2. IN GROEPJES VAN 3 OF 4
BASISBOEK NR. 56, 58, 63, 65
1. Wat zijn endogene krachten?
2. Wat is een ‘plooiingsgebergte’ ?
3. Wat zijn exogene krachten?
4. Wat is het verschil in gebergten? (B58)
5. Wat is verwering?
6. Wat is erosie?
Bij vraag 1, 3 en 5 geef je ook een VOORBEELD
Bij 2,4 en 6 maak je ook een TEKENING
3. ENDOGENE/EXOGENE
KRACHTEN
Endogene = krachten van binnenuit de aarde.
Denk aan het bewegen van de platen/schollen,
vulkanisme, aardbevingen.
Exogene = krachten van buiten de aarde. Zoals
verwering, erosie.
11. Soorten (mechanische) verwering
1) Vorstverwering. In koude klimaten komt water in kleine
scheuren in gesteente. ’s Nachts bevriest dit water en zet uit.
Overdag dooit het weer en ’s nachts bevriest het weer en zo
voort. Na een poos scheurt het gesteente omdat de scheuren
steeds dieper worden doordat het water het gesteente uit elkaar
drukt elke keer wanneer het bevriest.
2) Insolatie. In woestijnachtige gebieden verschilt de
temperatuur overdag en ’s nachts erg. Door de verschillen in
temperatuur krimpt en zet het gesteente telkens uit. Hierdoor
ontstaan scheuren en zal het gesteente uiteindelijk uiteenvallen.
3) Verwering door flora. Wortels van planten kruipen in
kleine scheuren in gesteente en groeien daar door waardoor het
gesteente uit elkaar gedrukt wordt.
14. EROSIE
De uitschurende werking van water (rivieren en
zee), ijs en wind met daarin sediment als
schuurmiddel, onder invloed van de
zwaartekracht.
Het landschap wordt hierdoor steeds verder
afgebroken.
18. WAT IS HET VERSCHIL
TUSSEN VERWERING EN
EROSIE?
-Verwering is het uiteenvallen/afbreken van
gesteenten in sediment door atmosferische
verschijnselen en vegetatie, zoals water,
temperatuur en plantenwortels.
-Erosie is juist het verplaatsen van het
sediment door middel van wind, rivieren, ijs en
zee. Bij het transporteren schuurt het sediment
langs bergen of rivieren.
20. BEGRIPPEN
Endogene krachten: Krachten die van binnenuit de aardkorst
veranderen.
Exogene krachten: Krachten die van buitenaf de aardkorst
veranderen.
Schollen/platen: Stuk van de aardkorst.
Plooiingsgebergte: Gebergte dat ontstaat door de plooiing
van de aardkorst.
Hooggebergten: Bergen waarvan de meeste toppen hoger
zijn dan 1500 meter.
Verwering: Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van
weer en plantengroei.
Erosie: Het afschuren en uitschuren van hard gesteente door
met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.
Klimaatscheiding: Natuurlijke grens tussen klimaten
(bijvoorbeeld gebergte).
21. WERKBOEK
T/H: Maken WB 60, 61 en 62: 2, 3, 4, 5, 6, 7
H/V: Maken WB 60, 61 en 62: 2, 3, 4, 5, 7, 8
Is ook het huiswerk voor volgende week
22. DE ALPEN: TOERISME &
VERKEER
Vooral veeteelt
Vroegere meerdere woningen op verschillende
hoogten ivm moeilijk reizen.
Seizoensmigratie:
Alpenboeren reizen in
bepaalde perioden naar
de stad om daar ander
werk te doen.
Tegenwoordig: veel
boeren verdienen bij met
het (ski) toerisme.
Kamers verhuren
Skileraar
Skipassen controleren
25. MASSATOERISME (SINDS
JAREN 1960)
Veel bossen gekapt voor skipistes op de kale hellingen
spoelt de bodem makkelijk weg (erosie)
Planten overleven moeilijk op de skipistes.
Veel verkeer luchtvervuiling & geluidsoverlast.
Wel goed voor
de economie.
