3. NIEUWSKOP p 54
• informatief / samenvattend
• volledig (dekt de lading)
• duidelijk en eenduidig
• zo kort mogelijk
• concreet
• Voor een artikel met een creatieve kop gelden
deze regels voor de -zakelijke- onderkop.
3
4. NIET-NIEUWSKOP
• aantrekkelijk, prikkelend
• leuk met woordspelingen (humor)
• origineel
• goed klinkend (rijm, ritme)
• quote (uitspraak uit interview)
MAAR…
• Let op voor clichékoppen
• Tips voor knappe koppen
4
5. BLIKVANGERS
= FOTO en /of illustraties, cartoons, grafieken,
tabellen
+ bijschrift
• vertel wat de lezer NIET ziet
• leg uit wat de lezer ziet
• vul informatie aan (wie, wat, waar, wanneer)
• antwoord op opgeroepen vragen
• stuur lezer naar het artikel
5
6. OPBOUW - INFO ORDENEN EN
STRUCTUREREN – p 138
• Top-down techniek
vanuit het grote geheel naar de onderdelen
• Bottom-up techniek
vanuit de delen naar een groter geheel
• Vraagtechniek
Vanuit vragen en subvragen in een logische
volgorde
6
7. WELKE OPBOUWTECHNIEK? p 139
• Combineer soms de drie technieken
• persuasieve brieven of mailings (AIDA)
• persbericht en krantenartikel (OPROLBAAR)
• beleidsnota (CHRONOLOGISCH)
• briefsoorten (vlgs BRIEFPATROON)
7
8. Zwakke schrijfstrategieën
p 139
• Vallen en opstaan
• Gelijk goed
• Doorbreien
• Standaardconstructies
• Wachten op inspiratie
• Tekstverwerker
8
9. Sterke schrijfstrategieën
p 140
• GESTRUCTUREERDE AANPAK
volgens fasen van creatief schrijfproces
• Verzamelstrategieën
• Verhelderingsstrategieën
• Berustingsstrategieën
9
10. • Hoe kunt u uw lezer overtuigen?
(Weg met kunnen!)
• Hoe overtuigt u lekker uw lezer?
• Hoe rijft u lezers binnen?
• Hoe grijpt u uw lezer bij de kraag?
• Grijp uw lezer bij de kraag!
Schrijf plastische werkwoordstijl i.p.v.
naamwoordstijl met adjectieven
Persuasieve tekst
11. Persuasieve tekst
• Informeren opiniëren overtuigen
instrueren
• Welke vorm? Zie p 92
• Beïnvloeden van overtuigingen, attitudes en
waarden beïnvloeden van GEDRAG
Info – emotie – recente gedrag als richtlijn
+ de subjectieve norm = wat anderen vinden
VORMING VAN ATTITUDES
11
12. Persuasieve tekst
Het A3-model p 95
LEZER NEEMT DRIE BESLISSINGEN
• Besteden ze Aandacht aan de tekst?
sluit aan bij voorkennis / kom met iets nieuws / verrassends
• Wegen ze de boodschap zorgvuldig Af?
op basis van argumenten en/of emotionele elementen
samenhangend&helder opgebouwd /getuigenis/halo/herkenning
• Accepteren ze het standpunt van de tekst?
12
13. Het A3-model - AANDACHT
TEKST = INTERESSANT ALS
• Sluit met nieuwe info aan bij voorkennis
• Spreek verwachtingen van de lezer tegen
• Speel in op gevolgen voor de lezer =
consequentiebetrokkenheid
• ‘Sluit aan bij’ / ‘druis niet in tegen’ wat lezer
heilig is = waardebetrokkenheid
• Opmerking: maak tekst interessant genoeg
om een leesinspanning te doen.
13
14. Het A3-model - AFWEGING
LEZER WIL ZEKERHEID OVER CORRECTE
ATTITUDE
• als onderwerp grote consequenties heeft
• als standpunt neutraal is (niet correct of incorrect)
Lezer moet HET MINSTE MOEITE doen
• als zijn voorkennis groot is
• als hij zeker wil zijn of zijn attitude correct is
14
15. Het A3-model - ACCEPTATIE
• Als lezer standpunt als correct evalueert
• Als hij de tekst systematisch verwerkt
• Als hij al een bestaande attitude heeft
tegenover onderwerp en dat oordeel
systematisch is verworven
JE HEBT GEEN INVLOED OP:
• stemming – context – intelligentie –
zelfvertrouwen van de lezer
15
16. Het A3-model en keuze van de
inhoud
INHOUD invloed op de drie beslissingen p100
• Aandacht als je interesse wekt door selectie van
de info en door de formulering
• Afweging als inhoud veel gewicht heeft en
weinig moeite vraagt
• Acceptatie als je ‘t kort houdt en aannemelijk
maakt dat een gevolg wenselijk/onwenselijk fear
appeal) is + waarschijnlijk is
16
17. Het A3-model: vuistregels voor
keuze van de inhoudp 102
• jouw geloofwaardigheid bij sterk imago
• geloofwaardige getuige (een testimonial)
• betrouwbare eigenschappen van je bron
• herkenning van de getuige als mens
• je geloofwaardigheid en die van de getuige
• de consensusidee
• laten voelen dat er veel argumenten zijn
• Ontkrachten van de ‘eigen-schuld-regel’
17
18. Inhoud persuasieve tekst
(p 103)
• Sprekende beschrijving product situatie, idee?
