SlideShare a Scribd company logo
De diagnostiek van dementie in
de huisartsenpraktijk
LINK: aan te vullen
De diagnostiek van dementie in
de huisartsenpraktijk
Literatuurstudie ter voorbereiding van ontwikkeling
praktijkrichtlijn dementie
Michael BARELLI
Marlies DE BRANDT
Steven FLERACKERS
Thomas STULENS
Inhoud
1. Inleiding
2. Onderzoeksvragen
3. Methode
4. Resultaten
4.1 Detectie van een geheugenprobleem
4.2 Anamnese: diagnostische tests in de vorm van vragenlijsten
4.3 Heteroanamnese in de vorm van vragenlijsten
4.4 Technische onderzoeken in de diagnose van dementie
4.5 Differentiaal diagnose van dementie
4.6 Verwijzing naar de tweede lijn
5. Besluit
6. Discussie
1. Inleiding
1. Inleiding
Bron: http://www.dementie.be/home/sample-page/prevalentie/
1. Inleiding
Dementieplan Vlaanderen (2010 en update 2016) benadrukt
de rol van de huisarts wat betreft:
- Vroegtijdige herkenning van signalen
- Diagnose en zorgdiagnose
- Behandeling
- Opvolging
- In de toekomst: referentiearts?
1. Inleiding
• Opdracht vanuit dit dementieplan:
 Ontwikkelen praktijkrichtlijn voor de huisarts
• Opzet van dit seminariewerk:
 Voorbereidend literatuuronderzoek wb diagnostiek
In samenwerking met:
2. Onderzoeksvragen
 Detectie van een geheugenprobleem
 Wat zijn voor de huisarts signalen, rode vlaggen, symptomen,… die doen denken
aan een cognitieve stoornis?
 Welke hulpmiddelen heeft de huisarts ter beschikking voor het stellen van een
(vroeg)tijdige diagnose?
 Anamnese: anamnestische diagnostische tests
 Met welke anamnestische vragenlijsten kan de huisarts een klassieke anamnese
best aanvullen met het oog op het stellen van de diagnose van dementie?
 Heteroanamnese: heteroanamnestische tests
 Wat is de bijdrage van heteroanamnestische vragen(lijsten) in de diagnose van
dementie in de huisartsenpraktijk?
 Wat is de evidentie voor het gebruik van heteroanamnestische vragenlijsten?
 Technische onderzoeken
 Welke technische onderzoeken hebben een plaats in de diagnostische evaluatie
door de huisarts van een patiënt met het vermoeden van dementie?
 Differentieeldiagnose van dementie
 Hoe maakt de huisarts het onderscheid met andere oorzaken van cognitieve
achteruitgang?
 Welke ziektebeelden moeten in de differentiaal diagnostiek van dementie
worden opgenomen?
 Verwijzing naar de tweede lijn
 Wanneer en met welk doel verwijst de huisarts door naar de tweede lijn?
3. Methode
1. Screening en
inventarisering van
relevante richtlijnen
2. Beoordeling van de
richtlijnen met toetsing
aan de literatuur
3. Bruikbaarheid en
toepasbaarheid van de
aanbevelingen
4. Besluit
Richtlijnen
Organisatie/tijdschrift, publicatiedatum (land) Titel
Kwaliteitsinstituut voor Gezondheidszorg CBO,
2006 (Nederland) (7)
Richtlijn ‘Diagnostiek en medicamenteuze
behandeling van dementie’
National Institute for Health and Care
Excellence, 2006 (Verenigd Koninkrijk) (8)
Dementia: supporting people with dementia and
their carers in health and social care
European Federation of Neurological Societies,
2010 (Europa) (9)
EFNS guidelines for the diagnosis and
management of Alzheimer’s disease
Clinical Research Center for Dementia of South
Korea, 2011 (Zuid-Korea) (10)
Clinical practice guideline for dementia. Part I:
diagnosis & evaluation.
Nederlands Huisartsen Genootschap, 2016
(Nederland) (11)
NHG-Standaard Dementie
American Board of Family Medicine, 2012
(Verenigde Staten) (12)
Practical Guidelines for the Recognition and
Diagnosis of Dementia
Canadian Family Physician, 2014 (Canada) (13) Fourth Canadian Consensus Conference on the
Diagnosis and Treatment of Dementia:
Recommendations for family physicians
Duodecim, 2014 (Finland) (14) Klinische beoordeling van geheugenstoornis
(vertaald naar het Nederlands via EBMPracticeNet)
Hoge Gezondheidsraad, 2016 (België) (15) Dementia : Diagnosis, behaviour management,
ethical issues
Cognitive Decline Partnership Center, 2016
(Australië) (16)
Clinical Practice Guidelines and Principles of Care
for People with Dementia: Recommendations
Twee systematic reviews van richtlijnen:
- Ngo et al., 2015 (12 richtlijnen)
- Alevaro-Rodriguez et al., 2013 (6 richtlijnen)
Richtlijnen
Detectie van een
geheugenprobleem
Heteroanamnese
Anamnese
Differentiaal diagnose
Technische onderzoeken
Verwijzing naar de
tweede lijn
4. Resultaten
4.1 Detectie van een
geheugenprobleem
Wat zijn voor de huisarts signalen, rode
vlaggen en symptomen die doen denken aan
een cognitieve stoornis?
Welke hulpmiddelen heeft de huisarts ter
beschikking voor het stellen van een
(vroeg)tijdige diagnose?
Screening, case finding/vroege diagnose, tijdige
diagnose
Case
finding
Bron: http://www.alcove-project.eu/images/synthesis-report/AnnexA_Chapter_WP5_DIAGNOSIS_Exec-
Summary.pdf
Alarm-
signalen
4.1.1 screening en inventarisering van de richtlijnen
http://www.alcove-project.eu/images/synthesis-report/AnnexA_Chapter_WP5_DIAGNOSIS_Exec-
Summary.pdf
Risicofactoren
Niet-modificeerbaar Modificeerbaar
LEEFTIJD RF voor hart- en vaatziekten
Genetisch CVA
Vrouwelijke geslacht Chronische excessieve
alcoholconsumptie
Ziekte van Parkinson VG trauma capitis
Leermoeilijkheden (Depressie)
Lage scholing
= protectief effect aangetoond indien men
deze risicofactor controleert.
> 65 jaar
4.1.1 screening en inventarisering van de richtlijnen
Vroege symptomen en signalen van dementie
4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan
de literatuur
Cognitief BPSD Motorisch Demaskerende
gebeurtenis
Andere
Geheugen-
klachten
Apathie Loop- en
evenwichts-
stoornissen
Delier Frailty
↓ oriëntatie ∆ persoonlijk-
heid
Medicatie
opstarten
Onverklaard
gewichts-
verlies
Executive
dysfunction
Depressie ↓ zelf-
redzaamheid
Frequente
vistites
↓ Taal Angst
↓
visuospatieel
inzicht
Rode vlaggen:
• De Lepeleire et al, 1993 en 1998
Handvaten voor de aanpak van case-finding in de
huisartsenpraktijk
• Gemiddeld 2,4 jaar tussen eerste symptoom en contact met
huisarts
o ‘doctors delay’
o ‘patient delay’
4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan
de literatuur
Handvaten voor de aanpak van case-finding in de
huisartsenpraktijk
• Hulpmiddelen?
1. Educatie van huisartsen
- Literatuur: systematic review van Mukadam et al. en twee Nederlandse RCT’s (Perry et al. en van den Dungen
et al.)  effect van educationele interventies op de tijdige diagnostiek van dementie.
- Conclusie: educatieprogramma’s...
- Verhogen de alertheid voor signalen van dementie
- Verhoging van aantal diagnoses onduidelijk (maar één RCT kon dit aantonen)
2. Toetslijsten
1. OLD-schaal
2. Niet-pluisindex
3. Signaallijsten
4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan
de literatuur
Niet-gevalideerd !
4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan
de literatuur
• Vroegdetectie en tijdige diagnose = voordelig
• Alertheid vereist voor:
o Vroege signalen = zeer divers en individueel
o Risicofactoren
• Barrières overkomen:
o Educatie van huisartsen  ↑ alertheid ↑ # diagnoses
o Hulpmiddelen voor de huisarts: OLD, signaallijsten, niet-
pluisindex
4.1.3. Besluit
Detectie van een
geheugenprobleem
HeteroanamneseAnamnese
Differentiaal diagnose
Technische onderzoeken
Verwijzing naar de
tweede lijn
Rode vlaggen
- Cognitief
- psychologisch/psychiatrisch
- Motorisch
- demaskerende gebeurtenissen
Educatie huisartsen
Hulpmiddelen:
- OLD-schaal
- Signaallijsten
- Niet-pluisindex
4.2. Anamnese
Met welke anamnestische vragenlijsten kan de huisarts een
klassieke anamnese best aanvullen met het oog op het
stellen van de diagnose van dementie?
4.2. Anamnese
Start met een klassieke anamnese:
• Oriëntatiefase (ICE)
• Inventarisatie van de klacht(en)
• Andere klachten?
• Persoonlijke en familiale VG
• Medicatie
• Levensstijl
• Zelfredzaamheid (ADL/I-ADL)
Vul vervolgens de anamnese aan met specifieke
vragenlijsten/cognitieve testen.
4.2.1 screening en inventarisering van de
richtlijnen
Richtlijn Aanbeveling rond screening Aanbeveling rond cognitieve testen Aanbeveling rond neuropsychologische testing
NHG standaard 2012 (Nederland) Neen MMSE of CDT Aanvullende diagnostiek bij twijfel
Richtlijn CBO, ntvg 2006 (Nederland) / Niet gespecifieerd Aanvullende diagnostiek bij twijfel
Adviesrapport Hoge Gezondheidsraad
2016 (België)
Neen, enkel targeted screening MMSE, 5-word test, clockdrawing test, BREF, MOCA, ACE en
ACE-R, MiniCog, 6-CIT, GPCOG, 7-min screen
Als aanvullende diagnostiek beschreven en noodzakelijk op
‘turning pointes’ van de ziekte
Duodecim richtlijn 2014 (Finland) Neen CERAD , CDR, GDS-Fast beoordeling van arbeidsongeschiktheid of revalidatie,
differentiaaldiagnostiek, wettelijke bekwaamheid i
CDPC richtlijn 2016 (Australië) Neen MMSE Bij twijfel
Canadian Consensus Conference 2014
(Canada)
/ NINCDS-ADRDA criteria /
NICE guideline 2006 (Groot-Brittanië) Neen MMSE of alternatieven zoals de 6-CIT, de GPCOG, en de 7min-
screentest.
Bij twijfel of milde dementie
EFNS guideline 2010 (Europees) / Niet gespecifieerd Bij twijfel of vroege vormen
American Board of Family Medicine 2012
(USA)
/ MMSE, MiniCog, MOCA /
NGC 2011 (Zuid-Korea) / Niet gespecifieerd Differentieeldiagnostisch of voor subtypering
???
4.2.1 Beoordeling van de richtlijnen met
toetsing aan de literatuur
4.2.2. Beoordeling van de richtlijnen met
toetsing aan de literatuur
4.2.2. Beoordeling van de richtlijnen met
toetsing aan de literatuur
4.2.2. Beoordeling van de richtlijnen met
toetsing aan de literatuur
4.2.3. Bruikbaarheid en toepasbaarheid van de
aanbevelingen
4.2.3. Bruikbaarheid en toepasbaarheid van
de aanbevelingen
Resultaten:
 de GPCOG, de MIS en de Mini-Cog voldeden aan alle of de
meeste van de criteria:
 peiling naar het korte termijn geheugen
 zij hebben goede tot uitstekende psychometrische
eigenschappen
 vragen slechts 5 minuten of minder om afgenomen te worden
 alle drie een beperkte of zelfs geen bias voor taal, cultuur of
educatieniveau
 zijn ze gratis verkrijgbaar.
4.2.3. Bruikbaarheid en toepasbaarheid van
de aanbevelingen
• Ook andere studies bevestigen dit:
o Brodaty et al, 2006
o Lorentz et al, 2002
• CAVE: zij wijzen wel alle drie op het belang van extra
praktijkgerichte interventietrials om de effecten en
toepasbaarheid van deze testen beter te evalueren.
Detectie van een
geheugenprobleem
HeteroanamneseAnamnese
Differentiaal diagnose
Technische onderzoeken
Verwijzing naar de
tweede lijn
Klassieke
anamnese:
symptomen,
medicatie,
VG,
levensstijl
Anamnestische
vragenlijst/cognitieve
testen zoals GPCOG,
Mini-Cog, MIS als
alternatief voor MMSE
Nood aan verdere validatie en
standaardisatie van deze testen
Rode vlaggen
- Cognitief
- psychologisch/psychiatrisch
- Motorisch
- demaskerende gebeurtenissen
Educatie huisartsen
Hulpmiddelen:
- OLD-schaal
- Signaallijsten
- Niet-pluisindex
4.3 Heteroanamnese
• Wat is de bijdrage van heteroanamnestische vragen(lijsten)
in de diagnose van dementie in de huisartsenpraktijk?
• Wat is de evidentie voor het gebruik van
heteroanamnestische vragenlijsten?
4.3.1. screening en inventarisering van de
richtlijnen
• Richtlijnen
o Belangrijke plaats in diagnostiek
• Tijdsverloop, gedragsveranderingen, functionele achteruitgang,
sociaal netwerk, ondersteuning...
o Geen consensus over vragenlijsten
4.3.1. screening en inventarisering van de
richtlijnen
Richtlijn Cognitie ADL en I-ADL BPSD
National Institute for Health and
Care Excellence, 2006 (Verenigd
Koninkrijk) (22)
IQCODE Bristol Activities of
Daily Living Scale
/
European Federation of
Neurological Societies, 2010
(Europa) (18)
The Blessed Roth Dementia Scale,
IQCODE, AD8
Disability
Assessment for
Dementia, Bristol
Activities of Daily
Living Scale
CERAD-BRSD, NPI
Nederlands Huisartsen
Genootschap, 2012 (Nederland)
(20)
IQCODE-N (I)ADL NPI
American Board of Family
Medicine, 2012 (Verenigde
Staten) (23)
AD8 (I)ADL NPI
Hoge Gezondheidsraad, 2016
(België) (24)
IQCODE? FRAIL, (I)ADL NPI
4.3.1. screening en inventarisering van de
richtlijnen
• Systematic reviews (Ngo et al, 2015 en Alevaro-Rodriguez
et al, 2013)
o Geen aanbevelingen ivm heteroanamnese
4.3.2. Beoordeling van de richtlijnen met
toetsing aan de literatuur
• IQCODE
o Harrison JK et al, 2014
• Geen aanbeveling van gebruik
o Meta-analyse van Jackson et al, 2013
• Resultaten waren niet conclusief
• AD8
o 3 studies
Razavi et al, 2014
4.3.3. Besluit
• Onduidelijkheid plaats heteroanamnestische testen
o Welke test is de beste?
o IQcode vertaald, AD8 niet
• Beperkte literatuur en resultaten over bruikbaarheid en
meerwaarde
• Heteroanamnese op zich heeft wel plaats in diagnostiek
 cognitieve heteroanamnestische testen voorlopig geen
standaard deel van diagnostiek
Detectie van een
geheugenprobleem
HeteroanamneseAnamnese
Differentiaal diagnose
Technische onderzoeken
Verwijzing naar de
tweede lijn
Klassieke
anamnese:
symptomen,
medicatie,
VG,
levensstijl
Anamnestische
vragenlijst/cognitieve
testen zoals GPCOG,
Mini-Cog, MIS als
alternatief voor MMSE
Nood aan verdere validatie en
standaardisatie van deze testen
Diagnostische
heteroanamnestische
testen
Evaluatie gedrags- en
psychische problemen
via vragenlijsten zoals
NPI
Zorgdiagnose
adhv FRAIL, I-
ADL, ADL zowel
in anamnese als
heteroanmnese
Nood aan verder onderzoek wb
plaats in ziektediagnose
Rode vlaggen
- Cognitief
- psychologisch/psychiatrisch
- Motorisch
- demaskerende gebeurtenissen
Educatie huisartsen
Hulpmiddelen:
- OLD-schaal
- Signaallijsten
- Niet-pluisindex
4.4. Technische onderzoeken
Welke technische onderzoeken hebben een plaats in de
diagnostische evaluatie door de huisarts van een patiënt met
het vermoeden van dementie?
4.4. Technische onderzoeken
• Waarom TO?
o Behandelbare oorzaak?
o Comorbiditeiten
o Factoren opsporen met impact op prognose of
behandeling
4.4. Technische onderzoeken
