Vanaf juli 2004 gaat ‘het plan Vandenbroucke’ van start. Deze nieuwe maatregel vervangt de schorsingsprocedure wegens langdurige werkloosheid door de nieuwe opvolgingsprocedure van het zoekgedrag naar werk. Deze opvolgingsprocedure wordt geleidelijk ingevoerd. In een eerste fase (juli 2004-juni 2005) worden enkel de werklozen jonger dan 30 opgevolgd. Vanaf juli 2005 wordt de procedure dan uitgebreid naar de werklozen jonger dan 40 en vanaf juli 2006 naar de werklozen jonger dan 50. De procedure tot schorsing wegens langdurige werkloosheid wordt dan opgeschort naargelang de nieuwe opvolgingsprocedure in werking treedt. De sancties met betrekking tot de zogenaamde administratieve redenen (foute verklaring, vals stempelmerk of zwart werk) blijven dezelfde als voorheen.Verwacht wordt dat meer werklozen zo geschorst zullen worden. Met de invoering van deze regel wordt dan ook de vraag naar de invloed van de sanctie op het verdere traject van de werkloze gesteld. Gaan geschorste werklozen actiever op zoek naar werk? Zorgt een verscherpt schorsingsbeleid voor een verhoogd aantal aanvragen bij de OCMW’s?
1. KATHOLIEKE
UNIVERSITEIT
LEUVEN
Stromen tussen werkloosheid, werk en
OCMW
Vicky Heylen
Joost Bollens
POD Maatschappelijke Integratie
Oktober 2006
Hoger instituut
voor de arbeid
2. INHOUDSOPGAVE
ANALYSE VAN DE TRAJECTEN 1
1. HET SANCTIEBELEID ANNO 2002 1
2. STEEKPROEFTREKKING EN METHODOLOGIE 4
2.1. Onderzoekspopulatie en steekproeftrekking 4
2.2. Trajecten in de Kruispuntbank Sociale Zekerheid 9
3. ANALYSE 9
3.1. Cross-sectionele analyse 9
3.2. Longitudinale analyse 16
3.2.1. Het traject als opeenvolging van transities 16
3.2.2. Het traject als geheel 29
4. BESLUIT 36
5. BIBLIOGRAFIE 40
3. Analyse van de trajecten 1
ANALYSE VAN DE TRAJECTEN
Vanaf juli 2004 gaat ‘het plan Vandenbroucke’ van start. Deze nieuwe maatregel
vervangt de schorsingsprocedure wegens langdurige werkloosheid door de
nieuwe opvolgingsprocedure van het zoekgedrag naar werk. Deze
opvolgingsprocedure wordt geleidelijk ingevoerd. In een eerste fase (juli 2004-juni
2005) worden enkel de werklozen jonger dan 30 opgevolgd. Vanaf juli 2005 wordt
de procedure dan uitgebreid naar de werklozen jonger dan 40 en vanaf juli 2006
naar de werklozen jonger dan 50. De procedure tot schorsing wegens langdurige
werkloosheid wordt dan opgeschort naargelang de nieuwe opvolgingsprocedure
in werking treedt. De sancties met betrekking tot de zogenaamde administratieve
redenen (foute verklaring, vals stempelmerk of zwart werk) blijven dezelfde als
voorheen.Verwacht wordt dat meer werklozen zo geschorst zullen worden. Met
de invoering van deze regel wordt dan ook de vraag naar de invloed van de
sanctie op het verdere traject van de werkloze gesteld. Gaan geschorste werklozen
actiever op zoek naar werk? Zorgt een verscherpt schorsingsbeleid voor een
verhoogd aantal aanvragen bij de OCMW’s?
Om de impact van deze nieuwe regelgeving te meten, stellen we in dit rapport een
nulmeting voor. De trajecten van de personen die gesanctioneerd werden tussen
oktober 2002 en december 2003 worden in kaart gebracht en vergeleken met
trajecten van niet-gesanctioneerde werklozen.
