2. 1. KWETSBAARHEID EN VERNEDERING
Wat doet armoede met mensen?
2. TOENEMENDE ONGELIJKHEID EN KWIJNENDE
SOLIDARITEIT
Welke gevolgen heeft het overheidsbeleid?
3. COLLECTIEF ZELFBEDROG
Waarom zal de situatie van arme mensen
voorlopig niet beter worden?
4. ARMOEDE EN POLITIEK
John Lennon zong ooit:
“Woman is the nigger of the world
Yes, she is, think about it
Woman is the nigger of the world
Think about it, do something about it.”
Als het belangwekkende en rijke onderzoeksrapport
Armoede onder vrouwen groeit snel van PVR en Bus
iets doet, dan is het dat het mensen aan het denken
zet over armoede en ertoe aanzet om er iets aan te
doen.
Dit onderzoeksrapport maakt duidelijk dat armoede
iets te maken heeft met politieke keuzes.
5. DE DEPOLITISERING VAN ARMOEDE
Politieke strijd gaat ook over de vraag of iets al dan niet als
een politiek vraagstuk wordt gezien.
Armoede is een vraagstuk dat voortdurend gedepolitiseerd
wordt.
De vraag is wiens belangen worden gediend met de
depolitisering van armoede.
Het antwoord op deze vraag staat niet los van de vraag wat
met ‘armoede als politieke keuze’ wordt bedoeld.
Twee mogelijke betekenissen:
1. Een bewust ascetische levensstijl >
consuminderen.
2. Armoede is het gevolg van verkeerde politieke
keuzen > nieuw armoedebeleid.
6. ARMOEDE
In Nederland leven 1,2 miljoen mensen onder de
armoedegrens; waarvan 350.000 kinderen.
De 157 voedselbanken delen jaarlijks 1,8 miljoen
voedselpakketten uit, waarvan 94.000 mensen
kunnen eten.
In Nederland zijn inmiddels 356.000 arme
werkenden.
Armoede treft vrouwen vaker en harder dan
mannen.
Zo blijkt uit Armoede onder vrouwen groeit snel
dat 46% van de Brabantse vrouwen in financieel
opzicht afhankelijk is van anderen, terwijl dit bij
mannen 30% is.
7. EEN PRECAIR BESTAAN
De morele verontwaardiging over armoede is
meestal van korte duur.
Feitelijk accepteert de Nederlandse samenleving
het bestaan van een onderklasse wier bestaan
precair is.
In Nederland is het percentage arme mensen sinds
1996 nooit lager dan 6% van de bevolking geweest.
Het groeiend aantal werkende armen (working
poor) wordt ook tot dit ‘precariaat’ gerekend.
Deze problematiek is niet uniek voor Nederland,
maar treft men in diverse rijke landen aan.
8. IETS BETEKENEN
In materieel opzicht betekent armoede dat mensen de
eindjes niet aan elkaar kunnen knopen.
In immaterieel opzicht kan gesteld worden dat arme
mensen dikwijls het gevoel hebben dat ze geen
noemenswaardige bijdrage aan de samenleving leveren.
Hen wordt vaak te verstaan gegeven dat ze niets betekenen
voor de samenleving, dat ze slechts profiteren van de
‘hardwerkende Nederlanders’ en niet ‘participeren’.
In de ogen van derden niet verdienstvol te zijn, kan leiden
tot een aantasting van het zelfrespect.
De emotie die daarmee gepaard gaat is schaamte.
Degenen die zich moeten schamen – politici die ver-
antwoordelijk zijn voor het armoedebeleid - doen dat niet.
10. VOEDSELBANKEN
Voedselbanken vormen een goede casus voor het
bestuderen van armoede.
Het doel van voedselbanken is tweeledig:
1. Mensen die niet over de middelen
beschikken om voldoende eten te kopen
te voorzien van voedselpakketten.
2. De verspilling van voedsel dat nog goed
is terug te dringen.
