2. “Hoe kunnen wij de
samenwerking tussen
leerlingen, met
verschillende etnische
achtergronden, in onze
projectstageklas
verhogen?”
3. ““Hoe kunnen wij de samenwerking tussen deHoe kunnen wij de samenwerking tussen de
leerlingen, met verschillende etnische achtergronden,leerlingen, met verschillende etnische achtergronden,
in onze projectstageklas verhogen?”in onze projectstageklas verhogen?”
JUIST FOUT
1. “Hoe” of “Op welke manier” Waar, Waarom, Wie, Wat, Hoe lang, …
2. Actiegerichte werkwoorden
zoals bevorderen, verhogen, vermeerderen,
verminderen, verbeteren, …
Niet-actiegerichte werkwoorden zoals
onderzoeken, begrijpen, toepassen, zijn, hebben,
beschrijven, …
3. Gericht op een verandering van
een situatie
Beschrijven of vergelijken van een
situatie, klassen, groepen leerlingen, …
4. Meten van deze verandering
(voor én na de actie)
Niet nagaan of er een verandering is
opgetreden (alleen voor de actie
meten).
5. Één ruimere actiegerichte
onderzoeksvraag opsplitsten in
meerdere actiegerichte
onderzoeksvragen.
Uiteenlopende actiegerichte
onderzoeksvragen.
4. ““Hoe kunnen wij de samenwerking tussen deHoe kunnen wij de samenwerking tussen de
leerlingen, met verschillende etnische achtergronden,leerlingen, met verschillende etnische achtergronden,
in onze projectstageklas verhogen?”in onze projectstageklas verhogen?”
JUIST FOUT
6. Specifiek - Hoe kunnen wij een goede positie van
leerlingen in de maatschappij bevorderen?
7. Meetbaar - Op welke manier kunnen we het
inlevingsvermogen van leerlingen
verbeteren?
8. Aanvaardbaar en actiegericht - Wat is het verschil in samenwerking
tussen allochtonen en autochtone
leerlingen?
- Hoe is de samenwerking tussen de
leerlingen in onze projectstageklas?
9. Realiseerbaar en realistisch -Hoe kunnen we de intelligentie van de
leerlingen in onze projectstageklas
verbeteren?
10. Tijdsgebonden - Hoe kunnen we de samenwerking van
alle leerlingen in de projectstageschool
bevorderen?
Editor's Notes
Aangezien veel studenten moeilijkheden ervaren met het opstellen van actiegerichte onderzoeksvragen, worden in de volgende slides tien criteria voorgesteld om een actiegerichte onderzoeksvraag te formuleren. Deze tien criteria werken we uit aan de hand van een concreet voorbeeld. Op basis van dit voorbeeld, kunnen jullie nagaan of jullie actiegerichte onderzoeksvragen eveneens voldoen aan deze tien criteria.
De actiegerichte onderzoeksvraag is “Hoe kunnen wij de samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, in onze projectstageklas verhogen?”
Waarom is deze onderzoeksvraag actiegericht? Een onderzoeksvraag is actiegericht wanneer ze voldoet aan de tien criteria die we zo dadelijk uitleggen. Elke actiegerichte onderzoeksvraag moet deze tien criteria bevatten.
1. “Hoe” of “Op welke manier”
In onze actiegerichte onderzoeksvraag komt het vraagwoord ‘Hoe’ voor. Je kan ook de vraagstelling ‘op welke manier’ gebruiken! Een actiegerichte onderzoeksvraag bevat ALTIJD ‘hoe’ of ‘op welke manier’, maar een actiegerichte onderzoeksvraag bevat NOOIT vraagwoorden zoals ‘waar, waarom, wie, wat, hoe lang, …’.
2. Actiegerichte werkwoorden
In onze actiegerichte onderzoeksvraag komt een actiegericht werkwoord voor, namelijk verhogen. Dit werkwoord is actiegericht omdat het een actie of een interventie impliceert die jijzelf (en dus bijvoorbeeld niet de school) zal uitvoeren. JIJ zal iets ACTIEF moeten DOEN om de samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, te verhogen. De samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, zal niet verhogen wanneer jij, als leerkracht, niets onderneemt.
Werkwoorden zoals ‘onderzoeken, begrijpen, toepassen, zijn, hebben, beschrijven, .. zijn niet actiegericht. Aan de hand van deze werkwoorden ga je NIETS ACTIEF DOEN, maar alleen een situatie beschrijven of in kaart brengen.
3. Gericht op een verandering van een situatie
Vraag je af of je met je actiegerichte onderzoeksvraag een actie kan uitvoeren. We willen namelijk met onze actiegerichte onderzoeksvraag een verandering teweeg brengen. De verandering die we in ons voorbeeld willen teweeg brengen is een verhoging van de samenwerking tussen de leerlingen met verschillende etnische achtergronden. Om deze verandering, het verhogen van de samenwerking, teweeg te brengen, moeten we een actie of een interventie uitvoeren. Het is dus niet de bedoeling dat je een situatie, een klas of een groep leerlingen gaat beschrijven of vergelijken. Hierdoor kan je geen verandering van een situatie teweeg brengen.
4. Meten van deze verandering
In onze actiegerichte onderzoeksvraag moeten we een verandering kunnen meten. Hoe doen we dit? Via onderzoeksmethodieken.
