2. Inhoudsopgave
Samengevat: kernboodschappen 4
1. Inleiding 6
2. De problemen in wijken: omvangrijk, hardnekkig, urgent 10
3. Naar meer resultaat in de wijk: de aanbevelingen 12
I. Focus op onderwijs en arbeidsmarkt: niet alles heeft prioriteit 14
– Zet in op het sociale domein door het leveren van maatwerk 15
– Kies naast een gebiedsgerichte ook een persoonsgerichte benadering 16
II. Houd verbeteringen vast: maak mensen verantwoordelijk 18
– Betrek bewoners bij planvorming en uitvoering 18
– Geef ruimte aan de zelfredzaamheid van mensen 20
– Spreek mensen aan op ongewenst gedrag 20
III. Verhoog de slagkracht op wijkniveau 22
– Organiseer lokale teams die doorbraken forceren 23
– Keer de piramide om: zet de zwaarste mensen op de zwaarste plekken 23
– Schep ruimte voor de frontlijners 25
– Zet ‘top dogs’ en topteams in 25
– Rijksbetrokkenheid moet blijven 26
– Stop de projectencarrousel, regel ‘paraplufinanciering’ 26
– Kies het juiste schaalniveau 29
– Benut het lokale kennispotentieel 30
– Sluit coalities op basis van zakelijke belangen en niet alleen met
de ‘usual suspects’ 32
4. Tot slot 34
Geraadpleegde rapportages 34
[3]
3. [4] [5]
Het project ‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’
heeft het beeld bevestigd dat soms nieu-
we, maar altijd vitale coalities nodig zijn
voor de aanpak van de problemen die zich
concentreren in een aantal wijken.
De adoptie van dertien wijken heeft een
aantal dingen geleerd, die in ieder geval
voorwaardelijk zijn voor een succesvolle
aanpak van de problemen. De sleutel ligt
in het anders leren werken en afzien van
routines die niet meer werken bij het berei-
ken van de groepen mensen die een toe-
nemende achterstand opbouwen.
In dit hoofdstuk worden de kernboodschap-
pen van het project weergegeven. In de
volgende hoofdstukken vindt u deze kern-
boodschappen nader toegelicht. In de eind-
rapportage Nieuwe Coalities voor de Wijk
(mei 2007) wordt het project nader
beschreven en worden voor elk van de der-
tien wijken de resultaten weergegeven.
1. Focus op onderwijs en arbeidsmarkt
Onderwijs en arbeidsmarkt nemen een
dominante plaats in de problematiek in,
met wonen en veiligheid als belangrijke
randvoorwaarden. Wanneer geen verbete-
ringen plaatsvinden in arbeidsparticipatie en
onderwijs, ontstaat er een negatieve spiraal
die uiteindelijk maakt dat de leefbaarheid
en veiligheid van een wijk achteruit gaat, de
woonomgeving verloedert en mensen weg-
trekken. Samenwerken en samen leren
brengt mensen met elkaar in contact, waar-
door integratie wordt bevorderd.
Om de problemen aan te pakken is maat-
werk nodig. Een goede probleemanalyse
waarbij de mechanismen die deze proble-
men veroorzaken inzichtelijk worden
gemaakt, is daarvoor essentieel. Een per-
soonsgerichte benadering bij het voorko-
men van schooluitval en bij het verhogen
van de arbeidsmarktparticipatie blijkt erg
effectief. Maar oplossingen zijn ook te vin-
den op regionaal of nationaal niveau.
2. Maak bewoners verantwoordelijk
voor verbeteringen
Het betrekken van bewoners bij planvor-
ming en uitvoering is niet alleen goed voor
het draagvlak van maatregelen. Door het
betrekken van burgers krijg je ook een beter
beeld van wat er leeft in de buurt.
Bovendien kan burgerparticipatie een mid-
del zijn om sociale samenhang en inter-
etnische relaties in een wijk te bevorderen.
De actieve betrokkenheid van burgers leidt
ertoe dat zij de buurt weer als iets van hen-
zelf ervaren. Geef daarom ruimte aan
bewonersinitiatieven en maak bewoners
medeverantwoordelijk voor de normen en
waarden in de wijk. Bewoners mogen aan-
gesproken worden op ongewenst gedrag.
Het gaat om rechten én plichten.
3. Verhoog de slagkracht op wijkniveau
door lokale coalities te smeden en
hieraan de beste mensen te verbinden
Een effectieve wijkenaanpak staat of valt
tevens met het vermogen om slagkracht te
organiseren. De problemen in deze wijken
zijn zo complex dat oplossingen vanuit de
vertrouwde kokers niet meer volstaan. De
zwaarste problemen vragen om de zwaarste
mensen en vitale lokale coalities. Belangrijke
partijen in deze lokale coalities zijn de
woningbouwcorporaties, het onderwijs, soci-
ale en welzijnsorganisaties en het midden-
en kleinbedrijf. De lokaal aanwezige kennis
wordt zo optimaal benut. Door kleine teams
samen te stellen, bestaande uit mensen
met doorzettingsmacht, keren we het tij in
de aandachtswijken. De teams bestaan uit
mensen die de urgentie van de maatschap-
pelijke problematiek voelen en daarnaast
een zakelijk belang hebben bij de wijk.
De werkelijkheid van alledag laat een veel-
heid aan initiatieven zien die waardevol zijn
en als basis dienen voor de wijkaanpak.
Tegelijkertijd is er een tendens zichtbaar dat
initiatieven die worden opgestart, na een
paar jaar weer stoppen en er weer nieuwe
initiatieven worden gestart. Deze projecten-
carrousel werkt frustrerend. Er dient meer
zekerheid te komen voor de langere ter-
mijn, met vereenvoudigde financiële verant-
woordingsstructuren. Dit geeft de professio-
nals die werken in de wijken (de ‘frontlij-
ners’) de ruimte.
Het rijk is partner in het aanpakken van de
problemen in aandachtswijken en heeft
daarbij een servicegerichte opstelling.
Knelpunten die lokale coalities ervaren als
gevolg van ‘Haagse’ kaders kunnen zo
gemakkelijker worden aangekaart bij het
verantwoordelijke departement.
Samengevat:
kernboodschappen
Inleiding
In dit boekje wordt op basis van de lessen uit
het project 'Nieuwe Coalities voor de Wijk'
een aantal concrete acties voorgesteld ten
behoeve van het realiseren van de ambitie
om van probleemwijken prachtwijken te
maken. Er is de afgelopen maanden door de
adoptieteams en alle betrokkenen in de der-
tien wijken hard gewerkt. Aan concrete oplos-
singen, maar ook aan het leren doorgronden
van de achterliggende problematiek. De
ervaringen en lessen zijn in dit boekje samen-
gevat. De adoptieteams hebben de confron-
tatie gezocht met de praktische problemen in
de wijken en zijn onder de indruk geraakt van
de urgentie van de problemen en de impact
die dit kan hebben op de ontwikkeling van
de Nederlandse samenleving. De problemen
zijn omvangrijk en hardnekkig.
