SlideShare a Scribd company logo
1 of 128
De ontdekking en kolonisatie van de Faeröer eilanden,
Ijsland, Groenland en Vinland door de Vikingen.
Vikingen
1. Inleiding
2. Historische
Situering
3. Faeröer
4. IJsland
5. Groenland
6. Vinland
 Oppervlakte: 103 000 km²
 Inwoners: 339 747
 Beschrijft kolonisatie tss 9e
en 10e eeuw
 5 delen met +/- 100
hoofdstukken
 +/- 3000 mensen worden
beschreven
 1400 nederzettingen (vertelt
wie waar ging wonen)
 Benoemt 435 mannen als de
eerste kolonisten (870-930)
 Oudste versie: 2e helft 13e
eeuw
 Tussen 1122-1133
geschreven door
(priester) Ari Porgilson
 zeer betrouwbaar!
 Hij benoemt zijn
bronnen en controleert
ze.
 Vermoedelijk gebaseerd
op bronnen die ouder
zijn dan Landnamabok
 Oorspronkelijk 2 versies
(enkel jongste bewaard)
 Bevat 10 hoofdstukken:
1. proloog + verhaal eerste kolonist (Ingolfur Arnarson)
 Beschrijft Ijsland als bebost van de kust tot top van de bergen
2. Noorse wetgeving wordt ingevoerd
3. Installatie Althing in Tingvellir
4. Herstel kalender
 liep niet meer synchroon met de seizoenen: 52 weken en 364
dagen
 Porsstein Sutr stelt oplossing voor: om de 7 jaar een extra
week toevoegen (wilden geen onvolledige week)
5. verdeling Ijsland in juridische kwadranten:
 Ieder kwadrant  3 jury’s met 1 rechtbank waar je beroep kan
aantekenen
 Vervolg 10 hoofdstukken:
6. Ontdekking en kolonisatie
Groenland in 985
7. Bekering Ijsland tot
Christendom
8  10: lijsten met bisschoppen
en wetsprekers in Ijsland
 Genealogische lijsten hebben
geleid tot onderzoek dat DNA
en verwantschap van 95%
Ijslanders in kaart brengt
 Afgeleid  app die populair is
bij jongeren om na te gaan of
2 geliefden familie/verwant
zijn
 Romeinen in Ijsland?
 Vondst munten uit 3e
eeuw en later
 Thule: mythisch land in
hoge noorden
 Alternatieve verklaring:
 Vikingen?
 Papar  Ierse
monniken (6e eeuw)?
 Eerste vermelding  Ari Porgilson
(Islandignabok):
 Vikingkolonisten vonden bellen zoals die door
Ierse monniken werden gebruikt
 Vermelding in Landnamebok:
 Ijslanders die beweren af te stammen van
Cerball Mac Dunlaige (koning Osraige, ZO-
Ierland)
 Kruisvermelding in geschriften Dicuil
 Meeste monniken zouden vreedzaam zijn
vertrokken bij de komst van de Vikingen
 Nog aanwijzingen in Ijslandse toponiemen:
 Eiland Papey
 Vestmannaeyjar (eiland van de Westmannen)
 Restanten nederzetting
in Hafnir
 Aanvankelijk
geïnterpreteerd als
nederzetting Ierse
monniken
 Recente interpretatie:
nederzetting Viking
ivoorjagers
 Landnamebok: Naddoddr
 Verdwaalde tussen
Noorwegen en Farröer
 Doopte Ijsland: Snaeland
(sneeuwland)
 Eerste overwinteraar: Floki
 Zag na zeer strenge winter
hoe het eiland groen werd
 Zag veel potentie voor
landbouw
 Keerde terug naar
Noorwegen en verspreidde
wat hij had beleefd
 Clanhoofd Ingolfir Arnarson & echtgenote Hallveig
Frodadottir
 Gooiden 2 bewerkte palen in zee
 Bouwden nederzetting op plaats waar de palen
aanspoelden.
 874: Reykjavik (=rookbaai)
 Na Ingolfir  nog verschillende clanhoofden met hun
families en slaven
 Archeologische data bevestigen de kolonisatiedata uit
de saga’s
 Vluchten voor harde bestuur
Noorse koning Harald
Schoonhaar:
 Noorwegen werd met harde
hand verenigd tot 1
koninkrijk
 Conflict met de semi-
onafhankelijke jarls
(sommigen vluchten naar
Ijsland)
 Overbevolking van de
westelijke fjorden in
Noorwegen
 Unie van semi-
onafhankelijke
vorstendommetjes
 Gemenebest  tijdperk
van ononderbroken groei
en vooruitgang
 Was aanzet tot
kolonisatie Groenland /
Canada
 930: de heersende clanhoofden stellen het Althing in
 Oudste parlement
 Kwam iedere zomer samen in Tingvellir (= vallei van het
Thing)
 Clanhoofden stellen wetten op, amendementen, …
 Bespreken + oplossen van conflicten
 Samenstellen jury’s voor rechtszaken
 Wetten worden niet opgeschreven  wetspreker
(wetten uit het hoofd leren)
 Opmerkelijk: geen uitvoerende macht
 Uitvoering lag bij de mensen zelf
 Leidde tot veel conflicten en vetes (veel saga’s gaan hierover)
 had zowel politieke als
religieuze macht.
 moest de veiligheid,
welvaart en eer van hun
volk waarborgen
 moest verantwoording
afleggen aan de
volksvergadering, het
Althing
 Werd verkozen door het
Althing
 Koning Olaf I van Noorwegen stuurt
priester (Tangbrander) om Ijsland te
bekeren:
 Kan enkele clanhoofden bekeren
 Ervaart veel oppositie:
 Hij doodt zelfs 2 mannen die spotdichten over
hem hadden geschreven
 Keert na 2 jaar terug met nieuws dat hij
weinig kansen ziet om Ijsland te bekeren:
 Koning  zo woest dat hij dreigt alle
Ijslanders in Noorwegen te doden …
 2 bekeerde clanhoofden  beloven hulp bij
bekeren Ijsland, wat Olaf I enigszins kalmeert
 Toppunt crisis  zomer 999/1000:
 Christenen weigeren dezelfde wetspreker (en dus ook wetten)
te aanvaarden als de niet-Christenen
 Risico op religieuze burgeroorlog
 Clanhoofden duiden bemiddelaar aan op Althing: Thorgeir
Ljosvetningagodi
 Moet oplossing vinden die voor iedereen aanvaardbaar is!
 Compromis:
 Iedereen moet zich bekeren tot het Christendom
 Recht om ongewenste kinderen te doden blijft behouden (oude wet!)
 Recht om paardenvlees te eten blijft behouden (oude wet!)
 In beslotenheid eigen huis mag je nog wel tot de oude goden bidden
en offeren
 1056: Isleifur Gissurarson (eerste bisschop van Ijsland)
 11e /12e eeuw: grote veranderingen!
 verschuiving macht
 Weg van de vrije boeren en onafhankelijke clanhoofden
 Machtsconcentraties bij handvol families/leiders
 erosie van instituties Gemenebest
 Spanningen leiden tot gewapende strijd tussen de
verschillende leidende families
 1200-1262: tijdperk van de Sturlungs
Sturla Pordarson
Sighvatr Sturlurson Snorri Sturlurson
 1220: Snorri Sturlurson  vazal van Noorse koning
Hakon IV
 1235: Sturla Sightvason (neef) wordt vazal Noorse
koning
 Gebruikt invloed familieclan om te heersen over Ijsland
 Gamli Sattmali: oude convenant
 Ondertekend door de verschillende clanhoofden
 Aanvaarden de vrede en hegemonie van de Noorse
koning over Ijsland
 Gevolgen burgeroorlog:
 Zeer belastende periode voor de bevolking
 Boerderijen werden verwaarloosd voor de
oorlogshandelingen
 Noors gezag vestigde zich traag
 Althing  bleef functioneren als wetgevend en juridisch
orgaan
 Clerus  rijk + machtig door tienden belasting
 Klimaatsverschuiving: kleine ijstijd
 Langere winters
 Korter groeiseizoen
 Moeilijkere levensomstanidgheden
 Verschuiving van landbouw naar (economisch) belang visserij
+ vishandel (o.a. omwille van verplichting om te vasten)
 1380: Noorse koning Olaf II sterft zonder mannelijke
opvolger
 Unie van Kalmar: Scandinavisch Koninkrijk met centrum
in Denemarken
 1627: +/- 300 Ijslanders worden door moslimpiraten
ontvoerd
 Aanval op Grindavik  vermoedelijk met hulp Deense
