4. Verwering
het uiteenvallen van gesteente onder
invloed van weer en plantengroei
• Fysische/mechanische: door
temperatuurverschillen
• Biologische verwering: is een vorm van
mechanische verwering
• Chemische verwering: door oplossing of
oxidatie verandert de samenstelling van een
steen waardoor de steen kan verkruimelen.
5. Erosie en sedimentatie
Erosie is het afschuren en uitschuren van hard
gesteente door met verweringsmateriaal
“geladen” water (zee en rivieren), ijs en wind
Sedimentatie/afzetting: het meegenomen
materiaal (door water, ijs en wind) wordt
ergens anders weer neergelegd
10. De mate van erosie hangt
af van:
• De hoeveelheid deeltjes
waarmee de rivier is
geladen
• De stroomsnelheid van
een rivier
• De hard/zacht-heid van
het gesteente van de
bedding
Beweging van de deeltjes in de
rivier. Klik op de afbeelding
11. Verval:
hoogteverschil in
meters tussen twee
punten langs de rivier.
Verhang: is het verval
per km. Bijvoorbeeld.
In een bepaald
gebied daalt de rivier
over 20 km, 40 meter.
Het verhang is in dit
gebied:
40:20=2mtr/km
13. Regiem
Regiem: schommelingen in de water
afvoer gedurende een jaar.
Regiem is afhankelijk van de
voedingsbron van de rivier:
regenrivieren
gletsjerrivieren
gemengde rivieren
Regiem wordt weergegeven als debiet
gemeten in de maanden van het jaar.
Debiet is de waterafvoer gemeten bij
een bepaald punt (uitgedrukt in
m³/sec.)
De hoogste waarde heet de piekafvoer
14. Erosie, transport, sedimentatie
BOVENLOOP: rivieren nemen verweringsmateriaal mee; groot verhang, grof materiaal
(keien en stenen). Door de stroomsnelheid en het materiaal vindt diepe erosie plaats; een
diep V-dal. Transport en erosie.
MIDDENLOOP: De rivier stroomt minder snel dan in de
bovenloop. Matig verhang. De rivier slijt een breed dal uit
(de Bovenrijnse laagvlakte), waarin de rivier meandert;
horizontale erosie.
Een gedeelte van de middenloop van de Rijn heeft ook een
smal diep dal. De rivier (Middenrijn) zoekt hier zijn weg
door de zwakke plekken in het Eifelgebergte.
BENEDENLOOP: naar de kust toe wordt de stroomsnelheid steeds trager. Klein verhang.
De rivier zoekt meanderend zijn weg naar het laagste punt. Erosie vindt alleen nog plaats in
de bochten. Sedimentatie overheerst. Het fijnste materiaal wordt afgezet (zand, klei) er
ontstaat een vlakte en een delta waar de rivier in zee uitmondt.
23. De laaglandrivier; in Nederland dijken
sinds 1100
• Zomerdijken worden
ook wel zomerkades
genoemd
• Overstroming van de
uiterwaarden bij
piekafvoer
• http://www.schooltv.
nl/beeldbank/clip/20
030328_rivierklei01
• http://www.schooltv.
nl/beeldbank/clip/20
030328_rivierklei03
24. Dwarsprofiel laaglandrivier
Overstromingen van
uiterwaarden:
• Ophoging
• Veehouderij
Sedimentatie in binnendijkse
landen verhinderd door
winterdijken
• Aanleg sinds 1000 na Chr.
26. • De KNMI'14-klimaatscenario's laten een beeld
zien van hogere temperaturen, een sneller
stijgende zeespiegel, nattere winters, hevigere
buien en kans op drogere zomers.
• De KNMI'14-klimaatscenario's zijn gebaseerd op
de laatste wetenschappelijke inzichten en zijn een
update van de voorgaande KNMI’06-scenario's.
De KNMI'14-scenario's bevatten ook nieuwe en
meer gedetailleerde informatie.
27.