In ons voorbeeld kunnen we observeren hoe de leerlingen nu samenwerken en hen een korte enquête hierover laten invullen. Dit gebeurt VOOR DE ACTIE. Op basis van de verwerkte observatie- en enquêtegegevens stel je dan minimaal één concrete hypothese op. Bijvoorbeeld ‘Als we tijdens groepswerk heterogene groepen (obv etnische afkomst) maken, dan zal de samenwerking tussen leerlingen met verschillende etnische achtergronden verhogen.’ Daarna stel je een actieplan op (in ons voorbeeld groepswerk) en voer je deze actie of interventie uit. NA het uitvoeren van DEZE ACTIE ga je opnieuw de samenwerking tussen leerlingen observeren en dezelfde enquête afnemen. Hierdoor meet je de verandering. Je vergelijkt de observatie- en enquêtegegevens voor én na de actie en je gaat dus na of jouw actie de samenwerking tussen de leerlingen heeft verhoogd.
5. Één ruimere actiegerichte onderzoeksvraag die wordt opgesplitst in meerdere actiegerichte onderzoeksvragen
Tracht één ruimere actiegerichte onderzoeksvraag op te splitsen in meerdere actiegerichte onderzoeksvragen.
Bijvoorbeeld: Als ruimere onderzoeksvraag kunnen we nemen “Hoe kunnen we het leerrendement van de leerlingen in de projectstageklas verhogen?”. Dit kunnen we dan opsplitsen in meerdere actiegerichte onderzoeksvragen, bijvoorbeeld:
1) Hoe kunnen we de motivatie van de leerlingen in de projectstageklas verhogen?
2) Hoe kunnen we de cognitieve kennis van de leerlingen in de projectstageklas verhogen?
6. Specifiek
In onze actiegerichte onderzoeksvraag “Hoe kunnen wij de samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, in onze projectstageklas verhogen?” staan GEEN onduidelijkheden. Iedereen die de vraag leest, moet de vraag op dezelfde manier begrijpen.
Het fout voorbeeld “Hoe kunnen wij een goede positie van leerlingen in de maatschappij bevorderen?” is wel een actiegerichte onderzoeksvraag, maar deze is NIET SPECIFIEK genoeg. Het woord “een goede positie” kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Een goede positie in de maatschappij hebben, zal voor velen verschillend zijn. Ook staat in de actiegerichte onderzoeksvraag onvoldoende specifiek over welke leerlingen het gaat (op klas- of schoolniveau).
7. Meetbaar
Onze actiegerichte onderzoeksvraag “Hoe kunnen wij de samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, in onze projectstageklas verhogen?” bevat een begrip dat duidelijk meetbaar is, namelijk samenwerking. Voorbeelden van begrippen die eveneens gemakkelijk meetbaar zijn, zijn motivatie, welbevinden, betrokkenheid, pestgedrag, … We kunnen dit meten via onderzoeksmethodieken zoals observeren, interviewen en/of enquête.
In het fout voorbeeld “Op welke manier kunnen we het inlevingsvermogen van leerlingen verbeteren?” is het begrip ‘inlevingsvermogen’ moeilijk meetbaar in de praktijk.
8. Aanvaardbaar en actiegericht
Onze actiegerichte onderzoeksvraag “Hoe kunnen wij de samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, in onze projectstageklas verhogen?” is aanvaardbaar en actiegericht.
- Aanvaardbaar omdat iedereen van de groep die betrokken is bij het onderzoek gemotiveerd is om er aan mee te werken.
- Actiegericht omdat je een actie moet ondernemen om de samenwerking te verhogen, je moet iets ACTIEF DOEN.
Het fout voorbeeld “Wat is het verschil in samenwerking tussen allochtone en autochtone leerlingen” is niet actiegericht, maar is beschrijvend. Er staat geen actiegericht vraagwoord en geen actiegericht werkwoord in. Je kan ook geen meting doen voor en na de actie omdat er geen actie is.
Ook het tweede voorbeeld “Hoe is de samenwerking tussen de leerlingen in mijn klas” is niet actiegericht. Deze onderzoeksvraag heeft wel een actiegericht vraagwoord, maar geen actiegericht werkwoord en je kan ook geen actie uitvoeren.
9. Realiseerbaar en realistisch
In onze actiegerichte onderzoeksvraag “Hoe kunnen wij de samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, in onze projectstageklas verhogen?” gaan we na of er voldoende bestaande middelen (geld, energie, …) aanwezig zijn om het onderzoek te realiseren. Voor deze actiegerichte onderzoeksvraag is er weinig geld nodig, maar wel voldoende energie en motivatie.
Het fout voorbeeld “Hoe kunnen we de intelligentie van de leerlingen in onze projectstageplaats verbeteren?” is niet realiseerbaar.
10. Tijdsgebonden
Onze actiegerichte onderzoeksvraag “Hoe kunnen wij de samenwerking tussen de leerlingen, met verschillende etnische achtergronden, in onze projectstageklas verhogen?” kan uitgevoerd worden binnen het tijdsbestek, namelijk één of twee weken.
Het fout voorbeeld “Hoe kan ik de samenwerking van alle leerlingen in de projectstageschool bevorderen?” kan niet uitgevoerd worden binnen het tijdsbestek van één of twee weken.