1. Hoofdstuk 4 Het interbellum,
Herstel en crisis 1919-1939
4.1 Vrede van Versailles
4.2 Economische crisis
4.3 opkomst van het
nationaalsocialisme
4.4 Nazi-Duitsland
2. Paragraaf 1 Vrede Van
Versailles
De eerste wereldoorlog is afgelopen. Duitsland heeft
verloren en Oude staten vallen uit elkaar…
3. Paragraaf 1 Verdrag Van
Versailles
Het verdrag van Versailles:
•Herstelbetalingen
•Gebieden afstaan
•Koloniën opgeven
•Duitse leger maximaal 100.000 man, geen aanvalsleger
•Demilitarisatie Rijnland
4. Verdrag Van Versailles
De kaart van Europa veranderde na de eerste
wereldoorlog:
•Oostenrijk-Hongarije valt uit elkaar in enkele nieuwe
staten zoals Polen en Hongarije
•Duitsland wordt kleiner en verliest zijn koloniën
•Ottomaanse rijk wordt Turkije
5. rePubliek Van Weimar
• Duitsland was een chaos na de eerste wereldoorlog
• De geallieerden wilden dat Duitsland een parlementaire
democratie zou worden eis om vrede te sluiten
Keizer Wilhelm II SPD president EbertRegering Republiek van Weimar
6. rePubliek Van Weimar
• Duitsland werd de Republiek van Weimar en de
nieuwe regering tekende het verdrag van Versailles
• De nieuwe regering had weinig steun van de bevolking:
• Verdrag van Versailles was een vernedering
• Het ging veel slechter met Duitsland dan voor de oorlog
7. rePubliek Van Weimar
De dolkstootlegende:
•Duitsland heeft de oorlog niet
verloren, de regering van Weimar
heeft het Duitse volk verraden
•Versailles is te streng, nog meer
verraad
8. de Volkenbond
De Volkenbond:
•Idee van de Amerikaanse president Wilson.
•Bedoelt om de vrede te bewaren
•Zelfbeschikkingsrecht zorgt ervoor dat volkeren hun
eigen staat mogen stichten. De Volkenbond moest
erop toezien dat dit zou gebeuren
9. de Volkenbond
De Volkenbond:
•Praten in plaats van vechten, en anders gezamenlijk
optreden tegen overtreders
•Werkt alleen als alle landen meedoen
•Maar Duitsland en de Sovjet-Unie mogen niet en de
VS laat het afweten
•Soms succes maar meestal niet. Kon bv. de tweede
wereldoorlog niet voorkomen.
•wordt in 1946 opgeheven en vervangen door de
verenigde naties
10. Paragraaf 4.2 economiscHe
crisis
“In de jaren 20 werden de aandelen steeds meer
waard. Mensen gingen zelfs geld lenen om er
aandelen van te kopen omdat het toch steeds
beter ging”.
Tot donderdag 24 oktober 1929….
11. de beurskrach van 1929
• 1923 kan Duitsland de
herstelbetalingen niet
meer aflossen, als
reactie bezet Frankrijk
het Ruhrgebied
• Duitse arbeiders
staken. De regering
drukt extra geld om
stakers door te betalen.
Gevolg: inflatie
12. de beurskrach van 1929
Dawesplan:
•1924 VS leent geld aan
Duitsland om economie
te stimuleren
•Duitsland kan nu weer
aan zijn verplichtingen
voldoen en de economie
gaat weer draaien
13.
14. de beurskrach van 1929
• 1929 beurskrach VS:
aandelen worden snel
minder waard, mensen
raken al hun geld kwijt,
bedrijven gaan failliet,
arbeiders worden ontslagen
• De VS gaat zijn geleende
geld terug halen
• Economische crisis slaat
over naar de rest van de
wereld
15. gevolgen van de beurskrach
voor duitsland
• VS wilde het geleende geld terug, maar Duitsland
kon niet terugbetalen. Gevolg: ook daar crisis,
bedrijven failliet en veel werkelozen
• 1933 was het dieptepunt: 1/3 van de
beroepsbevolking was werkloos
• De regering kreeg de schuld van de ellende en kon
de problemen niet oplossen
• Extreem rechtse en linkse partijen kregen steeds
meer aanhangers. In Duitsland kregen de Nazi’s
steeds meer macht.
