1.
INNERLIJK
KIND
WERK
Wilma
van
Erp
Het
mooiste
wat
je
kunt
worden
is
jezelf
Midden
op
de
brug
in
dichte
mist
een
schim
al
bijna
uitgewist
iets
huppelt
door
de
kou
-‐
alsof
je
je
vergist
-‐
het
kind
in
jou
wat
heb
je
haar
gemist
En
midden
op
de
brug
huil
je
Kom
bij
me
terug
(Stip
ter
Laan)
Afstudeerscriptie
Wilma
van
Erp
Opleiding
TASSO
Regressie
en
Reïncarnatietherapeut
2. INNERLIJK-‐KIND
WERK
1
HET
ONDERZOEK
Het
innerlijk-‐kind
werk
is
het
belangrijkste
onderdeel
van
regressietherapie.
Om
mijn
kennis,
en
die
van
mijn
collega’s,
op
dit
gebied
te
vergroten
ben
ik
op
zoek
gegaan
naar
de
verschil-‐
lende
manieren
van
werken
met
het
innerlijk-‐kind.
Ik
ben
nieuwsgierig
naar:
1.
Wat
de
geschiedenis
van
het
innerlijk-‐kind
werk
is
2.
Op
welke
manieren
het
verwonde
kind
het
leven
van
de
volwassene
verstoort.
3.
Welke
methodes
er
zijn
om
te
werken
met
het
innerlijk
kind
voor
een
regressietherapeut
4.
Hoe
effectief
is
innerlijk-‐kind
werk
eigenlijk
Mijn
verwachting
is
dat
elke
vorm
van
therapie
in
meer
of
mindere
mate
gebruik
maakt
van
innerlijk-‐kind
werk,
omdat
de
basis
van
veel
problemen
ligt
in
de
kindertijd
waarin
je
nog
af-‐
hankelijk
bent
van
je
ouders
en
andere
gezinsleden
en
je
nog
niet
in
staat
bent
om
voor
jezelf
op
te
komen.
In
principe
ben
je
als
kind
“machteloos”.
Niet
bij
machte
om
goed
voor
jezelf
op
te
komen.
Innerlijk-‐kind
werk
is
een
geestelijke
en
soms
zelfs
een
lichamelijk
verjongingskuur.
Hans
ten
Dam
3. INNERLIJK-‐KIND
WERK
2
INLEIDING
Mijn
naam
is
Wilma
van
Erp
en
ik
doe
de
opleiding
Regressietherapie
bij
het
TASSO
instituut.
Tien
jaar
geleden
kwam
ik
door
Nicole
van
Leeuwen
voor
het
eerst
in
aanraking
met
innerlijk
kind
werk.
Ze
gaf
destijds
nog
les
aan
de
Academie
voor
Poly
Energetische
Therapie.
Als
oud
student
van
Hans
ten
Dam
was
zij
de
gewezen
persoon
om
het
vak
regressie-‐
en
reïncarnatie-‐
therapie
te
onderrichten.
Ik
was
gelijk
een
fan
van
haar
enthousiaste
en
begrijpelijke
manier
van
les
geven
en
de
onderwerpen
waarin
zij
doceerde
gaven
mij
een
gevoel
van
thuis
komen,
home-‐coming.
Mijn
verlangen
naar
meer
kennis
werd
daardoor
enorm
aangewakkerd.
Inner-‐
lijk-‐kind
werk
was
het
stokpaardje
van
Nicole.
Zij
maakte
het
los
van
de
regressie-‐
en
reïncar-‐
natietherapie
en
heeft
lange
tijd
weekend
workshops
Innerlijk
kind
gegeven.
In
de
stijl
zoals
Robert
Bradshaw
dat
deed
in
de
jaren
’60-‐’70
in
Amerika.
Haar
grote
inspiratiebron
was
Patricia
Ann
Caetano.
Ondertussen
heeft
ze
de
workshops
overgedragen
aan
Marjolijn
Nijkamp.
Zij
is
bereid
om
mij
te
begeleiden
met
deze
scriptie,
waarvoor
ik
haar
zeer
erkente-‐
lijk
ben.
Zij
geeft
op
dit
moment
les
op
de
Academie
voor
Psychodynamica
en
mijn
onderzoek
begint
dan
ook
met
een
weekend
workshop
innerlijk-‐kind
bij
YeYo
Praktijk
voor
innerlijk-‐kind
werk,
therapie
en
coaching
van
Marjolijn
Nijkamp.
De
nieuwsgierigheid
naar
innerlijk-‐kind
werk
werd
ook
gewekt
door
mijn
partner
die
al
sinds
dat
wij
elkaar
hebben
leren
kennen,
in
onze
tienerjaren,
van
de
ene
verslaving
in
de
andere
rolde,
en
uiteindelijk
na
jaren
van
afhankelijkheid
van
dan
weer
het
een
en
dan
weer
het
an-‐
der
verdovend
middel,
het
afgelopen
jaar
enorm
opknapte
nadat
zijn
innerlijk
kind
eindelijk
werd
gehoord.
Jarenlang
vroeg
ik
mij
af
waarom
ik,
ondanks
alle
ellende
van
het
leven
met
een
verslaafde,
bij
hem
bleef.
Het
antwoord
is
achteraf
bekeken
eenvoudig
en
begrijpelijk,
een
moeder
laat
toch
nooit
haar
kind
alleen.
Het
was
zijn
innerlijk
kind
dat
steeds
weer
een
beroep
deed
op
mijn
moederlijke
gevoelens.
Het
was
het
jongetje
dat
mij
om
hulp
vroeg,
het
jongetje
dat
ik
niet
in
de
steek
kon
laten.
Het
was
ook
dat
jongetje
dat
mij
er
toe
aanzette
om
te
zoeken
naar
een
oplossing
voor
zijn
problemen,
waardoor
ik
weer
ben
gaan
studeren
met
als
richting
psychotherapie.
Want
ik
wilde,
nee
ik
zou
en
moest
dat
jongetje
van
10
jaar
hel-‐
pen.
Patricia
Ann
Caetano:
Het
doel
van
Innerlijk
Kind
werk
is
uit
te
vin-‐
den
wie
we
oorspronkelijk
zijn,
zodat
we
kunnen
worden
wie
we
werkelijk
zijn
4. INNERLIJK-‐KIND
WERK
3
HET
KIND
IN
ONS
Wat
is
een
kind?
Volgens
George
Bernard
Shaw:
Een
kind
is
een
experiment.
Een
nieuwe
poging
om
de
rechtvaardige
mens
te
produceren…die
de
mensheid
tot
goddelijkheid
zal
verhef-‐
fen.
En
als
je
zou
proberen
om
dit
nieuwe
wezen
om
te
vormen
tot
jouw
idee
van
een
godgelijke
man
of
een
godgelijke
vrouw,
zul
je
het
in
zijn
eigen
heiligste
verwachting
dwarsbomen
en
misschien
een
monster
doen
ontstaan.
Hoewel
we
ons
daar
meestal
niet
zo
van
bewust
zijn,
leven
we
als
mens
gelijktijdig
in
twee
belevingswerelden.
We
hebben
enerzijds
de
belevingswereld
van
de
volwassene
en
ander-‐
zijds
de
(meestal
vervormde)
belevingswereld
van
het
kind
in
ons.
Velen
van
ons
zijn
opgegroeid
in
gebrekkig
functionerende
gezinnen.
Ouders
hebben
het
vaak
al
moeilijk
genoeg
met
zichzelf
en
zijn
daardoor
niet
voldoende
in
staat
om
het
kind
de
specifieke
zorg
en
aandacht
te
geven
die
het
nodig
heeft.
Als
ouders
kunnen
ze
het
kind
soms
niet
voldoende
liefhebben
en
steunen
in
de
unieke
eigenheid
van
het
kind.
Misschien
moet
je
als
kind
een
bepaalde
rol
spelen
in
het
gezin,
of
je
moet
compenseren
wat
je
vader
en
moeder
elkaar
niet
konden
geven.
Deze
vormen
van
emotioneel
misbruik
of
verwaarlo-‐
zing
behoren
tot
de
“normale”
omstandigheden
waarbinnen
de
meesten
van
ons
zijn
opge-‐
groeid.
Omstandigheden
die,
ook
in
milde
vorm,
op
den
duur
traumatiserend
zijn.
We
zijn
er
als
kind
emotioneel
en
gedragsmatig
door
“bevroren”
geraakt.
Je
kunt
dat
merken
wanner
je
als
volwassene
plotseling
emotioneel
reageert
als
een
vijfjarige
in
een
situatie
die
lijkt
op
een
traumatische
situatie
die
je
ooit
als
kleuter
meemaakte.
Op
zo’n
moment
reageer
je
niet
meer
vanuit
een
volwassen
bewustzijn,
maar
neemt
het
gekwetste
kind
het
over.
Hoe
gewond
het
innerlijk
kind
nog
steeds
is,
kun
je
zien
aan
de
mate
waarin
je
last
hebt
van
minderwaardigheidsgevoelens,
intimiteitsproblemen,
of
van
verslavingen
of
gevoelens
van
leegte
of
destructiviteit
naar
jezelf
of
anderen.
Welk
onbevredigend
en
pijnlijk
gedrag
je
ook
vertoont,
het
blijkt
vrijwel
altijd
een
overlevingsstrategie
te
zijn
die
je
als
kind
hebt
ontwik-‐
keld.
Zo’n
overlevingsstrategie
is
gebaseerd
op
de
beperkte
ervaringen
en
overtuigingen
waarover
je
toen
beschikte.
Die
strategieën
waren
er
oorspronkelijk
op
gericht
om
je
pijn
te
besparen.
Het
trieste
is
dat,
wat
toen
tot
op
zekere
hoogte
voor
je
werkte,
je
nu,
in
je
vol-‐
wassen
leven,
meestal
alleen
maar
meer
pijn
oplevert.
Zo
kun
je
bijvoorbeeld
als
kind
zijn
opgegroeid
bij
twee
kritische
ouders.
Om
die
situatie
te
“overleven”
kan
het
zijn
dat
je
de
strategie
ontwikkelde
om
jezelf
maar
alvast
onderuit
te
halen
met
je
eigen
innerlijke
kritiek
voordat
je
ouders
dat
konden
doen,
vanuit
de
hoop
dat
het
dan
minder
zeer
zou
doen.
Een
5. INNERLIJK-‐KIND
WERK
4
andere
strategie
van
het
iets
oudere
kind
kan
zijn,
dat
hij
is
gaan
uithalen
naar
anderen
on-‐
der
het
motto
“aanval
is
de
beste
verdediging”.
Vaak
is
het
zo
dat
we
nu
weer
eens
het
ene,
dan
weer
eens
het
andere
gedrag
vertoonden
en
tot
op
de
dag
van
vandaag
nog
steeds
ver-‐
tonen.
Een
belangrijk
aspect
van
het
Innerlijke-‐kind
werk
is
dat
het
je
helpt
los
te
komen
uit
de
“kind
hypnose”
waarin
je
leeft.
