WYYB, man, gevangen op 19 mei 2003, Polder bij Lies,
Terschelling
Uitsluitend waargenomen op Terschelling:
2003
2004
19 - 28 mei
6x
3 – 18 mei
10x
2005
2006
9 – 25 mei
13x
6 – 26 mei
11x
2007
2008
23 apr – 25 mei 26x
2009
2010
24 – 28 mei
26 apr – 16 mei
2011
2012
6 – 27 mei
Uitersten
1 – 3 sept
2x
3x
3x
1 – 6 sept
2x
4x
30 aug – 6 sept
6x
13x
27 juli – 11 aug
9x
5 – 16 aug
23 apr – 28 mei
10x
31 juli – 2 aug
2013
27 juli – 11 aug
4x
27 juli – 6 sept
17. R2YBWR, vrouw, gevangen op 16 mei 2009, Polder tussen
Oudeschild en Oosterend op Texel
Uitsluitend waargenomen op Texel en in de Baie d’Aouitif op
de Banc d’Arguin
2009
18 - 24 mei TX
2x
2011
2x
11 - 19 dec BdA
2010
8 en 11 aug TX
7x
24 nov – 3 dec BdA 2x
29 - 30 mei TX
2x
13 – 29 nov BdA
5x
18. Y1YYRR, 26 april 2001, kwelder Schiermonnikoog:
2002
24 - 26 april
2x Terschelling
2003
27 april - 25 mei
5x Terschelling
2 okt
1x Terschelling
2004
10 - 15 mei
2x Balgzand
15 aug
1x Terschelling
2005
31 jan, 1x Chichester Harbour, UK
5 - 23 mei
2006
8x Terschelling
2 - 24 sept
3x Terschelling
4 - 21 mei
12x Terschelling
4 - 9 sept
3x Terschelling
2007
2 feb, 1x Chichester Harbour, UK
16 mrt - 22 mei
35x Terschelling
7 - 30 aug
2x Terschelling
2008
17 april
1X Terschelling
30 juli – 10 sept
5x Terschelling
2009
5 april - 20 mei
7x Terschelling
9 – 12 sept
2x Terschelling
2010
26 mrt – 9 mei
4x Terschelling
8 aug – 12 sept
7x Terschelling
2011
24 mrt – 17 mei
10x Terschelling
2012
26 mrt – 23 mei
8x Terschelling
10 – 12 sept
2x Terschelling
11 nov, 1x Chichester Harbour, UK
2013
22 mei
1x Terschelling
2 sept
1x Terschelling
19. Rosse Grutto Y2YYBB in drie verschillende seizoenen
afgelezen in Zuid Africa!
Gevangen op 30 juli 2003 op De Richel
22-Jan-2006, Langebaan Lagoon,
South Africa, photo: Peter Ryan
24-Jan-2011, Langebaan Lagoon, South
Africa, photo: Binks MacKenzie
Retour broedgebied-overwinteringsgebied:
30.000 km
08-Nov-2009, Langebaan Lagoon, South Africa,
photo: Per Holmen
Minstens 9 keer:
270.000 km
20. Two populations of Bar-tailed Godwits using the same
area (Terschelling) during the same period in spring
Sjoerd Duijns & Jacintha van
Dijk
Daily number of resighted colour-ringed birds
90
European
Afro-Siberian
80
70
60
50
40
30
20
10
0
30-5-2007
26-5-2007
22-5-2007
18-5-2007
14-5-2007
10-5-2007
6-5-2007
2-5-2007
28-4-2007
24-4-2007
20-4-2007
16-4-2007
12-4-2007
8-4-2007
4-4-2007
31-3-2007
27-3-2007
23-3-2007
19-3-2007
15-3-2007
21. Foerageer gebieden van de twee Rosse Grutto
populaties op Terschelling in het voorjaar
L
T
T
T
L
T
L
21
24. 30
Average reserves at arrival (SD)
20
10
0
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
females
males
-10
-20
-30
Reserves bij aankomst (Castricum)
Fraction with relative condition >0 (%)
80
70
60
30
Average annual rel. condition (g)
-40
40
20
10
0
-10
-20
-30
-40
50
-12
-10
-8
-6
-4
-2
0
2
4
6
8
10
12
Average annual reserves Castricum (g)
40
30
20
10
0
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Relatieve conditie (Wadden)
Geen verband tussen reserves
bij aankomst uit Afrika en
conditie tijdens het opvetten:
voedselsituatie Waddengebied
is belangrijk
25. Zeer significant effect van de relatieve
conditie op de jaarlijkse overleving
0.95
Survival after 1st year after catch
0.9
0.85
males
females
0.8
0.75
0.7
0.65
0.6
0.55
0.5
-150
-100
-50
0
50
100
150
Relative condition (g)
De (voedsel)situatie in het Waddengebied bepaalt overleving
26. Opvetsnelheid van Rosse Grutto’s in
2009, vergelijking Texel en Ameland
Texel
N males = 56; N females = 43
Meer doortrekkers op Texel?
Ameland
N males = 224; N females = 84
28. Populatie schatting Taymyrensis met behulp van
ring-dichtheid op een locatie ver weg van vangplek
Overlevingschatting: 779 in NL geringde vogels nog in leven in jan. 2007
11.699 vogels bekeken op de BdA: 1 op de 308 geringd in NL
1 week werk met 2 personen
29. Met veel dank aan:
Vangers: Wilsterflappers, VRS Castricum, VRS Calidris,
helpers bij het vangen
Aflezers: 562 (25 personen met 100 of meer aflezingen)
Collega’s Nioz
Vragen ?