28. Problemen waterstand rivieren
Hoge waterstand
• Verzadiging dijken;
doorbraakgevaar
• Snelheidsbeperking
scheepvaart om golfslag aan
oevers te beperken
• Ook overstroming
uiterwaarden in zomer;
economische schade
• Afvoerproblemen
oppervlaktewater
Lage waterstand
• verdroging dijken
• zout water zee dringt verder
landinwaarts
• stuwen sluiten; meer
sedimentatie
• zoetwatervoorraad neemt af
• vaargeul raakt overvol; kans op
ongelukken
• verlaging grondwaterpeil;
verdroging
29. overstromingsgevaar
• ondiepte rivieren door
sedimentatie binnen de dijken
(=buitendijks)
• meer neerslag/minder neerslag;
klimaatverandering, extremere
piekafvoeren afgewisseld door
droogte (stabiliteit dijken)
• verstening; minder infiltratie.
Snelle afvoer van water via riool
• wegpompen grondwater in de
landbouw
• minder infiltratie op plt.lnd. door
glasoppervlak (kassen)
• Afvoerproblemen door relatieve
stijging zeespiegel
Maatregelen; Nieuw deltaplan
30. §3 HVersteningt stroom
Toenemende verstening leidt tot meer overstromingen.
• Meer landoppervlak bedekt met steen (huizen, straten)
• Waterafvoer van daken en straten via goten en putten en riool snel afgevoerd
naar oppervlaktewater (rivieren)
• Minder open landoppervlak waar regenwater kan infiltreren (bij infiltratie
sijpelt de regen door de grond naar het grondwater)
• Grondwaterafvoer is langzaam. Het water veroorzaakt geen wateroverlast
• Dus verstening betekent steeds sneller en meer water in bijvoorbeeld de Rijn.
De tijd tussen vallen neerslag en stijging waterpeil is korter meer kans op
overstromingen.
31. Afvoerproblemen door relatieve
zeespiegelstijging
Absolute stijging zeespiegel + absolute bodemdaling = relatieve zeespiegelstijging
• Meer tegendruk van de zee
• Stroomsnelheid neemt af…..meer sedimentatie buitendijks (tussen de dijken)
• Verhoging waterpeil
• Door bodemdaling komt binnendijks gebied lager te liggen; meer druk op
dijken/kwel
• Bij slecht weer keringen gesloten
40. Maatregelen
Alle maatregelen passen in de zgn.
drietrapsstrategie:
In de Nederlandse stroomgebieden moet
samenwerking tussen de beheerders van
water onveilige watersituaties gaan
voorkomen. In natte perioden moet het water
eerst zo veel mogelijk in het eigen gebied
worden vastgehouden. Het principe is het
hanteren van de volgorde van de
drietrapsstrategie:
1. Vasthouden: Water moet eerst zo veel
mogelijk in eigen gebied in de bodem zakken.
2. Bergen: Voor overtollig water moet er
vervolgens voldoende bergingsgebied zijn in
sloten,meren etc.
3. Afvoeren: Op de laatste plaats staat pas
het afvoeren van water.
Door de drietrapsstrategie komt water pas
vertraagd in het benedenstrooms rivierwater
en kan een gevaarlijke hoge waterstand
worden voorkomen . De drietrapsstrategie kan
ook verdroging voorkomen.
41. Rivierbedverruiming
• versmallen zomerbed (leidt tot
meer diepte-erosie)
• kribverlaging
• verdieping door baggeren
(minder aantrekkelijk)
• graven van nevengeulen
• aanleggen hoogwatergeul
• verlagen van uiterwaarden
• verwijderen van obstakels
• verbreding van het winterbed
• aanleg van retentiebekkens
PKB Ruimte voor de Rivier:
42. Retentiebekkens zijn multifunctioneel
Regeringsplannen voor meer
noodoverloopgebieden
teruggebracht:
zeer hoge kosten
twijfels over effectiviteit
grote maatschappelijke weerstand /
NIMBY
• Vooral voor structurele
verwerking van de
maatgevende afvoer:
aftoppen hoogwatergolf /
verhoogde piekafvoer
• Wanneer de hoeveelheid af te
voeren water groter is dan de
maatgevende afvoer, moet
water worden opgevangen in
noodoverloopgebieden.