• Laboratoriumtesten op een veneus bloedstaal of op urine
• Structurele beeldvorming:
o MRI
o CT
• Functionele beeldvorming:
o FDG-PET
o Amyloïd-PET
o SPECT
o Functionele MRI
• Andere onderzoeken: genetische testen, biopsie, elektro-
encefalografie (EEG), onderzoek van cerebrospinaal vocht
(CSF)
Tabel 2: Overzicht van de aanbevelingen van de richtlijnen betreffende de laboratoriumwaarden
Test Richtlijn
CBO, ntvg
2006
(Nederland)
NICE
guideline
2006
(Groot-
Brittanië)
EFNS
guideline
2010
(Europees
)
NGC
2011
(Zuid-
Korea)
NHG
standaard
2012
(Nederland)
American
Board of
Family
Medicine
2012 (USA)
Canadian
Consensus
Conference
2014
(Canada)
Duodecim
richtlijn
2014
(Finland)
Adviesrapport
Hoge
Gezondheidsraa
d 2016 (België)
CDPC
richtlijn
2016
(Australië)
CBC + + + + + + + +
BSE + + +
Na+ i + + i + + +
K+ i + + i + + +
Cl-
+ + + + +
Ca2+
+ + + +
Vitamine
B12
i + + + i + + +
Vitamine B1
en B6
i i
Foliumzuur i + + + i + +
Glucose + + + + + + + +
Leverfunctie + + + + + +
Nierfunctie + + + + + + + +
TSH + + + + + + + +
Homocysteïne
HIV i i + i
Syfilis i i + i
Lyme i
Urineonderzoek i + i i
+ : Specifiek aanbevolen om steeds te testen; i = Enkel testen op indicatie; CBC: complete blood count (Witte
bloedcellen, Rode bloedcellen, Hemoglobine, Hematocriet, Bloedplaatjes); BSE: erytrocytbezinkingssnelheid Na+:
Natrium; K+: Kalium; Cl-: Chloor; Ca2+: Calcium; TSH: Thyreoïdstimulerend hormoon; HIV: Humaan
immunodeficiëntievirus
Technische onderzoeken: structurele
beeldvorming
• Eenmalige evaluatie bij elke patiënt met een dementieel
syndroom
• Uitzondering: wanneer door de clinicus onnodig wordt
geacht
• Ofwel een CT, ofwel een MRI
• Literatuur? Geen conclusief antwoord
• Specialistisch advies bij interpreteren van resultaten
Technische onderzoeken: voor huisarts of
specialist?
Voor huisarts of specialist?
• Bloedname:
o Huisarts kent laatste bloeduitslagen en medische VG
o Huisarts ziet de patiënt makkelijk en snel terug
• Structurele beeldvorming
o Aanvraag door huisarts; interpretatie samen met
specialist?
Detectie van een
geheugenprobleem
HeteroanamneseAnamnese
Differentiaal diagnose
Technische onderzoeken
Verwijzing naar de
tweede lijn
Klassieke
anamnese:
symptomen,
medicatie,
VG,
levensstijl
Anamnestische
vragenlijst/cognitieve
testen zoals GPCOG,
Mini-Cog, MIS als
alternatief voor MMSE
Nood aan verdere validatie en
standaardisatie van deze testen
Diagnostische
heteroanamnestische
testen
Evaluatie gedrags- en
psychische problemen
via vragenlijsten zoals
NPI
Zorgdiagnose
adhv FRAIL, I-
ADL, ADL zowel
in anamnese als
heteroanmnese
Nood aan verder onderzoek wb
plaats in ziektediagnose
Laboratoriumtesten Beeldvorming
WBC, RBC, Htc, Hb, BP,
glucose, lever- en
nierfunctie, TSH,
elektrolyten, VitB12, FZ
Rode vlaggen
- Cognitief
- psychologisch/psychiatrisch
- Motorisch
- demaskerende gebeurtenissen
Educatie huisartsen
Hulpmiddelen:
- OLD-schaal
- Signaallijsten
- Niet-pluisindex
4.5. Differentiaal diagnose
Hoe maakt de huisarts het onderscheid met andere oorzaken
van cognitieve achteruitgang?
Welke ziektebeelden moeten in de differentiaal diagnostiek
van dementie worden opgenomen?
4.5.1. Differentiaal diagnose
• In de eerste plaats klinisch-anamnestisch
o Grondige anamnese
o Lichamelijk onderzoek
o Cognitieve test, heteroanamnese, technische
onderzoeken
4.5.1. Differentiaal diagnose
• Delirium
• Depressie
• Normale vergeetachtigheid, milde cognitieve achteruitgang
• Toxische stoffen, geneesmiddelen
• Sensorische beperkingen
• Andere psychiatrische of neurologische aandoeningen
Opgelet: Comorbiditeit?
Tabel: vergelijking tussen de verschillende klinische kenmerken
Klinisch kenmerk Delirium Dementie Depressie
Begin Abrupt, acuut (in uren tot
dagen)
Traag, sluipend, vaak laat
herkend (in maanden tot
jaren)
Variabel, meestal geleidelijk
in enkele weken
Beloop Diurne fluctuaties van de
symptomen, meestal erger ’s
avonds of ‘s nachts
Chronisch progressief, geen
diurn patroon
Variabel, meestal erger ‘s
ochtends
Bewustzijn Gedaald of hyperalert Helder bewustzijn in het
beginstadium
Ongestoord, helder
Aandacht Aangetast, fluctuerend Ongestoorde aandacht in het
beginstadium
Kan gedaald zijn door
interesseverlies
Oriëntatie Meestal aangetast,
fluctuerend
Kan gestoord zijn afhankelijk
van subtype en ernst
Ongestoord, helder
Geheugen Kortetermijngeheugen
aangetast
Korte- en
langetermijngeheugen
aangetast
Selectief gestoord (door
tekort aan aandacht,
interesse of concentratie)
Denkproces Incoherent, gedesorganiseerd Verarmd, moeite met abstract
begrip
Intact doch met een
ondertoon van hopeloosheid
en hulpeloosheid
Perceptie Frequent vluchtige wanen of
hallucinaties
Normale perceptie in het
beginstadium
Normale perceptie (tenzij
psychotische depressie)
Spraak Incoherent Afasie, afhankelijk van ernst
en subtype
Normale spraak doch kan
vertraagd zijn
Psychomotoor gedrag Variabel: hypokinesie,
hyperkinesie, kan afwisselen
Meestal normaal Variabel
Beoordeling van cognitie Snel afgeleid, maakt
daardoor veel fouten
Heeft moeite om op een
correct antwoord te komen
Fouten eerder door tekort
aan motivatie, antwoordt
vaak met ‘ik weet het niet’
4.5.2. Beoordeling van de richtlijnen met
toetsing aan de literatuur
• Gestructureerd aanpak en klinisch relevant denkkader
helpt om complexe medische problemen te evalueren
o Voorbeeld hiervan bij CFFM: systematisch 7 stappen
1. Is het een delier?
2. Is het een depressie?
3. Reversibele oorzaak m.b.v. TO?
4. MCI of normale veroudering?
5. Subtype van dementie?
6. Aanpak?
7. Impact rijvaardigheid?
Detectie van een
geheugenprobleem
HeteroanamneseAnamnese
Differentiaal diagnose
Technische onderzoeken
Verwijzing naar de
tweede lijn
Klassieke
anamnese:
symptomen,
medicatie,
VG,
levensstijl
Anamnestische
vragenlijst/cognitieve
testen zoals GPCOG,
Mini-Cog, MIS als
alternatief voor MMSE
Nood aan verdere validatie en
standaardisatie van deze testen
Diagnostische
heteroanamnestische
testen
Evaluatie gedrags- en
psychische problemen
via vragenlijsten zoals
NPI
Zorgdiagnose
adhv FRAIL, I-
ADL, ADL zowel
in anamnese als
heteroanmnese
Nood aan verder onderzoek wb
plaats in ziektediagnose
Laboratoriumtesten Beeldvorming
WBC, RBC, Htc, Hb, BP,
glucose, lever- en
nierfunctie, TSH,
elektrolyten, VitB12, FZ
Delier, depressie, MCI, intoxicatie,
sensorische beperking, andere
psychiatrische of neurologische
aandoeningen, metabole stoornis,
infectie
Gestructureerde denkkaders
of vergelijkende tabellen
raadplegen bij twijfel
Rode vlaggen
- Cognitief
- psychologisch/psychiatrisch
- Motorisch
- demaskerende gebeurtenissen
Educatie huisartsen
Hulpmiddelen:
- OLD-schaal
- Signaallijsten
- Niet-pluisindex
4.6. Verwijzing
Wanneer en met welk doel verwijst de huisarts door naar
de tweede lijn?
4.6. Verwijzing naar de tweede lijn
Patiënt en
mantelzorger
Huisarts
Tweede lijn
neuroloog
(psycho-)geriater
(geronto-)psychiater
polykliniek
???
4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen
omtrent verwijzing naar de tweede lijn
Verwijzing
noodzakelijk
voor
subtypering
CBO
(NL)
NICE
(UK)
Canadian
Family
Practice
Clinical
Research
Center for
Dementia
(Zuid-Korea)
NHG
(NL)
Cognitive
Decline
Partnership
Center
(Australië)
Systematic
review van
Ngo et al,
2015
4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen
omtrent verwijzing naar de tweede lijn
NHG specifieert:
• Alzheimer dementie en vasculaire dementie
 verwijzing NIET nodig
• Parkinsondementie, Lewy-Body-dementie, frontotemporale
dementie of patiënten van 65 jaar of jonger
 verwijzing WEL nodig
4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen
omtrent verwijzing naar de tweede lijn
Bevindingen tijdens
(hetero)anamnese, lichamelijk
onderzoek of vragenlijsten
DD
Parkinsonisme PD, LBD
Relatief licht of laat gestoord geheugen ten opzichte
van de andere aanwezige cognitieve stoornissen
PD, LBD, FTD
Aandachtsstoornis met fluctuaties in ernst LBD (dd delier)
Vroeg in beloop: psychiatrische symptomen zoals
(met name visuele) hallucinaties, wanen, of
depressie of angststoornis
LBD, PD
Vroeg in beloop: achteruitgang in sociaal of
beroepsmatig functioneren, nieuwe
persoonlijkheids- of gedragsstoornis, emotionele
vlakheid zonder anhedonie of verdriet
FTD
Breed gangspoor en verhoogde mictiedrang of
incontinentie
NPH
4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen
omtrent verwijzing naar de tweede lijn
Andere redenen voor verwijzing (< NICE, Duodecim):
• milde symptomen die duiden op een beginnende dementie
• atypische klinische kenmerken
• de oorzaak van de geheugenstoornis blijft onduidelijk
• beoordeling van de arbeidsgeschiktheid
• beoordeling van de rijgeschiktheid indien nodig
• beoordeling van de juridische handelingsbekwaamheid indien nodig
• gedragssymptomen refractair aan de behandeling
• problematische situaties
• of noodzaak tot verwijzing volgens de arts
• nood aan opstart behandeling waar de huisarts niet vertrouwd mee is
4.6.2. Beoordeling van de richtlijnen met
toetsing aan de literatuur
• Van Hout et al, 2000: cross-sectionele studie diagnostiek
HA vs geheugenkliniek
 76% van de diagnoses van dementie kwamen overeen
 wanneer er een onderscheid gemaakt moest worden in
subtype kwamen slechts 53% van de diagnoses
overeen
4.6.3. Besluit omtrent verwijzing naar de
tweede lijn
Patiënt en
mantelzorger
Huisarts
Tweede lijn
Basisdiagnostiek:
syndroomdiagnose
- (hetero)anamnese
- KOZ
- Labo
- (beeldvorming)
Subtypering
Andere redenen
- Milde
symptomen
- Atypische
symptomen
- Rijgeschiktheid
- …
5. Besluit
Detectie van een
geheugenprobleem
HeteroanamneseAnamnese
Differentiaal diagnose
Technische onderzoeken
Verwijzing naar de
tweede lijn
Klassieke
anamnese:
symptomen,
medicatie,
VG,
levensstijl
Anamnestische
vragenlijst/cognitieve
testen zoals GPCOG,
Mini-Cog, MIS als
alternatief voor MMSE
Nood aan verdere validatie en
standaardisatie van deze testen
Diagnostische
heteroanamnestische
testen
Evaluatie gedrags- en
psychische problemen
via vragenlijsten zoals
NPI
Zorgdiagnose
adhv FRAIL, I-
ADL, ADL zowel
in anamnese als
heteroanmnese
Nood aan verder onderzoek wb
plaats in ziektediagnose
Laboratoriumtesten Beeldvorming
WBC, RBC, Htc, Hb, BP,
glucose, lever- en
nierfunctie, TSH,
elektrolyten, VitB12, FZ
Delier, depressie, MCI, intoxicatie,
sensorische beperking, andere
psychiatrische of neurologische
aandoeningen, metabole stoornis,
infectie
Gestructureerde denkkaders
of vergelijkende tabellen
raadplegen bij twijfel
Noodzakelijk
voor subtypering
Andere redenen:
atypische presentatie,
rijvaardigheid,…
Rode vlaggen
- Cognitief
- psychologisch/psychiatrisch
- Motorisch
- demaskerende gebeurtenissen
Educatie huisartsen
Hulpmiddelen:
- OLD-schaal
- Signaallijsten
- Niet-pluisindex
Kernboodschappen (1)
• De eerste signalen van cognitief verval verschillen sterk interindividueel. Hoe
en wanneer de rode vlaggen worden opgemerkt kadert binnen de specifieke
arts-patiëntrelatie (level of evidence 4).
• Opkomende evidentie geeft aan dat educatie van huisartsen omtrent het
thema dementie de alertheid voor vroege symptomen verhoogd en
diagnose van dementie hierdoor vroeger gesteld kan worden (level of
evidence 3a).
• Bij een vermoeden van dementie vult men de klassieke anamnese best aan
met een cognitieve test. De MMSE is in Vlaanderen de meest gebruikte
cognitieve test maar andere testen zoals de GPCOG, Mini-Cog en de MIS
hebben op het vlak van evidence en toepasbaarheid een beter profiel (level
of evidence 4).
Kernboodschappen (2)
• Er ontbreekt voldoende evidence voor het gebruik van een
specifieke heteroanamnestische vragenlijst om het
dementieel syndroom zelf vast te stellen (level
of evidence 4).
• De evaluatie van de differentiaal diagnose is in de eerste
plaats klinisch-anamnestische van aard (level
of evidence 2).
• Standaardlaboratoriumonderzoek is steeds aanbevolen
binnen de diagnostiek van dementie in de eerste lijn (level
of evidence 5).
Kernboodschappen (3)
• Ook structurele beeldvorming in de vorm van een CT of
een MRI wordt minstens eenmaal aanbevolen bij de
diagnostische evaluatie (level of evidence 3a), maar er
bestaat momenteel nog discussie of dit binnen de eerste-
of tweedelijnszorg kadert.
• De huisarts is in staat de syndroomdiagnose van dementie
te stellen maar dat hij doorverwijst naar de tweede lijn voor
een subtypering binnen het dementieel syndroom of met
een andere specifieke vraag zoals controle van de
rijgeschiktheid, nazicht van een atypische presentatie,...​
(level of evidence 4).
6. Discussie
What’s next…
1. Nood aan verdere validatie en
standaardisatie van de testen
2. Nood aan praktijkgerichte studies
voor meer evidence rond de
diagnostiek van dementie
3. Level of evidence  GRADE
4. Verderzetten procedure EBM
PracticeNet
5. Rekening houden met de
terugbetalingsvoorwaarden?
Dank voor jullie
aandacht!
Vragen???
Bibliografie
• 1. Dementia: WHO; 2016 [Available from: http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs362/en/.
• 2. Geactualiseerd dementieplan Vlaanderen 2016 – 2019 “Samen verder bouwen aan een dementievriendelijk Vlaanderen”. Brussels: Strategische
adviesraad welzijn-gezondheid-gezin; 2016.
• 3. Dekker N, Habraken H. Herziening richtlijnen eerste lijn: Handboek voor partners betrokken bij de herziening van richtlijnen volgens format
EBMPracticeNet.be. 2016.
• 4. Ngo J, Holroyd-Leduc JM. Systematic review of recent dementia practice guidelines. Age Ageing. 2015 Jan;44(1):25-33. PubMed PMID: 25341676. Epub
2014/10/22. eng.
• 5. Arevalo-Rodriguez I, Pedraza OL, Rodríguez A, Sánchez E, Gich I, Solà I, et al. Alzheimer's disease dementia guidelines for diagnostic testing: a
systematic review. Am J Alzheimers Dis Other Demen. 2013 Mar;28(2):111-9. PubMed PMID: 23288575. Epub 2013/01/02. eng.