gijzelaar
 Uit Algerije/Marokko  o.l.v. Hollandse bekeerling
Murat Reis
 Jan Janszoon van Haarlem
 Zelf ontvoerd als slaaf in 1618
 Bekeerde tot Islam  meest toonaangevende Barbarijse
piratenleider
 Enkele gijzelaars keren later terug:
 Guddridur Sinonardottir  bijnaam: Turkiya gudda
 Midden 16e eeuw: reformatie  Lutheraans
 Gewapende rebellie o.l.v. Bisschop Jon Arason
 Slag bij Saudafell gewonnen door vazallen die trouw zijn aan
Deense koning
 1602: Ijsland mag enkel nog handel drijven met
Denemarken
 1660: installatie absolute monarchie Denemarken-
Noorwegen o.l.v. Frederik III
 18e eeuw: rampspoed
 Bevolking krimpt door kleine Ijstijd
 1783: uitbarsting Laki
 9000 doden
 80% van het vee sterft
 Hongersnood  25% van de bevolking sterft
 19e eeuw: grote migratiegolven naar Canada
 Opleving Ijslands nationalisme:
 Fjolnismenn: groep van in Denemarken gevormde
intellectuelen
 1874: Ijsland krijgt grondwet + herstel Althing
 1904: uitbreiding autonomie
 1918: Ijsland wordt een zelfstandig land met eigen vlag in
unie met Deense kroon
 Vanaf 1930: consensus om te streven naar volledige
onafhankelijkheid
 1940: Britten bezetten Ijsland na val Denemarken
 1944: 97% kiest voor onafhankelijkheid
 2008: bankencrisis
 1104: uitbarsting Hekla
 Verwoestte volledig
district met boerderijen
 1939: opgraving boerderij
in Stöng door Noorse
archeologen
 Hoofdgebouw:
 Lange woonhal: 17 m lang + 6m breed
 Soort spouwmuur  tussen houten binnenmuur en dikke
buitenmuur uit turf
 Binnen:
 Lokrekkja: afsluitbare bedkast (voor heer en vrouw des huizes)
 Eldaskali: open lange leefhal met centraal een haard
 Het woonvertrek moet relatief warm zijn geweest door de opvallend
dikke muren zonder ramen
 Langs de muren: verhoogd platform om op te zitten of te slapen
 Uiteinden:
 Stofa: soort annex dat dienst deed als vrouwenvertrek
 Verzonken haard
 Aan 2 uiteinden  Kvennapallur: zitbanken met opslagruimte voor
textiel
 Opmerking: weven  heel belangrijk voor gemeenschap (ook als
exportproduct)
 2 achterhuizen:
 Klein  badhuis/sauna
 Groot  opslagplaats voor
voedsel in grote houten
vaten (o.a. voor pekelen)
 Bij hoofdingang  opslag
gedroogd/gerookt voedsel
 Bijgebouwen:
 Koeienstal
 Smidse
 Kleine staafkerk uit turf
 Gaukur Trandilson:
 Weinig over hem gekend
 Zou volgens Njals Saga gedood zijn in een duel door zijn
pleegbroer Asgrimur Ellida Grimmson
 Vermoeden dat Gaukur relatie had met buurvrouw
 Pleegboer ging duel aan om familie-eer te redden
 Opmerkelijk: naam Gaukur Trandilson staat ook in rune in
neolithische tombe Maeshowe (Orkney)
 Verklaring:
 in 1150 keerde Rögnvaldur Kali met groep Vikingen terug van de
kruistochten
 Bij tussenstop in Orkney breken ze in grafheuvel Maeshowe in
 Thorhallur Asgrimsson krast runetekst in tombe
 rechtstreekse afstammeling van Asgrimur Ellida Grimmson die
Gaukur in het duel doodde …
“Deze runen werden uitgehakt door de beste runen-
meester van de westelijke zee met de bijl die behoorde aan
Gaukur Tradilson uit het zuiden van Ijsland.”
 De bewoners:
 Iedereen leefde samen in het langhuis (ook slaven)
 Vrije mannen  deelnemen aan Althing
 Inwonend (vrij) personeel  enkel verhuizen naar
andere boerderij tijdens de Fardagar (transferperiode)
 Hreppr:
 Lokaal verzekeringssysteem/mutualiteit
 Steun bieden bij catastrofes zoals brand, verlies vee door
ziektes, …
 Vermoedelijk werd de Hreppr ook ingeschakeld bij
uitbarsting Hekla in 1104
 Veeteelt  basis landbouw
 Runderen, geiten, schapen, varkens
 wol, leder, vlees, melk (boter, kaas, …)
 Vee = fé (Noors woord)  vee (maar ook welvaart)
 Cruciaal  hooi voor de wintermaanden!
 Werd gekweekt op alle beschikbare stukken land
 Volgens de wet:
 verplichting om voldoende personeel in dienst te hebben om alle
hooi binnen te halen
 Verboden om hooiland verloren te laten gaan of te verwaarlozen
 Beste hooi  tun (=thuisveld): dichtst bij de hoeve
 Zomer  vrij grazen
 Melken  op de weide (niet in de stal)
 Melk naar hoeve gebracht in skyrkyllir (waterdichte
zakken van schapenmaag)
 Bewaring  in halfverzonken vaten (= koel, dus langer
bruikbaar!)
 Zure melk (de wij)  gebruikt om vlees langer te
bewaren
 Ongezouten boter  bewust gefermenteerd (blijft dan
maandenlang goed)
 Granen: gerst + haver 
geen tarwe!
 Andere gewassen: bonen,
erwten, kolen, uien, …
 Bemesting steeds in de
lente  mest van de
winter werd opgeslagen
 Ploegen  ossen + ardr
(soort primitieve ploeg)
 Ook bij het land horen:
visrechten,
sprokkelrechten, zoeken
van eieren, verzamelen
vruchten, …
 Toegang tot
gemeenschappelijke
boslanden en graslanden
 Overtreden van de wetten
op het landgebruik  zeer
zware gevolgen:
 Strenge straffen
 bloedvetes
4.5.1 Voor-Christelijke
Natuurgodsdienst
 Polytheïsme
 Midgard en Asgard
 De goden
 Omgang met de goden
 Erfenis van de oude goden
 Houding van de heidense
Vikingen t.o.v. Het
christendom
 Kerstening van de
Vikingen
 Staafkerkjes
4.5.2 Kerstening
 amper schriftelijke bronnen
over de religieuze opvattingen
van de Vikingen
 belangrijkste getuigenis 
Snorri Sturluson die als
christelijke Ijslander ( 1e helft
13e eeuw) een beschrijving
maakte van het geloof van
zijn voorvaderen.
 De Ijslandse saga’s vertellen
weinig over de organisatie en
belangrijkste liturgische
feesten van de Vikingen.
 Volgens de Noordse
mythologie was de wereld
geschapen uit het dijbeen van
de reus Ymir
 De wereld bestond in het
midden uit een reusachtige,
steeds groenblijvende boom
 Yggdrasil
 De wortels van deze
levensboom reikten tot in hel
 de takken liepen helemaal tot
in de hemel.
 De boom verbond:
 de wereld van de
mensen (midgaard)
 met de woonplaats van
de reuzen (utgard)
daaronder
 de wereld van de goden
(asgard) daarboven.
Bij de centrale as van de
wereld leefden 3 schikgoden
urd, skuld en verdandi die
beschikten over het lot,
waar iedereen (ook de
goden!) ondergeschikt aan
was.
Volgens de opvattingen van
de Vikingen bestond
midgaard uit een platte
schijf met daaromheen een
gevaarlijke zee waarin de
midgaardslangen leefden.
 De Asen waren de belangrijkste goden
 Zij gaven ook hun naam aan asgard, waar zich het
Walhalla bevond, de zetel en grote hal van Odin
 Walhalla was de plek waar de Walküren de geesten van de
gesneuvelde krijgers heen brachten
 De gesneuvelde krijgers konden er feesten en vechten tot ze
zouden worden opgeroepen voor de apocalyptische
eindstrijd  ragnarok.
 De 3 belangrijkste goden: Odin, Thor en Freyr
 Overzag vanop zijn troon
in walhalla de schepping
en de onderwereld
 8-benig paard: Sleipnir
 2 raven:
 Hugin (de gedachte)
 Munin (het geheugen)
 Speer: Gungnir
 Toverring: Draupnir
 Odin had slechts één oog
 het andere had hij
opgeofferd in zijn
zoektocht naar wijsheid