In
het
hiervoor
genoemde
voorbeeld
heet
die
hypnose
“niet
goed
genoeg
zijn”.
Zo
zijn
er
vele
soorten
hypnoses:
“als
ik
maar
alles
voor
hem
doe,
dan
is
hij
wel
lief
voor
mij”
of
“als
ik
maar
niet
voel,
dan
red
ik
het
wel”.
Zo’n
stukje
zelfhyp-‐
nose
wordt
meestal
onbewust
door
allerlei
voorvallen
gedurende
de
dag
geactiveerd.
Je
blijft
er
dus
keer
op
keer
in
terugvallen,
tenzij
je
je
kind
geneest.
Heb
je
je
eenmaal
bevrijdt
uit
je
eigen
hypnoses,
dan
kan
je
ook
de
vicieuze
cirkel
doorbreken
waarin
generatie
na
ge-‐
neratie
kinderen
worden
opgezadeld
met
de
hypnoses
van
hun
ouders.
6. INNERLIJK-‐KIND
WERK
5
DE
GESCHIEDENIS
VAN
HET
INNERLIJK
KIND
WERK
Grote
namen
staan
aan
de
wieg
van
het
innerlijk-‐kind
werk.
Freud
en
Erikson
onderzochten
de
verschillende
stadia
in
de
ontwikkeling
van
het
kind
en
ook
Jung
en
Adler.
Er
zijn
twee
grote
psychoanalytische
theorieën,
de
theorie
van
Freud
en
de
theorie
van
Erikson.
Verwijzing
naar
bronvermelding?
In
zowel
de
theorie
van
Freud
als
van
Erikson
draait
de
ontwikkeling
om
biologische
rijping.
Voor
Freud
geldt
dat
gedrag
gemotiveerd
wordt
door
het
verlangen
basisdriften
te
bevredi-‐
gen.
Deze
driften
zijn
vaak
onbewust
en
de
meeste
mensen
hebben
slechts
een
vaag
idee
waarom
zij
doen
zoals
zij
doen.
Voor
Erikson
geldt
dat
ontwikkeling
gedreven
is
door
een
serie
van
ontwikkelingscrises
gerelateerd
aan
leeftijd
en
biologische
rijping.
Om
een
gezonde
ontwikkeling
door
te
maken
moet
men
deze
crisis
succesvol
oplossen.
FREUD
Freud’s
theorie
wordt
ook
wel
de
psychoseksuele
theorie
genoemd
omdat
hij
denkt
dat
ook
kinderen
al
een
seksuele
natuur
hebben
die
hun
gedrag
en
de
omgang
met
anderen
beïnvloedt.
Het
kind
moet
verschillende
uni-‐
versele
stadia
doorlopen.
In
ieder
stadium
focust
de
psychische
energie
(biologische,
instinctieve
drift
die
de
brandstof
is
voor
gedrag,
gedachten
en
gevoelens)
zich
op
een
andere
erogene
zone.
In
ieder
stadium
moet
het
kind
om
leren
gaan
met
conflicten
gerelateerd
aan
deze
erogene
zone.
Het
succes
of
falen
hiervan
beïnvloedt
de
ontwikkeling
sterk.
Ieder
kind
wordt
geboren
met
instinctieve
driften.
De
eerste
is
honger
en
omdat
het
kind
niet
weet
hoe
dit
gevoel
te
reduceren
huilt
het
en
weer
daardoor
krijgt
het
borstvoe-‐
ding.
Het
Id
is
de
eerste
en
meest
primitieve
persoonlijkheidsstructuur.
Het
is
onbewust
en
gericht
op
het
verkrijgen
van
plezier.
Dit
is
de
bron
van
psychische
energie.
Het
Ego
is
de
tweede
persoonlijkheidsstructuur.
Het
is
rationeel,
logisch
en
probleemoplossend
en
moet
het
Id
temperen.
Het
Superego
is
de
derde
persoonlijkheidsstructuur.
Het
bevat
geïnternaliseerde
morele
standaarden,
die
ontstaan
tijdens
de
fallische
fase.
Verschillende
ontwikkelingsstadia
1. Orale
ontwikkelingsfase:
primaire
bron
van
voldoening
is
orale
activiteit
zoals
eten
en
zui-‐
gen.
Moeder
is
een
bron
van
veiligheid.
2. Anale
fase:
van
het
2e
tot
3e
levensjaar.
Ontlasten
levert
voldoening
op.
Het
kind
moet
leren
zijn
behoefte
op
te
houden
en
de
voldoening
uit
te
stellen.
3. Fallische
ontwikkelingsfase:
van
het
3e
tot
6e
levensjaar.
Kind
haalt
voldoening
uit
masturba-‐
tie
en
is
nieuwsgierig
naar
andermans
genitaliën.
Kinderen
identificeren
zich
met
de
ouder
van
het
eigen
geslacht.
Meisjes
ontwikkelen
penisnijd
door
de
ontdekking
dat
zij
geen
penis
hebben
en
jongens
wel.
FR
Freud
7. INNERLIJK-‐KIND
WERK
6
4. Latentie
ontwikkelingsfase:
van
het
6e
tot
12e
levensjaar.
Relatief
rustige
periode,
seksuele
verlangens
zijn
weggestopt
in
het
onbewuste
en
de
psychische
energie
zet
zich
om
in
sociaal
wenselijk
gedrag.
5. Genitale
ontwikkelingsfase:
begint
in
de
adolescentie.
Seksueel
contact
wordt
een
verlan-‐
gen.
Oedipuscomplex
en
Electra-‐complex
Het
Oedipuscomplex
is
voor
jongens
de
weg
naar
de
ontwikkeling
van
het
Superego.
De
jon-‐
gen
wil
een
exclusieve
relatie
met
moeder.
Boze
gedachten
over/richting
vader
worden
on-‐
derdrukt;
dit
zou
een
verklaring
zijn
waarom
we
ons
weinig
tot
niets
van
onze
eerste
levens-‐
jaren
kunnen
herinneren
(infantiele
amnesie).
Uiteindelijk
gaat
de
jongen
zich
identificeren
met
vader
en
doordat
hij
ernaar
streeft
zoals
vader
te
zijn
internaliseert
hij
de
waarden,
atti-‐
tudes
etc.
van
vader.
Meisjes
doorgaan
het
Electra-‐complex:
erotische
gevoelens
tegenover
vader
welke
resulte-‐
ren
in
een
zwakker
geweten
dan
jongens.
Wanneer
kinderen
een
stadium
niet
goed
doorlo-‐
pen
kunnen
zij
gefixeerd
raken
in
deze
verlangens
en
continu
proberen
deze
verlangens
te
bevredigen.
Innerlijk-‐kind
werk
Freud
was
de
eerste
die
begreep
dat
onze
neuroses
en
karakterpostulaten
het
resultaat
wa-‐
ren
van
onopgeloste
conflicten
uit
de
kindertijd.
Conflicten
die
zich
door
het
leven
heen
blij-‐
ven
herhalen.
Hij
probeerde
om
het
gewonde
kind
te
genezen
door
een
veilige
omgeving
te
creëren
waarin
het
gewonde
kind
zichzelf
durfde
te
laten
zien,
zodat
de
onvervulde
behoef-‐
tes
van
het
kind
door
de
therapeut
omgezet
zouden
kunnen
worden.
De
therapeut
zou
dan
het
gewonde
kind
herstellen
zodat
het
zou
kunnen
afrekenen
met
zijn
onafgedane
zaken.
Dan
was
het
gewonde
kind
genezen.
De
methode
van
Freud
vereiste
een
jarenlange
verbintenis
die
veel
geld
kostte
en
vaak
ont-‐
stond
er
een
ongezonde
afhankelijk
van
de
cliënt
met
de
therapeut.
ERIKSON
Erikson
voegde
sociale
factoren
toe
aan
de
ontwikkelingsstadia
van
Freud.
Daarom
wordt
zijn
theorie
als
een
psychosociale
theorie
gezien.
Erikson
veronderstelde
acht
stadia
waar
het
kind
doorheen
moet,
elk
stadium
heeft
een
eigen
crisis
of
een
serie
ontwikkelingsproblemen,
die
opgelost
moeten
worden.
Wanneer
een
stadium
niet
goed
doorlopen
is
en
er
sociale
druk
is
in
het
volgende
stadium
kan
het
kind
met
het
probleem
blijven
worstelen.
De
volgende,
eerste
vijf,
stadia
focussen
zich
op
de
ontwikkeling
in
de
kindertijd
en
adoles-‐
centie:
1. Basisvertrouwen
versus
wantrouwen:
1e
jaar/orale
fase;
kind
moet
natuurlijk
vertrouwen
ontwikkelen
met
behulp
van
het
gedrag
van
de
moeder.
FR
8. INNERLIJK-‐KIND
WERK
7
2. Autonomie
versus
schaamte
en
twijfel:
1e
tot
3.5e
jaar/anale
fase;
gevoel
van
autonomie
ontwikkelen
voor
het
bevorderen
van
sociale
wensen
(exploreren).
3. Initiatief
versus
schuld:
4e
tot
6e
jaar;
identificeren
met
en
leren
van
ouders.
Kind
stelt
zichzelf
doelen
en
probeert
deze
te
bereiken.
Internaliseren
waarden
ouders,
schuldgevoel
als
dit
niet
lukt.
4. Bedrijvigheid
versus
minderwaardigheid:
6e
jaar
tot
puberteit/latentie
fase;
cruciaal
voor
ontwikkeling
Ego.
Kind
voltooid
cognitieve
en
sociale
vaardigheden
die
belangrijk
zijn
in
hun
cultuur
en
leren
samenwerken
en
coöpereren.
5. Identiteit
versus
rolverwarring:
adolescentie
tot
jongvolwassenheid;
adolescentie
is
erg
belangrijk
omdat
Erikson
dat
ziet
als
een
kritiek
moment
in
identiteitsvorming
De
meest
belangrijke
toevoeging
van
Freud
aan
de
ontwikkelingspsychologie
is
de
nadruk
die
hij
legt
op
ervaringen
in
de
kindertijd,
emotionele
relaties,
de
rol
van
de
persoonlijke
erva-‐
ring
en
onbewuste
mentale
activiteit.
Erikson’s
nadruk
op
de
adolescentie
en
identiteitsont-‐
wikkeling
heeft
de
basis
gelegd
voor
onderzoek
naar
de
adolescentie
JUNG
Jung
ziet
de
levenscyclus
als
een
voortdurend
metamorfoseproces,
dat
door
het
Zelf
in
gang
wordt
gezet
en
gereguleerd.
Het
is
het
proces
van
de
integratie
van
de
persoonlijkheid.
Het
weerspiegelt
het
streven
van
de
psyche
om
zijn
bewuste
en
onbewuste
inhouden
in
harmonie
te
brengen.