De volgende paragraaf schetst een beeld van het sanctiebeleid in de periode die
hier behandeld wordt. In paragraaf 2 wordt de onderzoeksmethodologie
toegelicht. Paragraaf 4 bekijkt de trajecten op vanuit verschillende invalshoeken
om zo bovenstaande onderzoeksvragen op te lossen.
1. Het sanctiebeleid anno 2002
Een uitkeringsgerechtigde werkloze moet tijdens zijn werkloosheidsperiode een
aantal verplichtingen nakomen. Wanneer deze verplichtingen niet nageleefd
worden kan de RVA hier sancties aan verbinden. Enerzijds worden een aantal
redenen ingeroepen die verzameld kunnen worden onder de noemer 'vrijwillige
werkloosheid'. Anderzijds zijn er de zogenaamde administratieve sancties.
4. 2
De RVA vermoedt dat iemand vrijwillig werkloos of verantwoordelijk voor zijn
werkloosheid is in een aantal gevallen.
Ten eerste kan men een sanctie krijgen in geval van werkverlating zonder
wettige reden. Wanneer iemand zelf zijn ontslag geeft of zonder geldige reden
afwezig blijft op het werk wordt dit beschouwd als werkverlating. Mogelijke
sancties in dit geval zijn een verwittiging of uitsluiting van uitkeringen gedurende
4 tot 52 weken.
Een tweede situatie waarin een sanctie kan opgelegd worden, is wanneer men
zelf schuld heeft aan zijn ontslag. Deze sanctie kan bestaan uit een verwittiging1 of
een verlies van het recht op uitkeringen van 4 tot 26 weken.
Ten derde kan men onterechte voorwaarden stellen met betrekking tot uw
werkhervatting en zo de facto onbeschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Wanneer
dit het geval is, zal men uitgesloten worden van uitkeringen voor de duur van
deze onbeschikbaarheid.
Een vierde reden tot sanctie kan ingeroepen worden wanneer men niet ingaat
op een uitnodiging van de dienst voor arbeidsbemiddeling of beroepsopleiding.
De eventuele sanctie bestaat dan uit een verwittiging of een opschorting van de
uitkeringen gedurende 4 tot 52 weken. Na een uitnodiging door de dienst voor
arbeidsbemiddeling kan men ook weigeren in te gaan op een passende betrekking
of een inschakelingsparcours. In het eerste geval kan men een verwittiging krijgen
of de werkloosheidsuitkering verliezen gedurende ten minste 4 en ten hoogste 52
weken. Indien bovendien blijkt dat de werkweigering gebeurde met de
opzettelijke bedoeling uitkeringen te blijven ontvangen kan men zelfs voor
onbepaalde tijd uitgesloten worden van uitkeringen. Dit is ook een mogelijke
sanctie voor degenen die een inschakelingsparcours weigeren. Wanneer het
inschakelingsparcours tot slot wel opgestart werd, maar mislukte omwille van een
foutieve houding van de werkloze, kan deze een verwittiging krijgen op het recht
op uitkering opgeschort zien gedurende 4 tot 52 weken.
Naast bovenstaande redenen zijn er nog enkele administratieve redenen voor
sancties. Zo is men verplicht bij de aanvraag van de uitkering en bij elke
verandering in de persoonlijke of familiale toestand tijdens de
werkloosheidsperiode een verklaring af te leggen. Wanneer men door een
laattijdige, foutieve of onvolledige verklaring onrechtmatig uitkeringen kan
ontvangen, kan men een verwittiging krijgen of een uitsluiting van de uitkeringen
gedurende ten minste 1 week en ten hoogste 13 weken. De onrechtmatig
ontvangen uitkeringen moeten daarenboven terugbetaald worden. Als men
gebruik maakte van een vals stempelmerk of foutieve stukken om uitkeringen te
verkrijgen waarop men geen recht heeft, kan men een verwittiging krijgen of
1 Een verwittiging wordt niet gezien als een vaststelling van een overtreding. Dit wil zeggen dat
een volgend feit steeds als eerste feit steeds als eerste feit beschouwd wordt en dus niet als
herhaling, die zwaarder bestraft wordt.