 Hij heeft zichzelf eens 9
nachten opgehangen om
de geheime runen te
leren.
 Odin kende weinig
medelijden met de mens
 Zijn aanbidders vreesden
hem erg
 Toch was hij de
beschermer van koningen,
hoofdmannen, tovenaars
en skalden (dichters)
 god van de aristocratische
bovenklasse maakte
 god van de donder die hij
veroorzaakte als hij met
zijn bokkenkar langs de
hemel reed
 belangrijkste attribuut:
onafscheidelijke hamer
met korte steel, Mjöllnir
 Mjöllnir keerde steeds
terug als hij hem
wegwierp.
 beschermgod van de
reuzen
 Beschermgod van de
akkerbouw
 net als Herakles
beschermde hij mensen
en goden tegen
bedreigingen als geesten,
koude en honger.
 Thor was gewelddadig
 maar had een goed hart
 daarom herkenden zijn
gelovigen zich in hem
 meest geliefde god onder
de mensen
 Freyr betekent Heer
 is dus eigenlijk geen
naam, maar een titel
 Mogelijk ging het om een
taboenaam voor een god
waarvan de eigenlijke
naam ons niet bekend is
 Freyr is de god van de
mannelijke seksualiteit
 wordt vooral door de
dynastie van de
Ynglingen vereerd (met
als thuisbasis het
Zweedse Uppsala)
 tweelingzus van Freyr
 godin van de schoonheid
en de bekoring.
 Voor Vikinggoden is
moed net zo belangrijk
als welbespraaktheid en
intelligentie  cfr.
mensen
 meeste verhalen over de
goden gaan over
avontuur en dapperheid
 voorbeeld voor
mensen
 Wie moedig leefde en stierf in de strijd werd daarvoor beloond
met het eeuwige feesten in walhalla
 sneuvelen in de strijd ver van huis  geen angstaanjagend
vooruitzicht
 sowieso beter om te sneuvelen dan zich over te geven en verder te
leven als zwakkeling
 Verklaring voor de wreedheid van de plundertochten? Je moest je
immers dapper en krachtig tonen
 Toch namen Vikingen geen onnodige risico’s namen
 Zeker de meer georganiseerde legers streden heel weloverwogen
 maken evenzeer gebruik van efficiënte
onderhandelingstechnieken om doel te bereiken.
 Vikinggoden waren niet
almachtig
 hadden zowel goede als
slechte karaktertrekken
 Mensen hadden plichten
ten overstaan van de goden
 Mensen hadden ook
rechten  als een god je
onvoldoende hulp gaf,
mocht je je van hem
afkeren.
 De goden konden hulp
bieden in het dagelijks
leven
 daarom droegen veel
Vikingen allerlei
amuletten in de vorm
van de hamer van Thor
of een miniatuurwapen.
 De goden werden aangesproken in
collectieve rituelen
 rituelen steeds in openlucht
 Vikingen zagen de goden vooral in
bomen, waterbronnen, grote
stenen, bergen, open waters, …
 Hier werden offers gebracht van
vruchten en/of dieren
 soms ook mensenoffers 
hoogste offer
 offers moesten de mensen
verbinden met de goden.
 vaste rituelen die
seizoensgebonden waren
 Bvb: joelfeest, ook wel
midwinterritueel
genoemd (cfr. Kerstmis)
 om de 9 jaar  Blöt
 groots feest met offers
van mensen en dieren
gehouden
 deze bloedoffers werden
Blöt genoemd
 meestal gevolgd door
feestmaal waar het offer
ritueel werd gegeten.
 De namen van de goden
vinden we nog steeds terug in
de dagen van de week:
 Dinsdag verwijst naar Thyr
(oude hemelgod)
 Woensdag verwijst naar
Wodan/Odin
 Donderdag verwijst naar
Donar/Thor
 Vrijdag verwijst naar Freya
 Enorme rijke verhalenschat
uit de Viking-mythologie
 vroegmiddeleeuwse kronieken 
bijna fysieke afkeer voor gebrek aan
respect voor kloosters en kerken.
 Excessen Vikingen vaak toe-
geschreven aan hun niet-christelijke
geloof
 meeste schrijvers waren religieuzen
 voor de Vikingen waren de
christelijke liturgische voorwerpen
niet meer dan buit
 Cfr. omgang met reliekhouders 
gooiden de beenderen er uit en
namen de rijkelijk gedecoreerde
houders mee.
 829 tot 831: Duitse bisschop Ansgar trekt als een van de
eerste missionarissen naar Zweden
 in opdracht van Lodewijk de Vrome
 omdat informanten beweerden dat de lokale bevolking
klaar was om zich te laten kerstenen
 expeditie werd een mislukking
 Ansgar werd met regelmaat overvallen en kon enkel
ternauwernood aan de dood ontsnappen
 op die manier gingen alle geschenken voor de Zweedse
koning verloren.
 De tweede expeditie van Ansgar was meer succesvol
 ditmaal wel voet aan grond
 bij zijn dood in 865  kerstening van Zweden al flink
gevorderd
 bij een gebrek aan even daadkrachtige opvolgers van
Ansgar valt kerstening echter stil
 duurt nog minstens 3 eeuwen voor Zweden volledig
gekerstend was
 gedurende lange tijd bleef het oude heidense geloof
bestaan naast de christelijke religie
 nieuwe geloofsartikelen
aanvaarden:
 het bestaan van slechts
één god
 het geloof in een
onsterfelijke ziel, met
een leven na de dood
 het geloof in de heilige
drievuldigheid (vader,
zoon, heilige geest).
 Bovendien werd er van de nieuwe gelovigen heel wat geëist:
 Geen slaven meer houden
 Geen kinderen meer verstoten
 Geen vlees meer eten op vastendagen
 Geen paardenvlees meer eten
 Begraven op een christelijke manier (geen bootgraven en ook
geen bijgaven meer)
 Naar de eucharistievieringen gaan
 …
 Omdat bekeren erg
ingrijpend was, kozen velen
er voor om zich niet meteen
te laten dopen
 leggen een soort
intentieverklaring af
 Voordelen:
 naar goeddunken
deelnemen aan
eucharistievieringen
 omgaan met andere
christenen (bijvoorbeeld om
handel te drijven).
 9e en 10e eeuw: christenen en heidenen leven naast en door elkaar
 Leverde weinig problemen op
 In dezelfde woningen  zowel christelijke kruisbeelden als hamers
van Thor
 grootschalige bekeringen zouden pas volgen als ook de koningen
zich lieten dopen
 Deense koning Harald Blauwtand  dopen in 965
 Was onder de indruk van macht Frankische keizers
 Hoopte zo op een eigen sterk rijk met christendom als verbindende
staatsgodsdienst
 geheel uit hout
opgetrokken
kerkgebouw
 typische bouwstijl die
voornamelijk in
Scandinavië wordt
aangetroffen
 meeste Staafkerken
opgericht in 11e en 12e
eeuw.
 gebouwd op een stenen
fundering waarop een
frame of geraamte van
houten balken werd
geplaatst.
 eenvoudigste staafkerken
zijn kleine, rechthoekige
gebouwen: een schip en
een klein koor
 Het dak rust op de muren.
 Grotere staafkerken kunnen
een lange mast in het
midden hebben:
 draagt de torenspits draagt
 ontlast de muren
gedeeltelijk
 De meest complexe
staafkerken hebben een
hoge ruimte in het midden:
 wordt gedragen door
vrijstaande masten
 centrale ruimte is omgeven
door lagere zijbeuken die de
constructie verstevigen
 Een staafkerk heeft nooit
klokken
 Hiervoor zijn er
losstaande klokkentoren
gebouwd
 rijkelijk voorzien van
houtsnijwerk
 motieven en esthetiek gaan
terug op de tradities van de
Vikingtijd
 Vikingtradities komen ook
terug in de daken van de
staafkerken:
 dezelfde structuur als de
Vikingschepen
 mogelijk inbreng van
scheepsbouwers in de
constructie van de kerkjes
In het zog van erik de rode 4
In het zog van erik de rode 4