Het
is
de
natuurlijke
en
spontane
drang
naar
zelfverwerkelijking,
heel
zijn
en
de
zoektocht
naar
de
zin
van
het
leven.
Collectief
gezien
komt
dit
proces
tot
uitdrukking
in
de
talloze
my-‐
then
en
symbolen
waarin
de
mensheid
vorm
heeft
gegeven
aan
zijn
innerlijke
ervaringen.
De
kindertijd.
Voor
het
ZELF
is
overleven
de
eerste
en
dringendste
eis.
De
pasgeborene
is
een
hulpeloos
wezentje.
De
moederliefde
geeft
toewijding
door
dik
en
door
dun.
Het
mo-‐
ment
van
de
geboorte
wekt
bij
ouder
en
kind
de
oorspronkelijke
band
tot
leven.
Het
krachti-‐
ge
bewustzijn,
dat
een
echte
relatie
is
geboren,
die
gebonden
wordt
door
de
kracht
van
lief-‐
de.
Leeftijd,
geslacht,
relatie
worden
op
dat
moment
overbrugd.
Ook
de
andere
gezinsleden
zijn
afgeleid
archetypisch
voorbereid
op
deze
bloedband.
Dit
moment
is
de
primaire
relatie,
waarvan
een
succesvolle
ontwikkeling
bepalend
is
voor
de
kwaliteit
van
de
latere
relaties
met
anderen,
de
samenleving
en
de
wereld.
De
moeder
en
de
andere
primaire
relaties
beïnvloeden
het
functioneren
van
de
archetypi-‐
sche
systemen
rondom
spel,
omgevingsverkenning,
geslachtsbevestiging,
seksualiteit,
spre-‐
ken
en
de
vorming
van
het
morele
complex
en
de
persoonlijkheid.
Door
ervoor
te
zorgen,
dat
kinderen
spelen,
levert
de
natuur
het
middel
om
het
onbewuste
potentieel
te
activeren
en
de
gedragssystemen
te
oefenen,
die
onmisbaar
zijn
voor
het
le-‐
ven:
de
sociale
samenwerking
en
conflict,
intimiteit
met
leeftijdsgenoten,
seksualiteit,
fysie-‐
ke
krachtmetingen,
agressiebeheersing,
rituelen,
huwelijksbetrekkingen,
het
grootbrengen
van
kinderen,
creativiteit.
De
overgang
naar
de
volwassenheid.
Ook
deze
fase
ontwikkelt
zich
volgens
een
archetypisch
programma.
Deze
ingewikkelde
overgang
van
het
kind
naar
de
volwassenheid
laat
zich
in
vier
kopjes
samenvatten:
F
R
9. INNERLIJK-‐KIND
WERK
8
• Het
losser
worden
van
de
band
met
de
ouders.
• Het
generatieconflict.
• De
activering
van
het
seksueel
affectieve
systeem.
• De
inwijding
in
de
volwassen
rol.
Tijdens
het
losser
worden
van
de
ouder/kind
band
neemt
bij
de
ouders
het
archetype
van
de
identificatie
met
het
kind
af
en
bij
het
kind
neemt
het
archetype
van
de
held
toe
en
wordt
het
seksuele
archetype
in
alertheid
gebracht.
Meestal
gaat
dit
proces
gepaard
met
conflicten
omdat
het
losmakingproces
bij
ouders/kind
niet
synchroon
verloopt.
De
mate
van
welslagen
hangen
af
van
de
relatie
tussen
de
ouders
en
tussen
ouders/kinderen.
Dit
is
ook
de
periode
waarin
de
arrogantie
van
de
jeugd
tegenspel
moet
krijgen
van
de
wijs-‐
heid
van
de
collectieve
ervaring,
zoals
jongeren
bij
het
ouder
worden
zelf
gaan
inzien.
De
adolescentie
is
de
periode
van
de
afzwakking
van
de
band
met
de
ouders,
het
verwerven
van
een
gevoel
van
eigen
identiteit
en
zelfvertrouwen
als
volwassen
lid
van
de
groep
sekse-‐
genoten,
het
ontwikkelen
van
competente
in
een
sociaal
nuttige
rol,
het
bereiken
van
seksu-‐
ele
volwassenheid
en
de
bereidheid
zich
te
binden
aan
een
partner
met
als
doel
voortplan-‐
ting.
Innerlijk-‐kind
werk
Carl
Jung
noemde
het
natuurlijke
kind
het
“Goddelijke
kind”
“Het
‘kind’
is
alles
wat
verlaten
en
onbeschermd
is,
en
terzelfder
tijd
in
het
bezit
van
een
goddelijke
macht,
het
onbeduidende
twijfelach-‐
tige
begin,
en
het
zegevierend
einde.
Het
‘eeuwige
kind’
in
de
mens
is
een
onbeschrijflijke
ervaring,
een
ongerijmdheid,
een
handicap,
en
een
goddelijk
voorrecht;
een
onzekere
factor
die
de
uiteindelijke
waarde
of
waardeloosheid
van
een
persoonlijkheid
bepaalt.”
C.G.
Jung
JOHN
BRADSAW
“Het
kind
moet
liefde
ontvangen,
voordat
het
liefde
kan
geven”
Bradshaw
geeft
een
beschrijving
van
enerzijds
het
verwonde
kind
en
an-‐
derzijds
het
magische
kind.
Hij
noemt
het
ook
het
aangepaste
zelf
(ego)
en
het
wezenlijke
zelf
(ziel).
Hij
gaat
er
vanuit
dat
om
met
je
wezenlijke
zelf
in
contact
te
tre-‐
den,
er
eerst
een
gezonde
relatie
nodig
is
tussen
je
magische
kind
(ziel)
en
je
verwonde
kind
(ego).
F
R
10. INNERLIJK-‐KIND
WERK
9
Wanneer
het
verwonde
Kind
niet
word
gehoord,
blijft
het
het
leven
verstoren
met
driftbui-‐
en,
overtrokken
reacties,
huwelijksproblemen,
verslavingen,
negatief
oudergedrag,
en
heil-‐
loze,
slechte
relaties.
Drie
dingen
vallen
op
bij
het
werken
met
het
Kind:
1. De
snelheid
waarmee
mensen
veranderen
wanneer
ze
eenmaal
met
hun
kind
beginnen
te
werken;
2. Het
ingrijpende
karakter
van
die
verandering;
3. De
geestkracht
en
creativiteit
die
vrijkomen
wanneer
in
het
verleden
geslagen
wonden
genezen.
Hierbij
is
het
nodig
om
mensen
te
helpen
af
te
rekenen
met
het
onverwerkte
verdriet
dat
uit
hun
kindertijd
is
blijven
hangen.
Verdriet
ten
gevolge
van
verlating,
mishandeling
in
alle
mo-‐
gelijke
vormen,
de
verwaarlozing
van
de
behoeften
die
een
afhankelijk
kind
bij
zijn
ontwikke-‐
ling
heeft,
en
de
emotionele
verwarring
ontspruitend
aan
een
niet
of
slecht
functionerend
gezinssysteem.
De
stap
voor
stap
benadering,
van
de
ene
ontwikkelingsfase
naar
de
volgende,
is
de
grondig-‐
ste
en
meest
doeltreffende
manier
om
onze
emotionele
verwondingen
te
genezen.
Brads-‐
haw
gelooft
dat
zijn
workshop
de
enige
is
die
deze
benadering
volgt.
Worden
de
behoeften,
die
we
als
kind
hadden
niet
vervuld,
dan
maken
we
alle
kans
om
met
een
verwond
kind
de
volwassenheid
binnen
te
stappen,
'volwassen
kinderen'.
Wanneer
mensen
het
verwonde
Kind
in
henzelf
weer
hebben
opgeroepen
en
liefdevol
ge-‐
koesterd,
begint
de
creatieve
energie
van
hun
fantastische
natuurlijke
kind
aan
de
dag
te
treden.
Is
het
kind
geïntegreerd,
dan
wordt
het
een
bron
van
nieuwe
groei
en
vitaliteit.
Het
magische
Kind
als
het
authentieke
zelf,
je
ziel:
Je
magische
Kind
is
je
wezenlijke
zelf.
De
psychologen
maken
een
onderscheid
tussen
het
wezenlijke
zelf
en
het
aangepaste
zelf.
Het
woord
dat
ze
dikwijls
gebruiken
om
je
wezenlijke
zelf
te
beschrijven
is
het
woord
ziel.
Het
woord
voor
je
aangepaste
zelf
is
ego.
Volgens
hun
model
is
je
ego
dat
beperkte
deel
van
je
bewustzijn
dat
je
gebruikt
om
je
aan
te
passen
aan
de
eisen
gesteld
door
je
gezin,
je
familie
en
de
cultuur
waar
je
in
leeft.
Je
ego
wordt
door
deze
overlevingseisen
beperkt.
Het
is
je
aan
tijd
gebonden
zelf
en
wortelt
in
je
familie
van
oorsprong
zowel
als
in
de
cultuur
waarin
je
geboren
bent.
Alle
culturele
en
ge-‐
zinssystemen
zijn
van
relatieve
aard
en
vertegenwoordigen
slechts
een
van
de
vele
mogelij-‐
ke
wijzen
om
de
werkelijkheid
te
verstaan
en
te
interpreteren.
Zelfs
al
is
je
ego
aanpassing
in
de
relatie
tot
je
familie
en
cultuur
volledig
functioneel
geweest,
dan
nog
was
ze
in
de
relatie
tot
je
ware
zelf
nog
steeds
beperkt
en
fragmentarisch.
Volgens
de
transpersoonlijke
theorie
is
je
ego
in
vergelijking
tot
je
ziel
altijd
niet-‐authentiek.
Daarom
identificeer
ik
de
ziel
met
het
magische
Kind
en
het
ego
met
het
verwonde
Kind.
Toch
moet
je
ego
geïntegreerd
en
functioneel
zijn,
wil
je
overleven
en
de
eisen
van
het
leven
van
alledag
aankunnen.
Een
sterk
geïntegreerd
ego
geeft
je
zelfvertrouwen,
het
gevoel
greep
op
je
leven
te
hebben.
Het
terugvinden
van
en
het
opkomen
voor
je
verwonde
Kind
stelt
je
in
staat
je
ego
te
helen
en
te
integreren.
Wanneer
je
het
eenmaal
hebt
geïntegreerd
wordt
je
ego
je
bron
van
kracht
die
je
de
ruimte
geeft
de
mogelijkheden
van
je
magische
Kind,
je
wezenlijk
zelf,
te
onder-‐
zoeken.
11. INNERLIJK-‐KIND
WERK
10
Hoe
paradoxaal
het
ook
mag
lijken,
je
ego
moet
sterk
genoeg
zijn
om
je
beperkingen
opleg-‐
gende
defensiviteit
en
strikte
controle
te
laten
varen.
Je
moet
een
sterk
ego
hebben
om
bo-‐
ven
je
ego
uit
te
kunnen
stijgen.