5. Analyse van de trajecten 3
gedurende 1 tot 26 weken uitgesloten worden van uitkeringen. Bij een herhaling
verliest men het recht op uitkeringen voor onbepaalde duur. Wanneer men werkt,
zonder voorafgaandelijk zijn controlekaart in te vullen of deze activiteit aan te
geven, kan men eveneens uitgesloten worden voor een periode van 1 tot 26
weken.
Naast het verlies van uitkering door een sanctie kan met het recht op uitkeringen
ook verliezen door een langdurige werkloosheid (artikel 80). Bepaalde werklozen
kunnen immers geschorst worden wanneer de duur van hun
werkloosheidsperiode de maximaal toegestane duur overschrijdt. Deze maximale
duur verschilt naar leeftijd, geslacht en streek en wordt gedefinieerd als
anderhalve maal de gemiddelde werkloosheidsduur. De voorwaarden waaraan
men moet beantwoorden om geschorst te worden van het recht van uitkeringen
zijn de volgende:
− aanspraak kunnen maken op het recht op uitkeringen als samenwonende in de
derde vergoedingsperiode of het recht wachtuitkering als samenwonende,
− jonger dan 50 jaar,
− geen 20 jaar als loontrekkende kunnen bewijzen
− het werk niet hebben hervat als voltijds werknemer gedurende ten minste 6
maanden (zonder onderbreking)
− geen deeltijds werknemer met behoud van rechten zijn,
− geen PWA-vrijstelling of een vrijstelling voor de uitoefening van de activiteit
van stadswachter genieten.
Wanneer de gesanctioneerde tijdens zijn sanctie werkt of ziek wordt, loopt de
sanctie gewoon door. Wanneer iemand verschillende sancties krijgt, lopen deze
niet gelijktijdig, maar volgen ze elkaar op.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal gesanctioneerden in 2002
en 2003.
Tabel 1 Gesanctioneerden in 2002 en 2003
2002 2003
vrijwillige werkloosheid sancties 16585 17116
verwittigingen 2196 2208
uitstel 715 824
totaal 19496 20148
administratieve redenen sancties 6756 6762
verwittigingen 4737 4931
uitstel 455 386
totaal 11948 12079
langdurige werkloosheid 8116 8359
Bron: RVA statistisch jaarboek 2002-2003
6. 4
We gebruiken in dit onderzoek enkel de sancties en dus niet de verwittigingen en
uitstel. De volgende paragraaf beschrijft de steekproef en data uitgebreider.
2. Steekproeftrekking en methodologie
Nu steeds meer instellingen, waaronder sinds kort ook de POD Maatschappelijke
Integratie, gegevens samenbrengen in de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ)
kunnen de stromen van één instelling naar een andere nauwkeuriger in kaart
gebracht worden.
We dienden bij de KSZ een aanvraag in voor de gegevens van de volgende
instellingen: RVA, RSZ, RSZPPO, RSVZ en POD Maatschappelijke Integratie. Deze
datasets bevatten gegevens met betrekking tot de arbeidsmarktpositie. Aan de
hand van een gecodeerd rijksregisternummer dat in elk van deze bestanden
voorkomt, kunnen de verschillende posities aan elkaar gekoppeld worden en
kunnen de zogenaamde trajecten samengesteld worden. Bijlage 1 beschrijft hoe
deze koppeling technisch verliep.
2.1. Onderzoekspopulatie en steekproeftrekking
De onderzoekspopulaties worden als volgt gedefinieerd. Voor de
gesanctioneerden bekijken we de volledige populatie. Dit wil zeggen dat alle
personen die in de periode oktober 2002 tot december 2003 in het zogenaamde
sanctiebestand van de RVA voorkomen. In dit bestand vinden we, zoals hoger
aangehaald, enkel de effectieve sancties en niet de verwittigingen of uitstel.