• 6. Levels of Evidence: Oxford Centre for Evidence-based Medicine; 2009 [Available from: http://www.cebm.net/oxford-centre-evidence-based-medicine-
levels-evidence-march-2009/.
• 7. Richtlijn diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie. Utrecht: Nederlandse Vereniging Voor Klinische Geriatrie; 2012.
• 8. NICE. Dementia: A NICE-SCIE Guideline on Supporting People With Dementia and Their Carers in Health and Social Care. Leicester (UK): British
Psychological Society; 2007.
• 9. Hort J, O'Brien JT, Gainotti G, Pirttila T, Popescu BO, Rektorova I, et al. EFNS guidelines for the diagnosis and management of Alzheimer's disease. Eur J
Neurol. 2010 Oct;17(10):1236-48. PubMed PMID: 20831773. eng.
• 10. Clinical Practice Guideline For Dementia Part 1: Diagnosis & Evaluation. Clinical Research Centre for Dementia of South Korea; 2011.
• 11. Moll van Charante E, Perry M, Vernooij-Dassen M, Boswijk D, Stoffels J, Achthoven L, et al. NHG-Standaard Dementie (derde herziening). 2016.
• 12. Galvin JE, Sadowsky CH, NINCDS-ADRDA. Practical guidelines for the recognition and diagnosis of dementia. J Am Board Fam Med. 2012 2012 May-
Jun;25(3):367-82. PubMed PMID: 22570400. eng.
• 13. Moore A, Patterson C, Lee L, Vedel I, Bergman H, Dementia CCCotDaTo. Fourth Canadian Consensus Conference on the Diagnosis and Treatment of
Dementia: recommendations for family physicians. Can Fam Physician. 2014 May;60(5):433-8. PubMed PMID: 24829003. PMCID: PMC4020644. eng.
• 14. Erkinjuntti T. Geheugenklachten, milde cognitieve stoornissen en dementie (vertaald). EBMpracticenet: Duodecim medical publications; 2014.
• 15. Baeyens J, Bier J. Dementia: diagnosis, behaviour management, ethical issues. Brussels: Superiour Health Council; 2016.
Bibliografie
• 16. Dyer SM, Laver K, Pond CD, Cumming RG, Whitehead C, Crotty M. Clinical practice guidelines and principles of care for people with dementia in
Australia. Aust Fam Physician. 2016 Dec;45(12):884-9. PubMed PMID: 27903038. eng.
• 17. Cordell CB, Borson S, Boustani M, Chodosh J, Reuben D, Verghese J, et al. Alzheimer's Association recommendations for operationalizing
the detection of cognitive impairment during the Medicare Annual Wellness Visit in a primary care setting. Alzheimers Dement. 2013 Mar;9(2):141-50.
PubMed PMID: 23265826. Epub 2012/12/20. eng.
• 18. Borson S, Frank L, Bayley PJ, Boustani M, Dean M, Lin PJ, et al. Improving dementia care: the role of screening and detection of cognitive
impairment. Alzheimers Dement. 2013 Mar;9(2):151-9. PubMed PMID: 23375564. PMCID: PMC4049530. Epub 2013/01/30. eng.
• 19. Stephan BC, Brayne C. Risk factors and screening methods for detecting dementia: a narrative review. J Alzheimers Dis. 2014;42 Suppl 4:S329-
38. PubMed PMID: 25261451. eng.
• 20. Brooker D, La Fontaine J, Evans S, Bray J, Saad K. Public health guidance to facilitate timely diagnosis of dementia: ALzheimer's COoperative
Valuation in Europe recommendations. Int J Geriatr Psychiatry. 2014 Jul;29(7):682-93. PubMed PMID: 24458456. Epub 2014/01/24. eng.
• 21. Iliffe S, De Lepeleire J, Van Hout H, Kenny G, Lewis A, Vernooij-Dassen M, et al. Understanding obstacles to the recognition of and response to
dementia in different European countries: a modified focus group approach using multinational, multi-disciplinary expert groups. Aging Ment Health. 2005
Jan;9(1):1-6. PubMed PMID: 15841826. eng.
• 22. Novella J. Gérontologie et Société. 22 ter rue des Volontaires – 75015 Paris2009. 348 p.
• 23. Fox C, Lafortune L, Boustani M, Brayne C. The pros and cons of early diagnosis in dementia. Br J Gen Pract. 2013 Jul;63(612):e510-2. PubMed
PMID: 23834890. PMCID: PMC3693810. eng.
• 24. 10 Early Signs and Symptoms of Alzheimer's The Alzheimer's Association [Available from: http://www.alz.org/10-signs-symptoms-alzheimers-
dementia.asp.
• 25. Gauthier S, Patterson C, Chertkow H, Gordon M, Herrmann N, Rockwood K, et al. 4th Canadian Consensus Conference on the Diagnosis and
Treatment of Dementia. Can J Neurol Sci. 2012 Nov;39(6 Suppl 5):S1-8. PubMed PMID: 23073396. eng|fre.
• 26. Iliffe S, Manthorpe J, Eden A. Sooner or later? Issues in the early diagnosis of dementia in general practice: a qualitative study. Family Practice.
2003 AUG 2003;20(4):376-81. PubMed PMID: WOS:000184714200007. English.
• 27. De Lepeleire JA, Heyrman J, Baro F, Buntinx F, Lasuy C. How do general practitioners diagnose dementia? Fam Pract. 1994 Jun;11(2):148-52.
PubMed PMID: 7958577. eng.
Bibliografie
• 28. De Lepeleire J, Heyman J, Buntinx F. The early diagnosis of dementia: triggers, early signs and luxating events. Fam Pract. 1998 Oct;15(5):431-6. PubMed PMID:
9848429. eng.
• 29. Chrisp TA, Tabberer S, Thomas BD, Goddard WA. Dementia early diagnosis: triggers, supports and constraints affecting the decision to engage with the health
care system. Aging Ment Health. 2012;16(5):559-65. PubMed PMID: 22360880. Epub 2012/02/24. eng.
• 30. Werner P, Goldstein D, Karpas DS, Chan L, Lai C. Help-seeking for dementia: a systematic review of the literature. Alzheimer Dis Assoc Disord. 2014 2014 Oct-
Dec;28(4):299-310. PubMed PMID: 25321607. eng.
• 31. Perry M, Drasković I, van Achterberg T, Borm GF, van Eijken MI, Lucassen P, et al. Can an EASYcare based dementia training programme
improve diagnostic assessment and management of dementia by general practitioners and primary care nurses? The design of a randomised controlled trial.
BMC Health Serv Res. 2008 Apr;8:71. PubMed PMID: 18384675. PMCID: PMC2391160. Epub 2008/04/02. eng.
• 32. E. D. Zorg voor Veilig module. Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik; 2011.
• 33. Mukadam N, Cooper C, Kherani N, Livingston G. A systematic review of interventions to detect dementia or cognitive impairment. Int J Geriatr
Psychiatry. 2015 Jan;30(1):32-45. PubMed PMID: 25132209. Epub 2014/08/03. eng.
• 34. Perry M, Drašković I, Lucassen P, Vernooij-Dassen M, van Achterberg T, Rikkert MO. Effects of educational interventions on primary dementia
care: A systematic review. Int J Geriatr Psychiatry. 2011 Jan;26(1):1-11. PubMed PMID: 21157845. eng.
• 35. van den Dungen P, Moll van Charante EP, van de Ven PM, van Marwijk HW, van der Horst HE, van Hout HP. Case Finding of Mild Cognitive
Impairment and Dementia and Subsequent Care; Results of a Cluster RCT in Primary Care. PLoS One. 2016;11(6):e0156958. PubMed PMID: 27310616.
PMCID: PMC4910994. Epub 2016/06/16. eng.
• 36. A. J. Betere detectie van dementie. Huisarts & Wetenschap. 2008.
• 37. G. G. Niet-pluisindex. 2007.
• 38. Despriet D, Van de Putte E, Van Eecke H. Hoe handelt de Vlaamse huisarts bij dementie? : KULeuven; 2016.
• 39. Moyer VA, Force USPST. Screening for cognitive impairment in older adults: U.S. Preventive Services Task Force recommendation statement.
Ann Intern Med. 2014 Jun;160(11):791-7. PubMed PMID: 24663815. eng.
• 40. Adelman AM, Daly MP. Initial evaluation of the patient with suspected dementia. Am Fam Physician. 2005 May;71(9):1745-50. PubMed PMID:
15887453. eng.
Bibliografie
• 41. Milne A, Culverwell A, Guss R, Tuppen J, Whelton R. Screening for dementia in primary care: a review of the use, efficacy and quality of measures. Int
Psychogeriatr. 2008 Oct;20(5):911-26. PubMed PMID: 18533066. Epub 2008/06/05. eng.
• 42. Mitchell AJ. A meta-analysis of the accuracy of the mini-mental state examination in the detection of dementia and mild cognitive impairment. J Psychiatr Res. 2009
Jan;43(4):411-31. PubMed PMID: 18579155. Epub 2008/06/24. eng.
• 43. Jacova C, Kertesz A, Blair M, Fisk JD, Feldman HH. Neuropsychological testing and assessment for dementia. Alzheimers Dement. 2007
Oct;3(4):299-317. PubMed PMID: 19595951. eng.
• 44. Villarejo A, Puertas-Martín V. [Usefulness of short tests in dementia screening]. Neurologia. 2011 Sep;26(7):425-33. PubMed PMID: 21345539.
Epub 2011/02/22. spa.
• 45. Brodaty H, Low LF, Gibson L, Burns K. What is the best dementia screening instrument for general practitioners to use? Am J Geriatr Psychiatry.
2006 May;14(5):391-400. PubMed PMID: 16670243. eng.
• 46. Lorentz WJ, Scanlan JM, Borson S. Brief screening tests for dementia. Can J Psychiatry. 2002 Oct;47(8):723-33. PubMed PMID: 12420650. eng.
• 47. Schoenmakers B, De Lepeleire J. Dementie. Belgium: Uitgeverij Acco; 2011. 76 p.
• 48. Harrison JK, Fearon P, Noel-Storr AH, McShane R, Stott DJ, Quinn TJ. Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) for
the diagnosis of dementia within a general practice (primary care) setting. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Jul(7):CD010771. PubMed PMID: 24990271.
Epub 2014/07/03. eng.
• 49. Harrison JK, Fearon P, Noel-Storr AH, McShane R, Stott DJ, Quinn TJ. Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) for
the diagnosis of dementia within a secondary care setting. Cochrane Database Syst Rev. 2015 Mar(3):CD010772. PubMed PMID: 25754745. Epub
2015/03/10. eng.
• 50. Harrison JK, Stott DJ, McShane R, Noel-Storr AH, Swann-Price RS, Quinn TJ. Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly
(IQCODE) for the early diagnosis of dementia across a variety of healthcare settings. Cochrane Database Syst Rev. 2016 11;11:CD011333. PubMed PMID:
27869298. Epub 2016/11/21. eng.
• 51. Tokuhara KG, Valcour VG, Masaki KH, Blanchette PL. Utility of the Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) for
dementia in a Japanese-American population. Hawaii Med J. 2006 Mar;65(3):72-5. PubMed PMID: 16724448. eng.
• 52. Jackson TA, Naqvi SH, Sheehan B. Screening for dementia in general hospital inpatients: a systematic review and meta-analysis of available
instruments. Age Ageing. 2013 Nov;42(6):689-95. PubMed PMID: 24100618. Epub 2013/10/06. eng.
Bibliografie
• 53. Shaik MA, Xu X, Chan QL, Hui RJ, Chong SS, Chen CL, et al. The reliability and validity of the informant AD8 by comparison with a series of cognitive assessment
tools in primary healthcare. Int Psychogeriatr. 2016 Mar;28(3):443-52. PubMed PMID: 26489991. Epub 2015/10/22. eng.
• 54. Larner AJ. AD8 Informant Questionnaire for Cognitive Impairment: Pragmatic Diagnostic Test Accuracy Study. J Geriatr Psychiatry Neurol. 2015 Sep;28(3):198-
202. PubMed PMID: 25769735. Epub 2015/03/12. eng.
• 55. Razavi M, Tolea MI, Margrett J, Martin P, Oakland A, Tscholl DW, et al. Comparison of 2 informant questionnaire screening tools for dementia and mild cognitive
impairment: AD8 and IQCODE. Alzheimer Dis Assoc Disord. 2014 2014 Apr-Jun;28(2):156-61. PubMed PMID: 24113559. PMCID: PMC3981951. eng.
• 56. Feldman HH, Jacova C, Robillard A, Garcia A, Chow T, Borrie M, et al. Diagnosis and treatment of dementia: 2. Diagnosis. CMAJ. 2008
Mar;178(7):825-36. PubMed PMID: 18362376. PMCID: PMC2267847. eng.
• 57. Ontario HQ. The appropriate use of neuroimaging in the diagnostic work-up of dementia: an evidence-based analysis. Ont Health Technol Assess
Ser. 2014;14(1):1-64. PubMed PMID: 24592296. PMCID: PMC3937983. Epub 2014/02/01. eng.
• 58. Beynon R, Sterne JA, Wilcock G, Likeman M, Harbord RM, Astin M, et al. Is MRI better than CT for detecting a vascular component to dementia?
A systematic review and meta-analysis. BMC Neurol. 2012 Jun;12:33. PubMed PMID: 22672344. PMCID: PMC3403932. Epub 2012/06/06. eng.
• 59. Bermingham SL. The appropriate use of neuroimaging in the diagnostic work-up of dementia: an economic literature review and cost-effectiveness
analysis. Ont Health Technol Assess Ser. 2014;14(2):1-67. PubMed PMID: 24592297. PMCID: PMC3937984. Epub 2014/02/01. eng.
• 60. Lee L, Weston WW, Heckman G, Gagnon M, Lee FJ, Sloka S. Structured approach to patients with memory difficulties in family practice. Can Fam
Physician. 2013 Mar;59(3):249-54. PubMed PMID: 23486793. PMCID: PMC3596200. eng.
• 61. Milisen K, Braes T, Fick DM, Foreman MD. Cognitive assessment and differentiating the 3 Ds (dementia, depression, delirium). Nurs Clin North
Am. 2006 Mar;41(1):1-22, v. PubMed PMID: 16492451. eng.
• 62. van der Weele GM, Eizenga WH, Dautzenberg PL, Wiersma T, Burgers JS. [Practice guideline 'Delirium' from the Dutch College of General
Practitioners]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7766. PubMed PMID: 24975982. dut.
• 63. Cisnernos R. Critical thinking and clinical reasoning in the health sciences: An international multidisciplinary teaching anthology: American Journal
Pharm Educ; 2009.
• 64. Lee L, Kasperski MJ, Weston WW. Building capacity for dementia care: training program to develop primary care memory clinics. Can Fam
Physician. 2011 Jul;57(7):e249-52. PubMed PMID: 21753083. PMCID: PMC3135463. eng.
Bibliografie
• 65. Lee L, Hillier LM, Stolee P, Heckman G, Gagnon M, McAiney CA, et al. Enhancing dementia care: a primary care-based memory clinic. J Am
Geriatr Soc. 2010 Nov;58(11):2197-204. PubMed PMID: 20977435. Epub 2010/10/26. eng.
• 66. van Hout H, Vernooij-Dassen M, Poels P, Hoefnagels W, Grol R. Are general practitioners able to accurately diagnose dementia and identify
Alzheimer's disease? A comparison with an outpatient memory clinic. Br J Gen Pract. 2000 Apr;50(453):311-2. PubMed PMID: 10897518. PMCID:
PMC1313682. eng.
• 67. Yokomizo JE, Simon SS, Bottino CM. Cognitive screening for dementia in primary care: a systematic review. Int Psychogeriatr. 2014
Nov;26(11):1783-804. PubMed PMID: 25023857. Epub 2014/07/15. eng.
• 68. Davis DH, Creavin ST, Yip JL, Noel-Storr AH, Brayne C, Cullum S. Montreal Cognitive Assessment for the diagnosis of Alzheimer's disease and
other dementias. Cochrane Database Syst Rev. 2015 Oct(10):CD010775. PubMed PMID: 26513331. Epub 2015/10/29. eng.