4. [7]
Tegen deze achtergrond hebben de toen-
malige bewindspersonen van VWS, VROM,
OCW, BZK en SZW het initiatief genomen
om in een beperkt aantal wijken (uiteindelijk
werden het dertien wijken in elf gemeen-
ten) zogenaamde ‘adoptieteams’ in te zet-
ten. Aan de adoptieteams de taak om in
een halfjaar tijd institutionele en bestuurlijke
blokkades in de praktijk van aandachtswij-
ken te doorbreken.
[6]
Doel
De experimentele aanpak van ‘Nieuwe
Coalities’ heeft doorbraken gecreëerd;
de kracht van deze aanpak willen we
vasthouden.
Deze aanbevelingen kunnen gezien worden
als een advies van de adoptieteams aan
minister Vogelaar. Als in het onderstaande
stuk van ‘we’ wordt gesproken, dan betreft
het hier dus de gezamenlijke aanbevelingen
van wethouders, directeuren-generaal en
externen. De adoptieministers hebben overi-
gens ook kennis genomen van deze bevin-
dingen.
Beoogd is ook, suggesties te doen voor
allen die een verantwoordelijkheid hebben
in het realiseren van de missie om van pro-
bleemwijken prachtwijken te maken. We
doelen met name op de professionals die
hieraan werken vanuit gemeenten, bedrijfs-
leven, woningcorporaties, maatschappelijke
organisaties, bewoners en de rijksoverheid.
Aanleiding en opzet project
De concrete aanleiding voor het project
‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’ was het rap-
port Vertrouwen in de buurt van de
Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid (WRR, 2005). Het kabinet
benadrukt in haar reactie op dit rapport dat
verbeteringen in de leefomgeving van men-
sen toenemen zodra bewoners zich meer
betrokken gaan voelen bij hun wijk en een
grotere eigen verantwoordelijkheid krijgen
voor hún wijk. Ook stelt het kabinet dat ste-
delijke vernieuwing niet beperkt mag blijven
tot fysieke maatregelen, maar tevens sociale
cohesie moet bevorderen. Tegelijkertijd blijkt
dat goedbedoelde initiatieven voor wijkver-
betering vaak stranden. Want partijen die de
sleutel tot oplossingen in handen hebben,
denken niet vanuit de problemen van
bewoners, maar vanuit de logica van hun
organisatie.
1. Inleiding
In het coalitieakkoord heeft het kabinet de
ambitie neergezet om van probleemwijken
prachtwijken te maken. Voor het verwezenlij-
ken van deze ambitie is grote inzet nodig.
Minister Vogelaar heeft aangegeven op welke
40 aandachtswijken zij zich wil richten. De
keuze van de minister voor de 40 wijken is
een belangrijke stap. Het geeft focus, en keu-
zes maken is onontbeerlijk om vooruitgang
te kunnen boeken. Het draagt ook bij aan
een gevoel van urgentie; in deze wijken
moet het echt anders, en wel snel. Het is nu
zaak om deze energie om te zetten in
daden, in voelbare veranderingen voor de
bewoners van deze wijken. We moeten nu
het verschil gaan maken!
In het coalitieakkoord heeft het
kabinet de ambitie neergezet om
van aandachtswijken prachtwijken
te maken
5. [9]
Met het project ‘Nieuwe Coalities voor de
Wijk’ wilde de landelijke overheid de betrok-
ken steden en wijken met raad en daad bij-
staan. Dit kon gebeuren op diverse manieren,
namelijk door:
– informatie en deskundigheid in te brengen;
– bij te dragen aan goede en adequate ken-
nisoverdracht en borging van de resultaten
in beleids- en uitvoeringsontwikkelingen;
– lopende programma’s zoveel mogelijk voor
deze wijken open te stellen;
– bevoegdheden zoveel mogelijk in te zetten;
– bij knellende regelgeving gebruik te maken
van de ruimte die de bestaande wet- en
regelgeving bood, bijvoorbeeld in de vorm
van ontheffingsmogelijkheden en
experimenteerartikelen.
Uiteindelijk werden dertien stedelijke adoptie-
gebieden in het project opgenomen:
– Amsterdam (Nieuw West en
Overtoomse Veld)
– Rotterdam (Rotterdam-Zuid I en II)
– Den Haag (Zuidwest)
– Utrecht (Overvecht)
– Deventer (Rivierenbuurt)
– Den Helder (Zuiderzeebuurt)
– Zaanstad (Poelenburg)
– Emmen (Emmerhout)
– Heerlen (Meezenbroek, Schaesbergerveld
en Palemig)
– Hengelo (Berflo Es)
– Haarlem (Slachthuisbuurt)
De selectie van deze dertien wijken voor de
pilot ‘Nieuwe Coalities’ is een samenspel
geweest tussen gemeenten en het rijk. Er zijn
geen harde selectiecriteria gebruikt (zoals bij-
voorbeeld bij de selectie van de huidige 40
wijken het geval is) maar er is gekeken naar
waar concrete problemen konden worden
aangepakt die in een relatief kort tijdsbestek
konden worden opgelost. Problemen boven-
dien, die konden worden aangepakt door
nieuwe samenwerkingsverbanden te sluiten
(nieuwe coalities) en door het overwinnen
van institutionele belemmeringen. En proble-
men die zich voordeden in wijken waar de
wil bestond om met inspiratie, energie en
resultaatgerichtheid op zoek te gaan naar
aanpakken die werken.
De doorlooptijd van het project is heel
bewust ingeperkt (einddatum 1 mei 2007,
dus ruim een halfjaar vanaf officiële start):
de urgentie van de problemen is groot, wat
vraagt om een aanpak waarbij obstakels
onder die druk vloeibaar worden en oplos-
sen.
In de eindrapportage Nieuwe Coalities voor
de Wijk wordt het project nader beschreven
en worden voor elk van de dertien wijken de
resultaten weergegeven. Bij het schrijven van
dit stuk is dankbaar gebruikgemaakt van de
evaluaties van het project, die zijn uitgevoerd
en gerapporteerd door de onderzoekers G.
Engbersen c.s., J. Singelenberg c.s. en P. Tops.
Achterin deze publicatie vindt u literatuur-
verwijzingen naar deze rapportages.
[8]
Kern van ‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’
was dat elk van de dertien aandachtswijken
werd bijgestaan (‘geadopteerd’) door een
adoptieteam bestaande uit een wethouder
van de betreffende gemeente (en in het
geval van Den Helder, waarnemend burge-
meester), een directeur-generaal (DG) van
een willekeurig departement, en personen
met statuur uit het maatschappelijk midden-
veld. Bovendien kreeg iedere aan het pro-
ject deelnemende wijk een ‘adoptieminister’
toegewezen. Ieder adoptieteam werd
ondersteund door zowel ambtenaren van
de betreffende DG (de zogenaamde amb-
telijke ondersteuners) als een lid van het
speciaal voor het project in het leven
geroepen projectbureau (bestaande uit
ambtenaren van BZK en VROM).