Om de invloed van de sanctie af te meten willen we deze groep van
gesanctioneerden vergelijken met een groep werklozen met gelijkaardige
kenmerken die tot dan (nog) niet gesanctioneerd werden. Een vergelijkingsgroep
kan samengesteld worden door gebruik te maken van een of andere
matchingstrategie. Een eenvoudige één-op-één-matching levert een
vergelijkingsgroep waarin er voor iedere gesanctioneerde persoon een op dat
moment niet-gesanctioneerde werkloze met vergelijkbare kenmerken (vb.
dezelfde leeftijd, geslacht, woonplaats, gezinssituatie, werkloosheidsduur, enz.)
zit. Een nadeel van deze eenvoudige matching is dat men slechts op een beperkt
aantal kenmerken kan matchen. Als men te veel veranderlijken in rekening wil
brengen, loopt men het risico dat niet voor iedere gesanctioneerde een niet-
gesanctioneerde kan gevonden worden.
Propensity Score Matching (PSM), de matching techniek die we hier gebruiken,
kan een oplossing vormen voor dit probleem. Deze benadering steunt op de
vaststelling dat het matchen op basis van een enkelvoudige score, die de kans op
sanctie weergeeft, even consistente schattingen van het effect kan geven dan het
7. Analyse van de trajecten 5
matchen op basis van alle relevante veranderlijken. In de praktijk bestaat deze
matching procedure uit 2 stappen.
In de eerste plaats schat men de kans dat iemand gesanctioneerd wordt door de
RVA. Dit gebeurt aan de hand van een logistische regressie. Bij de specificatie van
dit model kunnen alle relevant geachte kenmerken meegenomen worden.
Eenmaal het model geschat, is het eenvoudig om zowel voor de gesanctioneerden
als de niet-gesanctioneerden de kans te voorspellen die ze, gegeven een aantal
kenmerken, hebben om gesanctioneerd te worden.
Vervolgens gaat men matchen door voor iedere gesanctioneerde een niet-
gesanctioneerde te zoeken met een identieke, of toch vergelijkbare, voorspelde
kans op sanctie. In de plaats van te matchen op basis van een combinatie van
verschillende kenmerken, volstaat hier dus één kenmerk met name de voorspelde
kans op sanctie. Het probleem dat men geen match vindt, zoals zich dat vaak
voordoet bij een eenvoudige matching op basis van relatief veel kenmerken, doet
zich hier veel minder voor.
In de praktijk verliep het samenstellen van de vergelijkingsgroep als volgt. Eerst
wordt de kans dat een werkloze heeft om gesanctioneerd te worden berekend
voor alle werklozen. Hiervoor wordt een logistische regressie met de volgende
onafhankelijke variabelen geschat:
− geslacht (man, vrouw);
− leeftijdsklasse (25 of jonger, 26-35, 36-45, 46-55, ouder dan 55);
− provincie (Antwerpen, Brussel, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen, Oost-
Vlaanderen, Henegouwen, Luik, Limburg, Luxemburg, Namen, andere)
− gezinssituatie (gehuwd met kind, alleenstaand, gehuwd zonder kind, kind
bij gehuwd paar, ongehuwd samenwonend zonder kind, ongehuwd
samenwonend met kind, kind bij ongehuwd paar, hoofd eenoudergezin,
kind bij eenoudergezin, ander inwonende, wonend in een collectief
huishouden, andere);
− werkloosheidsduur2 (6 maanden of minder, 7-12 maanden, 13-24
maanden, 25-36 maanden, 37-48 maanden, 49-60 maanden, meer dan 60
maanden).
Tabel 2 toont de logistische regressie met als afhankelijke de variabele ‘sanctie’
voor de werkloosheidsperiodes met werkloosheidsduur.
2 We vonden in het sanctiebestand 25219 sancties terug. 21666 van deze sancties
kunnen gekoppeld worden aan een werkloosheidsperiode met een
werkloosheidsduur en 3553 zonder werkloosheidsduur. We schatten deze
logistische regressie dan ook tweemaal; eenmaal met de variabele
‘werkloosheidsduur’ een eenmaal zonder de variabele ‘werkloosheidsduur’.