More Related Content

What's hot

Presentatie wachtpost Oost-Brabant
Presentatie wachtpost Oost-BrabantPresentatie wachtpost Oost-Brabant
Presentatie wachtpost Oost-Brabant
LiesbethDD
 
Delier nefrologie1ppt (1)
Delier nefrologie1ppt (1)Delier nefrologie1ppt (1)
Delier nefrologie1ppt (1)
Miran van Eijk
 
Ondervoeding
OndervoedingOndervoeding
OndervoedingVBVK
 
Individueel Zorg Plan 16 11-2011
Individueel Zorg Plan  16 11-2011Individueel Zorg Plan  16 11-2011
Individueel Zorg Plan 16 11-2011
Leo Kliphuis
 
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...
Stefanie_VM
 
Seminariewerk palliatieve sedatie
Seminariewerk palliatieve sedatieSeminariewerk palliatieve sedatie
Seminariewerk palliatieve sedatieLing Chow
 

What's hot (6)

Presentatie wachtpost Oost-Brabant
Presentatie wachtpost Oost-BrabantPresentatie wachtpost Oost-Brabant
Presentatie wachtpost Oost-Brabant
 
Delier nefrologie1ppt (1)
Delier nefrologie1ppt (1)Delier nefrologie1ppt (1)
Delier nefrologie1ppt (1)
 
Ondervoeding
OndervoedingOndervoeding
Ondervoeding
 
Individueel Zorg Plan 16 11-2011
Individueel Zorg Plan  16 11-2011Individueel Zorg Plan  16 11-2011
Individueel Zorg Plan 16 11-2011
 
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...
 
Seminariewerk palliatieve sedatie
Seminariewerk palliatieve sedatieSeminariewerk palliatieve sedatie
Seminariewerk palliatieve sedatie
 

Similar to Powerpoint praktijkrichtlijn diagnostiek van dementie 20 6

Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...
Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...
Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...
Julie Mincke
 
Ppt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse Woonzorgcentra
Ppt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse WoonzorgcentraPpt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse Woonzorgcentra
Ppt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse Woonzorgcentraleendhoore9
 
Ebp en irb
Ebp en irbEbp en irb
Ebp en irb
Tom van Wel
 
Cognitie en MS - Dr. A. Keersmaekers
Cognitie en MS - Dr. A. KeersmaekersCognitie en MS - Dr. A. Keersmaekers
Cognitie en MS - Dr. A. Keersmaekers
Eric Tack
 
kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...
kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...
kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...
Julie Mincke
 
Geheugenpolis Tot 1999
Geheugenpolis Tot 1999Geheugenpolis Tot 1999
Geheugenpolis Tot 1999guest97f012
 
Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek 2011-04-08
Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek   2011-04-08Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek   2011-04-08
Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek 2011-04-08
Wim Gorissen
 
Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...
Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...
Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...
Aurélie Derycke
 
Workshop - Diagnostiek bij jongeren - A. Heinemann
Workshop - Diagnostiek bij jongeren -  A. HeinemannWorkshop - Diagnostiek bij jongeren -  A. Heinemann
Workshop - Diagnostiek bij jongeren - A. Heinemann
Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie
 
Ggz in nl en curacao 2011 03-28
Ggz in nl en curacao 2011 03-28Ggz in nl en curacao 2011 03-28
Ggz in nl en curacao 2011 03-28
Wim Gorissen
 
2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalie2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalieNathalie Schottey
 
Bipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidence
Bipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidenceBipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidence
Bipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidence
s0214963
 
2014 06-16 presentatie by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie by evert en nathalie2014 06-16 presentatie by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie by evert en nathalie
Evert Deun
 
Cat nurse pdefinitief_2013
Cat nurse pdefinitief_2013Cat nurse pdefinitief_2013
BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk
BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk
BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk
DirkVanneste
 
Symposium 'de-kracht-van-schakels'
Symposium 'de-kracht-van-schakels'Symposium 'de-kracht-van-schakels'
Symposium 'de-kracht-van-schakels'
Radboudumc
 
Triple diagnose presentatie
Triple diagnose presentatieTriple diagnose presentatie
Triple diagnose presentatie
Lisette Van der Vorst
 
Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)
Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)
Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)Eelko
 
Nationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerp
Nationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerpNationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerp
Nationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerp
Dutch Orphan Drug Network
 

Similar to Powerpoint praktijkrichtlijn diagnostiek van dementie 20 6 (20)

Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...
Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...
Kritische kijk op de Belgische aanbeveling "Depressie bij volwassenen: aanpak...
 
Ppt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse Woonzorgcentra
Ppt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse WoonzorgcentraPpt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse Woonzorgcentra
Ppt seminariewerk Wat gebeurt er in de Vlaamse Woonzorgcentra
 
Ebp en irb
Ebp en irbEbp en irb
Ebp en irb
 
Seminariewerk depressie bij ouderen
Seminariewerk depressie bij ouderenSeminariewerk depressie bij ouderen
Seminariewerk depressie bij ouderen
 
Cognitie en MS - Dr. A. Keersmaekers
Cognitie en MS - Dr. A. KeersmaekersCognitie en MS - Dr. A. Keersmaekers
Cognitie en MS - Dr. A. Keersmaekers
 
kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...
kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...
kritische kijk op de belgische aanbeveling 'depressie bij volwassenen aanpak ...
 
Geheugenpolis Tot 1999
Geheugenpolis Tot 1999Geheugenpolis Tot 1999
Geheugenpolis Tot 1999
 
Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek 2011-04-08
Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek   2011-04-08Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek   2011-04-08
Zorgprogrammas zorgpaden zorglogistiek 2011-04-08
 
Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...
Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...
Patiënten met psychische klachten: welke strategieën gebruiken huisartsen om ...
 