Om
het
in
een
eenvoudig
beeld
te
vervatten:
het
ego
is
als
de
lanceerraket
die
je
in
je
baan
brengt.
Daarna
neemt
je
ziel
het
over
en
gaat
in
de
onbe-‐
grensde
weidsheid
van
de
ruimte
aan
het
werk.
De
relatie
tussen
je
magische
Kind
(ziel)
en
je
verwonde
Kind
(ego)
moet
gezond
worden
gemaakt
voordat
je
met
je
wezenlijk
zelf
in
contact
kunt
treden.
Wanneer
je
het
werken
met
je
ego
achter
de
rug
hebt
(het
doorwerken
van
je
basaal
ver-‐
driet
of
gewettigd
trauma),
ben
je
klaar
voor
een
volledige
zelfverwezenlijking.
In
feite
is
het
je
magische
Kind
dat
je
motiveert
om
je
ego-‐arbeid
te
doen.
Het
verwonde
Kind
kan
de
her-‐
stelwerkzaamheden
niet
uitvoeren,
aangezien
dit
kind
het
te
druk
heeft
met
zich
verdedigen
en
overleven.
Wanneer
het
hele
leven
één
chronische
aanval
van
kiespijn
is,
kan
men
niet
over
die
pijn
heen
uitkijken
en
zien
dat
er
groenere
weiden
zijn.
Aangezien
je
magische
Kind
je
authentieke
zelf
is,
heeft
het
altijd
aan
je
staan
trekken
om
een
mogelijkheid
tot
zelfver-‐
werkelijking
te
krijgen.
Ook
wanneer
je
ego
afgesloten
was
en
blind
en
doof
vanwege
zijn
opgaan
in
overlevingskwesties.
Je
kind
zal
de
dingen
ervaren
zoals
je
ze
in
je
kindertijd
oorspronkelijk
ervaren
hebt,
maar
deze
keer
zal
je
volwassen
zelf
erbij
zijn
om
je
kind
te
beschermen
en
steun
te
geven,
terwijl
dit
belangrijke
onvoltooide
zaken
alsnog
voltooid.
HANS
TEN
DAM
Hans
ten
Dam:
“Ons
verleden
speelt
nog
in
het
heden.
Als
regressiethera-‐
peut
volgen
we
het
spoor
zover
terug
als
nodig
is.
Niet
meer
en
niet
min-‐
der.
Wanneer
Innerlijk-‐kind
werk
genoeg
is,
is
het
genoeg.
Maar
als
het
niet
genoeg
is
gaan
we
verder
terug,
zelfs
naar
oude
tijden
als
dat
nodig
mocht
zijn, zonder
ons
druk
te
maken
over
wat
de
meeste
psychologen
hiervan
denken.
We
gaan
werkelijk
tot
de
bodem,
daarom
komen
we
zo
glorieus
naar
de
oppervlakte.”
Uit:
‘Catharsis,
Integratie
en
Transformatie
–
Hans
ten
Dam.’
Hoofdstuk
2
sub
2.9
Innerlijke
kinderen.
Innerlijk-‐kind
werk
betekent
dat
je
als
volwassene
van
nu
het
kind
van
toen
tegenkomt,
je
personifieert
het.
Bij
verdrongen
ervaringen
zijn
ze
al
gepersonifieerd
voor
de
therapeuti-‐
sche
sessie,
delen
van
ons
die
min
of
meer
zijn
afgesplitst.
Het
zijn
gedissocieerde
delen
van
onszelf
waarin
veel
levenskracht
verloren
is
gegaan.
We
kunnen
met
innerlijke
kinderen
vaak
moeilijk
praten
omdat
ze
vast
zitten
in
onbegrip,
in
onwil,
en
vaak
in
angst.
Innerlijk-‐kind
werk
is
nog
meer
dan
andere
kanten
van
regressiewerk
wezenlijk
een
com-‐
binatie
van
regressie,
personificatie
en
energiewerk.
Onbegrip
bemoeilijkt
later
begrip
en
leidt
dus
gemakkelijk
tot
meer
onbegrip.
Een
klein
kind
begrijpt
vaak
niet
wat
er
gebeurt
en
trekt
vaak
verkeerde
conclusies,
of
internaliseert
harde
oordelen
van
volwassenen.
Als
er
ontmoediging
bij
komt,
trekt
het
kind
zich
diep
in
zichzelf
terug,
en
bij
schokkende
ervaringen
dissocieert
het.
Een
stuk
wil
niet
langer
lichamelijk
aan-‐
wezig
zijn
en
verlaat
het
lichaam.
Het
kind
gaat
een
stukje
dood.
Bij
verwaarlozing
en
mis-‐
handeling
denkt
het
vaak
dat
het
zelf
wel
slecht
moet
zijn.
Waarom
is
het
anders
zo
onge-‐
liefd?
Bij
seksueel
misbruik
begrijpt
het
er
vaak
helemaal
niets
meer
van.
Of
het
krijgt
dubbe-‐
F
R
12. INNERLIJK-‐KIND
WERK
11
le
boodschappen:
het
ervaart
aan
de
ene
kant
intimiteit
en
tederheid
en
aan
de
andere
kant
pijn
en
walging.
En
het
krijgt
te
horen
dat
het
hier
nooit
iets
over
zeggen
mag,
want
anders…
Misschien
het
ernstigste
trauma
is
je
bij
de
geboorte
niet
welkom
voelen
en
afgewezen
wor-‐
den.
Dat
kan
de
levenswil
knakken
voordat
het
leven
goed
en
wel
begonnen
is.
Bij
trauma’s
kunnen
onverwerkte
ladingen
uit
vorige
levens
wakker
worden.
Dat
noemen
we
restimulatie.
Dat
kan
altijd
een
rol
spelen,
maar
we
moeten
er
vooral
op
bedacht
zijn,
als
de
reactie
van
het
kind
veel
dieper
gaat
dan
de
situatie
op
het
eerste
gezicht
rechtvaardigen.
Er
zijn
dus
drie
veel
voorkomende
complicaties:
1.
Het
kind
begrijpt
niet
wat
er
gebeurt.
2.
Het
kind
dissocieert.
3.
Een
vorig
leven
kan
wakker
worden.
Als
een
vorig
leven
wakker
wordt.
Is
het
meestal
een
oude
wond
die
open
gaat,
een
oude
conclusie
die
bevestigd
wordt.
Soms
blijkt
dat
de
reden
dat
we
als
kind
iets
pijnlijks
meema-‐
ken.
Een
oude
wond
hebben
we
niet
in
een
vorig
leven
kunnen
genezen.
We
stierven
voor-‐
dat
we
dat
konden.
Kennelijk
zijn
er
veel
psychische
wonden
die
we
alleen
kunnen
genezen
als
we
in
een
lichaam
zijn.
Het
kind
lijkt
overdreven
heftig
gereageerd
te
hebben
op
een
boze
blik,
een
koude
afwijzing
of
een
vernietigende
opmerking.
De
restimulatie
van
het
oude
trauma
is
geen
straf
of
nood-‐
lot
maar
een
nieuwe
mogelijkheid
om
een
oplossing
te
vinden.
Maar
het
overbelaste
het
kind
dat
er
nog
niet
mee
om
kan
gaan.
Dat
neemt
het
onopgeloste
probleem
mee
naar
het
volwassen
leven.
Lilith
van
11
jaar
is
jarig
en
heeft
haar
mooiste
jurk
aangedaan,
met
een
mooie
band
rondom
haar
middel
net
onder
borsthoogte.
Ze
voelt
zich
prachtig
en
gaat
trots
naar
beneden
waar
de
gasten
al
buiten
aan
een
kopje
koffie
met
gebak
zitten.
Het
eerste
wat
een
oom
zegt
als
hij
haar
ziet
“die
band
heb
je
zeker
omgedaan
om
je
vetrollen
te
verdoezelen”.
Lilith
voelt
zich
zo
enorm
gekwetst
dat
ze
uitzinnig
wordt
van
kwaadheid.
De
andere
aanwezige
volwassenen
lachen
haar
uit.
Ze
verdedigt
zich
door
de
volwassenen
een
voor
een
te
laten
weten
hoe
ze
over
hun
reactie
denkt.
Hoe
onvolwassen
zij
reageren
en
dat
het
zielig
voor
hen
is
omdat
door
een
meisje
van
11
te
laten
zeggen.
Diep
ge-‐
kwetst
trekt
ze
zich
terug
in
haar
kamer
en
laat
zich
het
eerste
uur
niet
meer
zien
op
haar
feestje.
In
enkele
gevallen
wordt
er
een
positief
vorig
leven
wakker.
Het
kind
reageert
volwassener
dan
je
zou
verwachten.
Dat
is
prima,
maar
het
kan
ertoe
leiden
dat
een
kind
te
vroeg
ouwe-‐
lijk
wordt,
of
dat
het
kind
het
vertrouwen
in
de
volwassenen
verliest.
Soms
zijn
er
kinderen
van
vijf
of
zes
die
al
tamelijk
bewust
beseffen
dat
ze
het
van
vader
of
moeder
niet
hoeven
te
hebben.
Ze
kunnen
zelf
beslissen
om
vader
en
moeder
te
gaan
helpen.
Dat
heet
parentifica-‐
tie.
De
omgekeerde
wereld.
Dat
leidt
dan
bijvoorbeeld
tot
een
Atlas-‐complex:
het
gevoel
dat
je
de
wereld
dragen
moet.
Hoewel
het
kind
sterker
uit
de
ervaring
komt,
verliest
het
zijn
blije,
speelse,
spontane,
onbevangen
kant.
Wat
intelligentere
kinderen
gaan
dan
vaak
‘in
het
hoofd
zitten’.
Later
worden
het
mentale
mensen
die,
zelfs
als
ze
dat
willen,
maar
weinig
kunnen
voelen.
Cliënten
die
hun
eigen
innerlijke
kinderen
niet
serieus
blijken
te
nemen,
tijdens
de
sessie
of
na
de
sessie,
zijn
niet
geschikt
voor
deze
therapie,
om
welke
reden
ze
dit
ook
doen.
Persoon-‐
lijk
wil
ik
dan
niet
verder
met
ze
werken.
In
mijn
werk
gaan
de
kinderen
altijd
voor.
13. INNERLIJK-‐KIND
WERK
12
• de
omgeving
waarin
we
opgroeien
• onze
ouders
• het
land
waar
we
geboren
zijn
• de
culturele
en
sociale
omstandigheden
PATRICIA
ANN
CAETANO
Inner
Child
Integrational
Method.
Op
het
moment
dat
we
worden
geboren
zitten
we
nog
boordevol
met
mo-‐
gelijkheden
over
hoe
we
zouden
kunnen
zijn
en
wat
voor
mens
we
kunnen
worden.
Maar
wat
we
werkelijk
worden
is
gebaseerd
op:
Al
deze
factoren
beïnvloeden
ons
kind,
dus
heel
veel
factoren
van
waaruit
wij
nu
bestaan
komen
uit
het
verleden.