16. nederland onder leiding van
colijn
• Nederland was niet voorbereid op een langdurige
crisis. De regering dacht dat het wel mee zou vallen
• Kwart van de bevolking werd werkloos. Er kwam
werkverschaffing om mensen aan het werk te
helpen. Dit waren grote bouwprojecten van de
overheid
• Mensen zonder werk moesten stempelen om een
uitkering te krijgen
17. nederland onder leiding van
colijn
Aanpassingspolitiek:
•Colijn dacht dat de crisis vanzelf over
zou gaan
•Zijn aanpassingspolitiek betekende dat
als er weinig geld binnenkwam er ook
weinig geld uit zou gaan
19. oPvattingen van de nazi’s
• Afwijzen verdrag van Versailles
• Duitsland weer een machtig land maken
• Weer een sterk leger
• Lebensraum
• Rassenleer
• antisemitisme
20. de rassenleer van de nazi’s
Rassenleer is de indeling van mensen in hogere
en lagere klassen
• Bovenaan stonden de Ariërs
• Daaronder kwamen de andere rassen, onder andere
het Slavische ras (inwoners Rusland en de Balkan)
• Helemaal onderaan stonden de joden
21. antisemitisme
• Antisemitisme: jodenhaat
• bestond al langer in Europa, maar onder de Nazi’s
werd het tijdens de oorlog erger
• Ze vonden dat alle joden weg moesten uit europa
• Tijdens de oorlog proberen ze dit te bereiken door
de joden uit te roeien
22. mussolini en Franco
• Fascisten: komen op in Italië (1922) en Spanje
(1936)
• Mussolini leider van Italië. het moest weer een
machtig rijk worden zoals tijdens de Oudheid.
• Franco was de leider van Spanje. Hij wilde het
communisme bestrijden en de macht van de kerk
beschermen
Mussolini Franco
23. Fascisten in italië en spanje
Overeenkomsten Fascisten en nationaalsocialisten:
Overeenkomsten:
•Nationalistisch
•Een leider (dictatuur)
•Staat boven individu
•terreur
Verschillen:
•Geen antisemitisme
•Geen rassenleer
24. DuitslanD worDt een
Dictatuur
• Hitler is vooral machtig als het
slecht gaat met Duitsland,
zoals tijdens de bezetting van
het Rijnland
• 1923 Hitler pleegt een
staatsgreep maar dit mislukt.
In de gevangenis schrijft hij
“mein kampf”
25. DuitslanD worDt een
Dictatuur
• 1929 worden de Nazi’s weer machtig door de crisis
• 1933 is de NSDAP de grootste partij van Duitsland
• Hitler wordt eerste minister
26. DuitslanD worDt een
Dictatuur
• 1933 Rijksdagbrand: parlement van Duitsland
brand af door brandstichting van de communist
Rinus van der Lubbe (Nederlander)
27. DuitslanD worDt een
Dictatuur
• Hitler wil de machtigingswet die Duitsland moet
beschermen tegen het communisme (meer macht
voor Hitler en de mogelijkheid om partijen te
verbieden)
• Door deze wet wordt de NSDAP de enige partij.
Duitsland wordt een dictatuur
28. DuitslanD worDt een
Dictatuur
• Het parlement keurt de wet goed
die hitler alle macht geeft.
• Alleen de NSDAP mag bestaan
• Tegenstanders werden bedreigd
doormiddel van terreur
Machtigingswet
31. nationaal-socialisme in
nederland
• 1931 wordt de Nationaal Socialistische Beweging
(NSB) opgericht
• Leider Anton Mussert
• Zelfde ideeën als de Nazi’s
• Maar minder antisemitisch
• Nooit zo groot als de NSDAP
33. de totalitaire staat:
Hitlers derde rijk
Na de machtsovername in 1933 begonnen de
nazi’s met de uitbouw van een totalitaire staat
•Totale controle denken en doen van de burgers
•Alles ondergeschikt aan staat en leider
•Censuur en propaganda
•Rechtspraak onder gezag nazi’s
•Rijkscultuurkamer controleerde kunstenaars
•Vakbonden verboden, staat bepaalde
34. dagelijks leven in de jaren
dertig
Door de jeugd te indoctrineren probeerden de nazi’s
toekomstige volgelingen te ‘kweken’
•Lid worden naziorganisaties:
• Hitlerjugend en Bund Deutscher Mädel
•Onderwijs volgens nazi ideeën:
• Duitse geschiedenis en aardrijkskunde om te bewijzen dat
Duitsland het belangrijkste land was
• Biologie: verschillen tussen rassen, Ariërs het beste
36. antisemitisme
Antisemitisme (jodenhaat) is
van alle tijden:
• Middeleeuwen: joden kregen
de schuld van ziektes als de
pest en de kruisdood van
Jezus
• In rusland en polen waren er
tot in de 20e
eeuw vele
pogroms (aanvallen op
joodse gemeenschappen)
• In West-Europa werden veel
joden gewantrouwd
37. joden in duitsland
Vanaf het moment dat de nazi’s aan de macht kwamen
was er sprake van een oplopend antisemitisme:
• 1933 pesterijen en openlijke geweldpleging
• 1935 Neurenberger-wetten:
– Niet-joden mochten geen Joden in dienst hebben
– Geen relatie tussen joden en niet-joden
• 1938 Kristallnacht: aanvallen op Joodse bezittingen
38. joden in duitsland
• Veel joden vluchtten als reactie uit Duitsland naar
andere Europese landen, Amerika en Palestina.
Andere konden of wilden niet vluchten.
• Maar veel vluchtelingen werden teruggestuurd
omdat andere landen ze ook niet wilde.
• De meeste die niet uit Duitsland kwamen
overleefden de oorlog niet.