43. Hoogwaterplatform e.a. zoeken alternatieven voor
noodoverloopgebieden
Criteria aanwijzing
noodoverloopgebieden:
• Veiligheid en risico’s
• Ruimtelijke gevolgen
• Internationale samenwerking
• Maatschappelijk draagvlak
• Technische en juridische
uitvoerbaarheid
• Kosten / baten en
schaderegelingen
44. Rivieren in de knel
• Stadsuitbreiding langs het water
beperkt de ruimte voor de rivier
• Voorbeelden flessenhalzen:
o Kampen-IJsselmuiden
o Arnhem
o Lent-Nijmegen
• Extra beschermende maatregelen
nodig
Arnhem in 1830 en in 2010
53. Internationaal waterbeleid
• Waterstand in
Nederland wordt
bepaald door wat er
in midden- en
bovenloop gebeurd.
• Samenwerking is
nodig.
• Afvoer vertragen bv.
Door retentiebekkens
stroomopwaarts.
56. Zeespiegelstijging en kustvorming
• Na het glaciaal Weichselien herstel
waterkringloop; meer verdamping, meer
neerslag
• Zeespiegelstijging; tot en met het Atlanticum
snelle stijging zeespiegel.
• Vanaf het Atlanticum afzwakking curve;
vorming huidige kustlijn
58. 10500-9000 BP: Preboreaal+Boreaal
Ongeveer tienduizend jaar voor
heden ligt de zeespiegel nog
ongeveer veertig tot vijftig meter
onder het huidige niveau. Grote
delen van het Noordzeegebied
liggen droog en Engeland maakt nog
deel uit van het vasteland van
Europa. Met uitzondering van de
gebieden in het noorden van het
Nederlands deel van de Noordzee,
waar nog ijs heeft gelegen, vertoont
het overgrote deel van het
landschap tegen het eind van het
Weichselien een zachtglooiend
karakter met ruggen van dekzand.
De kustlijn ligt ten noorden van de
Doggersbank
59. 9000-6000 BP: Atlanticum
Achtduizend jaar geleden, aan het
begin van het Atlanticum, ligt de
zeespiegel ruim twintig meter lager
dan nu. Het zeewaterpeil is
inmiddels zover gestegen dat
Engeland weer een eiland is
geworden. De voortdurende stijging
van het zeeniveau zorgt ervoor dat
de zee steeds verder het land kan
binnendringen. Tussen 7800 en
7500 jaar voor heden passeert de
zee de huidige kustlijn in de laagten
bij Voorne en Centraal Noord-
Holland. Ongeveer duizend jaar
later, tussen ongeveer 7000 en 6300
jaar geleden gebeurt dit in de
omgeving van Den Haag.
60. Berendsen 2008 naar: De Mulder et al. 2003
Zeespiegelstijging Holoceen
Atlanticum
62. Van strandwallen naar vast land
• Vanaf 6500 jaar geleden
• zuidwestelijke stroming evenwijdig aan de kust
• eb en vloed
• Ontstaan strandwallen met duinen
• Waddengebied achter de strandwallen
• Grondwaterstand stijgt; basisveen groeit
• Zee legt achter de strandwallen zeeklei neer op het basisveen
• Zee trekt zich iets terug
• Naar het westen toe nieuwe strandwallen; de oudste strandwallen liggen in een
lijn landinwaarts (oude duinenrij)
• Op de nieuwe strandwallen ontwikkeld zich de kustlijn met nieuwe (jonge)duinen
• Hollandveen groeit op de oude zeeklei
• Bij overstromingen wordt jonge zeeklei bovenop de veenlagen neergelegd; soms
wordt ook het veen weggespoeld….dan jonge zeeklei op oude zeeklei
63.
64. 6.000-4.000 BP
Ongeveer zesduizend jaar voor heden ligt
de zeespiegel omstreeks acht meter
onder het huidige NAP en bedraagt de
stijging voor de Hollandse kust bij
benadering dertig centimeter per eeuw.
Duizend jaar later is deze inmiddels tot
ongeveer de helft verminderd. In deze
fase bereikt de Holocene transgressie
haar maximale landwaartse uitbreiding.