Het idee was dat door het aanstellen van
adoptieteams met bestuurlijke zwaar-
gewichten en externe deskundigen met
‘bestuurlijke spierballen’ blokkades en
tegenwerkingen in de aanpak van aan-
dachtswijken doorbroken konden worden.
De leden van de adoptieteams waren kun-
dig, kenden de weg in Den Haag, hadden
door hun hoge posities in de ambtelijke
bureaucratie goede aanspreekpunten op
diverse departementen en konden door
hun bestuurlijke gewicht tot oplossingen
voor gestelde problemen komen. In het
instellingsbesluit voor het project heette het:
“We spreken af dat we met ‘kan niet’ geen
genoegen nemen”.
Kern van ‘Nieuwe Coalities voor
de Wijk’ was dat elk van de dertien
aandachtswijken werd bijgestaan
(‘geadopteerd’) door een adoptieteam
6. worden veroorzaakt door inzet op een scala
aan doelen vanuit de verschillende rijks- en
gemeentelijke kokers, met alle organisa-
torische versnippering en versnipperde
financiering en beleidssturing van dien.
Ook weten we in de kern te weinig wat echt
werkt om de wijken erbovenop te helpen.
Er zijn te veel sturings- en verantwoordings-
lijnen die per koker verschillen.
3. De slagkracht op wijkniveau is nijpend in
relatie tot de omvang van de problemen.
Er wordt zeer hard gewerkt op wijkniveau. Er
wordt op elke prioriteit ingezet. Toch levert
dit vaak te weinig massa en slagkracht.
De aanwezigheid van ‘trekkers’ met gezag
op wijkniveau is cruciaal. Die zijn lang niet
altijd aanwezig. Als ze er zijn, lopen ze
gemakkelijk vast in routines en procedures.
De ’top dogs’ zitten boven in de piramide,
en daarmee komt hun doorzettingsmacht
niet ten goede aan de wijk. Bovendien is de
vrijblijvendheid voor de in de wijk actieve
organisaties te groot en zijn er te veel excu-
ses om geen resultaten te kunnen boeken.
Vaak is er geen partij op het wijkniveau die
een besluit kan nemen: ‘Niemand is de
baas van niemand’.
In de kern hebben we het volgende
waargenomen:
1. De problemen zijn ingrijpender dan
we dachten.
In een aantal wijken nemen bepaalde groe-
pen steeds minder deel aan de
Nederlandse samenleving, wat gepaard
gaat met wrok tegen die samenleving. Het
gaat zowel om het ontbreken van werk als
om sociaal contact en waarden en normen.
De afstand van deze groep tot de hoofd-
stroom van de samenleving neemt toe.
De overheid en het middenveld slagen er
onvoldoende in hen te bereiken. De drei-
gende tweedeling in deze stadswijken is in
de praktijk al goed zichtbaar. Dit beeld geldt
niet voor alle wijken in dezelfde mate. Met
name de wijken in de G4 die onderdeel
waren van dit project sprongen er uit. Maar
in een deel van de andere wijken doet zich
in kleinere omvang wel een vergelijkbare
problematiek voor.
2. De aanpak heeft te weinig focus.
Overheids- en semi-overheidsorganisaties
verrichten veel werk om de problemen aan
te pakken, maar het zijn te vaak losse activi-
teiten. Een gedeelde centrale probleem-
analyse ontbreekt. Dit lijkt met name te
2. De problemen in
wijken: omvangrijk,
hardnekkig, urgent
De adoptieteams hebben de confrontatie
gezocht met de praktische problemen in de
wijken. We zijn onder de indruk geraakt van de
urgentie van de problemen en de impact die
dit kan hebben voor de ontwikkeling van de
Nederlandse samenleving. Toenmalig minister
Winsemius luidde vorig jaar al de noodklok
voor aandachtswijken; duidelijk was en is dat
er iets moet gebeuren om het afglijden van
deze wijken stop te zetten. Zoals Engbersen
schrijft in zijn rapport: ”De wijken (…) kennen
sociale problemen die immuun lijken te zijn
voor velerlei vormen van beleid” (p. 3).
We zijn onder de indruk geraakt
van de urgentie van de problemen
[11][10]
7. [12]
We doen hierbij drie hoofdaanbevelingen:
Allereerst: durf meer focus aan te brengen
in de beleidsprioriteiten. Dominant zijn in
onze ogen onderwijs en arbeidsmarkt,
waarbij wij wonen en veiligheid als belang-
rijke randvoorwaarden zien.
Als tweede pleiten wij voor vitale coalities
met burgers. Tops wijst op het belang van
gedreven burgers die samen met de pro-
fessionals achter en voor hun wijk gaan
staan. Gezamenlijk zorgen zij voor goed
onderwijs en recht op een eerlijke kans op
de arbeidsmarkt. Maar: het gaat hierbij niet
alleen om rechten, het gaat ook om plich-
ten. Wie zich niet houdt aan gemeen-
schappelijk gedeelde gedragsregels wordt
daarop aangesproken. Een gedeelde socia-
le orde creëert een klimaat van betrokken-
heid waardoor de negatieve spiraal door-
broken kan worden.
Ten derde bevelen wij aan de slagkracht
op wijkniveau te verhogen door lokale coa-
lities te smeden en hieraan de beste men-
sen te verbinden. De problemen in deze
wijken zijn zo complex dat oplossingen
vanuit de vertrouwde kokers niet meer vol-
staan. Door kleine teams samen te stellen,
bestaande uit mensen met doorzettings-
macht, moet het tij in de aandachtswijken
worden gekeerd.
3. Naar meer
resultaat in de wijk:
de aanbevelingen
Het project heeft het beeld bevestigd dat soms
nieuwe, maar altijd vitale coalities nodig zijn
voor de aanpak van de problemen die zich
concentreren in een aantal wijken. De adoptie
van dertien wijken heeft een aantal dingen
geleerd, die in ieder geval voorwaardelijk zijn
voor een succesvolle aanpak van de proble-
men. De sleutel ligt in het anders leren werken
en afzien van routines die niet meer werken bij
het bereiken van de groepen mensen die een
toenemende achterstand opbouwen.
Wie zich niet
houdt aan
gemeenschap-
pelijk gedeelde
gedragsregels
wordt daarop
aangesproken [13]
8. [15]
Goede huisvesting is – meer in voorwaar-
delijke zin – belangrijk. Zoals het rapport
Stad & Stijging van de VROM-raad aan-
geeft, is het belangrijk dat mensen een
wooncarrière kunnen maken in hun wijk.
Het is cruciaal dat mensen die het beter
krijgen, voor hun wijk behouden blijven.