More Related Content

More from Erwin Claes

In het zog van erik de rode 1
In het zog van erik de rode 1In het zog van erik de rode 1
In het zog van erik de rode 1Erwin Claes
 
Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen
Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen
Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen Erwin Claes
 
Vikingen 5: materiële cultuur
Vikingen 5: materiële cultuurVikingen 5: materiële cultuur
Vikingen 5: materiële cultuurErwin Claes
 
Vikingen 4: Religie
Vikingen 4: ReligieVikingen 4: Religie
Vikingen 4: ReligieErwin Claes
 
Vikingen 3: maatschappij en economie
Vikingen 3: maatschappij en economieVikingen 3: maatschappij en economie
Vikingen 3: maatschappij en economieErwin Claes
 
Vikingen 2: Historische Situering
Vikingen 2: Historische SitueringVikingen 2: Historische Situering
Vikingen 2: Historische SitueringErwin Claes
 
Vikingen 1: inleiding
Vikingen 1: inleidingVikingen 1: inleiding
Vikingen 1: inleidingErwin Claes
 
Geschiedenis van Schotland
Geschiedenis van SchotlandGeschiedenis van Schotland
Geschiedenis van SchotlandErwin Claes
 
Geschiedenis Ierland
Geschiedenis IerlandGeschiedenis Ierland
Geschiedenis IerlandErwin Claes
 
Diapresentatie keltische natuurgodsdienst
Diapresentatie keltische natuurgodsdienstDiapresentatie keltische natuurgodsdienst
Diapresentatie keltische natuurgodsdienstErwin Claes
 
Diapresentatie keltische kunst
Diapresentatie keltische kunstDiapresentatie keltische kunst
Diapresentatie keltische kunstErwin Claes
 
Diapresentatie materiële cultuur van de kelten
Diapresentatie materiële cultuur van de keltenDiapresentatie materiële cultuur van de kelten
Diapresentatie materiële cultuur van de keltenErwin Claes
 
Diapresentatie over de keltische maatschappij
Diapresentatie over de keltische maatschappijDiapresentatie over de keltische maatschappij
Diapresentatie over de keltische maatschappijErwin Claes
 
Diapresentatie geschiedenis van de keltische wereld
Diapresentatie geschiedenis van de keltische wereldDiapresentatie geschiedenis van de keltische wereld
Diapresentatie geschiedenis van de keltische wereldErwin Claes
 

More from Erwin Claes (17)

In het zog van erik de rode 1
In het zog van erik de rode 1In het zog van erik de rode 1
In het zog van erik de rode 1
 
Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen
Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen
Begraving en rituelen bij Kelten en Vikingen
 
Vikingen 5: materiële cultuur
Vikingen 5: materiële cultuurVikingen 5: materiële cultuur
Vikingen 5: materiële cultuur
 