8. 6
Tabel 2 Logistische regressie met als afhankelijke de variabele sanctie (kans dat de sanctie = 1)
met werkloosheidsduur
Variabele Coëfficiënt t-statistiek
Constante -2,678 -93
Geslacht
Vrouw Referentie
Man 0,244 16,0
Leeftijdsklasse
≤ 25 Referentie
26-35 -0,059 -3,1
35-45 -0,557 -24,3
46-55 -1,851 -57,4
> 55 -3,524 -59,9
Provincie
Antwerpen Referentie
Brussel -0,495 -18,8
Vlaams Brabant 0,088 2,9
Waals Brabant -0,522 -11,0
West Vlaanderen -0,109 -3,8
Oost Vlaanderen -0,127 -4,9
Henegouwen -0,714 -28,6
Luik -0,717 -25,8
Limburg -0,289 -9,6
Luxemburg -0,118 -2,6
Namen -0,568 -15,6
Andere 0,354 3,2
Gezinssituatie
Gehuwd met kind Referentie
Alleenstaande -0,320 -14,9
Gehuwd zonder kind -0,510 -14,6
Kind bij gehuwd paar -0,263 -9,7
Ongehuwd samenwonend zonder kind -0,101 -3,0
Ongehuwd samenwonend met kind(eren) 0,204 7,6
Kind bij ongehuwd paar (0,040) 0,5
Hoofd eenoudergezin -0,828 -28,8
Kind eenoudergezin -0,209 -6,4
Andere inwonenden (0,089) 1,6
Andere (0,048) 1,0
Wonend in collectief huishouden (0,138) 1,0
Werkloosheidsduur
Duur 6 maand en minder Referentie
7-12 -0,110 -4,7
13-24 (0,000) 0,0
25-36 0,190 7,5
37-48 0,360 12,6
49-60 0,333 10,0
Meer dan 60 maanden -0,057 -2,4
De verbanden die niet statistisch significant zijn, zijn tussen haakjes gezet.
Bron: KSZ – DWH Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming
De kans op sanctie blijkt te dalen met de leeftijd. Ook de woonplaats vertoont een
significant verband met de kans op sanctie. Algemeen lijkt men immers een lagere
kans te hebben om gesanctioneerd te worden in provincies met een relatief hoge
9. Analyse van de trajecten 7
werkloosheid. Tot een werkloosheidsduur van 2 jaar blijft de kans om
gesanctioneerd te worden quasi constant. Nadien neemt de kans op sanctionering
toe, om vanaf 4 jaar werkloosheid terug te dalen.
Vervolgens wordt voor alle personen de voorspelde kans op sanctie berekend via
de formule:
Pr (sanctie = 1) = (exp(bx))/(1+exp(bx))
Enkele eenvoudige voorbeelden illustreren dit :
− ‘een gehuwde man met kind, wonend in Antwerpen en 3 maanden
werkloos’
bx = -2,678 + 0,244 = -2,434
Pr (sanctie = 1) = exp (-2,434) / (1+ exp (-2,434)) = 0,080
Deze man heeft dus 8% kans om gesanctioneerd te worden.
- ‘een ongehuwd samenwonende man met kinderen uit Antwerpen en 40
maanden werkloos’
bx = -2,678+0,244+0,204+0,360 = -1,87
Pr (sanctie = 1) = exp (-1,87) / (1+exp (-1,87)) = 0,154
Deze man heeft 15,4% kans om gesanctioneerd te worden.
Voor iedere gesanctioneerde gaan we na wat zijn a priori kans is op sanctie,
bijvoorbeeld 0,154. Vervolgens zoeken we een werkloze wiens kans op sanctie
eveneens 0,154 is, maar die tot op dat moment (nog) niet gesanctioneerd werd. Dit
wordt dan de match.
Voor de 3553 observaties zonder werkloosheidsduur werd een gelijkaardige
logistische regressie geschat. Deze wordt getoond in tabel 3.