We
groeien
op
en
er
wordt
ons
verteld
wie
we
zijn,
wat
we
voelen
en
hoe
we
willen
worden.
Als
er
een
trauma
plaatsvindt
op
jonge
leeftijd
is
de
neocortex
in
de
hersenen
nog
niet
ontwikkeld.
We
reageren
dus
met
het
reptielenbrein
op
alles
wat
er
buiten
om
ons
heen
gebeurt.
Bij
gevaar
zal
de
reactie
dan
ook
zijn:
vechten,
vluchten
of
be-‐
vriezen.
Krijgen
we
veel
trauma’s
te
verwerken
dan
trekken
we
op
een
gegeven
moment
een
conclusie
over
wie
we
zijn.
Op
het
moment
dat
we
dit
besluit
genomen
hebben
stoppen
de
delen
die
we
zouden
kunnen
zijn
met
groeien
en
zitten
we
opgesloten
in
het
verleden.
We
zijn
emotioneel
gevangen
in
de
momenten
waarop
de
traumata
hebben
plaatsgevonden.
Gevolg
is
dat
we
alleen
nog
maar
reageren
op
die
manier
die
acceptabel
is
voor
de
omge-‐
ving.
Ben
je
geboren
in
een
slecht
functionerend
gezin,
en
dat
geldt
voor
bijna
iedereen,
dan
moeten
we
ons
aanpassen.
We
passen
ons
aan,
aan
de
disfunctie
van
dat
gezin.
Een
van
de
dingen
waarmee
we
geboren
zijn
is
homeostase*.
We
zoeken
instinctief
naar
harmonie
en
balans,
zodat
we
passen
in
de
omgeving
waar
we
worden
opgevoed,
gerespec-‐
teerd
en
waarin
we
de
mogelijkheid
hebben
om
zelf
dingen
te
voelen
en
te
ontdekken.
Waar
we
positieve
grenzen
hebben
gekregen
die
ons
verantwoordelijkheid
en
bewustzijn
bijbren-‐
gen
en
die
ons
beschermen
tegen
traumata
en
blokkades.
Dan
groeien
we
gezond
op
en
zul-‐
len
we
nooit
een
therapeut
nodig
hebben.
Maar
de
meeste
mensen
groeien
op
in
slecht
functionerende
families
en
moeten
zich
voegen
naar
dat
disfunctionele
gezin.
Dit
betekent
niet
dat
we
onze
ouders
moeten
beschuldigen,
ook
zij
waren
kinderen
van
ouders
die
niet
perfect
waren.
Er
is
wel
heel
veel
terug
te
halen
van
hoe
de
familiestructuur
is
ontstaan
door
de
generaties
heen
maar
we
zouden
misschien
wel
terug
moeten
gaan
naar
de
oertijd,
naar
de
oorsprong,
om
harmonie
en
balans
terug
te
vinden.
Het
is
nooit
te
laat
om
te
werken
aan
je
verleden,
je
bent
nooit
te
oud.
Met
innerlijk
kind-‐
werk
bevrijd
je
jezelf.
Je
maakt
bewuste
keuzes
-‐
je
mag
jezelf
worden.
F
R
14. INNERLIJK-‐KIND
WERK
13
PIETER
WIERENGA
Pieter
Wierenga
(1930)
groeide
op
in
Wolfheze,
een
heel
klein
dorp
met
een
heel
groot
gekkenhuis,
zoals
dat
toen
heette.
Na
een
voorspoedige
carrière
van
8,
8
en
14
jaar
spelen
met
achtereenvolgens
straaljagers,
au-‐
tomobielen
en
projectontwikkeling,
raakte
hij
op
zijn
50ste
zijn
vele
aard-‐
se
zaken
kwijt.
Tot
zijn
eigen
verbazing
werd
hij
een
succesvol
therapeut.
Op
13
maart
2014
overleed
hij.
Hij
is
de
schrijver
van
het
boek:
Het
Innerlijke
Kind
als
Waakhond
Hoe
we
ons-‐
zelf
aan
de
ketting
leggen.
Een
favoriete
uitspraak
van
Pieter
is:
“Ieder
die
bij
mij
binnenstapt,
is
de
expert
van
zijn
ei-‐
gen
leven.
Elk
mens
heeft
alles
in
zich
om
op
alle
terreinen
goed
te
kunnen
functioneren
en
heeft
daarvoor
in
principe
geen
hulp
van
buitenaf
nodig.
De
enige
hulp
van
buitenaf
die
mo-‐
gelijk
is,
bestaat
uit
het
scheppen
van
omstandigheden
waarin
iemand
zichzelf
beter
kan
helpen.”
De
biologisch
dynamische
therapie
van
Pieter
Wierenga
bestaat
grotendeels
uit
het
versterken
van
elke
lichamelijke
uiting,
door
forser
ademhalen
de
lichaamsmotor
goed
gaande
te
houden,
waardoor
het
lichaam
meer
en
zwaardere
arbeid
kan
verrichten.
Bij
zijn
methodiek
weerkaatst
of
versterkt
hij
alles
wat
vanuit
het
innerlijk
naar
buiten
komt.
Eerst
laat
hij
de
lichamelijke
zaken
volledig
aan
bod
komen,
daarna
(eventueel
tegelijkertijd)
de
emotionele
en
uiteindelijk
mogen
ook
beelden,
woorden
en
begrip
komen.
Begrip
is
de
kroon
op
het
werk,
maar
niet
het
einde
ervan.
Echtheid
zit
in
het
voelen
en
nauwelijks
in
het
denken.
Door
de
lichamelijke
ervaring
voorop
te
zetten,
wordt
innerlijke
verwerking
beves-‐
tigd
en
versterkt.
Als
dan
het
besluit
tot
een
koerswijziging
of
tot
een
eerste
stap
is
genomen
is
dit
wel
een
duidelijk
moment:
die
eerste
stap
veroorzaakt
de
ommekeer.
Het
innerlijk
kind
als
waakhond.
Pieter
Wierenga
schrijft:
“weggestopte
innerlijke
kindertjes
met
een
waakhondfunctie
blijken
de
voornaamste
veroorzakers
van
praktisch
elk
menselijk
probleem.
Andere
oorzaken
blijken
meer
bijzaken,
zelfs
als
die
er
in
eerste
instantie
specta-‐
culairder
uitzien
of
klinken:
obsessie,
psychose,
wanen,
borderline,
vorige
levens
en
zo
meer.”
Zijn
missie
is
om
die
innerlijke
kinderen
te
helpen
er
weer
te
mogen
zijn,
inclusief
hun
kinderlijke
verbinding
met
echtheid,
natuurlijke
blijheid
en
nieuwsgierigheid.
Waakhondkinderen
hebben
met
elkaar
gemeen
dat
ze
op
een
traumatisch
moment
afge-‐
scheiden
raken,
hun
echtheid
verstoppen
en
de
taak
op
zich
nemen
die
veiligheid
te
bewa-‐
ken,
een
veilig
plekje
waarbin-‐
nen
ze
overleven,
dit
gaat
vóór
het
veilig
stellen
van
hun
echt-‐
heid.
Ze
bewaren
hun
echtheid
voor
later
en
geven
toe
en
werken
mee
aan
onechtheid
om
te
overleven.
Een
direct
ge-‐
volg
is
een
energielek
op
de
afsplitsingsplaats.
F
R
15. INNERLIJK-‐KIND
WERK
14
Ideologie
Innerlijk
Kind
Werk
Marjolijn
Nijkamp
–
YeYo
Innerlijk
Kind
Uitgangspunt
Hieronder
volgt
eerst
wat
maakt
dat
iemand
voor
Innerlijk
Kind
Werk
zou
kunnen
kiezen,
wat
het
uitgangspunt
is
en,
niet
onbelangrijk,
wat
het
dan
oplevert.
Als
volwassene
reageer
je
soms
op
situaties
op
een
manier
die
eigenlijk
niet
bij
je
leeftijd
past.
Je
bent
bijvoorbeeld
boos,
bang
of
bijzonder
nerveus
voor
iets
wat
je
moet
doen.
Als
je
zo’n
situatie
zuiver
rationeel
bekijkt
vind
je
het
zelf
eigenlijk
ook
vreemd
of
kinderachtig
dat
je
zo
bang
of
nerveus
bent
voor
die
situatie.
Ook
al
vind
je
het
vreemd
of
onnodig,
toch
heb
je
te
maken
met
die
angstgevoelens.
Die
gevoelens
hinderen
je,
je
hebt
er
last
van.
Hoe
kom
je
aan
die
gevoelens?
Op
je
weg
naar
volwassenheid
passeer
je
een
aantal
stations,
je
maakt
een
aantal
fases
door.
De
fase
van
de
baby,
de
peuter,
de
kleuter,
het
lagere
schoolkind,
de
puber,
de
adolescent
en
de
jongvolwassene.
In
iedere
fase
word
je
geacht
bepaalde
vaardigheden
aan
te
leren
en
beleef
je
verschillende
ervaringen.
Van
iedere
fase
neem
je
een
stukje
mee
naar
de
volgende
fase.
Positieve
dingen,
dingen
die
je
geleerd
hebt,
waar
je
voordeel
van
hebt
in
je
verdere
leven.
Maar
ook
stukjes
waar
je
later
misschien
nog
last
van
hebt.
Doordat
je
zaken
in
een
bepaalde
fase
misschien
niet
goed
ver-‐
werkt
hebt
of
omdat
je
vaardigheden
niet
geleerd
hebt,
of
omdat
er
iets
niet
helemaal
goed
ging
in
die
fase.
Een
dergelijk
stukje
blijft
aandacht
van
je
vragen
totdat
je
het
alsnog
ge-‐
leerd,
verwerkt
of
rechtgezet
hebt.
Zo
kan
het
gebeuren
dat
je
als
volwassene
bijvoorbeeld
niet
naar
een
receptie
durft
te
gaan
waar
je
niemand
kent.
Eigenlijk
is
dit
voor
een
volwassen
mens
helemaal
niet
iets
om
bang
voor
te
zijn,
als
je
het
zuiver
rationeel
bekijkt.
De
angstgevoelens
die
je
op
een
dergelijk
moment
hebt,
zijn
dan
ook
niet
de
gevoelens
van
de
volwassen
persoon
die
je
nu
bent,
maar
van
het
kleine
kind
in
jou.
Misschien
ben
je
als
kind
in
situaties
geweest
waarin
je
niemand
kende.
En
heb
je
toen
een
sterk
gevoel
van
eenzaamheid
of
verlatenheid
gevoeld.
Als
je
die
kindervaring
niet
goed
verwerkt,
kun
je
diezelfde
angst
of
nare
gevoelens
later
als
volwasse-‐
ne
weer
voelen
als
je
in
een
zelfde
soort
situatie
komt.
Je
voelt
dan
weer
de
angst
of
de
ge-‐
voelens
van
toen,
van
het
kind.