Aan het einde van deze periode ligt er
langs de Hollandse en Zeeuwse kust een
langgerekte, aaneengesloten gordel van
strandwallen die de getijdenbekkens
zeewaarts begrenst. De sluiting van de
kustlijn is een zeer significant verschijnsel
voor de Holocene kustontwikkeling en
luidt een belangrijke verandering in de
sedimentatie binnen grote delen van ons
land in.
65. 4.000-2.000 BP
Omstreeks vierduizend jaar voor
heden is de kustlijn van de Zeeuwse
en Hollandse kust tot aan Texel bijna
geheel door strandwallen
afgesloten. De westwaartse uitbouw
van de Hollandse kust duurt nog tot
ongeveer 2300 jaar geleden voort.
Op enkele plaatsen blijft de kustlijn
onderbroken en kunnen rivieren
naar zee afwateren. Met
uitzondering van Westfriesland vindt
in de hele westelijke kustvlakte
grootschalige veenvorming plaats.
66. 2.000-heden
De komst van de Romeinen, omstreeks
50 jaar voor Christus, en de
economische veranderingen die dat
met zich meebracht, betekende een
keerpunt in de relatie tussen mens en
landschap. Voor het eerst ontstaat een
geordende infrastructurele
ontwikkeling. Er komen verharde
wegen om onder andere snel legers te
kunnen verplaatsen. Ook handelswaar
en bouwmateriaal kunnen
gemakkelijker worden vervoerd.
Er worden terpen gebouwd in de
gebieden die soms overstromen. Vanaf
1100 worden de eerste dijken gelegd.
67. Stroming langs onze kust
Zeestroming
Getijdenstroming
Zand wordt vervoerd langs de kust door de zeestroming vanaf Het
Kanaal, naar het noorden. De getijdenstroming brengt het zand aan
land. Het zand sedimenteert maar wordt ook weer opgenomen (erosie)
en verder vervoerd; stranddrift.
69. de kust; opbouw en afbraak
Opbouw door
sedimentatie
• Sterke bovenstroom
• Zwakke onderstroom
• Flauwe helling
zeebodem
Afbraak door erosie en
transport
• Diep water/steile
helling zeebodem
• Water heeft meer
kracht als het de kust
bereikt
• De onderstroom is
sterker
70. Nederland heeft een opbouwende kust.
• Flauwe kusthelling
• Hoe dieper het kustwater, hoe groter de eroderende kracht
• Erosie komt voor bij stuwing van water door het getij, storm,
maar over het algemeen overheerst in bepaalde delen
sedimentatie.
• Zeespiegelstijging draagt ook bij aan dieper kustwater
• De stroming bij vloed is sterker dan de terugstroming bij eb
• Zandbanken ontstaan die bij eb droogvallen. Zand wordt
verder vervoerd door wind. Duinen worden gevormd.
Animatie
72. • Weer (wind als aanjager van
zeestroming)
• De lagedrukgebieden ontstaan in
grensgebieden van warme en koude
lucht
-in de herfst grootste verschillen in °C
-grootste luchtdrukverschillen
-storm
• Door storm, hoge golven en
hevige regenval.
• Luchtstroming in gematigde zone is
overwegend westelijk.
• Stuwing zeewater
Factoren van invloed op kustvorming
75. Zachte kust; de zeereep
De duinenrij aan de zeezijde; zeewerend duin
76. Kustafslag
Het afslagpunt verschuift landinwaarts
• Afslag door: te snelle zeespiegelstijging
• Meer stormen.
Maatregelen:
• Ingrepen in het zanddelend systeem (bv. de
zandmotor)
• Verzwaring van het duin.
• Golfoverslag voorkomen (bij harde kust)
77. Toenemende risico’s voor de
kustveiligheid door?
• Verandering klimaat; stijgende zeespiegel
• Storm en stuwing zeewater
• Druk op het landschap; te dicht op de kust
bouwen….(er kan meer schade ontstaan)
• Bolwerkvorming….versterkte erosie op de
overgang tussen hard en zacht….(ook bij
boulevards of bebouwing bijvoorbeeld bij een
storm)
78. Bouwen aan de kust?
• Gevaar van bolwerkvorming
• Landinwaartse verplaatsing van kustlijn
(duinverbreding) moet mogelijk blijven……
• Planologisch strenge voorwaarden: ruimte
voor mogelijke verbreding, wordt vaak in
bestemmingsplannen gereserveerd
(ruimtelijke reservering), of strenge limiet aan
bebouwing op het strand.