10. 8
Tabel 3 Logistische regressie met als afhankelijke de variabele sanctie (kans dat de sanctie = 1)
zonder werkloosheidsduur
Variabele Coëfficiënt t-statistiek
Constante -5,54 -77,7
Geslacht
Vrouw Referentie
Man 0,817 20,4
Leeftijdsklasse
≤ 25 Referentie
26-35 -0,538 -10,9
35-45 -0,950 -17,1
46-55 -1,878 -26,5
> 55 -2,370 -15,5
Provincie
Antwerpen Referentie
Brussel 0,275 3,2
Vlaams Brabant 0,202 2,7
Waals Brabant 0,262 2,2
West Vlaanderen (-0,042) -0,7
Oost Vlaanderen (-0,119) -1,9
Henegouwen (0,000) -0,1
Luik (-0,121) 1,7
Limburg (-0,018) -0,3
Luxemburg (0,133) 1,0
Namen (0,183) 2,0
Andere -1,566 -5,5
Gezinssituatie
Gehuwd met kind Referentie
Alleenstaande 0,775 14,6
Gehuwd zonder kind (-0,059) -0,8
Kind bij gehuwd paar (0,092) 1,4
Ongehuwd samenwonend zonder kind 0,418 5,8
Ongehuwd samenwonend met kind 0,536 8,7
Kind bij ongehuwd paar 0,596 3,6
Hoofd eenoudergezin 0,717 7,4
Kind bij eenoudergezin 0,403 4,8
Andere inwonenden 0,324 2,4
Wonend in collectief huishouden (0,809) 1,9
Andere 0,614 5,0
De verbanden die niet statistisch significant zijn, zijn tussen haakjes gezet.
Bron: KSZ – DWH Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming
Voor de 25 219 sancties vinden we zo 25 219 vergelijkbare werklozen die op het
moment van de matching (nog) niet gesanctioneerd waren. Omdat personen
verschillende malen kunnen gesanctioneerd worden tijdens de bestudeerde
periode, vertegenwoordigen deze 25 219 sancties 24 742 personen. Bovendien
kunnen personen uit de vergelijkingsgroep meer dan eens gekoppeld worden met
een gesanctioneerde. De vergelijkingsgroep bestaat zo uit 23 852 individuele
personen.
11. Analyse van de trajecten 9
2.2. Trajecten in de Kruispuntbank Sociale Zekerheid
Zowel voor de gesanctioneerden als voor de personen uit de vergelijkingsgroep
trachten we een loopbaantraject te reconstrueren van oktober 2002 tot december
2003. We maken hiervoor gebruik van de gegevens van de RSZ, RSZPPO, RSVZ,
RVA en POD Maatschappelijke Integratie die teruggevonden worden in de KSZ.
Per kwartaal weten we bij welke instellingen de respondenten gekend zijn.
Iemand kan in hetzelfde kwartaal een- of meermaals in de administratieve
bestanden van een instelling voorkomen. Aangezien de bestanden die
doorgegeven worden aan de KSZ niet steeds concrete datums bevatten is het niet
mogelijk om de chronologie binnen één kwartaal weer te geven. In de volgende
paragraaf worden verschillende exploraties op de data voorzien.
3. Analyse
Er bestaan verschillende manieren om loopbaangegevens of trajecten te
analyseren. Eerst bekijken we de data cross-sectioneel. Dit wil zeggen dat de
steekproef beschreven wordt op een specifiek moment, hier in een kwartaal,
zonder dat hier rekening gehouden wordt met het voorbije of het volgende
kwartaal.
Vervolgens benutten we het longitudinale karakter van de data ten volle.
Hierbij houden we immers niet enkel rekening met de positie in een gegeven
kwartaal, maar ook met de posities in de vorige en volgende kwartalen. Enerzijds
komt zo een analyse van de overgangen van het ene kwartaal naar het volgende
aan bod. Hier zijn we vooral geïnteresseerd in de arbeidsmarktpositie het kwartaal
nadat een werkloze gesanctioneerd werd. Anderzijds worden bepaalde (delen
van) trajecten als geheel geanalyseerd. Ook hier richten we ons in de eerste plaats
op het traject na de sanctie.
3.1. Cross-sectionele analyse
In deze eerste analyse van de data gaan we na bij welke instellingen een persoon
teruggevonden wordt in de verschillende kwartalen van de bestudeerde periode.
Hierbij wordt abstractie gemaakt van het aantal keer dat een persoon voorkomt in
hetzelfde kwartaal3. Tabel 4 geeft een overzicht per kwartaal. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen de doelgroep, de gesanctioneerde werklozen, en de
vergelijkingsgroep, de personen die op het moment van de match werkloos, maar
(nog) niet gesanctioneerd waren. De percentages die weergegeven worden zijn
kolompercentages berekend op basis van het totaal aantal werklozen in de
doelgroep (24 742) dan wel in de vergelijkingsgroep (23 852).