• Tonen verifieerbare feiten het gunstige voor
de lezer?
• Rationele argumenten in logische redenering?
• Ondersteunen emotionele elementen
rationele?
• Gezagsargument of testimonial: halo-effect?
• Op welke behoefte van lezer speel je in?
(Maslow) + schoonheid en humor 18
19. Opbouw persuasieve tekst (p 105)
• A Trek de Aandacht, wek met een herkenbare
situatie belangstelling.
• I Wek Interesse: laat aantrekkelijke, positieve
kanten zien, speel in op behoeften (Maslow) p 103 –
MARK p 104.
• D Stimuleer de wens en het verlangen (Desire), som
voordelen op, motiveer om het aanbod, de idee of
het standpunt te aanvaarden.
• A Zet aan tot Actie, besluitvorming, opinievorming.
• Attention – Interest – Desire - Action
19
20. FOLDER / FLYER – eerste indruk
p 113
• Heeft folder een aandachtstrekker op
het voorblad en hou je de aandacht
vast?
• Is de tekstingang positief?
• Staat er niet teveel tekst in de folder?
• Bestaat de folder uit tekstblokken? Zijn
er tussenkopjes? Vragen aan de lezer?
20
21. FOLDER / FLYER – OPBOUW
p 108 + 113
• Is de folder afwisselend opgebouwd?
• Bevat de folder pakkende slogans, een
kopregel en uitsmijter (pay-off)?
• Als de folder een reactie moet opleveren, zit
er dan een feedbackstimulus in?
• Bevat de folder de volledige adresgegevens
van de afzender? Het logo?
• Zijn de illustraties functioneel en
aansprekend?
21
22. FOLDER / FLYER – INHOUD- p 113
• Overtuigt de foldertekst? Hoe: beschrijving
/ervaring; rationeel /emotioneel?
• Is de folder lezergericht, komt hij tegemoet
aan de behoeften van de lezer?
• Zijn de grote lijn en de verbanden
duidelijk? Geeft de folder voldoende info
(5W's)?
• OEFENINGEN op foldertekst p. 146
22
23. FOLDER / FLYER – FORMULERING
p 112-113
• Is de folder toegankelijk voor de
doelgroep? Leesbaar geformuleerd?
• Is de stijl aantrekkelijk? Is er een passende
sfeerschepping?
• Spreekt de folder de lezer aan? Is de toon
persoonlijk of afstandelijk?
• Bevat de folder loze reclametaal, holle
kreten en slogans, etikettering?
• Is het taalgebruik correct en helder?
23
24. Persuasieve brief
• Wordt je Aandacht getrokken?
• Begrijp je brief meteen? LEESBAAR
• Voel je je aangesproken?
LEZERGERICHT & -VRIENDELIJK
• Wat overtuigt je om de boodschap Af te wegen?
PERSUASIEF
• Wat ga je doen of overwegen? Accepteer je het
standpunt of de boodschap? EFFECTIEF
24
25. 25
Inhoud persuasieve brief
• Sprekende beschrijving product, situatie,
idee?
• Tonen verifieerbare feiten, gunstig voor de
lezer?
• Rationele argumenten in logische redenering?
• Ondersteunen emotionele elementen
rationele?
• Gezagsargument of testimonial: halo-effect?
• Op welke behoefte v/d lezer speel je in?
26. 26
Opbouw persuasieve brief
• A Trek de Aandacht, wek met een herkenbare
situatie belangstelling.
• I Wek Interesse: laat aantrekkelijke, positieve
kanten zien, speel in op behoeften.
• D Stimuleer de wens en het verlangen (Desire),
som voordelen op, motiveer om het aanbod, de
idee of het standpunt te aanvaarden.
• A Zet aan tot Actie, besluitvorming,
opinievorming.
• Attention – Interest – Desire - Action