Ook
heb
je
door
omstandigheden
misschien
bepaalde
vaardigheden
in
je
jeugd
niet
of
niet
goed
aangeleerd.
Als
er
dan
in
je
volwassen
leven
een
beroep
wordt
gedaan
op
die
vaardig-‐
heden,
kun
je
angst
ervaren,
nerveus
worden,
je
onzeker,
boos
of
onmachtig
voelen.
Veel
mensen
reageren
op
deze
gevoelens
met
afkeuring,
met
lelijk
doen
tegen
zichzelf.
Daar
schiet
je
weinig
mee
op.
Hier
help
je
jezelf
niet
mee.
Veel
slimmer
is
het
om
aandacht
te
be-‐
steden
aan
die
angst
of
onzekere
gevoelens.
Te
beseffen
dat
het
niet
de
boosheid,
angst
of
onzekerheid
van
de
volwassene
is,
maar
van
het
kind
dat
je
ooit
was.
Als
je
niet
langer
schopt
tegen
deze
ongewenste
gevoelens,
maar
er
begrip
voor
hebt,
zullen
die
gevoelens
langzaam
aan
verdwijnen.
Aandacht
besteden
dus
aan
deze
kindergevoelens,
het
troosten
F
R
16. INNERLIJK-‐KIND
WERK
15
van
dit
innerlijke
kind,
zowel
in
gedachten,
(innerlijke)
beelden,
of
met
de
woorden
die
je
tegen
jezelf
zegt.
Vanuit
erkenning
voor
en
acceptatie
van
deze
gevoelens
ga
je
verder.
Innerlijk
Kind
-‐
Ideologie
Door
terug
te
gaan
naar
je
kindertijd
kan
je,
via
het
herbeleven
van
de
gevoelens
die
je
als
kind
ervaren
hebt,
je
kind
leren
begrijpen.
Je
reactie
wordt
nu
in
situaties
wellicht
beïnvloed
door
een
vergelijkbare
gebeurtenis
uit
je
kindertijd.
Je
wordt
je
bewust
van
je
innerlijk
pro-‐
ces.
Je
herkent
het
patroon
waardoor
je
reageert
zoals
je
reageert.
Zodra
je
dit
patroon
her-‐
kent,
kan
je
het
doorbreken.
Dan
ben
je
vrij
om
op
een
andere
wijze
te
reageren.
Het
erva-‐
ren
van
dat
wat
er
is
geeft
ruimte
om
te
zijn.
Daardoor
sta
je
steviger
en
lichter
in
het
leven
en
dat
geeft
weer
ruimte
om
andere
gevoelens
(blij,
spontaan,
creatief
en
dergelijke)
te
er-‐
varen.
Wanneer
je
zelf
keuzes
kunt
maken,
kan
je
je
eigen
verantwoordelijkheid
nemen.
Je
voert
de
regie
over
je
leven.
Je
wordt
speelser
en
lichtvoetiger
omdat
je
nu
zelf
kunt
gaan
en
staan
waar
je
wilt.
Je
krijgt
plezier
in
je
eigen
kind-‐kwaliteiten
die
vanzelf
weer
naar
boven
ko-‐
men.
Het
kind
in
jezelf
ontdekken,
erkennen
en
integreren
in
je
volwassen
leven.
Dit
is
het
uitgangspunt
van
het
Innerlijk
Kind
Werk.
De
ideologie
erachter
is
dat
wanneer
je
zelf
kunt
zorgen
voor
je
innerlijk
kind
je
meer
keuze
mogelijkheden
krijgt.
Je
hoeft
dan
niet
te
reageren
zoals
je
altijd
gedaan
hebt,
maar
bent
vrij
om
te
kiezen
hoe
je
met
een
bepaalde
situatie
om
wilt
gaan.
Je
bent
geen
kind
meer,
je
bent
volwassen.
Dus
je
hebt
zelf
de
touw-‐
tjes
van
je
leven
in
handen.
HOE
HET
VERWONDE
KIND
IN
JEZELF
JE
LEVEN
VERSTOORT
Bron?
We
hebben
gauw
het
idee
dat
alle
mensen
met
een
verwond
kind
aardig,
stil
en
tragisch
zijn.
Maar
in
feite
is
het
verwonde
kind
verantwoordelijk
voor
een
groot
deel
van
het
geweld
en
de
wreedheid
op
aarde.
Psychotisch
gedrag,
de
voornaamste
bron
van
vernietiging
onder
de
mensheid,
komt
voort
uit
in
de
kindertijd
ondergaan
geweld
en
het
daaraan
verbonden
lijden
en
onverwerkt
ver-‐
driet.
Het
eens
machteloze
verwonde
kind
wordt
de
volwassene
die
zich
misdraagt.
Dit
geldt
vooral
voor
fysiek
geweld,
seksueel
misbruik
en
ernstige
emotionele
mishandeling.
Seksueel,
fysiek
en
emotioneel
geweld
zijn
voor
het
kind
zo
angstaanjagend
dat
hij
tijdens
de
mishan-‐
delingen
niet
in
zijn
eigen
zelf
kan
blijven.
Om
zijn
pijn
te
overleven,
verliest
het
kind
alle
be-‐
sef
van
zijn
eigen
identiteit
en
identificeert
zich
in
plaats
daarvan
met
de
mishandelaar,
‘identificatie
met
de
agressor’
wordt
dat
genoemd.
Het
ergste
is
het
gesteld
met
mensen
die
seksdelicten
begaan.
Vrijwel
altijd
zijn
zij
zelf
als
kind
seksueel
misbruikt.
Wanneer
zij
op
hun
beurt
kinderen
gaan
molesteren,
herhalen
ze
het
misbruik
dat
ze
in
hun
eigen
kindertijd
hebben
moeten
ondergaan.
Hoewel
het
meeste
misdadige
gedrag
wortelt
in
de
vroege
jeugd,
is
het
toch
niet
altijd
een
17. INNERLIJK-‐KIND
WERK
16
gevolg
van
mishandeling.
Sommige
delinquenten
zijn
door
hun
ouders
‘bedorven’
door
een
toegeeflijke
inschikkelijke
opvoeding
zodat
ze
het
idee
hebben
gekregen
aan
anderen
superieur
te
zijn.
Ze
raken
alle
gevoel
van
verantwoordelijkheid
kwijt
en
zijn
ervan
overtuigd
dat
hun
problemen
altijd
aan
iemand
anders
te
wijten
zijn.
Narcistische
stoornissen.
Ieder
kind
heeft
behoefte
aan
onvoorwaardelijke
liefde,
vooral
in
het
begin.
Zonder
zich
weerspiegelt
te
zien
in
de
ogen
van
een
niet-‐veroordelende
ouder
/
verzorger
kan
een
kind
op
geen
enkele
manier
weten
wie
hij
is.
We
moesten
weten
dat
we
belangrijk
waren,
dat
we
serieus
genomen
werden
en
dat
we
in
alle
opzichten
liefde
en
ac-‐
ceptatie
verdienden.
Dat
waren
onze
gezonde
narcistische
noden.
Bleven
deze
behoeften
onvervuld,
dan
werd
ons
besef
van
IK
BEN
aangetast.
Het
in
narcistisch
opzicht
onvervuld
gebleven
kind
zadelt
de
volwassene
op
met
een
onstilbare
honger
naar
liefde,
aandacht
en
genegenheid.
De
behoeften
van
narcistisch
onvervuld
gebleven
volwassen
kinderen
uiten
zich
in
diverse
vormen:
-‐
Ze
blijven
teleurgesteld
worden
in
de
ene
na
de
andere
relatie.
-‐
Ze
zijn
altijd
op
zoek
naar
de
volmaakte
partner
die
aan
al
hun
behoeften
tegemoet
zal
komen.
-‐
Ze
raken
verslaafd
(verslavingen
zijn
in
feite
pogingen
om
het
gat
in
hun
eigen
psyche
op
te
vullen.
Verslavingen
aan
seks
en
liefde
zijn
voorbeelden
van
de
eerste
orde.)
-‐
Ze
openen
de
jacht
op
materiële
zaken
en
geld
om
een
gevoel
van
eigenwaarde
aan
te
kweken.
-‐
Ze
zoeken
het
licht
van
de
schijnwerpers
op,
omdat
ze
onafgebroken
toejuichingen
en
bewondering
van
het
publiek
nodig
hebben.
-‐
Ze
gebruiken
hun
eigen
kinderen
om
hun
narcistische
behoeften
te
bevredigen.
Van
hun
kinderen
proberen
ze
nu
de
liefde
en
speciale
bewondering
te
krijgen
die
ze
niet
van
hun
eigen
ouders
hebben
kunnen
krijgen.
Vertrouwenskwesties.
Wanneer
een
kind
zijn
verzorger
niet
kan
vertrouwen,
ontwikkelen
kinderen
een
diep
zetelend
gevoel
van
wantrouwen.
De
wereld
lijkt
een
gevaarlijk,
vijandig,
onvoorspelbaar
oord.
Dus
moet
het
kind
altijd
op
zijn
hoede
zijn
en
alles
in
de
hand
hebben.
Hij
krijgt
het
idee:
‘Als
ik
alles
maar
goed
in
de
gaten
hou,
kan
niemand
mij
te
grazen
ne-‐
men.’
Zo
ontwikkelt
zich
een
soort
maniakale
behoefte
in
alle
opzichten
de
touwtjes
stevig
in
handen
te
houden:
het
wordt
een
verslaving.
Deze
drang
veroorzaakt
ernstige
relatiepro-‐
blemen.
Je
kunt
onmogelijk
echt
vertrouwelijk
zijn
met
een
partner
die
je
niet
vertrouwt.
Of
de
betrokkene
geeft
alles
uit
handen
en
vertrouwt
een
ander
volledig,
op
een
lichtgelovi-‐
ge,
naïeve
manier,
waarbij
hij
zich
aan
de
ander
vastklemt,
en
veel
te
veel
in
hem
ziet.
Of
hij
trekt
zich
terug
in
een
eenzaam
isolement
en
trekt
beschermende
muren
om
zich
heen
op
waardoor
niemand
hem
meer
kan
bereiken.
Acting
out.
Alle
emotionele
energie,
boosheid,
angst,
droefheid
rond
onze
ellende
of
trau-‐
ma’s
wordt
opgeslagen.
Wordt
het
oud
zeer
niet
verwerkt
en
nooit
geuit,
dan
blijft
deze
energie
voortdurend
proberen
zich
te
bevrijden.
Aangezien
ze
niet
in
een
gezond
rouwpro-‐
ces
kan
worden
vrijgelaten,
komt
ze
als
abnormaal
gedrag
naar
buiten.
Dit
heet
‘acting
out
of
uitageren’.
Voorbeelden
van
acting
out
gedrag
zijn:
-‐
Het
op
hun
beurt
herhalen
van
gewelddadig
gedrag
jegens
anderen.
-‐
Tegen
de
eigen
kinderen
zeggen
of
doen
wat
we
altijd
gezegd
hebben
nooit
te
zullen
doen
of
zeggen.