Een andere belangrijke voorwaarde om
aandachtswijken erbovenop te helpen is
te zorgen dat de veiligheidssituatie op een
aanvaardbaar niveau blijft of, als deze te
laag is, weer op peil komt. Hoewel veilig-
heid haast geen thema is geweest in de
dertien adoptiewijken leert de praktijk dat
een basisniveau van veiligheid en leefbaar-
heid een conditio sine qua non is om een
wijk erbovenop te helpen. Zo is veiligheid
een absolute voorwaarde voor bedrijvig-
heid, voor het maken van een woon-
carrière in de wijk en voor het ontstaan
van een gedeelde en herkenbare sociale
orde.
Zet in op het sociale domein door
het leveren van maatwerk
Het is een open deur, maar een goede
probleemanalyse is essentieel. Wat is de
oorzaak van hoge werkloosheidscijfers,
hoge schooluitval, onveiligheidsgevoelens?
Wat zijn de mechanismen die deze proble-
men veroorzaken? Behalve om kwantitatie-
ve data, gaat het hier ook om kwalitatieve
en lokale kennis.
I. Focus op onderwijs en
arbeidsmarkt: niet alles
heeft prioriteit
Een belangrijke manier om aandachts-
wijken weer ‘het been te laten bijtrekken’
is het vergroten van arbeidsparticipatie en
deelname aan het onderwijs. Wanneer er
geen verbeteringen plaatsvinden in
arbeidsparticipatie en onderwijs ontstaat er
een negatieve spiraal die uiteindelijk maakt
dat de leefbaarheid en veiligheid van een
wijk achteruit gaat, de woonomgeving
verloedert en mensen wegtrekken.
Bovendien brengt samenwerken en samen
leren mensen met elkaar in contact,
waardoor integratie wordt bevorderd.
Het is daarom niet toevallig dat het in het
merendeel van de projecten in het kader
van ‘Nieuwe Coalities’ ging om onderwijs
en arbeidsparticipatie (waaronder ook het
stimuleren van ondernemerschap).
Zoals Engbersen aangeeft in zijn evaluatie-
rapport (p. 85-6): "‘Prachtwijken’ zijn
wijken waar bewoners wonen die perspec-
tief hebben op positieverbetering.
Dit aspect van emancipatie en sociale
stijging is van belang voor de vitaliteit van
een wijk. Natuurlijk zullen deze wijken
veelal grotere aantallen werklozen kennen
dan andere wijken, maar het is van belang
dat deze wijken niet langer synoniem zijn
met ‘uitkeringswijken’.”
[14]
9. [16]
Pas wanneer dit beeld helder is, kan wor-
den bepaald hoe deze mechanismen kun-
nen worden doorbroken en kan een hel-
dere visie worden geformuleerd op wat je
wilt met een wijk. Daarbij helpt focus op
onderwijs en arbeidsmarkt, maar we reali-
seren ons tegelijkertijd dat de kennis van
wat werkt in de betreffende wijk, nog
mager is. We staan aan het begin; niet
voor niets wordt gesproken van ‘beleids-
resistente’ problemen.
Bij het formuleren van beleidsmaatregelen
dienen we ons bewust de vraag te stellen:
werken deze maatregelen voor de doel-
groep? Staatssecretaris Aboutaleb pleitte er
al eerder voor om oplossingen aan te
dragen die meer bij de wereld van de
bewoners uit de wijken aansluiten. Liever
ondersteuning van de ondernemersgeest
van bewoners door het verlenen van
microkredieten dan uitgebreide arbeid-
sprogramma’s die vervolgens totaal niet
aanslaan. Liever extra leer-werkplekken bij
een garagebedrijf die zeer tot de verbeel-
ding van de jongens uit de buurt spreken,
dan ze een baan voorhouden die totaal
geen relatie heeft met hun leefwereld.
Kies naast een gebiedsgerichte ook
een persoonsgerichte benadering
Naast een gebiedsgerichte benadering, is
een persoonsgerichte benadering noodza-
kelijk. Bij de school in Amsterdam wordt
serieus gedacht aan buddy’s voor leerlin-
gen. Buddy’s kunnen leerlingen ondersteu-
nen met huiswerkbegeleiding en door con-
tacten met het thuisfront te leggen. De
inzet van buddy’s kan vroegtijdige school-
uitval voorkomen. Een persoonsgerichte
benadering kan ook vorm krijgen door de
inzet van gezinscoaches. Vanwege financië-
le of andere problemen kan een gezin zo
onder druk komen te staan dat kinderen
de dupe worden. Een coach die voor lan-
gere tijd aan een gezin wordt verbonden
kan een vertrouwensband opbouwen met
de ouder(s). Een langdurige betrokkenheid
en het creëren van een vertrouwensband
zijn kritische succesfactoren: ze zijn door-
slaggevend voor het succes van de aanpak.
De situatie is nu dat veel verschillende
instanties zich met een gezin of een per-
soon bezighouden. Deze wirwar van
instanties met wachtlijsten en steeds ver-
schillende intakegesprekken werkt contra-
productief. Iemand die het initiatief heeft
genomen om hulp te vragen, moet snel
kunnen worden geholpen met een traject
op maat.
Om zicht te krijgen op de situatie ‘achter
de voordeur’ zijn huisbezoeken zeer effec-
tief. Zo grijpt een woningcorporatie in
Hengelo de herstructurering van de wijk
Berflo Es aan om huis-aan-huisbezoeken
te houden. Deze worden benut om meer
zicht te krijgen op de persoonlijke situatie
van de bewoners.
Naast een gebiedsgerichte
benadering, is een persoons-
gerichte benadering noodzakelijk
[17]
10. [19]
bestuurders door actieve burgers een beter
beeld van wat er leeft in de buurt (lokale
kennis) en krijgen burgers beter begrip
voor elkaars wensen en belangen (vooral
belangrijk wanneer sprake is van grote ver-
schillen onder de bevolking).
Burgerparticipatie kan ook een middel zijn
om sociale samenhang en interetnische
relaties in een wijk te bevorderen.
Tenslotte kan actieve betrokkenheid van
burgers bij de buurt ertoe leiden, dat zij de
buurt weer als iets van henzelf ervaren. Dit
zou een rem kunnen zijn op misschien wel
de meest bedreigende ontwikkeling van
stedelijke achterstandswijken, namelijk de
uittocht van middengroepen.”
(Engbersen, p. 89)
II. Houd verbeteringen
vast: maak mensen verant-
woordelijk
De bewoners van de wijk zijn de grootste
belanghebbers: het is hún wijk, hún leef-
omgeving. Essentieel is dat bewoners wor-
den gesteund door een overheid die doet
wat haar taak is en durft in te grijpen als
grenzen worden overschreden. Opvallend
is overigens dat mensen die in een van de
geselecteerde wijken wonen zich vaak niet
kunnen herkennen in de kwalificatie ‘pro-
bleemwijk’. Men wil wel dat aandacht
wordt gegeven aan de problemen die zij
ervaren. In plaats van te spreken over pro-
bleemwijken gebruiken wij liever de term
‘aandachtswijken’.