Workshop - Diagnostiek bij jongeren - A. Heinemann
Workshop - Diagnostiek bij jongeren -  A. HeinemannWorkshop - Diagnostiek bij jongeren -  A. Heinemann
Workshop - Diagnostiek bij jongeren - A. Heinemann
 
Ggz in nl en curacao 2011 03-28
Ggz in nl en curacao 2011 03-28Ggz in nl en curacao 2011 03-28
Ggz in nl en curacao 2011 03-28
 
2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalie2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie finaal by evert en nathalie
 
Bipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidence
Bipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidenceBipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidence
Bipolaire stoornis in de huisartsenpraktijk: Huisartsen volgen evidence
 
2014 06-16 presentatie by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie by evert en nathalie2014 06-16 presentatie by evert en nathalie
2014 06-16 presentatie by evert en nathalie
 
Cat nurse pdefinitief_2013
Cat nurse pdefinitief_2013Cat nurse pdefinitief_2013
Cat nurse pdefinitief_2013
 
BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk
BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk
BelRAI - Multidisciplinair overleg en zorgbemiddeling, KATHO Kortrijk
 
Symposium 'de-kracht-van-schakels'
Symposium 'de-kracht-van-schakels'Symposium 'de-kracht-van-schakels'
Symposium 'de-kracht-van-schakels'
 
Triple diagnose presentatie
Triple diagnose presentatieTriple diagnose presentatie
Triple diagnose presentatie
 
Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)
Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)
Presentatie Telezorg En Monitoring (21 6 2006)
 
Nationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerp
Nationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerpNationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerp
Nationaal Plan Zeldzame Ziekten, NPZZ: een eerste ontwerp
 