Het fenomeen voedselbanken vloekt met het
zelfbegrip dat Nederland een rijk land is waar
voedselbanken eigenlijk niet nodig zijn.
11. EEN VLOEK
De vraag waarom er dan toch voedselbanken zijn is steeds
meer op de achtergrond verdwenen, omdat burgers zich
vooral concentreren op het helpen van mensen die in
acute nood verkeren.
Symptomatisch is het geval Wouter Bos, die zich tot doel
stelde een einde te maken aan voedselbanken.
Hij verklaarde als volgt waarom de PvdA de
gemeenteraadsverkiezingen in 2006 won: “We deden dat
vooral door het onderwerp armoede centraal te stellen, met als
gênant symbool: de voedselbank. Dat was maar ten dele strategie.
Zelf werden we ook verrast door de kracht van dit issue. Het bleek
een onderwerp waarmee zowel de zorgen van mensen aan de
onderkant van de samenleving over hun eigen situatie, als de zorgen
van de meer welgestelden over de toestand van de samenleving aan
de kaak gesteld kon worden. Als je dat goud in handen hebt, gaat
het al snel goed (met de PvdA).”
12. MISLUKT OVERHEIDSBELEID
Armoede is een onrecht, omdat het mensenrechten
schendt en de democratie ondermijnt.
Omstreden vraag: kan het onder de huidige
omstandigheden daadwerkelijk anders?
Twee mogelijke antwoorden:
1. Pessimistisch antwoord: de armoede van het
armoedebeleid is dat de armoede in Nederland niet
noemenswaardig is gedaald en wellicht zal stijgen.
2. Optimistisch antwoord: voorbij de staat en de
markt wordt vanuit de ‘civil society’ succesvol
gestreden tegen de armoede.
13. DEFINITIEMACHT
De probleemdefinitie (diagnose) is bepalend voor
de contouren van het beleid (therapie).
Definitiemacht: het vermogen om een specifieke
visie op een vraagstuk tegen de weerstand van
anderen met succes als de visie onder de aandacht
te brengen.
Wat is de dominante visie op het vraagstuk van de
armoede?
Dat de armen het probleem vormen en niet de
armoede!
Echter, armoede is het probleem, omdat het om
een verdelingsvraagstuk gaat: hoe kan de rijkdom
van een land eerlijk worden verdeeld?
14. GEVOLGEN VAN HET OVERHEIDSBELEID
Door het neoliberale overheidsbeleid zal de
ongelijkheid toenemen.
De individualisering van het armoedevraagstuk zal
de solidariteit met arme mensen wegkwijnen.
En aangezien de belangen van de onderklasse niet
of nauwelijks gerepresenteerd worden door de
politieke klasse, zal er steeds meer onrust
ontstaan.
Het huidige overheidsbeleid creëert de
voedingsbodem voor opstanden zoals in Frankrijk,
Engeland en Zweden.
16. MORELE VERONTWAARDIGING
De hulp aan arme burgers wordt steeds vaker
gezien als een gunst en steeds minder als een
recht > terugkeer van de charitas.
De morele verontwaardiging over armoede is
meestal van korte duur.
Publieke debat over voedselbanken > voedsel- en
kledingbanken doen mensen goed, maar
tegelijkertijd is het een slechte zaak dat ze in een
rijk land als Nederland nodig zijn.
Voedsel- en kledingbanken dragen niet bij aan de
oplossing van de armoede, maar lenigen enkel de
sociale nood.
17. MEDELIJDEN EN RECHTVAARDIGHEID
Voedselbanken zijn grotendeels gebaseerd op
barmhartigheid > mensen uit medelijden
helpen.
Hierbij gaat het om een brandende kwestie:
staat de barmhartigheid waarop voedselbanken
berusten rechtvaardigheid in de weg?
De barmhartigheid die ten grondslag ligt aan de
tomeloze inzet van vrijwilligers zou (onbewust)
kunnen bijdragen aan het in stand houden van
een onrechtvaardige situatie waarin rijke rijker
en armen armer worden.