-‐
Spontane
regressie
in
leeftijd
–
driftuitbarstingen,
bokken
enz.
18. INNERLIJK-‐KIND
WERK
17
-‐
Ongerijmd
opstandig
gedrag.
-‐
Het
vasthouden
aan
geïdealiseerde,
ons
door
onze
ouders
opgelegde,
regels.
Acting
in.
We
blijven
onszelf
straffen
op
de
manier
waarop
we
als
kind
gestraft
werden.
On-‐
verwerkte
emoties
uit
het
verleden
worden
vaak
tegen
het
zelf
gericht.
Emotionele
energie
die
naar
binnen
wordt
gericht.
Het
kan
ernstige
fysieke
problemen
veroorzaken,
zoals
stoor-‐
nissen
in
het
spijsverteringskanaal,
hoofdpijn,
rugpijn,
nekpijn,
spierspanning,
artritis,
astma,
hartaanvallen
en
kanker.
Ook
kun
je
allerlei
ongelukken
krijgen.
Hiermee
straft
men
zichzelf.
Magisch
denken
dit
houdt
in
dat
je
gelooft
dat
je
door
bepaalde
woorden,
gebaren
of
ge-‐
dragingen
de
werkelijkheid
kunt
veranderen.
Dysfunctionele
ouders
versterken
vaak
het
magisch
denken
van
hun
kinderen.
Als
je
bijvoorbeeld
tegen
kinderen
zegt
dat
hun
gedrag
de
rechtstreekse
oorzaak
is
van
de
gevoelens
van
een
ander,
breng
je
hun
magisch
denken
bij:
‘Je
moeder
gaat
nog
eens
dood
van
verdriet
om
jou’;
‘Kijk
nou
wat
je
gedaan
hebt,
je
moeder
is
helemaal
van
streek’;
‘Ben
je
nu
tevreden
–
je
hebt
je
vader
kwaad
gemaakt.’
Ma-‐
gisch
denken
is
voor
een
kind
heel
natuurlijk.
Maar
als
een
kind
psychisch
verwond
is
door-‐
dat
zijn
behoeften
van
afhankelijk
kind
niet
bevredigd
zijn,
groeit
hij
niet
werkelijk
op.
De
volwassene
die
hij
wordt
is
nog
steeds
besmet
met
het
magisch
denken
van
het
kind.
-‐
Als
ik
maar
geld
heb
dan
komt
alles
goed.
-‐
Als
mijn
geliefde
bij
mij
weggaat
hou
ik
mij
nooit
staande,
of
ga
ik
dood.
-‐
Als
ik
dat
diploma
maar
heb
dan
wordt
ik
een
stuk
slimmer.
-‐
Als
ik
maar
goed
mijn
best
doe,
zal
ik
worden
beloond.
Intimiteitsproblemen.
Het
verwonde
kind
verstoort
de
intimiteit
in
de
relaties
met
anderen,
omdat
het
niet
het
gevoel
heeft
een
authentiek
zelf
te
bezitten.
De
grootste
verwonding
die
een
kind
kan
oplopen
is
de
afwijzing
van
zijn
authentieke
zelf.
Wanneer
een
ouder
zijn
kind
niet
kan
bevestigen
in
zijn
behoeften,
gevoelens
en
verlangens,
wijst
hij
het
authentieke
zelf
van
het
kind
af.
Dan
moet
er
een
namaak
zelf
worden
opgebouwd.
Je
kunt
onmogelijk
tot
intimiteit
met
iemand
geraken
als
je
geen
besef
hebt
van
je
eigen
identiteit.
Hoe
kun
je
iets
van
jezelf
met
een
ander
delen
als
je
eigenlijk
niet
weet
wie
je
bent?
Hoe
kan
iemand
je
kennen
als
je
zelf
niet
weet
wie
je
eigenlijk
bent?
Ongedisciplineerd
gedrag.
Kinderen
hebben
ouders
nodig
die
een
voorbeeld
in
zelfdiscipline
vormen,
in
plaats
van
die
alleen
maar
te
prediken.
Ze
leren
van
hetgeen
hun
ouders
doen;
niet
van
wat
ze
zeggen
dat
ze
doen.
Wanneer
ouders
op
het
stuk
van
discipline
niet
het
goe-‐
de
voorbeeld
geven,
wordt
het
kind
ongedisciplineerd;
wanneer
ouders
een
starre
discipline
opleggen
(en
niet
in
praktijk
brengen
wat
ze
prediken),
wordt
het
kind
overgedisciplineerd.
Kenmerken
van
een
ongedisciplineerd
kind:
treuzelen,
uitstellen,
verlangens
moeten
onmid-‐
dellijk
worden
bevredigd,
opstandig,
eigenzinnig,
koppig,
handelt
impulsief
zonder
na
te
denken.
Kenmerken
van
het
overgedisciplineerde
kind:
star,
dwangmatig,
overmatig
beheerst
en
ge-‐
hoorzaam,
pleasen,
heeft
last
van
schaamte-‐
en
schuldgevoelens.
Meeste
van
ons
die
een
verwond
kind
met
zich
meedragen,
fluctueren
tussen
ongediscipli-‐
neerd
en
overgedisciplineerd
gedrag.
Verslavingen
en
dwangmatig
gedrag.
Het
verwonde
kind
is
de
voornaamste
oorsprong
van
verslavingen
en
het
daarmee
gepaard
gaande
gedrag.
De
ene
grote
gemeenschappelijke
fac-‐
tor
die
verslaafden
delen
met
elkaar
is
het
verwonde
kind.
Dat
is
de
onverzadigbare
aan-‐
stichter
van
alle
dwangmatige
en
verslavingsgedrag.
19. INNERLIJK-‐KIND
WERK
18
Denkstoornissen.
Kinderen
zien
alles
absoluut.
Dit
kenmerk
van
het
denken
van
een
kind
uit
zich
door
een
‘alles
of
niets’
tegenstelling.
Als
je
niet
van
me
houdt,
haat
je
me.
Daar
zit
niets
tussenin.
Als
mijn
vader
mij
in
de
steek
laat,
zullen
alle
mannen
mij
in
de
steek
laten.
Kin-‐
deren
denken
niet
logisch.
Kinderen
denken
egocentrisch,
wat
zich
uit
in
het
feit
dat
ze
alles
op
zichzelf
betrekken.
Als
pap
geen
tijd
voor
me
heeft,
moet
dat
wel
betekenen
dat
ik
niet
deug,
dat
er
iets
aan
mij
mankeert.
Kinderen
interpreteren
de
meeste
mishandelingen
en
verwaarlozingen
aldus.
Twee
veel
voorkomende
patronen
van
een
dergelijke
denkstoornis
zijn
generaliseren
en
zich
verliezen
in
details.
Een
werkelijk
verwrongen
vorm
van
generaliserend
denken
is
het
doem-‐
denken.
Het
verwonde
kind
heeft
dikwijls
van
zulke
gedachten.
Er
is
niets
fout
aan
precies
en
nauwgezet
denken,
maar
wanneer
we
opgaan
in
bijzaken
om
afleiding
van
onze
smartelijke
emoties
te
hebben,
wordt
de
realiteit
van
ons
leven
aangetast.
Dwangmatig
perfectionistisch
gedrag
is
hier
een
goed
voorbeeld
van.
We
verliezen
ons
in
details
om
aan
onze
gevoelens
van
ontoereikendheid
te
ontkomen.
Leegte
(apathie,
depressiviteit).
Het
verwonde
kind
besmet
ook
het
volwassen
leven
met
een
vage
chronische
depressiviteit,
die
als
leegte
wordt
ervaren.
De
depressiviteit
is
het
ge-‐
volg
van
het
feit
dat
het
kind
een
valse
identiteit
heeft
moeten
aannemen
en
zijn
echte
iden-‐
titeit
heeft
achter
gelaten.
Dit
komt
erop
neer
dat
men
vanbinnen
een
lege
plek
overhoudt.
Wanneer
iemand
zijn
authentieke
zelf
kwijtraakt,
heeft
hij
het
contact
met
zijn
ware
gevoe-‐
lens,
behoeften
en
verlangens
verloren.
Wat
hij
in
plaats
daarvan
ervaart,
zijn
de
gevoelens
die
bij
de
onechte
identiteit
horen.
Zo
is
bijvoorbeeld
‘aardig
zijn’
een
veel
aangetroffen
component
van
een
onechte
identiteit.
Een
‘aardige’
vrouw
laat
nooit
boosheid
of
frustratie
blijken.
Een
onechte
identiteit
hanteren
betekent
dat
je
een
toneelstukje
opvoert.
Je
ware
ik
doet
nooit
mee.
DIVERSE
METHODES
PRAKTIJKGERICHT
Freud,
Jung,
Erikson
en
al
die
andere
grootheden
hebben
de
basis
gelegd
voor
het
Innerlijk-‐
kind
werk.
Het
was
echter
John
Bradshaw
die
het
uiteindelijk
Innerlijk-‐kind
werk
noemde
en
er
in
de
praktijk
mee
ging
werken.
Hij
ontwikkelde
in
Amerika
de
workshop
Innerchildwork.
Door
de
jaren
heen
zijn
er
verschillende
methodes
ontwikkeld,
waarvan
onderstaand
de
me-‐
thodes
die
je
als
regressietherapeut
zou
kunnen
toepassen
in
de
praktijk.
TASSO
METHODE
Catharsis,
Integratie
en
Transformatie
–
Hans
ten
Dam.
Hoofdstuk
2
sub
2.9
Innerlijke
kinderen.
Innerlijk-‐kind
werk
is
een
balanceer-‐act
tussen
de
therapeut,
de
volwassen
cliënt
en
het
in-‐
nerlijk
kind.
Wezenlijk
is
dat
de
huidige
volwassene
de
rol
van
de
ouder
op
zich
neemt
die
toen
afwezig
was
of
verkeerd
aanwezig.
Als
therapeut
gaan
we
nooit
vader
of
moeder
spe-‐
20. INNERLIJK-‐KIND
WERK
19
len.
We
helpen
de
cliënt
om
dat
zelf
te
doen.
Vaak
is
er
een
stil
begrip
tussen
therapeut
en
kind,
als
de
huidige
volwassen
cliënt
nog
bezig
is.
Maar
verder
ga
je
als
therapeut
niet.
De
vier
kernvragen
die
we
bij
innerlijk-‐kind
werk
vaak
letterlijk
stellen.
1. Wat
is
de
conclusie
van
het
kind?
Tijdens
of
net
na
de
situatie
trekt
het
kind
onbewust
een
conclusie.
Zulke
zijn:
volwassenen
zijn
niet
te
vertrouwen;
ik
ben
niet
belang-‐
rijk;
ik
moet
stil
zijn;
ik
moet
lief
zijn.
2. Wat
besluit
het
kind
daardoor?
Welke
beslissingen
neemt
het
om
hiermee
om
te
kunnen
gaan?