Betrek bewoners bij planvorming
en uitvoering
Wijkverbetering kan alleen slagen als
bewonersparticipatie serieus genomen
wordt. Om met Engbersen te spreken:
“Door burgerparticipatie kan een groter
draagvlak voor voorgenomen beleidsinitia-
tieven worden verkregen. Daarnaast krijgen
Betere probleemdefinitie door de inbreng van burgers
Om te voorkomen dat huisartsen uit de wijk vertrekken, vroeg de gemeente Zaanstad
aan het adoptieteam om een hogere vergoeding voor huisartsen te ‘regelen’. Het adop-
tieteam nam deze hulpvraag van de gemeente echter niet zonder meer over en drong
er sterk op aan om eerst met bewoners en andere maatschappelijke partijen uit de wijk
Poelenburg over de problematiek te praten. Deze bijeenkomst (gehouden in een mos-
kee) resulteerde in een andere definitie van het probleem. Het probleem ligt minder in
de geringe vergoeding van huisartsen, maar in de hoge zorgconsumptie. Inmiddels pro-
beert men door betere afspraken tussen huisartsen, maar ook door voorlichting aan
bewoners en andere activiteiten van het wijkbureau het huisartsenbezoek in de wijk
terug te dringen. (Engbersen, p. 63)
Woonateliers als instrument voor bewonersparticipatie
In Den Helder zijn voor de Zuiderzeebuurt zogenaamde Woonateliers (een instrument
dat FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, heeft ontwikkeld in opdracht van
het ministerie van VROM) gehouden. Dit project resulteerde in drie bijeenkomsten met
bewoners en maatschappelijke instellingen, waarin diverse prioriteiten voor verbetering
van de buurt zijn vastgesteld (meer kleine speelplaatsen, collectief gebruik van binnen-
ruimten, zorg voor een veilige buurt en voor ‘bewoners die het moeilijk hebben’).
11. [21][20]
Geef ruimte aan de
zelfredzaamheid van mensen
Er moet ruimte zijn voor en vertrouwen zijn
in de inventiviteit en zelfredzaamheid van
mensen. Bewoners ondernemen initiatie-
ven om met elkaar de situatie in de wijk te
verbeteren. Omdat deze initiatieven worden
ondernomen door de bewoners zelf, zijn
de resultaten ervan duurzaam. Samen wer-
ken aan de wijk vergroot bovendien de
betrokkenheid bij de eigen wijk. Deze initia-
tieven moeten beter dan nu het geval is
worden ondersteund en gestimuleerd.
Soms is een klein zetje van de overheid
voldoende, bijvoorbeeld in de vorm van
een buurtbudget.
Spreek mensen aan op
ongewenst gedrag
Bewoners mogen aangesproken worden op
hun medeverantwoordelijkheid voor bij-
voorbeeld normen en waarden in de wijk
(aanspreken op ongewenst gedrag). Het
gaat om rechten én plichten. “Naast een
emanciperend repertoire is met andere
woorden ook een disciplinerend repertoire
nodig. (…) Beleidsmatig betekent dit dat
een gebiedsgerichte benadering dient te
worden aangevuld en gecombineerd met
een persoonsgerichte benadering, die in
sommige gevallen ook tot achter de voor-
deur reikt.” (Tops, p. 8).
In de evaluatiestudie van het project
‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’ merkt
Engbersen hierover nog het volgende op:
“In de studie Sociale herovering in
Amsterdam en Rotterdam (2005) is ook
gewezen op de betekenis en behoefte aan
gedeelde regels van het samenleven.
Op allerlei terreinen is te zien dat publieke
en private instellingen (zoals welzijnsinstel-
lingen, scholen, corporaties) regels formu-
leren voor gedrag in de publieke ruimte
(straatetiquette), voor op school (school-
regels) en voor in woningen (huisregels).
Samen werken
aan de wijk
vergroot bovendien
de betrokkenheid
bij de eigen wijk
12. [23]
Organiseer lokale teams die
doorbraken forceren
Wij pleiten voor het inzetten van kleine,
zware teams op lokaal niveau. Teams die
zijn samengesteld uit mensen die verschil-
lende partijen met elkaar kunnen verbin-
den, mensen die naast een maatschappe-
lijk belang ook zakelijk belang hebben bij
het aanpakken van de wijk. Bovendien
moeten deze mensen druk willen en kun-
nen uitoefenen. Vanuit een goede pro-
bleemanalyse werken deze teams aan de
meest prioritaire onderwerpen. Om door-
braken te bewerkstelligen is het ook nodig
dat de inzet van deze teams bestuurlijk
wordt afgedekt. In deze teams kan het rijk
op uitnodiging van de gemeente participe-
ren. In elk geval zou er op rijksniveau een
back office moeten zijn waar de teams een
beroep op kunnen doen.
Keer de piramide om: zet de zwaarste
mensen op de zwaarste plekken
Er is een situatie gegroeid waarin de
zwaarste mensen veelal niet op de zwaar-
ste problemen zitten. De piramide moet
worden omgekeerd. Zet de zwaarste men-
sen in op de zwaarste problemen. Dit gaat
om rijks- en gemeentelijke medewerkers
maar ook om vertegenwoordigers van
scholen, maatschappelijk werk, corporaties,
gemeentelijke diensten, politie, zorg en
welzijn. Mensen die de wereld van het
beleid en de wereld van de uitvoering bij
elkaar brengen en over vakmanschap
beschikken. Het is van belang om deze
mensen een volwaardige salariëring en sta-
tus te geven. Het zijn de frontlinie-mensen,
om met Tops te spreken.
[22]
Geconstateerd kan worden dat instellingen
normen stellen aan het gedrag van jonge-
ren (bijv. school afmaken, baan zoeken)
en ouders (bijv. Nederlands leren), en als
men daaraan niet kan voldoen, dat inge-
grepen wordt, zowel met harde als met
zachte hand, met repressieve en preventie-
ve maatregelen. Diverse projecten uit de
adoptiegebieden kunnen hier ook toe wor-
den gerekend, bijvoorbeeld projecten voor
opvoedingsondersteuning, risicojongeren
en jonge schooluitvallers. Naast het realise-
ren van een basisniveau van veiligheid, is
het ook van belang om een gedeelde
sociale orde te creëren waardoor bewoners
zich beschermd voelen en in staat zijn –
ondanks alle culturele verschillen of gene-
ratieverschillen – met elkaar samen te
leven.”
Tops spreekt in dit verband over een
‘beschavingsoffensief’ waarin waarden en
normen centraal staan en waarin eisen
gesteld worden aan gedrag en bejegening.