18. CONSOLIDERING VAN DE ARMOEDE
Waarom worden er geen structurele maatregelen
genomen om iets tegen de armoede te doen en
ervoor te zorgen dat de voedselbanken op termijn
gesloten worden?
Wat er aan armoede gedaan wordt hangt af van
hoe over armoede wordt gedacht.
De dominante gedachte over armoede dat de
armen het probleem vormen en niet de armoede
zal leiden tot een verdere depolitisering van het
vraagstuk.
Tot deze depolitisering hoort dat armoede eerder
wordt gezien als een kwestie van individuele dan
van collectieve verantwoordelijkheid > daarom zou
de verzorgingsstaat moet worden omgebouwd tot
een participatiesamenleving.
19. DE PARTICIPATIESAMENLEVING
De koning tijdens de troonrede “dat de klassieke verzorgingsstaat
langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van
iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen
voor zijn of haar eigen leven en omgeving.”
De legitimatie > “De klassieke verzorgingsstaat uit de tweede helft
van de twintigste eeuw heeft juist op deze terreinen regelingen
voortgebracht die in hun huidige vorm onhoudbaar zijn en ook niet
meer aansluiten bij de verwachtingen van mensen. In deze tijd willen
mensen hun eigen keuzes maken, hun eigen leven inrichten en voor
elkaar kunnen zorgen. Het past in die ontwikkeling zorg en sociale
voorzieningen dicht bij mensen en in samenhang te organiseren.”
Dit verhaal berust op een collectief zelfbedrog > ten tijde van de
verzorgingsstaat werd ook geparticipeerd; verschillen tussen burgers
m.b.t. de mogelijkheden en beperkingen om te participeren worden
veronachtzaamd; burgers willen niet meer kiezen, maar meer
zekerheid; participatie wordt gereduceerd tot sociale participatie.
20. VERANTWOORDELIJK VOOR DE ARMOEDE
Politieke kwestie: wie is verantwoordelijk voor de
armoede?
Zij die (economische) regels in het leven hebben
geroepen die ervoor zorgen dat er geen sprake is
van een zekere mate van gelijke vrijheid, alsmede
degenen die nalaten ervoor te zorgen dat deze
regels veranderen.
Armoedebeleid moet primair gericht zijn op het
veranderen van de economische regels die invloed
hebben op de kwaliteit van leven van mensen.
Daarvoor zal de huidige maatschappelijke orde
radicaal moeten veranderen!
21. AANBEVELINGEN
Repolitisering van het armoedevraagstuk betekent helpen
onder protest.
Tegen die achtergrond kunnen enkele aanbevelingen
worden geformuleerd:
1. Onderken dat armoede primair een
verdelingsvraagstuk is dat vrouwen en migranten
onevenredig hard treft.
2. Doe landelijk onderzoek naar de feminisering van de
armoede.
3. Maak de toelagen automatisch over aan de armen.
4. Experimenteer in diverse gemeenten met een
basisinkomen.
5. Verhoog de uitkeringen.
22. VRAGEN ANTWOORDEN STELLINGEN
Wat doet
Armoede
met mensen?
Ze ondermijnt de
materiele en immateriële
zekerheid van mensen.
Politici en niet armen
zouden zich moeten
schamen!
Welke gevolgen
heeft het
overheidsbeleid?
Toenemende ongelijkheid,
kwijnende solidariteit en
uiteindelijk meer sociale
onrust.
Er is geen enkele
reden om optimistisch
te zijn m.b.t. het
armoedebeleid!
Waarom zal de
situatie van arme
mensen voorlopig
niet beter
worden?
Omdat het
overheidsbeleid berust op
een collectief zelfbedrog,
namelijk dat de
participatiesamenleving
een oplossing biedt voor
de armoedeproblematiek.
Het neoliberale beleid
is onverenigbaar met
democratische
principes!