29. 20E EEUW
Aanleg weg- en spoorverbindingen
Aanleg tunnels
Stijging verkeersdrukte:
Files, luchtvervuiling en geluidsoverlast
Oplossing: meer treinen, waar de
vrachtwagens aan boord geladen
kunnen worden (http://www.alptransit.ch/en/media/short-
films/project-alptransit-gotthard.html) tot minuut 3
31. BEGRIPPEN
Boomgrens: Grens tussen het gebied waar nog bomen
groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door
de lage temperatuur.
Alpenweiden (almen): Natuurlijke weiden boven de
boomgrens.
Seizoensmigratie: Migratie waarbij gedurende een paar
maanden per jaar mensen buiten hun woonplaats werken
en wonen.
Dubbelseizoen: Een gebied kent twee keer (of meerdere
keren) per jaar een piek in het aantal toeristen.
Massatoerisme: Veel toeristen die op dezelfde plek
verblijven.
Erosie: Het afschuren en uitschuren van hard gesteente
door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.
33. HOE WERKT EEN GLETSJER?
In de winter valt er op een hoge berg in de Alpen meer
sneeuw dan er in de zomer smelt.
- De vers gevallen sneeuw drukt de sneeuw die er al ligt
in elkaar. Daardoor verdwijnt de zuurstof uit de sneeuw.
- De sneeuw wordt een dicht op elkaar gedrukte
ijsmassa die firn wordt genoemd.
- De firn verzamelt zich in een kom in een bergwand,
een firnbekken. (=dus bovenaan de gletsjer)
- Vanuit dit bekken stroomt de hard geworden sneeuw
door de zwaartekracht naar beneden.
http://www.schooltv.nl/video/gletsjers-enorme-
stromen-ijs/#q=gletsjer
http://www.schooltv.nl/video/het-klokhuis-
gletsjer/#q=gletsjer
34. WAT VERVOERT EEN
GLETSJER?
•Vorstverwering is het uiteenvallen van
gesteente onder invloed van warmte en kou.
•Bij gletsjers is er sprake van mechanische
verwering.
• Bij mechanische verwering valt gesteente uit elkaar
zonder dat de samenstelling verandert
• In die scheuren en barsten loopt water. Als dat water
bevriest, zet het uit.
• Dit maakt de barst in het gesteente groter, totdat er
een stuk van het gesteente afbrokkelt.
•Het puin dat zo ontstaat, rolt of valt
van de berghelling op de gletsjer. Dit
gletsjerpuin noem je morene.
35. EN ALS DE GLETSJERS
SMELTEN?
Een gletsjer smelt als de temperatuur in de zomer
hoog genoeg is.
Daardoor komt er aan het eind van de gletsjer
smeltwater.
De plek aan het einde van de gletsjer waar het
smeltwater uitkomt, is de gletsjerpoort.
Hier ligt de oorsprong van een riviertje of een rivier.
Een gletsjer smelt ook onderin, in het dal. Daar kan
een gletsjertunnel ontstaan smeltwater vloeit door
deze gletsjertunnel naar buiten. (gletsjerpoort)
begin gletsjerrivier.
36. GLETSJERS IN NEDERLAND?
In Nederland kun je ook de gevolgen
van het vroegere landijs zien:
In Nederland liggen bijvoorbeeld
grondmorenes, die we keileem noemen.
De mengsel van klei, leem, zand en keien
werd door gletsjers meegenomen uit het
noorden.
Ook de stuwwallen in Midden-Nederland
zijn door de invloed van gletsjers
gevormd zijn.
39. U-DAL
- Een gletsjer schuift langzaam door zijn eigen gewicht
naar beneden.
- schuurt zijn eigen dal uit.
- Gletsjerdalen hebben U-vorm, omdat de gletsjer niet
alleen aan zijn onderkant uitschuurt, maar ook aan de
zijkanten.
- Die uitschurende werking wordt vergroot: aan de
randen van de gletsjer rotsenblokken komen grind en
zand in het ijs vast te zitten
http://www.schooltv.nl/video/gletsjer-en-
rivierdalen-u-dalen-en-v-dalen/#q=gletsjer
40. KENMERKEN GLETSJERS
Op, in en onder het ijs zit veel verweringsmateriaal!
Dat wordt meegevoerd en ondertussen onder de grote druk
geschuurd.
[stel je voor: de gletsjer als bulldozer].