III. Verhoog de slagkracht
op wijkniveau
Er wordt zeer hard gewerkt op wijkniveau,
maar er zijn te veel blokkades om tot
resultaten te komen. Tops adviseert om tot
een robuustere en omvattender samen-
werking tussen de centrale en de lokale
overheid te komen dan mogelijk is met
(alleen) de adoptieteams. Tegelijkertijd
blijkt uit alle evaluaties dat geëngageerd-
heid, persoonlijke inzet, kwaliteiten en ver-
houdingen essentieel zijn. Personen met
gezag en betrokkenheid om de klus te
klaren zijn nodig. Deze zullen vervolgens
wel aan alle kanten gesteund moeten
worden om desnoods onorthodoxe
maatregelen te nemen. We noemen het
voorlopig maar ‘bestuurlijk activisme’.
Buurtgerichte sociale activering voor jongeren in Emmen
De werkloosheid onder jongeren in Emmen is hoog (bijna 11% van de bijstandsontvangers is
jonger dan 25 jaar) en het opleidingsniveau is laag (35% van de beroepsbevolking heeft lager
onderwijs als hoogst voltooide opleiding). Ook is een grote groep jongeren uit zicht: ze zitten
niet op school, hebben geen werk en vragen geen uitkering aan. Daar wil de gemeente wat aan
doen middels drie sporen: het bieden van activiteiten en contact, het verbieden van ontoelaat-
baar gedrag (politie, veiligheidszorg en toezichthouders) en middels regie van de hulp aan
multiprobleemgezinnen. Het gaat om een persoonsvolgend en ontkokerd ‘case management’.
En dat is nodig. In de woorden van de opbouwwerker: “Je moet de tijd nemen om hun
vertrouwen te winnen maar je moet niet te soft zijn.” (Projectplan gemeente Emmen;
interviewronde Singelenberg)
Doorpakken in Overvecht
Een kleine zelfstandige garage in Utrecht
Overvecht werkt samen met het plaatse-
lijke ROC door zo’n 20 stageplaatsen
aan te bieden. De capaciteit daarvan kan
flink omhoog, maar de garagehouder
stuit daarbij op versnipperde financiering
(zowel landelijk als lokaal) en veel weer-
stand. De betrokken DG zet partijen om
de tafel, schakelt expertise in via de
Taskforce Jeugdwerkloosheid en creëert
daarmee een doorbraak: er komen 40
plekken bij in 2007, en nog eens 80 in
de jaren 2008-2009.
(Intentieverklaring 8 november,
interviewronde Singelenberg)
13. [25]
Schep ruimte voor de frontlijners
De problemen in aandachtswijken zijn
complex. Beslissingen die de leefbaarheid
in wijken raken, worden op veel verschil-
lende niveaus en door verschillende partij-
en genomen. Met de beste intenties wer-
ken partijen daardoor soms langs elkaar
heen of zelfs tegen elkaar in. Dit kan ver-
strekkende gevolgen hebben voor de leef-
baarheid en sociale cohesie in wijken. Als
we het oplossen van de problemen op
wijkniveau centraal stellen, dan moet dat
ook consequenties hebben voor de werk-
wijze. Concreet gaat het om de volgende
zaken:
a. De frontlijners in de lokale teams wor-
den politiek en bestuurlijk gedekt, zoals
bijvoorbeeld bij de stadsmariniers in
Rotterdam gebeurt.
b. Waar maar enigszins mogelijk worden
samenhangende financieringsstromen
gebundeld (zie ook ‘paraplufinanciering’,
p. 26).
c. Tegengaan van de versnippering in met
name de sociale en welzijnssector.
d. Ruimte voor nieuwe institutionele arran-
gementen tussen rijk, gemeente, politie,
onderwijs, bedrijfsleven en de corpora-
ties en een ‘license to act’ voor frontlij-
ners (Tops, naar model Engelse local
strategic partnerships).
e. Rijk en gemeenten zijn partners. Ze
gaan meer met elkaar in gesprek. Een
gesprek waarbij niet ‘verantwoorden’,
maar leren en maatwerk centraal staan.
f. Transparant zijn in wie wat doet. Partijen
moeten van elkaar weten wat ze kunnen
verwachten en elkaar aanspreken wan-
neer afspraken niet worden nagekomen.
Zet ‘top dogs’ en topteams in
In de evaluatie van ‘Nieuwe Coalities voor
de Wijk’ constateert Singelenberg (p. 2)
dat de adoptieteams drie verschillende rol-
len hebben vervuld, te weten die van ana-
lyticus, adviseur en spiegel; die van bemid-
delaar in regelgeving en die van manager
van complexe problemen.
Gemeenten moeten kunnen vragen om
ondersteuning bij het uitvoeren van hun
regiefunctie. Ondersteuning kan gewenst
zijn zowel voor het opstellen van de plan-
nen, die in het kader van de realisatie van
prachtwijken worden opgesteld, als bij de
uitvoering ervan. Op verzoek kunnen dan
‘top dogs’ worden ingeschakeld die optre-
den als analyticus, bemiddelaar of mana-
ger van complexe problemen. ‘Top dogs’
zijn mensen die doorzettingsmacht kunnen
mobiliseren, wat blijkt uit hun kennis, net-
werken, gedrag, enthousiasmerende hou-
ding en rolopvatting. Mensen die een rol-
model zijn voor effectieve samenwerking.
[24]
Engbersen verwoordt het belang om de
zwaarste mensen op de zwaarste proble-
men te zetten als volgt (p. 85): “Een les
die uit dit beleidsexperiment kan worden
getrokken is dat het cruciaal is om sociale
leiders te scouten en deels ook om op te
leiden. Het zijn mensen die over drie com-
petenties beschikken: (1) ze zijn in staat
de centrale problemen te zien en te ver-
woorden; (2) ze zijn in staat om bruggen
te slaan naar, en tevens serieus partij te
bieden aan significante andere partijen
(zoals corporaties, bedrijfsleven, projectont-
wikkelaars) en (3) ze zijn in staat hun
inzichten en initiatieven beleidsmatig te
laten landen (vgl. ook R. Engbersen,
2007). Vooral het vermogen van deze
mensen om op basis van persoonlijke
kwaliteiten en engagement het verschil te
maken, is bijzonder. Evenals hun vermo-
gen om de eigen professionele en ambte-
lijke torens te verlaten en – ook buiten
kantooruren – concrete plannen te ontwik-
kelen met private partijen. Deze mensen
zijn echter schaars. Het scouten van deze
mensen is van belang. Daarnaast moet
worden gedacht aan het creëren van spe-
cifieke opleidingen (HBO en universitair)
voor mensen die in de frontlinie werkzaam
zijn in het grotestedenbeleid. Zij moeten
over specifieke competenties beschikken
waardoor zij zowel binnen als buiten de
sfeer van de overheid serieus genomen
worden. Dit impliceert ook het geven van
een volwaardige salariëring en status aan
deze mensen.”
Volwaardige salariëring voor frontlijners
In Amsterdam loopt in het kader van het project ‘Nieuwe Coalities’ een project om drie basis-
scholen om te vormen tot zogenaamde ‘community centres’. Minister Bos gaf tijdens zijn
bezoek aan dit project aan, het een aantrekkelijk idee te vinden om leraren die werken op
‘zware’ scholen daar ook meer voor te betalen.