Powerpoint praktijkrichtlijn diagnostiek van dementie 20 6

  • 1. De diagnostiek van dementie in de huisartsenpraktijk LINK: aan te vullen
  • 2. De diagnostiek van dementie in de huisartsenpraktijk Literatuurstudie ter voorbereiding van ontwikkeling praktijkrichtlijn dementie Michael BARELLI Marlies DE BRANDT Steven FLERACKERS Thomas STULENS
  • 3. Inhoud 1. Inleiding 2. Onderzoeksvragen 3. Methode 4. Resultaten 4.1 Detectie van een geheugenprobleem 4.2 Anamnese: diagnostische tests in de vorm van vragenlijsten 4.3 Heteroanamnese in de vorm van vragenlijsten 4.4 Technische onderzoeken in de diagnose van dementie 4.5 Differentiaal diagnose van dementie 4.6 Verwijzing naar de tweede lijn 5. Besluit 6. Discussie
  • 6. 1. Inleiding Dementieplan Vlaanderen (2010 en update 2016) benadrukt de rol van de huisarts wat betreft: - Vroegtijdige herkenning van signalen - Diagnose en zorgdiagnose - Behandeling - Opvolging - In de toekomst: referentiearts?
  • 7. 1. Inleiding • Opdracht vanuit dit dementieplan:  Ontwikkelen praktijkrichtlijn voor de huisarts • Opzet van dit seminariewerk:  Voorbereidend literatuuronderzoek wb diagnostiek In samenwerking met:
  • 9.  Detectie van een geheugenprobleem  Wat zijn voor de huisarts signalen, rode vlaggen, symptomen,… die doen denken aan een cognitieve stoornis?  Welke hulpmiddelen heeft de huisarts ter beschikking voor het stellen van een (vroeg)tijdige diagnose?  Anamnese: anamnestische diagnostische tests  Met welke anamnestische vragenlijsten kan de huisarts een klassieke anamnese best aanvullen met het oog op het stellen van de diagnose van dementie?  Heteroanamnese: heteroanamnestische tests  Wat is de bijdrage van heteroanamnestische vragen(lijsten) in de diagnose van dementie in de huisartsenpraktijk?  Wat is de evidentie voor het gebruik van heteroanamnestische vragenlijsten?
  • 10.  Technische onderzoeken  Welke technische onderzoeken hebben een plaats in de diagnostische evaluatie door de huisarts van een patiënt met het vermoeden van dementie?  Differentieeldiagnose van dementie  Hoe maakt de huisarts het onderscheid met andere oorzaken van cognitieve achteruitgang?  Welke ziektebeelden moeten in de differentiaal diagnostiek van dementie worden opgenomen?  Verwijzing naar de tweede lijn  Wanneer en met welk doel verwijst de huisarts door naar de tweede lijn?
  • 12.
  • 13. 1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen 2. Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur 3. Bruikbaarheid en toepasbaarheid van de aanbevelingen 4. Besluit
  • 14. Richtlijnen Organisatie/tijdschrift, publicatiedatum (land) Titel Kwaliteitsinstituut voor Gezondheidszorg CBO, 2006 (Nederland) (7) Richtlijn ‘Diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie’ National Institute for Health and Care Excellence, 2006 (Verenigd Koninkrijk) (8) Dementia: supporting people with dementia and their carers in health and social care European Federation of Neurological Societies, 2010 (Europa) (9) EFNS guidelines for the diagnosis and management of Alzheimer’s disease Clinical Research Center for Dementia of South Korea, 2011 (Zuid-Korea) (10) Clinical practice guideline for dementia. Part I: diagnosis & evaluation. Nederlands Huisartsen Genootschap, 2016 (Nederland) (11) NHG-Standaard Dementie American Board of Family Medicine, 2012 (Verenigde Staten) (12) Practical Guidelines for the Recognition and Diagnosis of Dementia Canadian Family Physician, 2014 (Canada) (13) Fourth Canadian Consensus Conference on the Diagnosis and Treatment of Dementia: Recommendations for family physicians Duodecim, 2014 (Finland) (14) Klinische beoordeling van geheugenstoornis (vertaald naar het Nederlands via EBMPracticeNet) Hoge Gezondheidsraad, 2016 (België) (15) Dementia : Diagnosis, behaviour management, ethical issues Cognitive Decline Partnership Center, 2016 (Australië) (16) Clinical Practice Guidelines and Principles of Care for People with Dementia: Recommendations
  • 15. Twee systematic reviews van richtlijnen: - Ngo et al., 2015 (12 richtlijnen) - Alevaro-Rodriguez et al., 2013 (6 richtlijnen) Richtlijnen
  • 16. Detectie van een geheugenprobleem Heteroanamnese Anamnese Differentiaal diagnose Technische onderzoeken Verwijzing naar de tweede lijn
  • 18. 4.1 Detectie van een geheugenprobleem Wat zijn voor de huisarts signalen, rode vlaggen en symptomen die doen denken aan een cognitieve stoornis? Welke hulpmiddelen heeft de huisarts ter beschikking voor het stellen van een (vroeg)tijdige diagnose?
  • 19. Screening, case finding/vroege diagnose, tijdige diagnose Case finding Bron: http://www.alcove-project.eu/images/synthesis-report/AnnexA_Chapter_WP5_DIAGNOSIS_Exec- Summary.pdf Alarm- signalen 4.1.1 screening en inventarisering van de richtlijnen http://www.alcove-project.eu/images/synthesis-report/AnnexA_Chapter_WP5_DIAGNOSIS_Exec- Summary.pdf
  • 20. Risicofactoren Niet-modificeerbaar Modificeerbaar LEEFTIJD RF voor hart- en vaatziekten Genetisch CVA Vrouwelijke geslacht Chronische excessieve alcoholconsumptie Ziekte van Parkinson VG trauma capitis Leermoeilijkheden (Depressie) Lage scholing = protectief effect aangetoond indien men deze risicofactor controleert. > 65 jaar 4.1.1 screening en inventarisering van de richtlijnen
  • 21. Vroege symptomen en signalen van dementie 4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan de literatuur Cognitief BPSD Motorisch Demaskerende gebeurtenis Andere Geheugen- klachten Apathie Loop- en evenwichts- stoornissen Delier Frailty ↓ oriëntatie ∆ persoonlijk- heid Medicatie opstarten Onverklaard gewichts- verlies Executive dysfunction Depressie ↓ zelf- redzaamheid Frequente vistites ↓ Taal Angst ↓ visuospatieel inzicht
  • 22. Rode vlaggen: • De Lepeleire et al, 1993 en 1998 Handvaten voor de aanpak van case-finding in de huisartsenpraktijk • Gemiddeld 2,4 jaar tussen eerste symptoom en contact met huisarts o ‘doctors delay’ o ‘patient delay’ 4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan de literatuur
  • 23. Handvaten voor de aanpak van case-finding in de huisartsenpraktijk • Hulpmiddelen? 1. Educatie van huisartsen - Literatuur: systematic review van Mukadam et al. en twee Nederlandse RCT’s (Perry et al. en van den Dungen et al.)  effect van educationele interventies op de tijdige diagnostiek van dementie. - Conclusie: educatieprogramma’s... - Verhogen de alertheid voor signalen van dementie - Verhoging van aantal diagnoses onduidelijk (maar één RCT kon dit aantonen) 2. Toetslijsten 1. OLD-schaal 2. Niet-pluisindex 3. Signaallijsten 4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan de literatuur Niet-gevalideerd !
  • 24. 4.1.2. beoordelen van richtlijnen met toetsen aan de literatuur
  • 25. • Vroegdetectie en tijdige diagnose = voordelig • Alertheid vereist voor: o Vroege signalen = zeer divers en individueel o Risicofactoren • Barrières overkomen: o Educatie van huisartsen  ↑ alertheid ↑ # diagnoses o Hulpmiddelen voor de huisarts: OLD, signaallijsten, niet- pluisindex 4.1.3. Besluit
  • 26. Detectie van een geheugenprobleem HeteroanamneseAnamnese Differentiaal diagnose Technische onderzoeken Verwijzing naar de tweede lijn Rode vlaggen - Cognitief - psychologisch/psychiatrisch - Motorisch - demaskerende gebeurtenissen Educatie huisartsen Hulpmiddelen: - OLD-schaal - Signaallijsten - Niet-pluisindex
  • 27. 4.2. Anamnese Met welke anamnestische vragenlijsten kan de huisarts een klassieke anamnese best aanvullen met het oog op het stellen van de diagnose van dementie?
  • 28. 4.2. Anamnese Start met een klassieke anamnese: • Oriëntatiefase (ICE) • Inventarisatie van de klacht(en) • Andere klachten? • Persoonlijke en familiale VG • Medicatie • Levensstijl • Zelfredzaamheid (ADL/I-ADL) Vul vervolgens de anamnese aan met specifieke vragenlijsten/cognitieve testen.
  • 29. 4.2.1 screening en inventarisering van de richtlijnen Richtlijn Aanbeveling rond screening Aanbeveling rond cognitieve testen Aanbeveling rond neuropsychologische testing NHG standaard 2012 (Nederland) Neen MMSE of CDT Aanvullende diagnostiek bij twijfel Richtlijn CBO, ntvg 2006 (Nederland) / Niet gespecifieerd Aanvullende diagnostiek bij twijfel Adviesrapport Hoge Gezondheidsraad 2016 (België) Neen, enkel targeted screening MMSE, 5-word test, clockdrawing test, BREF, MOCA, ACE en ACE-R, MiniCog, 6-CIT, GPCOG, 7-min screen Als aanvullende diagnostiek beschreven en noodzakelijk op ‘turning pointes’ van de ziekte Duodecim richtlijn 2014 (Finland) Neen CERAD , CDR, GDS-Fast beoordeling van arbeidsongeschiktheid of revalidatie, differentiaaldiagnostiek, wettelijke bekwaamheid i CDPC richtlijn 2016 (Australië) Neen MMSE Bij twijfel Canadian Consensus Conference 2014 (Canada) / NINCDS-ADRDA criteria / NICE guideline 2006 (Groot-Brittanië) Neen MMSE of alternatieven zoals de 6-CIT, de GPCOG, en de 7min- screentest. Bij twijfel of milde dementie EFNS guideline 2010 (Europees) / Niet gespecifieerd Bij twijfel of vroege vormen American Board of Family Medicine 2012 (USA) / MMSE, MiniCog, MOCA / NGC 2011 (Zuid-Korea) / Niet gespecifieerd Differentieeldiagnostisch of voor subtypering ???
  • 30. 4.2.1 Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur
  • 31. 4.2.2. Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur
  • 32. 4.2.2. Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur
  • 33. 4.2.2. Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur
  • 34. 4.2.3. Bruikbaarheid en toepasbaarheid van de aanbevelingen
  • 35. 4.2.3. Bruikbaarheid en toepasbaarheid van de aanbevelingen Resultaten:  de GPCOG, de MIS en de Mini-Cog voldeden aan alle of de meeste van de criteria:  peiling naar het korte termijn geheugen  zij hebben goede tot uitstekende psychometrische eigenschappen  vragen slechts 5 minuten of minder om afgenomen te worden  alle drie een beperkte of zelfs geen bias voor taal, cultuur of educatieniveau  zijn ze gratis verkrijgbaar.
  • 36. 4.2.3. Bruikbaarheid en toepasbaarheid van de aanbevelingen • Ook andere studies bevestigen dit: o Brodaty et al, 2006 o Lorentz et al, 2002 • CAVE: zij wijzen wel alle drie op het belang van extra praktijkgerichte interventietrials om de effecten en toepasbaarheid van deze testen beter te evalueren.
  • 37. Detectie van een geheugenprobleem HeteroanamneseAnamnese Differentiaal diagnose Technische onderzoeken Verwijzing naar de tweede lijn Klassieke anamnese: symptomen, medicatie, VG, levensstijl Anamnestische vragenlijst/cognitieve testen zoals GPCOG, Mini-Cog, MIS als alternatief voor MMSE Nood aan verdere validatie en standaardisatie van deze testen Rode vlaggen - Cognitief - psychologisch/psychiatrisch - Motorisch - demaskerende gebeurtenissen Educatie huisartsen Hulpmiddelen: - OLD-schaal - Signaallijsten - Niet-pluisindex
  • 38. 4.3 Heteroanamnese • Wat is de bijdrage van heteroanamnestische vragen(lijsten) in de diagnose van dementie in de huisartsenpraktijk? • Wat is de evidentie voor het gebruik van heteroanamnestische vragenlijsten?
  • 39. 4.3.1. screening en inventarisering van de richtlijnen • Richtlijnen o Belangrijke plaats in diagnostiek • Tijdsverloop, gedragsveranderingen, functionele achteruitgang, sociaal netwerk, ondersteuning... o Geen consensus over vragenlijsten
  • 40. 4.3.1. screening en inventarisering van de richtlijnen Richtlijn Cognitie ADL en I-ADL BPSD National Institute for Health and Care Excellence, 2006 (Verenigd Koninkrijk) (22) IQCODE Bristol Activities of Daily Living Scale / European Federation of Neurological Societies, 2010 (Europa) (18) The Blessed Roth Dementia Scale, IQCODE, AD8 Disability Assessment for Dementia, Bristol Activities of Daily Living Scale CERAD-BRSD, NPI Nederlands Huisartsen Genootschap, 2012 (Nederland) (20) IQCODE-N (I)ADL NPI American Board of Family Medicine, 2012 (Verenigde Staten) (23) AD8 (I)ADL NPI Hoge Gezondheidsraad, 2016 (België) (24) IQCODE? FRAIL, (I)ADL NPI
  • 41. 4.3.1. screening en inventarisering van de richtlijnen • Systematic reviews (Ngo et al, 2015 en Alevaro-Rodriguez et al, 2013) o Geen aanbevelingen ivm heteroanamnese
  • 42. 4.3.2. Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur • IQCODE o Harrison JK et al, 2014 • Geen aanbeveling van gebruik o Meta-analyse van Jackson et al, 2013 • Resultaten waren niet conclusief • AD8 o 3 studies
  • 44. 4.3.3. Besluit • Onduidelijkheid plaats heteroanamnestische testen o Welke test is de beste? o IQcode vertaald, AD8 niet • Beperkte literatuur en resultaten over bruikbaarheid en meerwaarde • Heteroanamnese op zich heeft wel plaats in diagnostiek  cognitieve heteroanamnestische testen voorlopig geen standaard deel van diagnostiek
  • 45. Detectie van een geheugenprobleem HeteroanamneseAnamnese Differentiaal diagnose Technische onderzoeken Verwijzing naar de tweede lijn Klassieke anamnese: symptomen, medicatie, VG, levensstijl Anamnestische vragenlijst/cognitieve testen zoals GPCOG, Mini-Cog, MIS als alternatief voor MMSE Nood aan verdere validatie en standaardisatie van deze testen Diagnostische heteroanamnestische testen Evaluatie gedrags- en psychische problemen via vragenlijsten zoals NPI Zorgdiagnose adhv FRAIL, I- ADL, ADL zowel in anamnese als heteroanmnese Nood aan verder onderzoek wb plaats in ziektediagnose Rode vlaggen - Cognitief - psychologisch/psychiatrisch - Motorisch - demaskerende gebeurtenissen Educatie huisartsen Hulpmiddelen: - OLD-schaal - Signaallijsten - Niet-pluisindex
  • 46. 4.4. Technische onderzoeken Welke technische onderzoeken hebben een plaats in de diagnostische evaluatie door de huisarts van een patiënt met het vermoeden van dementie?
  • 47. 4.4. Technische onderzoeken • Waarom TO? o Behandelbare oorzaak? o Comorbiditeiten o Factoren opsporen met impact op prognose of behandeling
  • 48. 4.4. Technische onderzoeken • Laboratoriumtesten op een veneus bloedstaal of op urine • Structurele beeldvorming: o MRI o CT • Functionele beeldvorming: o FDG-PET o Amyloïd-PET o SPECT o Functionele MRI • Andere onderzoeken: genetische testen, biopsie, elektro- encefalografie (EEG), onderzoek van cerebrospinaal vocht (CSF)
  • 49. Tabel 2: Overzicht van de aanbevelingen van de richtlijnen betreffende de laboratoriumwaarden Test Richtlijn CBO, ntvg 2006 (Nederland) NICE guideline 2006 (Groot- Brittanië) EFNS guideline 2010 (Europees ) NGC 2011 (Zuid- Korea) NHG standaard 2012 (Nederland) American Board of Family Medicine 2012 (USA) Canadian Consensus Conference 2014 (Canada) Duodecim richtlijn 2014 (Finland) Adviesrapport Hoge Gezondheidsraa d 2016 (België) CDPC richtlijn 2016 (Australië) CBC + + + + + + + + BSE + + + Na+ i + + i + + + K+ i + + i + + + Cl- + + + + + Ca2+ + + + + Vitamine B12 i + + + i + + + Vitamine B1 en B6 i i Foliumzuur i + + + i + + Glucose + + + + + + + + Leverfunctie + + + + + + Nierfunctie + + + + + + + + TSH + + + + + + + + Homocysteïne HIV i i + i Syfilis i i + i Lyme i Urineonderzoek i + i i + : Specifiek aanbevolen om steeds te testen; i = Enkel testen op indicatie; CBC: complete blood count (Witte bloedcellen, Rode bloedcellen, Hemoglobine, Hematocriet, Bloedplaatjes); BSE: erytrocytbezinkingssnelheid Na+: Natrium; K+: Kalium; Cl-: Chloor; Ca2+: Calcium; TSH: Thyreoïdstimulerend hormoon; HIV: Humaan immunodeficiëntievirus
  • 50. Technische onderzoeken: structurele beeldvorming • Eenmalige evaluatie bij elke patiënt met een dementieel syndroom • Uitzondering: wanneer door de clinicus onnodig wordt geacht • Ofwel een CT, ofwel een MRI • Literatuur? Geen conclusief antwoord • Specialistisch advies bij interpreteren van resultaten
  • 51. Technische onderzoeken: voor huisarts of specialist? Voor huisarts of specialist? • Bloedname: o Huisarts kent laatste bloeduitslagen en medische VG o Huisarts ziet de patiënt makkelijk en snel terug • Structurele beeldvorming o Aanvraag door huisarts; interpretatie samen met specialist?
  • 52. Detectie van een geheugenprobleem HeteroanamneseAnamnese Differentiaal diagnose Technische onderzoeken Verwijzing naar de tweede lijn Klassieke anamnese: symptomen, medicatie, VG, levensstijl Anamnestische vragenlijst/cognitieve testen zoals GPCOG, Mini-Cog, MIS als alternatief voor MMSE Nood aan verdere validatie en standaardisatie van deze testen Diagnostische heteroanamnestische testen Evaluatie gedrags- en psychische problemen via vragenlijsten zoals NPI Zorgdiagnose adhv FRAIL, I- ADL, ADL zowel in anamnese als heteroanmnese Nood aan verder onderzoek wb plaats in ziektediagnose Laboratoriumtesten Beeldvorming WBC, RBC, Htc, Hb, BP, glucose, lever- en nierfunctie, TSH, elektrolyten, VitB12, FZ Rode vlaggen - Cognitief - psychologisch/psychiatrisch - Motorisch - demaskerende gebeurtenissen Educatie huisartsen Hulpmiddelen: - OLD-schaal - Signaallijsten - Niet-pluisindex
  • 53. 4.5. Differentiaal diagnose Hoe maakt de huisarts het onderscheid met andere oorzaken van cognitieve achteruitgang? Welke ziektebeelden moeten in de differentiaal diagnostiek van dementie worden opgenomen?
  • 54. 4.5.1. Differentiaal diagnose • In de eerste plaats klinisch-anamnestisch o Grondige anamnese o Lichamelijk onderzoek o Cognitieve test, heteroanamnese, technische onderzoeken
  • 55. 4.5.1. Differentiaal diagnose • Delirium • Depressie • Normale vergeetachtigheid, milde cognitieve achteruitgang • Toxische stoffen, geneesmiddelen • Sensorische beperkingen • Andere psychiatrische of neurologische aandoeningen Opgelet: Comorbiditeit?
  • 56. Tabel: vergelijking tussen de verschillende klinische kenmerken Klinisch kenmerk Delirium Dementie Depressie Begin Abrupt, acuut (in uren tot dagen) Traag, sluipend, vaak laat herkend (in maanden tot jaren) Variabel, meestal geleidelijk in enkele weken Beloop Diurne fluctuaties van de symptomen, meestal erger ’s avonds of ‘s nachts Chronisch progressief, geen diurn patroon Variabel, meestal erger ‘s ochtends Bewustzijn Gedaald of hyperalert Helder bewustzijn in het beginstadium Ongestoord, helder Aandacht Aangetast, fluctuerend Ongestoorde aandacht in het beginstadium Kan gedaald zijn door interesseverlies Oriëntatie Meestal aangetast, fluctuerend Kan gestoord zijn afhankelijk van subtype en ernst Ongestoord, helder Geheugen Kortetermijngeheugen aangetast Korte- en langetermijngeheugen aangetast Selectief gestoord (door tekort aan aandacht, interesse of concentratie) Denkproces Incoherent, gedesorganiseerd Verarmd, moeite met abstract begrip Intact doch met een ondertoon van hopeloosheid en hulpeloosheid Perceptie Frequent vluchtige wanen of hallucinaties Normale perceptie in het beginstadium Normale perceptie (tenzij psychotische depressie) Spraak Incoherent Afasie, afhankelijk van ernst en subtype Normale spraak doch kan vertraagd zijn Psychomotoor gedrag Variabel: hypokinesie, hyperkinesie, kan afwisselen Meestal normaal Variabel Beoordeling van cognitie Snel afgeleid, maakt daardoor veel fouten Heeft moeite om op een correct antwoord te komen Fouten eerder door tekort aan motivatie, antwoordt vaak met ‘ik weet het niet’
  • 57. 4.5.2. Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur • Gestructureerd aanpak en klinisch relevant denkkader helpt om complexe medische problemen te evalueren o Voorbeeld hiervan bij CFFM: systematisch 7 stappen 1. Is het een delier? 2. Is het een depressie? 3. Reversibele oorzaak m.b.v. TO? 4. MCI of normale veroudering? 5. Subtype van dementie? 6. Aanpak? 7. Impact rijvaardigheid?
  • 58. Detectie van een geheugenprobleem HeteroanamneseAnamnese Differentiaal diagnose Technische onderzoeken Verwijzing naar de tweede lijn Klassieke anamnese: symptomen, medicatie, VG, levensstijl Anamnestische vragenlijst/cognitieve testen zoals GPCOG, Mini-Cog, MIS als alternatief voor MMSE Nood aan verdere validatie en standaardisatie van deze testen Diagnostische heteroanamnestische testen Evaluatie gedrags- en psychische problemen via vragenlijsten zoals NPI Zorgdiagnose adhv FRAIL, I- ADL, ADL zowel in anamnese als heteroanmnese Nood aan verder onderzoek wb plaats in ziektediagnose Laboratoriumtesten Beeldvorming WBC, RBC, Htc, Hb, BP, glucose, lever- en nierfunctie, TSH, elektrolyten, VitB12, FZ Delier, depressie, MCI, intoxicatie, sensorische beperking, andere psychiatrische of neurologische aandoeningen, metabole stoornis, infectie Gestructureerde denkkaders of vergelijkende tabellen raadplegen bij twijfel Rode vlaggen - Cognitief - psychologisch/psychiatrisch - Motorisch - demaskerende gebeurtenissen Educatie huisartsen Hulpmiddelen: - OLD-schaal - Signaallijsten - Niet-pluisindex
  • 59. 4.6. Verwijzing Wanneer en met welk doel verwijst de huisarts door naar de tweede lijn?