83. Stap 1: bepaling van het risico
Waardoor wordt het risico van een gebied bepaald?
1. .....Potentiele schade (economisch, menselijk)
2. Grote kans…..bv. Door slechte bescherming
• Is er sprake van een zwakke plek, maar is er weinig
schade te verwachten….dan is er een laag risico.
• De kans op overstroming kun je verlagen door ingrepen
(dijkverzwaring, zandsuppletie)
• Dit kan erg kostbaar zijn…dus wordt goed afgewogen
84. Overstromingsrisico
• De potentiele schade bepaalt het risico +
• Schade wordt bepaalt door:
Oppervlakte van het achterland
De diepte tov. het zeeniveau
Aantal inwoners
Gedane investeringen
• Met name economische waarde en bevolkingsaantal van het gebied zijn belangrijk.
• Hoe hoger het risico, hoe groter de mate van bescherming, hoe kleiner de
overstromingskans mag zijn
85. Nieuwe
normvoorstellen:
• Dijkring 14: nu 1 op 10.000
jaar. Voorstel: kust 1 op
30.000 jaar, Nieuwe
waterweg 1 op 10.000 jaar,
Nieuwe Maas 1 op 100.000
jaar.
• Andere dijkringen ook
opgeschaald
Overstromingskans
• Bepaald door hoogte van de
zeespiegel
• Sterkte van de dijk
88. Kustbescherming: Inspelen op de
natuur
• Nieuwe manier van
kustverdediging:
• Waar mogelijk, niet waar het
strand te smal is en
bebouwing tot aan de kust
ligt ..zie bovenin foto.
• Basiskustlijn als referentie
• Geven en nemen binnen een
bepaalde bandbreedte…de
breedte van de kust mag
variëren binnen getelde
grenzen
• ingrijpen wanneer de kust te
sterk wordt aangetast
• Ruimtelijke reservering als
bandbreedte ontbreekt
90. Zandsuppletie
Een kust is opbouwend als de zeebodem tot op grote
afstand van de kust flauw afloopt.
Twee vormen
1. Strandsuppletie
2. Vooroeversuppletie / onderwatersuppletie
Steeds meer vooroeversuppletie, want:
• kustfundament erodeert ook
• herstellen flauwe helling zeebodem
• Kosten
• Tegenwoordig de zandmotor (vooroever)
93. De Kerf Het Zwin Texelse slufter
Slufter
• Dynamisch kust beheer; werken met natuur
• Op de genoemde plekken is het mogelijk…geen gevaar/ruimte
• Overgang zout zoet
• Afsluiting door sedimentatie
• Door de overgang onstaat gradientrijk (overgangen zoet/zout, hoog/lag, nat/droog)
milieu, met alle soorten die zich in een bepaald gradient thuisvoelen; Rijke variatie
94. Voorbeeld van nieuwe aanpak: van harde kust naar
hybride kust
de Hondsbossche zeewering
• Zwakte in de kustlijn
• St. Elizabethsvloeden 15e eeuw; inbraak van de zee. Duinen weggespoeld
• Harde kust vanaf 1880
• Bolwerkvorming: wegspoelen zand aan noord- en zuidzijde zeewering
• Van hard naar zacht Clip 4 minuten
95. Hard…zacht….hybride? Eerst een zwakke schakel. Nu op sterkte
Door ingreep is de harde kust nu een plek waar natuurlijke
processen de kust in stand houden.
96. Sedimentatie/erosie Waddenzee
• Bodemdaling/zeespiegelstijging (bodemdaling compenseert nu nog voor zeespiegelstijging)
• Sedimentatie/erosie
• Sterke stroming (rond de geulen en de uiteinden van de eilanden) = erosie en sedimentatie zand
• Zwakke stroming (direct achter de eilanden) = verplaatsing en sedimentatie van materiaal in gesuspendeerde
toestand (dwarrelende deeltjes + slib)
• Erosie van slib vind bij zwakke stroming minder plaats vanwege cohesie van de deeltjes
• Vloedstroom zwakker dan ebstroom