Bijvoor-‐
beeld:
ik
maak
me
klein;
ik
trek
me
terug;
ik
begin
er
niet
aan;
ik
doe
wat
ze
zeggen.
3. Hoe
doet
het
kind
dat?
Hoe
voert
het
kind
dat
besluit
in
de
praktijk
uit?
Door
zijn
mond
te
houden,
door
weg
te
kruipen,
door
net
te
doen
of
het
klein
is
en
het
niet
weet,
door
stil
te
zijn,
door
gedwee
te
volgen?
4. Hoe
heeft
het
doorgewerkt
in
het
latere
leven?
Niet
willen
opgroeien,
niet
tot
ontwikkeling
komen,
zichzelf
terugtrekken
in
werk
en
relaties,
zichzelf
op
de
laatste
plaats
stellen,
geen
eigen
mening
hebben,
etc.
Wat
zijn
de
fundamentele
mogelijkheden
in
innerlijk-‐kind
werk?
Samenvattend
zijn
er
vijf
verschillende
niveaus
van
innerlijk
–kind
werk
tussen
de
twee
po-‐
len:
regressie
en
personificatie.
Er
zijn
dus
zeven
mogelijheden:
1. Pure
regressie:
herbeleving
van
de
traumatische
ervaring
als
kind
2. De
huidige
volwassene
gaat
als
stille
getuige
mee
in
de
herbeleving,
kijkt
mee
over
de
schouder
van
het
kind.
Dit
helpt
als
de
situatie
voor
het
kind
te
verwarrend
of
onbegrijpelijk
was.
3. De
huidige
volwassene
gaat
mee
als
steun
en
toeverlaat
van
het
kind
bij
de
herbeleving.
Hij
kan
het
kind
innerlijk
iets
toefluisteren
of
het
aanraken.
Hij
gaat
achter
het
kind
staan;
legt
bijvoorbeeld
de
handen
op
de
schouders
van
het
kind.
4. De
huidige
volwassene
gaat
mee
en
komt
tussenbeide.
Dat
helpt
vooral
als
het
kind
werd
gemolesteerd
of
vernederd.
Hij
moedigt
het
kind
aan
te
doen
wat
het
had
willen
doen,
maar
niet
kon
of
durfde.
Eventueel
doet
hij
het
zelf
wat
het
kind
eigenlijk
had
willen
doen.
Vaak
gaat
het
hier
om
weggedrukte
machteloze
woede.
5. De
huidige
volwassene
haalt
het
kind
uit
de
situatie
en
brengt
het
naar
de
personificatie-‐
ruimte,
laat
het
kind
in
de
beschermde
omgeving
en
gaat
zelf
terug
om
te
zien
en
mee
te
21. INNERLIJK-‐KIND
WERK
20
maken
wat
het
kind
toen
niet
aankon.
Hij
rapporteert
achteraf
aan
het
kind.
Dit
helpt
vooral
als
een
deel
van
het
bewustzijn
van
het
kind
uit
de
situatie
verdween,
door
shock
of
bewus-‐
teloosheid.
6. De
huidige
volwassene
laat
het
kind
in
de
personificatieruimte
en
gaat
zelf
de
situatie
in
en
de
volwassene
confronteert
zelf
de
overweldigende
ander
of
anderen
in
de
oorspronkelijke
situatie.
Dit
helpt
als
de
oorspronkelijke
situatie
wreedheid
of
kwaadaardigheid
inhield.
7. Het
kind
komt
de
personificatieruimte
binnen
en
alles
wordt
daar
in
dialoog
en
interactie
afgehandeld
zonder
naar
de
oorspronkelijke
situatie
terug
te
gaan:
pure
personificatie.
METHODE
VAN
PIETER
WIERENGA
Pieter
Wierenga
laat
je
eerst
heel
lang
praten
on-‐
dertussen
steeds
informerend
naar
hoe
het
lichaam
aanvoelt.
Op
een
gegeven
moment
stort
je
bijna
in
en
dan
vraagt
hij:
Pieter:
Hoe
voelt
het
Cliënt:
Er
drukt
iets
op
mijn
borst
Pieter:
Waar
lijkt
het
op
Cliënt:
Alsof
er
een
steen
op
mijn
borst
ligt
Pieter:
Hou
dat
vast
en
ga
maar
ademen.
Dan
volgt
er
een
lange
ademsessie.
Pieter
werkt
met
een
stevige
lichamelijke
inductie.
Die
ademsessies
zijn
zeer
intensief.
Je
krijgt
het
gevoel
alsof
je
moet
overgeven,
je
gaat
piepen,
je
krijgt
krampen
en
het
lijkt
op
een
gegeven
moment
wel
of
je
doodgaat.
Sommige
cliënten
gaan
schreeuwen
of
huilen.
Maar
Pieter
heeft
geen
medelijden
en
laat
je
er
steeds
verder
doorheen
ademen.
Je
kunt
dan
ook
aan
niets
anders
meer
denken
als
alleen
maar
aan
het
ademen.
Hij
laat
je
stug
doorgaan
met
ademen,
de
verhalen
zo
lang
mogelijk
vermijdend.
Pieter
waarschuwt
steeds
nadrukkelijk
voor
de
verhaaltjes
zoals
die
door
de
“chef
buiten-‐
dienst”
worden
gebruikt
als
afleidingsmanoeuvres.
Trap
daar
niet
in.
Op
een
gegeven
moment
kan
het
zo
zijn
dat
je
zelfs
buitenbewustzijn
raakt.
Mensen
kunnen
zes
minuten
zonder
lucht,
Pieter
wacht
rustig
totdat
je
weer
gaat
ademen.
Sommige
cliënten
lopen
zelfs
paars
aan,
maar
hij
grijpt
niet
in,
daar
moet
je
wel
lef
voor
hebben.
En
als
je
dan
weer
bijkomt
en
weer
gaat
ademen
dan
legt
hij
zijn
hand
op
je
ogen
(met
een
tissue
ertus-‐
sen)
en
zegt:
‘vertrouw
op
je
lijf’.
Dan
gaat
hij
vragen
stellen,
maar
als
de
cliënt,
‘denkdingen’
gaat
vertellen
gaat
Pieter
weer
terug
naar
de
ademsessie.
Het
is
dan
de
volwassene
die
praat.
Als
je
een
kind
aan
de
lijn
hebt
dan
ga
je
wel
door.
Je
hoort
vaak
aan
de
stem
of
er
een
volwassene
of
een
kind
aan
het
woord
is.
Als
de
cliënt
kramp
krijgt
moet
je
een
cijfer
vragen.
Bijvoorbeeld
hoe
oud,
hoeveel
22. INNERLIJK-‐KIND
WERK
21
jaren,
hoeveel
maanden.
Het
kan
zijn
dat
de
cliënt
nog
maar
een
paar
maanden
is,
prenataal
kan
ook,
en
dat
de
cliënt
nog
in
symbiose
is
met
de
moeder.
Bastionmensen,
ook
een
uitdrukking
van
Pieter,
hebben
een
heel
‘denk’
bastion
om
zich
heen
gebouwd:
ik
moet
dit,
ik
moet
dat
en
als
ik
dan
zo
doe
dan
is
het
niet
goed
maar
als
ik
het
zus
doe
dan
is
dat
wel
goed.
De
sessie
begint
met
iets
concreets
iets
wat
je
vast
kunt
pakken.
De
denker
rapporteert
maar
het
lijf
geeft
je
iets
wat
je
beet
kunt
pakken.
Pieter:
Het
is………het
is
alsof….
(beschrijf
wat
je
voelt
aan
den
lijven).
Methode
Pieter
Wierenga
door
Laura
Daggers
Ik
had
heel
graag
nog
bij
Pieter
Wierenga
een
therapiesessie
gedaan,
maar
hij
was
in
februari
al
heel
erg
ziek.
Laura
Daggers
die
zelf
meerdere
sessies
bij
Pieter
Wierenga
heeft
ondergaan
en
daarna
bij
Pieter
in
de
leer
is
gegaan,
vond
het
een
heel
goed
idee
om
met
mij
een
sessie
te
doen.
Vooraf
heb
ik,
op
verzoek
van
Laura,
een
uitgebreid
intake
formulier
ingevuld,
deels
door
haar
overgenomen
van
het
intake
formulier
van
Pieter
Wierenga,
met
toestemming
uiter-‐
aard.
Ik
dacht
daar
snel
mee
klaar
te
zijn
maar
ik
ben
toch
twee
avonden
bezig
geweest,
het
voordeel
is
dat
je
van
te
voren
al
aan
het
werk
gaat
met
je
innerlijk-‐kind
en
het
wakker
schudt.
In
bijlage
II
is
de
hele
sessie
uitgewerkt.
Het
was
een
indrukwekkende
sessie,
door
de
intensieve
ademtechniek
kwam
ik
beter
in
mijn
lichaam
en
daardoor
veel
dichter
bij
het
kind
dat
ik
toen
was.
Beter
dan
met
welke
andere
techniek,
die
ik
tot
nu
toe
ondergaan
heb,
dan
ook.
Mijn
klachten
zijn
nu
3
maanden
na
de
sessie
weggebleven
en
ik
ben
ook
assertiever
in
het
leven
komen
te
staan,
durf
meer
voor
mezelf
op
te
komen
omdat
ik
weet
dat
het
toen
niet
mocht
maar
dat
de
volwassene
van
nu
wel
voor
zichzelf
mag/moet
opkomen
en
zich
niets
hoeft
aan
te
trekken
van
de
mening
van
anderen,
als
mijn
vrijheid
er
door
wordt
belemmerd.
INNERLIJK-‐KIND
VISUALISATIE
VAN
PATRICIA
CAETANO
Ga
rechtop
zitten,
met
de
rug
tegen
de
stoel…………
til
je
schouders
op.
De
voeten
op
de
grond…..
Voeten
recht
vooruit……….
Sluit
je
ogen
en
ontvang
zoveel
aarde-‐energie
als
je
no-‐
dig
hebt.
Adem
langzaam
en
diep
in………..
en
als
je
uitademt
blaas
dan
alle
stress,
spanning
hoorbaar
uit………...
Adem
in
helemaal
tot
in
je
buik………
en
blaas
uit.
Adem
diep
diep
in
je
lichaam………….
en
als
je
uitademt
maak
dan
een
geluid………..
Nog
een
keer
adem
langzaam
in
tot
diep
in
je
buik………
en
adem
uit
met
geluid.
Voeten
op
de
grond……….
Adem
langzaam
en
diep
in…………..
en
als
je
uitademt
voel
jezelf
staan
op
een
veilige
plek
in
de
natuur.
Dit
is
jouw
eigen
persoonlijke
plek………
deze
plek
is
alleen
van
jou…………
Zet
al
je
spanningen
bui-‐
ten
jouw
eigen
veilige
plek…………….
Niemand
en
niets
kan
in
jou
veilige
plek
komen
tenzij
jij