Vikingen 4: Religie
Vikingen 4: ReligieVikingen 4: Religie
Vikingen 4: Religie
 
Vikingen 3: maatschappij en economie
Vikingen 3: maatschappij en economieVikingen 3: maatschappij en economie
Vikingen 3: maatschappij en economie
 
Vikingen 2: Historische Situering
Vikingen 2: Historische SitueringVikingen 2: Historische Situering
Vikingen 2: Historische Situering
 
Vikingen 1: inleiding
Vikingen 1: inleidingVikingen 1: inleiding
Vikingen 1: inleiding
 
Keltische kerk
Keltische kerkKeltische kerk
Keltische kerk
 
Geschiedenis van Schotland
Geschiedenis van SchotlandGeschiedenis van Schotland
Geschiedenis van Schotland
 
Geschiedenis Ierland
Geschiedenis IerlandGeschiedenis Ierland
Geschiedenis Ierland
 
De picten
De pictenDe picten
De picten
 
Malta
MaltaMalta
Malta
 
Diapresentatie keltische natuurgodsdienst
Diapresentatie keltische natuurgodsdienstDiapresentatie keltische natuurgodsdienst
Diapresentatie keltische natuurgodsdienst
 
Diapresentatie keltische kunst
Diapresentatie keltische kunstDiapresentatie keltische kunst
Diapresentatie keltische kunst
 
Diapresentatie materiële cultuur van de kelten
Diapresentatie materiële cultuur van de keltenDiapresentatie materiële cultuur van de kelten
Diapresentatie materiële cultuur van de kelten
 
Diapresentatie over de keltische maatschappij
Diapresentatie over de keltische maatschappijDiapresentatie over de keltische maatschappij
Diapresentatie over de keltische maatschappij
 
Diapresentatie geschiedenis van de keltische wereld
Diapresentatie geschiedenis van de keltische wereldDiapresentatie geschiedenis van de keltische wereld
Diapresentatie geschiedenis van de keltische wereld
 