14. [26]
Rijksbetrokkenheid moet blijven
De ambitie om van probleemwijken
prachtwijken te maken is niet te realiseren
zonder sterk bestuurlijk commitment van
alle betrokken partijen. Ook de rijksover-
heid committeert zich meerjarig aan deze
ambitie. Niet voor niets is er een minister
voor Wijken, Wonen en Integratie aange-
steld.
De knelpunten die gemeenten ervaren als
gevolg van ‘Haagse’ kaders moeten
gemakkelijk kunnen worden aangekaart bij
het verantwoordelijke departement. Uit het
project ‘Nieuwe Coalities’ blijkt dat nationa-
le wet- en regelgeving nogal eens enger
wordt geïnterpreteerd dan de wetgever
heeft bedoeld. Professionals werkzaam op
lokaal niveau moeten weten bij wie ze bij
het rijk kunnen aankloppen met vragen.
Bovendien voeden korte lijnen met het
veld de beleidsmakers in Den Haag met
kennis over de problemen in de uitvoe-
ringspraktijk, waardoor noodzakelijke aan-
passingen in de rijkswet- en regelgeving
sneller en beter kunnen worden doorge-
voerd. Tops zegt hierover: “Belangrijk is dat
organisaties (zoals gemeentelijke diensten
en Haagse departementen) zich dienstbaar
en ondersteunend opstellen ten opzichte
van de frontlijnprofessionals. Die vormen
niet alleen de ogen en oren, maar ook de
handen en voeten van het openbaar
bestuur” (p. 7).
Dit kabinet is naast het programma ‘Van
probleemwijk naar prachtwijk’ een aantal
programma’s gestart die zich richten op
onderwijs, werkgelegenheid, veiligheid en
de jeugd. Meer specifiek gaat het om de
programma’s als ‘Aanval op de uitval’
(schooluitval), ‘Kansen voor kinderen’,
‘Iedereen doet mee’ en ‘Veiligheid begint
bij voorkomen’. De aanpak van de wijken
moet naadloos aansluiten bij deze pro-
gramma’s.
Stop de projectencarrousel, regel
‘paraplufinanciering’
Met goede intenties worden nieuwe pro-
jecten gestart om de situatie voor de
bewoners van aandachtswijken te verbete-
ren. Er is een veelheid aan initiatieven, die
vaak ook na een paar jaar weer worden
opgeheven. Voor de ‘frontlijners’ werkt
deze projectencarrousel frustrerend.
Mensen gaan zich meer ‘subsidiejagers’
dan ‘probleemoplossers’ voelen. Dit gevoel
moet worden weggenomen. Er is behoefte
aan ‘paraplufinanciering’: zekerheid voor
langere termijn met eenduidige verant-
woordingsstructuren.
Er is behoefte aan ‘paraplu-
financiering’: zekerheid voor
langere termijn met eenduidige
verantwoordingsstructuren
[27]
15. [29]
Kies het juiste schaalniveau
Op wijkniveau manifesteren zich proble-
men, dat is duidelijk. Maar het is mogelijk
dat de oplossingen op een ander schaal-
niveau liggen. Een te sterke fixatie op de
wijk kan het opereren op hogere schaal-
niveaus in de weg staan. Instellingen voor
voortgezet onderwijs en ook arbeidsplaat-
sen liggen vaak buiten de wijk.
Oplossingen voor problemen moeten dus
ook worden gezocht in andere delen van
de stad of de regio. Soms moeten zaken
op nationaal niveau worden aangepakt.
Zoals blijkt uit een van projecten in
Rotterdam: het project daar richtte zich op
vraagstukken rond jeugd, onderwijs en
opvoeding in de wijk, maar kende ook
relaties met andere partners op andere
niveaus (zie hiernaast).
[28]
Vraagstukken ontstijgen
vaak het wijkniveau
Het tegengaan van ‘groenpluk’ (werk-
gevers die jonge schooluitvallers werk
geven, ook al hebben jongeren hierdoor
op langere termijn minimale kansen op
de arbeidsmarkt), de verlengde school-
tijd en het invoeren van een leer-werk-
plicht voor jongeren zijn stuk voor stuk
onderwerpen, die niet in de wijk of in
de stad geregeld kunnen worden, maar
cruciaal zijn voor effectieve interventies
op het gebied van jeugd, onderwijs en
opvoeding in Rotterdam-Zuid en elders.
Op een bijeenkomst in maart 2007
besloot men de onderwerpen in te
brengen op de geplande ‘participatietop’
van het nieuwe kabinet, met werkgevers,
werknemers en andere maatschappe-
lijke partijen. (Naar: Engbersen, p. 74)
57 verschillende potjes
Doel van het project in de Amsterdamse wijk Overtoomse Veld was het omvormen van
drie basisscholen tot ‘community centres’. In een community centre vinden naast
onderwijs aan kinderen ook allerlei activiteiten voor ouders plaats (taalles, vergroten
competenties van ouders, enz.). “Het doel van het community centre is: (1) betere
samenwerking met ouders (versterken ouderparticipatie, ouders leren hoe ze hun
kinderen op school kunnen ondersteunen, informatie geven over school en het
Nederlands onderwijs, enz.) en (2) het verbeteren van de beheersing van de
Nederlandse taal van de ouders door allerlei activiteiten in en rond school. Het adoptie-
team wordt gevraagd een concreet plan op te stellen voor het op te richten community
centre en daarbij voorkomende institutionele belemmeringen uit de weg te ruimen.
Eén van die belemmeringen is dat het nieuwe community centre, dat deels onderwijs-
en deels welzijnstaken vervult, volgens de nu bestaande regelingen uit maar liefst 57
verschillende (deels tijdelijke) potjes gefinancierd zou moeten worden! Het adoptie-
team streeft naar een duurzame financiering van het project, door ‘ontschotting’ van de
financiële stromen. Dit is in zoverre gelukt, dat deskundigen van het ministerie van
OCW, samen met vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam en het stadsdeel
Slotervaart creatieve financiële oplossingen hebben bedacht. Een volledige ‘ontschot-
ting’ van de subsidiestromen zal echter pas in 2008 een feit zijn. Leden van het adop-
tieteam hebben toegezegd tot dan bij het project betrokken te zullen blijven.”
(Engbersen, p. 52-3)
16. [30]
Naast het zoeken naar oplossingen op
hogere schaalniveaus kan het ook nood-
zakelijk zijn om een persoongebonden
aanpak in te zetten (zie ook ‘Kies naast
een gebiedsgerichte ook een persoons-
gerichte benadering’ op p. 16).