  • 60. 4.6. Verwijzing naar de tweede lijn Patiënt en mantelzorger Huisarts Tweede lijn neuroloog (psycho-)geriater (geronto-)psychiater polykliniek ???
  • 61. 4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen omtrent verwijzing naar de tweede lijn Verwijzing noodzakelijk voor subtypering CBO (NL) NICE (UK) Canadian Family Practice Clinical Research Center for Dementia (Zuid-Korea) NHG (NL) Cognitive Decline Partnership Center (Australië) Systematic review van Ngo et al, 2015
  • 62. 4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen omtrent verwijzing naar de tweede lijn NHG specifieert: • Alzheimer dementie en vasculaire dementie  verwijzing NIET nodig • Parkinsondementie, Lewy-Body-dementie, frontotemporale dementie of patiënten van 65 jaar of jonger  verwijzing WEL nodig
  • 63. 4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen omtrent verwijzing naar de tweede lijn Bevindingen tijdens (hetero)anamnese, lichamelijk onderzoek of vragenlijsten DD Parkinsonisme PD, LBD Relatief licht of laat gestoord geheugen ten opzichte van de andere aanwezige cognitieve stoornissen PD, LBD, FTD Aandachtsstoornis met fluctuaties in ernst LBD (dd delier) Vroeg in beloop: psychiatrische symptomen zoals (met name visuele) hallucinaties, wanen, of depressie of angststoornis LBD, PD Vroeg in beloop: achteruitgang in sociaal of beroepsmatig functioneren, nieuwe persoonlijkheids- of gedragsstoornis, emotionele vlakheid zonder anhedonie of verdriet FTD Breed gangspoor en verhoogde mictiedrang of incontinentie NPH
  • 64. 4.6.1. Screening en inventarisering van relevante richtlijnen omtrent verwijzing naar de tweede lijn Andere redenen voor verwijzing (< NICE, Duodecim): • milde symptomen die duiden op een beginnende dementie • atypische klinische kenmerken • de oorzaak van de geheugenstoornis blijft onduidelijk • beoordeling van de arbeidsgeschiktheid • beoordeling van de rijgeschiktheid indien nodig • beoordeling van de juridische handelingsbekwaamheid indien nodig • gedragssymptomen refractair aan de behandeling • problematische situaties • of noodzaak tot verwijzing volgens de arts • nood aan opstart behandeling waar de huisarts niet vertrouwd mee is
  • 65. 4.6.2. Beoordeling van de richtlijnen met toetsing aan de literatuur • Van Hout et al, 2000: cross-sectionele studie diagnostiek HA vs geheugenkliniek  76% van de diagnoses van dementie kwamen overeen  wanneer er een onderscheid gemaakt moest worden in subtype kwamen slechts 53% van de diagnoses overeen
  • 66. 4.6.3. Besluit omtrent verwijzing naar de tweede lijn Patiënt en mantelzorger Huisarts Tweede lijn Basisdiagnostiek: syndroomdiagnose - (hetero)anamnese - KOZ - Labo - (beeldvorming) Subtypering Andere redenen - Milde symptomen - Atypische symptomen - Rijgeschiktheid - …
  • 68. Detectie van een geheugenprobleem HeteroanamneseAnamnese Differentiaal diagnose Technische onderzoeken Verwijzing naar de tweede lijn Klassieke anamnese: symptomen, medicatie, VG, levensstijl Anamnestische vragenlijst/cognitieve testen zoals GPCOG, Mini-Cog, MIS als alternatief voor MMSE Nood aan verdere validatie en standaardisatie van deze testen Diagnostische heteroanamnestische testen Evaluatie gedrags- en psychische problemen via vragenlijsten zoals NPI Zorgdiagnose adhv FRAIL, I- ADL, ADL zowel in anamnese als heteroanmnese Nood aan verder onderzoek wb plaats in ziektediagnose Laboratoriumtesten Beeldvorming WBC, RBC, Htc, Hb, BP, glucose, lever- en nierfunctie, TSH, elektrolyten, VitB12, FZ Delier, depressie, MCI, intoxicatie, sensorische beperking, andere psychiatrische of neurologische aandoeningen, metabole stoornis, infectie Gestructureerde denkkaders of vergelijkende tabellen raadplegen bij twijfel Noodzakelijk voor subtypering Andere redenen: atypische presentatie, rijvaardigheid,… Rode vlaggen - Cognitief - psychologisch/psychiatrisch - Motorisch - demaskerende gebeurtenissen Educatie huisartsen Hulpmiddelen: - OLD-schaal - Signaallijsten - Niet-pluisindex
  • 69. Kernboodschappen (1) • De eerste signalen van cognitief verval verschillen sterk interindividueel. Hoe en wanneer de rode vlaggen worden opgemerkt kadert binnen de specifieke arts-patiëntrelatie (level of evidence 4). • Opkomende evidentie geeft aan dat educatie van huisartsen omtrent het thema dementie de alertheid voor vroege symptomen verhoogd en diagnose van dementie hierdoor vroeger gesteld kan worden (level of evidence 3a). • Bij een vermoeden van dementie vult men de klassieke anamnese best aan met een cognitieve test. De MMSE is in Vlaanderen de meest gebruikte cognitieve test maar andere testen zoals de GPCOG, Mini-Cog en de MIS hebben op het vlak van evidence en toepasbaarheid een beter profiel (level of evidence 4).
  • 70. Kernboodschappen (2) • Er ontbreekt voldoende evidence voor het gebruik van een specifieke heteroanamnestische vragenlijst om het dementieel syndroom zelf vast te stellen (level of evidence 4). • De evaluatie van de differentiaal diagnose is in de eerste plaats klinisch-anamnestische van aard (level of evidence 2). • Standaardlaboratoriumonderzoek is steeds aanbevolen binnen de diagnostiek van dementie in de eerste lijn (level of evidence 5).
  • 71. Kernboodschappen (3) • Ook structurele beeldvorming in de vorm van een CT of een MRI wordt minstens eenmaal aanbevolen bij de diagnostische evaluatie (level of evidence 3a), maar er bestaat momenteel nog discussie of dit binnen de eerste- of tweedelijnszorg kadert. • De huisarts is in staat de syndroomdiagnose van dementie te stellen maar dat hij doorverwijst naar de tweede lijn voor een subtypering binnen het dementieel syndroom of met een andere specifieke vraag zoals controle van de rijgeschiktheid, nazicht van een atypische presentatie,...​ (level of evidence 4).
  • 73. What’s next… 1. Nood aan verdere validatie en standaardisatie van de testen 2. Nood aan praktijkgerichte studies voor meer evidence rond de diagnostiek van dementie 3. Level of evidence  GRADE 4. Verderzetten procedure EBM PracticeNet 5. Rekening houden met de terugbetalingsvoorwaarden?
  • 75. Bibliografie • 1. Dementia: WHO; 2016 [Available from: http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs362/en/. • 2. Geactualiseerd dementieplan Vlaanderen 2016 – 2019 “Samen verder bouwen aan een dementievriendelijk Vlaanderen”. Brussels: Strategische adviesraad welzijn-gezondheid-gezin; 2016. • 3. Dekker N, Habraken H. Herziening richtlijnen eerste lijn: Handboek voor partners betrokken bij de herziening van richtlijnen volgens format EBMPracticeNet.be. 2016. • 4. Ngo J, Holroyd-Leduc JM. Systematic review of recent dementia practice guidelines. Age Ageing. 2015 Jan;44(1):25-33. PubMed PMID: 25341676. Epub 2014/10/22. eng. • 5. Arevalo-Rodriguez I, Pedraza OL, Rodríguez A, Sánchez E, Gich I, Solà I, et al. Alzheimer's disease dementia guidelines for diagnostic testing: a systematic review. Am J Alzheimers Dis Other Demen. 2013 Mar;28(2):111-9. PubMed PMID: 23288575. Epub 2013/01/02. eng. • 6. Levels of Evidence: Oxford Centre for Evidence-based Medicine; 2009 [Available from: http://www.cebm.net/oxford-centre-evidence-based-medicine- levels-evidence-march-2009/. • 7. Richtlijn diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie. Utrecht: Nederlandse Vereniging Voor Klinische Geriatrie; 2012. • 8. NICE. Dementia: A NICE-SCIE Guideline on Supporting People With Dementia and Their Carers in Health and Social Care. Leicester (UK): British Psychological Society; 2007. • 9. Hort J, O'Brien JT, Gainotti G, Pirttila T, Popescu BO, Rektorova I, et al. EFNS guidelines for the diagnosis and management of Alzheimer's disease. Eur J Neurol. 2010 Oct;17(10):1236-48. PubMed PMID: 20831773. eng. • 10. Clinical Practice Guideline For Dementia Part 1: Diagnosis & Evaluation. Clinical Research Centre for Dementia of South Korea; 2011. • 11. Moll van Charante E, Perry M, Vernooij-Dassen M, Boswijk D, Stoffels J, Achthoven L, et al. NHG-Standaard Dementie (derde herziening). 2016. • 12. Galvin JE, Sadowsky CH, NINCDS-ADRDA. Practical guidelines for the recognition and diagnosis of dementia. J Am Board Fam Med. 2012 2012 May- Jun;25(3):367-82. PubMed PMID: 22570400. eng. • 13. Moore A, Patterson C, Lee L, Vedel I, Bergman H, Dementia CCCotDaTo. Fourth Canadian Consensus Conference on the Diagnosis and Treatment of Dementia: recommendations for family physicians. Can Fam Physician. 2014 May;60(5):433-8. PubMed PMID: 24829003. PMCID: PMC4020644. eng. • 14. Erkinjuntti T. Geheugenklachten, milde cognitieve stoornissen en dementie (vertaald). EBMpracticenet: Duodecim medical publications; 2014. • 15. Baeyens J, Bier J. Dementia: diagnosis, behaviour management, ethical issues. Brussels: Superiour Health Council; 2016.
  • 76. Bibliografie • 16. Dyer SM, Laver K, Pond CD, Cumming RG, Whitehead C, Crotty M. Clinical practice guidelines and principles of care for people with dementia in Australia. Aust Fam Physician. 2016 Dec;45(12):884-9. PubMed PMID: 27903038. eng. • 17. Cordell CB, Borson S, Boustani M, Chodosh J, Reuben D, Verghese J, et al. Alzheimer's Association recommendations for operationalizing the detection of cognitive impairment during the Medicare Annual Wellness Visit in a primary care setting. Alzheimers Dement. 2013 Mar;9(2):141-50. PubMed PMID: 23265826. Epub 2012/12/20. eng. • 18. Borson S, Frank L, Bayley PJ, Boustani M, Dean M, Lin PJ, et al. Improving dementia care: the role of screening and detection of cognitive impairment. Alzheimers Dement. 2013 Mar;9(2):151-9. PubMed PMID: 23375564. PMCID: PMC4049530. Epub 2013/01/30. eng. • 19. Stephan BC, Brayne C. Risk factors and screening methods for detecting dementia: a narrative review. J Alzheimers Dis. 2014;42 Suppl 4:S329- 38. PubMed PMID: 25261451. eng. • 20. Brooker D, La Fontaine J, Evans S, Bray J, Saad K. Public health guidance to facilitate timely diagnosis of dementia: ALzheimer's COoperative Valuation in Europe recommendations. Int J Geriatr Psychiatry. 2014 Jul;29(7):682-93. PubMed PMID: 24458456. Epub 2014/01/24. eng. • 21. Iliffe S, De Lepeleire J, Van Hout H, Kenny G, Lewis A, Vernooij-Dassen M, et al. Understanding obstacles to the recognition of and response to dementia in different European countries: a modified focus group approach using multinational, multi-disciplinary expert groups. Aging Ment Health. 2005 Jan;9(1):1-6. PubMed PMID: 15841826. eng. • 22. Novella J. Gérontologie et Société. 22 ter rue des Volontaires – 75015 Paris2009. 348 p. • 23. Fox C, Lafortune L, Boustani M, Brayne C. The pros and cons of early diagnosis in dementia. Br J Gen Pract. 2013 Jul;63(612):e510-2. PubMed PMID: 23834890. PMCID: PMC3693810. eng. • 24. 10 Early Signs and Symptoms of Alzheimer's The Alzheimer's Association [Available from: http://www.alz.org/10-signs-symptoms-alzheimers- dementia.asp. • 25. Gauthier S, Patterson C, Chertkow H, Gordon M, Herrmann N, Rockwood K, et al. 4th Canadian Consensus Conference on the Diagnosis and Treatment of Dementia. Can J Neurol Sci. 2012 Nov;39(6 Suppl 5):S1-8. PubMed PMID: 23073396. eng|fre. • 26. Iliffe S, Manthorpe J, Eden A. Sooner or later? Issues in the early diagnosis of dementia in general practice: a qualitative study. Family Practice. 2003 AUG 2003;20(4):376-81. PubMed PMID: WOS:000184714200007. English. • 27. De Lepeleire JA, Heyrman J, Baro F, Buntinx F, Lasuy C. How do general practitioners diagnose dementia? Fam Pract. 1994 Jun;11(2):148-52. PubMed PMID: 7958577. eng.
  • 77. Bibliografie • 28. De Lepeleire J, Heyman J, Buntinx F. The early diagnosis of dementia: triggers, early signs and luxating events. Fam Pract. 1998 Oct;15(5):431-6. PubMed PMID: 9848429. eng. • 29. Chrisp TA, Tabberer S, Thomas BD, Goddard WA. Dementia early diagnosis: triggers, supports and constraints affecting the decision to engage with the health care system. Aging Ment Health. 2012;16(5):559-65. PubMed PMID: 22360880. Epub 2012/02/24. eng. • 30. Werner P, Goldstein D, Karpas DS, Chan L, Lai C. Help-seeking for dementia: a systematic review of the literature. Alzheimer Dis Assoc Disord. 2014 2014 Oct- Dec;28(4):299-310. PubMed PMID: 25321607. eng. • 31. Perry M, Drasković I, van Achterberg T, Borm GF, van Eijken MI, Lucassen P, et al. Can an EASYcare based dementia training programme improve diagnostic assessment and management of dementia by general practitioners and primary care nurses? The design of a randomised controlled trial. BMC Health Serv Res. 2008 Apr;8:71. PubMed PMID: 18384675. PMCID: PMC2391160. Epub 2008/04/02. eng. • 32. E. D. Zorg voor Veilig module. Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik; 2011. • 33. Mukadam N, Cooper C, Kherani N, Livingston G. A systematic review of interventions to detect dementia or cognitive impairment. Int J Geriatr Psychiatry. 2015 Jan;30(1):32-45. PubMed PMID: 25132209. Epub 2014/08/03. eng. • 34. Perry M, Drašković I, Lucassen P, Vernooij-Dassen M, van Achterberg T, Rikkert MO. Effects of educational interventions on primary dementia care: A systematic review. Int J Geriatr Psychiatry. 2011 Jan;26(1):1-11. PubMed PMID: 21157845. eng. • 35. van den Dungen P, Moll van Charante EP, van de Ven PM, van Marwijk HW, van der Horst HE, van Hout HP. Case Finding of Mild Cognitive Impairment and Dementia and Subsequent Care; Results of a Cluster RCT in Primary Care. PLoS One. 2016;11(6):e0156958. PubMed PMID: 27310616. PMCID: PMC4910994. Epub 2016/06/16. eng. • 36. A. J. Betere detectie van dementie. Huisarts & Wetenschap. 2008. • 37. G. G. Niet-pluisindex. 2007. • 38. Despriet D, Van de Putte E, Van Eecke H. Hoe handelt de Vlaamse huisarts bij dementie? : KULeuven; 2016. • 39. Moyer VA, Force USPST. Screening for cognitive impairment in older adults: U.S. Preventive Services Task Force recommendation statement. Ann Intern Med. 2014 Jun;160(11):791-7. PubMed PMID: 24663815. eng. • 40. Adelman AM, Daly MP. Initial evaluation of the patient with suspected dementia. Am Fam Physician. 2005 May;71(9):1745-50. PubMed PMID: 15887453. eng.
  • 78. Bibliografie • 41. Milne A, Culverwell A, Guss R, Tuppen J, Whelton R. Screening for dementia in primary care: a review of the use, efficacy and quality of measures. Int Psychogeriatr. 2008 Oct;20(5):911-26. PubMed PMID: 18533066. Epub 2008/06/05. eng. • 42. Mitchell AJ. A meta-analysis of the accuracy of the mini-mental state examination in the detection of dementia and mild cognitive impairment. J Psychiatr Res. 2009 Jan;43(4):411-31. PubMed PMID: 18579155. Epub 2008/06/24. eng. • 43. Jacova C, Kertesz A, Blair M, Fisk JD, Feldman HH. Neuropsychological testing and assessment for dementia. Alzheimers Dement. 2007 Oct;3(4):299-317. PubMed PMID: 19595951. eng. • 44. Villarejo A, Puertas-Martín V. [Usefulness of short tests in dementia screening]. Neurologia. 2011 Sep;26(7):425-33. PubMed PMID: 21345539. Epub 2011/02/22. spa. • 45. Brodaty H, Low LF, Gibson L, Burns K. What is the best dementia screening instrument for general practitioners to use? Am J Geriatr Psychiatry. 2006 May;14(5):391-400. PubMed PMID: 16670243. eng. • 46. Lorentz WJ, Scanlan JM, Borson S. Brief screening tests for dementia. Can J Psychiatry. 2002 Oct;47(8):723-33. PubMed PMID: 12420650. eng. • 47. Schoenmakers B, De Lepeleire J. Dementie. Belgium: Uitgeverij Acco; 2011. 76 p. • 48. Harrison JK, Fearon P, Noel-Storr AH, McShane R, Stott DJ, Quinn TJ. Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) for the diagnosis of dementia within a general practice (primary care) setting. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Jul(7):CD010771. PubMed PMID: 24990271. Epub 2014/07/03. eng. • 49. Harrison JK, Fearon P, Noel-Storr AH, McShane R, Stott DJ, Quinn TJ. Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) for the diagnosis of dementia within a secondary care setting. Cochrane Database Syst Rev. 2015 Mar(3):CD010772. PubMed PMID: 25754745. Epub 2015/03/10. eng. • 50. Harrison JK, Stott DJ, McShane R, Noel-Storr AH, Swann-Price RS, Quinn TJ. Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) for the early diagnosis of dementia across a variety of healthcare settings. Cochrane Database Syst Rev. 2016 11;11:CD011333. PubMed PMID: 27869298. Epub 2016/11/21. eng. • 51. Tokuhara KG, Valcour VG, Masaki KH, Blanchette PL. Utility of the Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) for dementia in a Japanese-American population. Hawaii Med J. 2006 Mar;65(3):72-5. PubMed PMID: 16724448. eng. • 52. Jackson TA, Naqvi SH, Sheehan B. Screening for dementia in general hospital inpatients: a systematic review and meta-analysis of available instruments. Age Ageing. 2013 Nov;42(6):689-95. PubMed PMID: 24100618. Epub 2013/10/06. eng.
  • 79. Bibliografie • 53. Shaik MA, Xu X, Chan QL, Hui RJ, Chong SS, Chen CL, et al. The reliability and validity of the informant AD8 by comparison with a series of cognitive assessment tools in primary healthcare. Int Psychogeriatr. 2016 Mar;28(3):443-52. PubMed PMID: 26489991. Epub 2015/10/22. eng. • 54. Larner AJ. AD8 Informant Questionnaire for Cognitive Impairment: Pragmatic Diagnostic Test Accuracy Study. J Geriatr Psychiatry Neurol. 2015 Sep;28(3):198- 202. PubMed PMID: 25769735. Epub 2015/03/12. eng. • 55. Razavi M, Tolea MI, Margrett J, Martin P, Oakland A, Tscholl DW, et al. Comparison of 2 informant questionnaire screening tools for dementia and mild cognitive impairment: AD8 and IQCODE. Alzheimer Dis Assoc Disord. 2014 2014 Apr-Jun;28(2):156-61. PubMed PMID: 24113559. PMCID: PMC3981951. eng. • 56. Feldman HH, Jacova C, Robillard A, Garcia A, Chow T, Borrie M, et al. Diagnosis and treatment of dementia: 2. Diagnosis. CMAJ. 2008 Mar;178(7):825-36. PubMed PMID: 18362376. PMCID: PMC2267847. eng. • 57. Ontario HQ. The appropriate use of neuroimaging in the diagnostic work-up of dementia: an evidence-based analysis. Ont Health Technol Assess Ser. 2014;14(1):1-64. PubMed PMID: 24592296. PMCID: PMC3937983. Epub 2014/02/01. eng. • 58. Beynon R, Sterne JA, Wilcock G, Likeman M, Harbord RM, Astin M, et al. Is MRI better than CT for detecting a vascular component to dementia? A systematic review and meta-analysis. BMC Neurol. 2012 Jun;12:33. PubMed PMID: 22672344. PMCID: PMC3403932. Epub 2012/06/06. eng. • 59. Bermingham SL. The appropriate use of neuroimaging in the diagnostic work-up of dementia: an economic literature review and cost-effectiveness analysis. Ont Health Technol Assess Ser. 2014;14(2):1-67. PubMed PMID: 24592297. PMCID: PMC3937984. Epub 2014/02/01. eng. • 60. Lee L, Weston WW, Heckman G, Gagnon M, Lee FJ, Sloka S. Structured approach to patients with memory difficulties in family practice. Can Fam Physician. 2013 Mar;59(3):249-54. PubMed PMID: 23486793. PMCID: PMC3596200. eng. • 61. Milisen K, Braes T, Fick DM, Foreman MD. Cognitive assessment and differentiating the 3 Ds (dementia, depression, delirium). Nurs Clin North Am. 2006 Mar;41(1):1-22, v. PubMed PMID: 16492451. eng. • 62. van der Weele GM, Eizenga WH, Dautzenberg PL, Wiersma T, Burgers JS. [Practice guideline 'Delirium' from the Dutch College of General Practitioners]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7766. PubMed PMID: 24975982. dut. • 63. Cisnernos R. Critical thinking and clinical reasoning in the health sciences: An international multidisciplinary teaching anthology: American Journal Pharm Educ; 2009. • 64. Lee L, Kasperski MJ, Weston WW. Building capacity for dementia care: training program to develop primary care memory clinics. Can Fam Physician. 2011 Jul;57(7):e249-52. PubMed PMID: 21753083. PMCID: PMC3135463. eng.
  • 80. Bibliografie • 65. Lee L, Hillier LM, Stolee P, Heckman G, Gagnon M, McAiney CA, et al. Enhancing dementia care: a primary care-based memory clinic. J Am Geriatr Soc. 2010 Nov;58(11):2197-204. PubMed PMID: 20977435. Epub 2010/10/26. eng. • 66. van Hout H, Vernooij-Dassen M, Poels P, Hoefnagels W, Grol R. Are general practitioners able to accurately diagnose dementia and identify Alzheimer's disease? A comparison with an outpatient memory clinic. Br J Gen Pract. 2000 Apr;50(453):311-2. PubMed PMID: 10897518. PMCID: PMC1313682. eng. • 67. Yokomizo JE, Simon SS, Bottino CM. Cognitive screening for dementia in primary care: a systematic review. Int Psychogeriatr. 2014 Nov;26(11):1783-804. PubMed PMID: 25023857. Epub 2014/07/15. eng. • 68. Davis DH, Creavin ST, Yip JL, Noel-Storr AH, Brayne C, Cullum S. Montreal Cognitive Assessment for the diagnosis of Alzheimer's disease and other dementias. Cochrane Database Syst Rev. 2015 Oct(10):CD010775. PubMed PMID: 26513331. Epub 2015/10/29. eng.