In het zog van erik de rode 4

  • 1. De ontdekking en kolonisatie van de Faeröer eilanden, Ijsland, Groenland en Vinland door de Vikingen.
  • 2. Vikingen 1. Inleiding 2. Historische Situering 3. Faeröer 4. IJsland 5. Groenland 6. Vinland
  • 3.  Oppervlakte: 103 000 km²  Inwoners: 339 747
  • 4.
  • 5.
  • 6.
  • 7.
  • 8.
  • 9.
  • 10.
  • 11.  Beschrijft kolonisatie tss 9e en 10e eeuw  5 delen met +/- 100 hoofdstukken  +/- 3000 mensen worden beschreven  1400 nederzettingen (vertelt wie waar ging wonen)  Benoemt 435 mannen als de eerste kolonisten (870-930)  Oudste versie: 2e helft 13e eeuw
  • 12.  Tussen 1122-1133 geschreven door (priester) Ari Porgilson  zeer betrouwbaar!  Hij benoemt zijn bronnen en controleert ze.  Vermoedelijk gebaseerd op bronnen die ouder zijn dan Landnamabok  Oorspronkelijk 2 versies (enkel jongste bewaard)
  • 13.  Bevat 10 hoofdstukken: 1. proloog + verhaal eerste kolonist (Ingolfur Arnarson)  Beschrijft Ijsland als bebost van de kust tot top van de bergen 2. Noorse wetgeving wordt ingevoerd 3. Installatie Althing in Tingvellir 4. Herstel kalender  liep niet meer synchroon met de seizoenen: 52 weken en 364 dagen  Porsstein Sutr stelt oplossing voor: om de 7 jaar een extra week toevoegen (wilden geen onvolledige week) 5. verdeling Ijsland in juridische kwadranten:  Ieder kwadrant  3 jury’s met 1 rechtbank waar je beroep kan aantekenen
  • 14.  Vervolg 10 hoofdstukken: 6. Ontdekking en kolonisatie Groenland in 985 7. Bekering Ijsland tot Christendom 8  10: lijsten met bisschoppen en wetsprekers in Ijsland
  • 15.  Genealogische lijsten hebben geleid tot onderzoek dat DNA en verwantschap van 95% Ijslanders in kaart brengt  Afgeleid  app die populair is bij jongeren om na te gaan of 2 geliefden familie/verwant zijn
  • 16.
  • 17.  Romeinen in Ijsland?  Vondst munten uit 3e eeuw en later  Thule: mythisch land in hoge noorden  Alternatieve verklaring:  Vikingen?  Papar  Ierse monniken (6e eeuw)?
  • 18.  Eerste vermelding  Ari Porgilson (Islandignabok):  Vikingkolonisten vonden bellen zoals die door Ierse monniken werden gebruikt  Vermelding in Landnamebok:  Ijslanders die beweren af te stammen van Cerball Mac Dunlaige (koning Osraige, ZO- Ierland)  Kruisvermelding in geschriften Dicuil  Meeste monniken zouden vreedzaam zijn vertrokken bij de komst van de Vikingen  Nog aanwijzingen in Ijslandse toponiemen:  Eiland Papey  Vestmannaeyjar (eiland van de Westmannen)
  • 19.
  • 20.  Restanten nederzetting in Hafnir  Aanvankelijk geïnterpreteerd als nederzetting Ierse monniken  Recente interpretatie: nederzetting Viking ivoorjagers
  • 21.  Landnamebok: Naddoddr  Verdwaalde tussen Noorwegen en Farröer  Doopte Ijsland: Snaeland (sneeuwland)  Eerste overwinteraar: Floki  Zag na zeer strenge winter hoe het eiland groen werd  Zag veel potentie voor landbouw  Keerde terug naar Noorwegen en verspreidde wat hij had beleefd
  • 22.  Clanhoofd Ingolfir Arnarson & echtgenote Hallveig Frodadottir  Gooiden 2 bewerkte palen in zee  Bouwden nederzetting op plaats waar de palen aanspoelden.  874: Reykjavik (=rookbaai)  Na Ingolfir  nog verschillende clanhoofden met hun families en slaven  Archeologische data bevestigen de kolonisatiedata uit de saga’s
  • 23.
  • 24.  Vluchten voor harde bestuur Noorse koning Harald Schoonhaar:  Noorwegen werd met harde hand verenigd tot 1 koninkrijk  Conflict met de semi- onafhankelijke jarls (sommigen vluchten naar Ijsland)  Overbevolking van de westelijke fjorden in Noorwegen
  • 25.
  • 26.  Unie van semi- onafhankelijke vorstendommetjes  Gemenebest  tijdperk van ononderbroken groei en vooruitgang  Was aanzet tot kolonisatie Groenland / Canada
  • 27.  930: de heersende clanhoofden stellen het Althing in  Oudste parlement  Kwam iedere zomer samen in Tingvellir (= vallei van het Thing)  Clanhoofden stellen wetten op, amendementen, …  Bespreken + oplossen van conflicten  Samenstellen jury’s voor rechtszaken  Wetten worden niet opgeschreven  wetspreker (wetten uit het hoofd leren)  Opmerkelijk: geen uitvoerende macht  Uitvoering lag bij de mensen zelf  Leidde tot veel conflicten en vetes (veel saga’s gaan hierover)
  • 28.
  • 29.
  • 30.
  • 31.  had zowel politieke als religieuze macht.  moest de veiligheid, welvaart en eer van hun volk waarborgen  moest verantwoording afleggen aan de volksvergadering, het Althing  Werd verkozen door het Althing
  • 32.
  • 33.  Koning Olaf I van Noorwegen stuurt priester (Tangbrander) om Ijsland te bekeren:  Kan enkele clanhoofden bekeren  Ervaart veel oppositie:  Hij doodt zelfs 2 mannen die spotdichten over hem hadden geschreven  Keert na 2 jaar terug met nieuws dat hij weinig kansen ziet om Ijsland te bekeren:  Koning  zo woest dat hij dreigt alle Ijslanders in Noorwegen te doden …  2 bekeerde clanhoofden  beloven hulp bij bekeren Ijsland, wat Olaf I enigszins kalmeert
  • 34.  Toppunt crisis  zomer 999/1000:  Christenen weigeren dezelfde wetspreker (en dus ook wetten) te aanvaarden als de niet-Christenen  Risico op religieuze burgeroorlog  Clanhoofden duiden bemiddelaar aan op Althing: Thorgeir Ljosvetningagodi  Moet oplossing vinden die voor iedereen aanvaardbaar is!  Compromis:  Iedereen moet zich bekeren tot het Christendom  Recht om ongewenste kinderen te doden blijft behouden (oude wet!)  Recht om paardenvlees te eten blijft behouden (oude wet!)  In beslotenheid eigen huis mag je nog wel tot de oude goden bidden en offeren  1056: Isleifur Gissurarson (eerste bisschop van Ijsland)
  • 35.
  • 36.  11e /12e eeuw: grote veranderingen!  verschuiving macht  Weg van de vrije boeren en onafhankelijke clanhoofden  Machtsconcentraties bij handvol families/leiders  erosie van instituties Gemenebest  Spanningen leiden tot gewapende strijd tussen de verschillende leidende families  1200-1262: tijdperk van de Sturlungs Sturla Pordarson Sighvatr Sturlurson Snorri Sturlurson
  • 37.  1220: Snorri Sturlurson  vazal van Noorse koning Hakon IV  1235: Sturla Sightvason (neef) wordt vazal Noorse koning  Gebruikt invloed familieclan om te heersen over Ijsland  Gamli Sattmali: oude convenant  Ondertekend door de verschillende clanhoofden  Aanvaarden de vrede en hegemonie van de Noorse koning over Ijsland  Gevolgen burgeroorlog:  Zeer belastende periode voor de bevolking  Boerderijen werden verwaarloosd voor de oorlogshandelingen
  • 38.  Noors gezag vestigde zich traag  Althing  bleef functioneren als wetgevend en juridisch orgaan  Clerus  rijk + machtig door tienden belasting  Klimaatsverschuiving: kleine ijstijd  Langere winters  Korter groeiseizoen  Moeilijkere levensomstanidgheden  Verschuiving van landbouw naar (economisch) belang visserij + vishandel (o.a. omwille van verplichting om te vasten)  1380: Noorse koning Olaf II sterft zonder mannelijke opvolger  Unie van Kalmar: Scandinavisch Koninkrijk met centrum in Denemarken
  • 39.  1627: +/- 300 Ijslanders worden door moslimpiraten ontvoerd  Aanval op Grindavik  vermoedelijk met hulp Deense gijzelaar  Uit Algerije/Marokko  o.l.v. Hollandse bekeerling Murat Reis  Jan Janszoon van Haarlem  Zelf ontvoerd als slaaf in 1618  Bekeerde tot Islam  meest toonaangevende Barbarijse piratenleider  Enkele gijzelaars keren later terug:  Guddridur Sinonardottir  bijnaam: Turkiya gudda