3 Iemand met verschillende jobs of verschillende werkloosheidsperiodes binnen een kwartaal,
komt meer dan eens in dat kwartaal voor in de bestanden van de RSZ of RVA.
16. Analyse van de trajecten 14
Ruim de helft van de respondenten komt slechts bij 1 instelling per kwartaal voor.
Het gaat dan zowel bij de doel- als de vergelijkingsgroep vrijwel steeds om de
RVA.
Ongeveer een derde vinden we in 2 datasets terug. Enerzijds gaat het hier om
personen die tijdens hetzelfde kwartaal zowel een periode van werk als één van
werkloosheid kennen. Anderzijds vinden we ook personen die tijdens hun
werkloosheidsperiode gesanctioneerd werden. Zij komen dan zowel in het
hoofdbestand als in het sanctiebestand van de RVA voor. Het spreekt voor zich
dat deze laatste combinatie vooral belangrijk is bij personen uit de doelgroep.
Het voorkomen in meer dan 3 instellingen is minder frequent, maar geeft wel
een aanwijzing voor de mogelijke complexiteit van de trajecten.
In een volgende stap wordt het aantal verschillende arbeidsmarktposities beperkt
tot vijf. In plaats van vast te houden aan de verschillende instellingen RSZ, RSVZ,
RRZPPO definiëren we deze categorieën als ‘werk’. De posities ‘sanctie’,
‘werkloos’, ‘OCMW’ en ‘onbekend’ blijven behouden. Daarnaast blijft het ook
mogelijk om in hetzelfde kwartaal combinaties van verschillende posities zoals
‘werk en werkloosheid’ te onderscheiden. Bij zulke combinaties is het echter
opnieuw niet mogelijk om aan te geven of men nu werkte en dan werkloos werd,
of omgekeerd of dat men verschillende periodes van werk en werkloosheid
afwisselde. Tabel 5 geeft een overzicht per kwartaal en maakt een onderscheid
tussen de doel- en de vergelijkingsgroep
18. Analyse van de trajecten 16
De vereenvoudiging van de posities zoals die is weergegeven in bovenstaande
tabel, wordt ook in de volgende paragraaf, waar we de gegevens longitudinaal
bekijken verdergezet.
3.2. Longitudinale analyse
3.2.1. Het traject als opeenvolging van transities
De KSZ verzamelt longitudinale gegevens. Dit wil zeggen dat per kwartaal
bijgehouden wordt in welke arbeidsmarktpositie een persoon zich bevindt.
Wanneer al deze posities aan elkaar gekoppeld worden, kunnen we een traject
samenstellen. Dit traject kan bekeken worden als een opeenvolging van
verschillende overgangen of transities. In deze context definiëren we een transitie
als de overgang van het ene kwartaal naar het volgende en dus niet als een
transitie van de ene positie (vb. werk) naar de andere (vb. werkloosheid). Dit heeft
opnieuw te maken met het feit dat we binnen een kwartaal de opeenvolging van
de verschillende posities niet kennen. Deze transities kunnen samengevat worden
in een matrix. Zulke transitiematrix verbindt dus de posities van 2 opeenvolgende
periodes; in de rijen vinden we de uitgangspositie in de kolommen de
bestemming.
In tabellen 6 tot en met 9 geven we de matrices voor de opeenvolgende
overgangen van het ene kwartaal naar het volgende voor de gesanctioneerde
werklozen. Aangezien de dataset 24 742 gesanctioneerde werklozen telt, tellen we
dus ook telkens 24 742 transities. Tabel 10 sommeert dan de transities over de
verschillende kwartalen. In deze matrix worden dus 98 968 (=4 x 24 742) transities
of 4 transities per persoon bekeken. In tabel 11, tot slot, worden de percentages
weergegeven. Dit maakt het eenvoudiger om te zien welke transities relatief
gesproken het meeste voorkomen.