Dit materiaal heet, als het is neergelegd; morene
Zijmorene (aan de zijkant van de gletsjer)
Eindmorene (aan het eind van de gletsjer)
43. FJORDENKUST
• - U vormige dalen
• - Inhammen tussen hele steile rotsen
• - De wateren in de fjorden zijn vaak zeer diep.
44. FJORDENKUST
Gletsjer tijdens de ijstijd. de gletsjer snijdt een U dal
uit in de bergen. de zeespiegel stijgt aan het eind van
de ijstijd Zeewater komt de inhammen in
'verdrinkingskust' → fjorden.
– Komen voor op hoge breedte
– oa. Noorwegen, Zweden, Denemarken, Nieuw-Zeeland,
Schotland, Canada, Chili
47. FJORDENKUST
- Gletsjers zijn minder diep
bij de uitmonding aan zee.
- Dit komt omdat daar
eindmorenen liggen.
- Hierdoor is het water in de
fjorden niet altijd heel
vers.
- In de zomer is water in de
fjord het door regenval
soms bovenin zoet en
onderin zout.
- In de winter is het water in
48. SO 3.1 + 3.2 + 3.3
WAT MOET JE LEREN?
Lees de PowerPoint nog eens goed door.
Maak een lijstje van de dikgedrukte en blauwe begrippen
van paragraaf 1, 2 en 3.
Vergeet niet om de hoogtegordels (BasisBoek) te leren!
Kijk ook naar de plaatjes in het boek en in de
PowerPoint!
49. OPDRACHT
Vorm groepjes van 3 leerlingen
Iedere leerling kiest een paragraaf (1, 2 of 3) (bij
voorkeur het paragraaf dat je het moeilijkst vindt)
Noteer alle dikgedrukte en blauwe begrippen, schrijf
achter het begrip de betekenis. (blz. 70-71 kan je hierbij
helpen)
Morgen maken we een memory-spel met deze
begrippenlijsten.
Neem morgen een schaar mee
52. 3 SOORTEN RIVIEREN
Regenrivier
Afhankelijk van regenwater
Gletsjerrivier/gemengde rivier
Afhankelijk van smeltwater van gletsjers + regenwater
Wadi’s
Rivier in de woestijn die een deel van het jaar droog
ligt.
54. STROOMGEBIED VAN EEN
RIVIER
Loopt vaak door meerdere landen.
Als er in de bovenloop vervuiling plaats vindt,
heeft de middenloop en benedenloop hier last
van.
Waterscheiding = waar het stroomgebied
eindigt.
59. BOVENLOOP
De Rijn is een gemengde rivier:
Smeltwater van de gletsjers in het Gotthardmassief
Neerslag
60. V VORMIG DAL
Verhang: hoogteverschil.
Erosie: V-vormig dal door erosie. Het snelstromende
water zorgt ervoor dat het sediment een steil dal
uitslijpt.
66. DE KUSTEN VAN NEDERLAND
EN GROOT-BRITTANNIE
http://www.schooltv.nl/zoekresultaten
/?q=erosie
67. KLIFKUST
•Typische erosie/afbraakkust die zich landinwaarts
verplaatst.
•Steile kust die ontstaan door afbrokkeling van de rotsen
door de branding.
•Klifkusten zijn plekken waar de kust erg hoog boven het
zee niveau ligt .
•Klifkusten ontstaan doordat de continentale platen
botsen en dus de aardkorst omhoog stuwen. Vervolgens
vindt er erosie door de zee plaats waardoor de kust
ontstaat.
68. EROSIE
Erosie: uitschurende werking van met puin beladen water.
Aan de kust vindt dat plaats door golfslag → Golven ondermijnen de
rotsachtige kust, maar ook de zandige kust → Stukken van de kust
breken af → Daardoor verdwijnen stukken van de kust.
71. http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20071031_ontstaanduinen0
1
DUINKUST
Bij vloed voeren golven zand aan →
Het zand komt droog te liggen →
Wordt door de wind landinwaarts geblazen →
Er ontstaat zo een opeenhoping van zand. Hierachter kan
zand blijven liggen.
Begroeiing zorgt ervoor dat het zand blijft liggen.
Regressie: zee trekt zich terug en er ontstaat land.
http://www.schooltv.nl/video/ontstaan-van-duinen-zee-
wind-en-planten/#q=duinen