  • 40.
  • 41.
  • 42.  Midden 16e eeuw: reformatie  Lutheraans  Gewapende rebellie o.l.v. Bisschop Jon Arason  Slag bij Saudafell gewonnen door vazallen die trouw zijn aan Deense koning  1602: Ijsland mag enkel nog handel drijven met Denemarken  1660: installatie absolute monarchie Denemarken- Noorwegen o.l.v. Frederik III  18e eeuw: rampspoed  Bevolking krimpt door kleine Ijstijd  1783: uitbarsting Laki  9000 doden  80% van het vee sterft  Hongersnood  25% van de bevolking sterft
  • 43.
  • 44.  19e eeuw: grote migratiegolven naar Canada  Opleving Ijslands nationalisme:  Fjolnismenn: groep van in Denemarken gevormde intellectuelen  1874: Ijsland krijgt grondwet + herstel Althing  1904: uitbreiding autonomie  1918: Ijsland wordt een zelfstandig land met eigen vlag in unie met Deense kroon  Vanaf 1930: consensus om te streven naar volledige onafhankelijkheid  1940: Britten bezetten Ijsland na val Denemarken  1944: 97% kiest voor onafhankelijkheid  2008: bankencrisis
  • 45.
  • 46.
  • 47.
  • 48.  1104: uitbarsting Hekla  Verwoestte volledig district met boerderijen  1939: opgraving boerderij in Stöng door Noorse archeologen
  • 49.
  • 50.
  • 51.
  • 52.
  • 53.  Hoofdgebouw:  Lange woonhal: 17 m lang + 6m breed  Soort spouwmuur  tussen houten binnenmuur en dikke buitenmuur uit turf  Binnen:  Lokrekkja: afsluitbare bedkast (voor heer en vrouw des huizes)  Eldaskali: open lange leefhal met centraal een haard  Het woonvertrek moet relatief warm zijn geweest door de opvallend dikke muren zonder ramen  Langs de muren: verhoogd platform om op te zitten of te slapen  Uiteinden:  Stofa: soort annex dat dienst deed als vrouwenvertrek  Verzonken haard  Aan 2 uiteinden  Kvennapallur: zitbanken met opslagruimte voor textiel  Opmerking: weven  heel belangrijk voor gemeenschap (ook als exportproduct)
  • 54.
  • 55.
  • 56.  2 achterhuizen:  Klein  badhuis/sauna  Groot  opslagplaats voor voedsel in grote houten vaten (o.a. voor pekelen)  Bij hoofdingang  opslag gedroogd/gerookt voedsel  Bijgebouwen:  Koeienstal  Smidse  Kleine staafkerk uit turf
  • 57.
  • 58.
  • 59.
  • 60.  Gaukur Trandilson:  Weinig over hem gekend  Zou volgens Njals Saga gedood zijn in een duel door zijn pleegbroer Asgrimur Ellida Grimmson  Vermoeden dat Gaukur relatie had met buurvrouw  Pleegboer ging duel aan om familie-eer te redden  Opmerkelijk: naam Gaukur Trandilson staat ook in rune in neolithische tombe Maeshowe (Orkney)  Verklaring:  in 1150 keerde Rögnvaldur Kali met groep Vikingen terug van de kruistochten  Bij tussenstop in Orkney breken ze in grafheuvel Maeshowe in  Thorhallur Asgrimsson krast runetekst in tombe  rechtstreekse afstammeling van Asgrimur Ellida Grimmson die Gaukur in het duel doodde …
  • 61. “Deze runen werden uitgehakt door de beste runen- meester van de westelijke zee met de bijl die behoorde aan Gaukur Tradilson uit het zuiden van Ijsland.”
  • 62.
  • 63.
  • 64.
  • 65.  De bewoners:  Iedereen leefde samen in het langhuis (ook slaven)  Vrije mannen  deelnemen aan Althing  Inwonend (vrij) personeel  enkel verhuizen naar andere boerderij tijdens de Fardagar (transferperiode)  Hreppr:  Lokaal verzekeringssysteem/mutualiteit  Steun bieden bij catastrofes zoals brand, verlies vee door ziektes, …  Vermoedelijk werd de Hreppr ook ingeschakeld bij uitbarsting Hekla in 1104
  • 66.
  • 67.  Veeteelt  basis landbouw  Runderen, geiten, schapen, varkens  wol, leder, vlees, melk (boter, kaas, …)  Vee = fé (Noors woord)  vee (maar ook welvaart)  Cruciaal  hooi voor de wintermaanden!  Werd gekweekt op alle beschikbare stukken land  Volgens de wet:  verplichting om voldoende personeel in dienst te hebben om alle hooi binnen te halen  Verboden om hooiland verloren te laten gaan of te verwaarlozen  Beste hooi  tun (=thuisveld): dichtst bij de hoeve  Zomer  vrij grazen
  • 68.
  • 69.
  • 70.  Melken  op de weide (niet in de stal)  Melk naar hoeve gebracht in skyrkyllir (waterdichte zakken van schapenmaag)  Bewaring  in halfverzonken vaten (= koel, dus langer bruikbaar!)  Zure melk (de wij)  gebruikt om vlees langer te bewaren  Ongezouten boter  bewust gefermenteerd (blijft dan maandenlang goed)
  • 71.  Granen: gerst + haver  geen tarwe!  Andere gewassen: bonen, erwten, kolen, uien, …  Bemesting steeds in de lente  mest van de winter werd opgeslagen  Ploegen  ossen + ardr (soort primitieve ploeg)
  • 72.  Ook bij het land horen: visrechten, sprokkelrechten, zoeken van eieren, verzamelen vruchten, …  Toegang tot gemeenschappelijke boslanden en graslanden  Overtreden van de wetten op het landgebruik  zeer zware gevolgen:  Strenge straffen  bloedvetes
  • 73.
  • 74. 4.5.1 Voor-Christelijke Natuurgodsdienst  Polytheïsme  Midgard en Asgard  De goden  Omgang met de goden  Erfenis van de oude goden  Houding van de heidense Vikingen t.o.v. Het christendom  Kerstening van de Vikingen  Staafkerkjes 4.5.2 Kerstening
  • 75.
  • 76.  amper schriftelijke bronnen over de religieuze opvattingen van de Vikingen  belangrijkste getuigenis  Snorri Sturluson die als christelijke Ijslander ( 1e helft 13e eeuw) een beschrijving maakte van het geloof van zijn voorvaderen.  De Ijslandse saga’s vertellen weinig over de organisatie en belangrijkste liturgische feesten van de Vikingen.
  • 77.  Volgens de Noordse mythologie was de wereld geschapen uit het dijbeen van de reus Ymir  De wereld bestond in het midden uit een reusachtige, steeds groenblijvende boom  Yggdrasil  De wortels van deze levensboom reikten tot in hel  de takken liepen helemaal tot in de hemel.
  • 78.  De boom verbond:  de wereld van de mensen (midgaard)  met de woonplaats van de reuzen (utgard) daaronder  de wereld van de goden (asgard) daarboven.
  • 79. Bij de centrale as van de wereld leefden 3 schikgoden urd, skuld en verdandi die beschikten over het lot, waar iedereen (ook de goden!) ondergeschikt aan was.
  • 80. Volgens de opvattingen van de Vikingen bestond midgaard uit een platte schijf met daaromheen een gevaarlijke zee waarin de midgaardslangen leefden.
  • 81.
  • 82.  De Asen waren de belangrijkste goden  Zij gaven ook hun naam aan asgard, waar zich het Walhalla bevond, de zetel en grote hal van Odin  Walhalla was de plek waar de Walküren de geesten van de gesneuvelde krijgers heen brachten  De gesneuvelde krijgers konden er feesten en vechten tot ze zouden worden opgeroepen voor de apocalyptische eindstrijd  ragnarok.  De 3 belangrijkste goden: Odin, Thor en Freyr
  • 83.
  • 84.
  • 85.  Overzag vanop zijn troon in walhalla de schepping en de onderwereld  8-benig paard: Sleipnir  2 raven:  Hugin (de gedachte)  Munin (het geheugen)  Speer: Gungnir  Toverring: Draupnir
  • 86.
  • 87.  Odin had slechts één oog  het andere had hij opgeofferd in zijn zoektocht naar wijsheid  Hij heeft zichzelf eens 9 nachten opgehangen om de geheime runen te leren.
  • 88.  Odin kende weinig medelijden met de mens  Zijn aanbidders vreesden hem erg  Toch was hij de beschermer van koningen, hoofdmannen, tovenaars en skalden (dichters)  god van de aristocratische bovenklasse maakte