Benut het lokale kennispotentieel
Engbersen merkt in zijn rapport (p. 86-7)
op, dat het beleidsexperiment van de
adoptiegebieden diverse voorbeelden
heeft opgeleverd van lokaal kennispoten-
tieel: “Kenmerkend was daarbij het
vermogen om problemen te specificeren,
relevante partijen te mobiliseren en met
hen tot oplossingen te komen. Die oplos-
singen kunnen worden gerealiseerd op
lokaal niveau, zoals in Amsterdam-West
waar scholen, corporaties, ondernemers en
anderen samenwerken om de school- en
arbeidsloopbanen van jongeren te verbete-
ren. (…) Het aanboren van het lokale
kennispotentieel is cruciaal voor een
effectief grotestedenbeleid.”
Het aanboren
van het lokale
kennispotentieel
is cruciaal voor
een effectief
grotesteden-
beleid
[31]
17. [33]
Sluit coalities op basis van zakelijke
belangen en niet alleen met de ‘usual
suspects’
“Een effectieve wijkenaanpak staat of valt
(…) met het vermogen om sociale slag-
kracht te organiseren. In de praktijk
impliceert dit dat lokale partijen coalities
moeten aangaan met (semi-)publieke en
private spelers. Belangrijke partijen zijn de
woningbouwcorporaties, het onderwijs, het
midden- en kleinbedrijf, maar ook het rijk.’’
(Engbersen, p. 87)
Het project ‘Nieuwe Coalities’ heeft diverse
coalities laten zien, zoals coalities:
– tussen vmbo en mbo-scholen;
– tussen onderwijs- en welzijnsinstellingen;
– tussen ondernemers, Kamer van
Koophandel, een ROC en bewoners-
organisaties ten behoeve van werk-
gelegenheid;
– tussen bewoners en architecten;
– tussen een garagebedrijf, een ROC en
de gemeente Utrecht;
– tussen bewoners, huisartsen en andere
maatschappelijke partijen;
– tussen deskundigen van OCW, vertegen-
woordigers van de gemeente
Amsterdam en het stadsdeel Slotervaart
voor ontschotting van subsidiestromen;
– tussen de gemeentelijke dienst
Stadswerken (Utrecht) en de landelijke
Taskforce Jeugdwerkloosheid;
– tussen de gemeente Haarlem, een
woningbouwcorporatie en het ministerie
van VROM;
– tussen een Rotterdams gemeente-
bestuur en wetgevingsjuristen van
VROM en Justitie.
Deze manieren van samenwerking zijn
zeer doeltreffend geweest.
[32]
Benutten van het lokale kennispotentieel in Amsterdam Nieuw West
Er zijn voorbeelden waaruit blijkt dat er een belangrijk lokaal kennispotentieel voorhan-
den is. Hier zien we het vermogen van lokale partijen om problemen te specificeren en
partijen te mobiliseren om deze problemen bestuurlijk aan te pakken (het ‘organise-
rend vermogen’). Kenmerkend voor dit lokale kennispotentieel is dat men niet denkt in
termen van gegeven kaders. Een voorbeeld daarvan zijn de activiteiten in Nieuw West
in Amsterdam.
Nieuw West
Het project omvat alle vier stadsdelen in Amsterdam Nieuw West en bouwt voort op
het bestaande programma ‘Koers Nieuw West’ van het Amsterdamse gemeentebestuur.
Men heeft geconstateerd dat de stadsdelen in Nieuw West op allerlei manieren een
achterstand hebben ten opzichte van het Amsterdamse gemiddelde. Het doel van het
project is om Nieuw West op ‘Amsterdams peil’ te brengen. (…) Het adoptieteam
heeft een van de al geformuleerde activiteiten (rondom het thema ‘jeugd en arbeid’)
opgepikt om daaraan te werken. Drie concrete doelstellingen van het adoptieteam zijn:
1. Verminderen van schooluitval door een betere doorstroming van vmbo naar mbo.
2. Verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt door het stichten van een
‘leer-werkbedrijf voor huismeesterschap, buurtbeheer en onderhoud’.
3. Stimulering van lokaal ondernemerschap in Nieuw West, onder meer door het
creëren van ‘kansenzones’ (regelvrije ruimte) en het instellen van een prijs voor
ondernemers in Nieuw West.
De algemene indruk is dat de projecten zeer voortvarend lopen en worden gedragen
door sterke lokale partijen. Er is een sterke lokale dynamiek: lokale partijen hebben zelf
veel ideeën en doen veel zelf.
Het interessante van Amsterdam is dat er eigenzinnige projecten in ontwikkeling zijn,
bijvoorbeeld een project gericht op het verminderen van schooluitval door een betere
doorstroming van vmbo naar mbo. Amsterdam West heeft te maken met omvangrijke
groepen jongeren die zonder een volwaardig diploma de school verlaten. (…) Om uit-
val te voorkomen, wil men dat mentoren van het vmbo hun leerlingen een jaar lang
begeleiden op het mbo. Het idee is dat leerlingen hun oude docenten van het vmbo
kennen en vertrouwen. (…) Tevens hebben twee grote scholen in Nieuw West
(o.a. Calvijn met Junior College, een mbo- en vmbo-school) besloten tot intensieve
samenwerking om te komen tot ‘een doorlopende leerlijn van vmbo tot en met
mbo-diploma’. (Engbersen, p. 45-6)
18. [34]
Geraadpleegde rapportages
G. Engbersen, E. Snel en J. de Boom, De
adoptie van wijken, een evaluatie van
‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’, mei 2007
J. Singelenberg, E. Kalk en M. Verduyn,
Nieuwe coalities: 9 van de 13 wijken
revisited, mei 2007
P. Tops, Van adoptieteams naar samen-
werkingsregimes, mei 2007
Gemeente Emmen in samenwerking met
Sedna en Projectbureau Emmen Revisited,
Projectplan voor de methodiekontwikkeling
van Buurtgerichte Sociale Activering voor
jongeren, januari 2007
Intentieverklaring ACDelco Service Center
Utrecht en ROCAsa, 8 november 2006
Eindrapportage
Projectbureau ‘Nieuwe Coalities voor de
Wijk’, Nieuwe Coalities voor de Wijk,
Eindrapportage, mei 2007
4. Tot slot
Er is de afgelopen maanden door de adoptie-
teams en alle betrokkenen in de dertien wijken
hard gewerkt. Aan concrete oplossingen,
maar ook aan het leren doorgronden van de
achterliggende problematiek.
De ervaringen en lessen zijn in dit boekje
samengevat. Ook de onderliggende rapporten,
met daarin wijkbeschrijvingen en wetenschap-
pelijke reflecties, zijn (volgens ons) het lezen
waard. Deze rapporten zijn te downloaden via
www.nieuwecoalitiesvoordewijk.nl
Colofon
Deze publicatie is een uitgave van het pro-
jectbureau ‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’
van de ministeries van BZK en VROM WW&I.
Den Haag, mei 2007
www.nieuwecoalitiesvoordewijk.nl
Tekst: projectbureau
‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’
Eindredactie, productiebegeleiding en advies:
EPP public relations, Utrecht
Vormgeving en opmaak:
Klik 0ntwerp, Utrecht
Drukwerk: Graphic Support, Langezwaag
Fotografie: Ministerie van VROM