  • 89.
  • 90.  god van de donder die hij veroorzaakte als hij met zijn bokkenkar langs de hemel reed  belangrijkste attribuut: onafscheidelijke hamer met korte steel, Mjöllnir  Mjöllnir keerde steeds terug als hij hem wegwierp.
  • 91.
  • 92.  beschermgod van de reuzen  Beschermgod van de akkerbouw  net als Herakles beschermde hij mensen en goden tegen bedreigingen als geesten, koude en honger.
  • 93.  Thor was gewelddadig  maar had een goed hart  daarom herkenden zijn gelovigen zich in hem  meest geliefde god onder de mensen
  • 94.  Freyr betekent Heer  is dus eigenlijk geen naam, maar een titel  Mogelijk ging het om een taboenaam voor een god waarvan de eigenlijke naam ons niet bekend is
  • 95.  Freyr is de god van de mannelijke seksualiteit  wordt vooral door de dynastie van de Ynglingen vereerd (met als thuisbasis het Zweedse Uppsala)
  • 96.  tweelingzus van Freyr  godin van de schoonheid en de bekoring.
  • 97.  Voor Vikinggoden is moed net zo belangrijk als welbespraaktheid en intelligentie  cfr. mensen  meeste verhalen over de goden gaan over avontuur en dapperheid  voorbeeld voor mensen
  • 98.  Wie moedig leefde en stierf in de strijd werd daarvoor beloond met het eeuwige feesten in walhalla  sneuvelen in de strijd ver van huis  geen angstaanjagend vooruitzicht  sowieso beter om te sneuvelen dan zich over te geven en verder te leven als zwakkeling  Verklaring voor de wreedheid van de plundertochten? Je moest je immers dapper en krachtig tonen  Toch namen Vikingen geen onnodige risico’s namen  Zeker de meer georganiseerde legers streden heel weloverwogen  maken evenzeer gebruik van efficiënte onderhandelingstechnieken om doel te bereiken.
  • 99.
  • 100.  Vikinggoden waren niet almachtig  hadden zowel goede als slechte karaktertrekken  Mensen hadden plichten ten overstaan van de goden  Mensen hadden ook rechten  als een god je onvoldoende hulp gaf, mocht je je van hem afkeren.
  • 101.  De goden konden hulp bieden in het dagelijks leven  daarom droegen veel Vikingen allerlei amuletten in de vorm van de hamer van Thor of een miniatuurwapen.
  • 102.  De goden werden aangesproken in collectieve rituelen  rituelen steeds in openlucht  Vikingen zagen de goden vooral in bomen, waterbronnen, grote stenen, bergen, open waters, …  Hier werden offers gebracht van vruchten en/of dieren  soms ook mensenoffers  hoogste offer  offers moesten de mensen verbinden met de goden.
  • 103.
  • 104.  vaste rituelen die seizoensgebonden waren  Bvb: joelfeest, ook wel midwinterritueel genoemd (cfr. Kerstmis)
  • 105.  om de 9 jaar  Blöt  groots feest met offers van mensen en dieren gehouden  deze bloedoffers werden Blöt genoemd  meestal gevolgd door feestmaal waar het offer ritueel werd gegeten.
  • 106.
  • 107.
  • 108.  De namen van de goden vinden we nog steeds terug in de dagen van de week:  Dinsdag verwijst naar Thyr (oude hemelgod)  Woensdag verwijst naar Wodan/Odin  Donderdag verwijst naar Donar/Thor  Vrijdag verwijst naar Freya  Enorme rijke verhalenschat uit de Viking-mythologie
  • 109.
  • 110.  vroegmiddeleeuwse kronieken  bijna fysieke afkeer voor gebrek aan respect voor kloosters en kerken.  Excessen Vikingen vaak toe- geschreven aan hun niet-christelijke geloof  meeste schrijvers waren religieuzen  voor de Vikingen waren de christelijke liturgische voorwerpen niet meer dan buit  Cfr. omgang met reliekhouders  gooiden de beenderen er uit en namen de rijkelijk gedecoreerde houders mee.
  • 111.  829 tot 831: Duitse bisschop Ansgar trekt als een van de eerste missionarissen naar Zweden  in opdracht van Lodewijk de Vrome  omdat informanten beweerden dat de lokale bevolking klaar was om zich te laten kerstenen  expeditie werd een mislukking  Ansgar werd met regelmaat overvallen en kon enkel ternauwernood aan de dood ontsnappen  op die manier gingen alle geschenken voor de Zweedse koning verloren.
  • 112.  De tweede expeditie van Ansgar was meer succesvol  ditmaal wel voet aan grond  bij zijn dood in 865  kerstening van Zweden al flink gevorderd  bij een gebrek aan even daadkrachtige opvolgers van Ansgar valt kerstening echter stil  duurt nog minstens 3 eeuwen voor Zweden volledig gekerstend was  gedurende lange tijd bleef het oude heidense geloof bestaan naast de christelijke religie
  • 113.  nieuwe geloofsartikelen aanvaarden:  het bestaan van slechts één god  het geloof in een onsterfelijke ziel, met een leven na de dood  het geloof in de heilige drievuldigheid (vader, zoon, heilige geest).
  • 114.  Bovendien werd er van de nieuwe gelovigen heel wat geëist:  Geen slaven meer houden  Geen kinderen meer verstoten  Geen vlees meer eten op vastendagen  Geen paardenvlees meer eten  Begraven op een christelijke manier (geen bootgraven en ook geen bijgaven meer)  Naar de eucharistievieringen gaan  …
  • 115.  Omdat bekeren erg ingrijpend was, kozen velen er voor om zich niet meteen te laten dopen  leggen een soort intentieverklaring af  Voordelen:  naar goeddunken deelnemen aan eucharistievieringen  omgaan met andere christenen (bijvoorbeeld om handel te drijven).
  • 116.  9e en 10e eeuw: christenen en heidenen leven naast en door elkaar  Leverde weinig problemen op  In dezelfde woningen  zowel christelijke kruisbeelden als hamers van Thor  grootschalige bekeringen zouden pas volgen als ook de koningen zich lieten dopen  Deense koning Harald Blauwtand  dopen in 965  Was onder de indruk van macht Frankische keizers  Hoopte zo op een eigen sterk rijk met christendom als verbindende staatsgodsdienst
  • 117.  geheel uit hout opgetrokken kerkgebouw  typische bouwstijl die voornamelijk in Scandinavië wordt aangetroffen  meeste Staafkerken opgericht in 11e en 12e eeuw.
  • 118.  gebouwd op een stenen fundering waarop een frame of geraamte van houten balken werd geplaatst.  eenvoudigste staafkerken zijn kleine, rechthoekige gebouwen: een schip en een klein koor  Het dak rust op de muren.
  • 119.
  • 120.
  • 121.  Grotere staafkerken kunnen een lange mast in het midden hebben:  draagt de torenspits draagt  ontlast de muren gedeeltelijk  De meest complexe staafkerken hebben een hoge ruimte in het midden:  wordt gedragen door vrijstaande masten  centrale ruimte is omgeven door lagere zijbeuken die de constructie verstevigen
  • 122.
  • 123.
  • 124.
  • 125.  Een staafkerk heeft nooit klokken  Hiervoor zijn er losstaande klokkentoren gebouwd
  • 126.  rijkelijk voorzien van houtsnijwerk  motieven en esthetiek gaan terug op de tradities van de Vikingtijd  Vikingtradities komen ook terug in de daken van de staafkerken:  dezelfde structuur als de Vikingschepen  mogelijk inbreng van scheepsbouwers in de constructie van de kerkjes

Editor's Notes

  1. Kruis: gravure die is teruggevinden in een grot
  2. Grot met woonsporen op Vestmannaeyjar (eiland van de Westmannen)
  3. Stemming om te bekeren tot Xdom
  4. Walküren nemen de ziel van de gesneuvelde krijgers mee naar Walhalla.
  5. Reconstructie van een tempel te Uppakra (Zweden)
  6. Voorstelling van het BLOT-feest
  7. Voorstelling van de midwinter-Blot in Uppsala
  8. Afbeelding: doop van Harald Blauwtand in 965
  9. L: detail van staafkerkje van Gol