Editor's Notes

  1. LINK:
  2. Bron: http://www.dementie.be/home/sample-page/prevalentie/ Dementiecentrum vlaanderen reikt volgende prevalentiecijfers aan, specifiek bij vrouwen toename
  3. Door de technologische vooruitgang kunnen we vandaag de ziekte van Alzheimer en andere soorten van dementie in een pre-dementieel stadium (d.i. in het stadium dat er cognitieve achteruitgang is, maar deze nog géén significante impact heeft op het dagelijks functioneren van de patiënt (ADL)) detecteren (6, 7). Ondanks deze vooruitgang gebeurt de diagnose van dementie vandaag nog altijd te laattijdig (ppt aanduiden). Tussen het optreden van de eerste symptomen en het eerste contact met de arts gaat 2,4 jaar. De tijd tot diagnose van het (subtype) dementie duurt gemiddeld 3 jaar. Een manier om deze laattijdige diagnostiek aan te pakken is het proberen op te sporen van individuen in een pauci-symptomatisch stadium van de ziekte door het vroegtijdig herkennen van alarmsignalen. (Ppt aanduiden) Dit noemt men ‘case-finding’. Hoewel ‘case-finding’ dé term is die gebruikt wordt voor vroegdetectie van dementie in de literatuur stelt de Hoge Gezondheidsraad dat men, in het kader van dementie, beter de term ‘tijdige diagnostiek’ gebruikt (d.i. een diagnose op het juiste moment). Dit impliceert een meer patiëntgerichte benadering waarbij men probeert de diagnose in een zodanig stadium vast te stellen, dat ze voor de patiënt en de naasten aanvaardbaar is én de diagnose een verklaring en antwoord kan bieden op behoeften waaraan op dat moment niet voldaan is (8).
  4. Nagenoeg alle richtlijnen wijzen op het belang van een vroege diagnostiek van dementie (7-14). 2 richtlijnen niet, 2 systematic reviews van richtlijnen ook niet. Als eerste punt willen we aanhalen dat naar schatting 5 % van alle dementie te wijten is aan een reversibele oorzaak (13). Voorbeelden van reversibele oorzaken zijn ruimte-innemende processen, alcohol, endocriene stoornissen, infectie en depressie (8, 13). In deze specifieke gevallen zullen de patiënt en zijn naasten opgelucht zijn dat het niet gaat om een aandoening die zal evalueren naar dementie (8). Een vroege behandeling van de oorzaak geeft veel kans op genezing (13). Een eerste voordeel van tijdige diagnostiek is dat het de mogelijkheid geeft tot het tijdig opstarten en plannen van gepaste zorg (9, 10, 12). Ten tweede maakt een tijdige diagnostiek het voor de naasten van de patiënt gemakkelijker om eventueel moeilijk gedrag te plaatsen (12). Het geeft de patiënt ook de gelegenheid om belangrijke beslissingen te nemen betreffende de verder toegepaste zorg (‘advance care planning’) (8), een eventuele wilsbeschikking omtrent het levenseinde (8, 12) en andere financiële en juridische kwesties (12). Bovendien heeft men de kans om, indien er twijfel bestaat over de rijvaardigheid van de patiënt, deze te testen en eventueel over te gaan tot intrekking van het rijbewijs (12). Ten slotte zijn er ook economische voordelen bij het vroeg onderkennen van dementie. Door vroege detectie van risicopatiënten voor dementie kan men vroegtijdig starten met behandelen + interventies die onafhankelijkheid faciliteren + beter anticiperen op moeilijkheden met als doel de cognitieve achteruitgang zoveel mogelijk proberen te vertragen en pt zo lang mogelijk thuis te houden. Een Zuid-Koreaanse richtlijn (13) wijst er ten eerste op dat indien het intreden van de dementiefase bij patiënten met een cognitieve achteruitgang uitgesteld zou kunnen worden met 5 jaar, de prevalentie van dementie zou halveren. Patiënten met een ernstige dementie zijn gemiddeld 8 keer duurder dan patiënten met een milde dementie. Dit heeft voornamelijk te maken met de hogere graad van institutionalisering bij patiënten met een verder gevorderd stadium van dementie. BPSD (‘Behavioural and Psychiological Symptoms of Dementia’) is een belangrijke oorzaak van vroegtijdige opnames in rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en leidt tot een verhoogde zorgkost (13). BPSD leidt ook tot een snellere evolutie van het onderliggende ziekteproces (13, 15). Daarnaast kunnen gedrags- en psychologische moeilijkheden vroeger ontdekt en behandeld worden + anticiperen op gedragsmoeilijkheden. Op deze wijze zou men institutionalisering kunnen uitstellen (d.i. de patiënt kan langer thuis blijven wonen). Dit impliceert een kostenbesparing voor zowel de patiënt en zijn naasten als de maatschappij (13). Of deze kostenbesparing effectief is, is nog niet bewezen in studies. Daarnaast kan, door het opstellen van een behandelplan, de ziekteprogressie vroegtijdiger afgeremd worden. In tegenstelling tot BPSD (‘Behavioural and Psychiological Symptoms of Dementia’), dat mits adequate farmacologische en niet-farmacologische therapie redelijk goed te behandelen is in alle fasen van dementie, moet opgemerkt worden dat de behandelingen die als doel hebben het cognitief verval te vertragen minder efficiënt zijn én pas effectief zijn in een latere fase van de ziekte. Zo is het gebruik van acetylcholinesterase-inhibitoren bij de ziekte van Alzheimer pas effectief vanaf het optreden van moeilijkheden bij de activiteiten van het dagelijkse leven (7-9, 13). Over de efficiëntie van cognitieve stimulatie in het vertragen van het cognitief verval heerst veel onenigheid (16). GEVOLG - Zo kan de patiënt zijn onafhankelijkheid (zowel op cognitief vlak als op het vlak van mobiliteit) beter bewaren (10). - betere QoL - kostenbesparing voor de maatschappij Betreffende de niet-reversibele vormen van dementie willen we eerst stellen dat een goede counseling betreffende de progressieve natuur en de irreversibiliteit van dementie een patiëntenrecht is. De patiënt (en zijn entourage) is niet verplicht om alles te weten en heeft het recht om bijkomende informatie en onderzoeken te weigeren (8, 14). Mogelijke nadelen van de vroege detectie van dementie kunnen zijn: Meer stress en angst bij de patiënt. Het kan gaan om: Stress gelinkt aan het uitvoeren van diagnostische onderzoeken voor dementie (5). Reactieve stress en angst die het gevolg kan zijn van het mededelen van de diagnose van dementie (4). De huidige afwezigheid van een behandeling die de cognitieve aftakeling kan vertragen kan een geldig argument zijn voor de patiënt om een vroege detectie te weigeren (5). Labelling en stigma omtrent de diagnose van dementie kunnen leiden tot een verandering van de relatie tussen de patiënt en zijn omgeving (4).
  5. Om case-finding goed te beoefenen willen we vooral aandachtig zijn voor alarmsignalen bij personen die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van dementie. In deze tabel zien jullie de belangrijkste risicofactoren samengevat. We kunnen ze onderverdelen in niet-modificeerbare RF en modificeerbare RF. De belangrijkste niet-modificeerbare RF is leeftijd. Bijgevolg moeten we vooral aandachtig zijn voor symptomen van beginnende neurodegeneratie bij 65 + ‘ ers. De belangrijkste modificeerbare RF zijn alle oorzaken van hart-en vaatziekten. Alleen voor hart –en vaatziekten is er aangetoond dat het controleren van de risicofactoren hiervan de kans op het ontwikkelen van dementie doet afnemen. Wat bevragen? - Medische voorgeschiedenis (9, 15) - Medicatiegebruik (8, 14) - Comorbiditeiten Risicofactoren voor hart- en vaatziekten (9, 13, 15) Neurologische aandoeningen (CVA, ziekte van Parkinson, craniocerebraal trauma etc.) (9, 13, 15) - Familiale voorgeschiedenis (met specifiek de nadruk op neurologische antecedenten) (9, 13, 15) Educatieniveau (9, 13, 15) Vrouwelijk geslacht: Langere levensverwachting Daling oestrogeenspiegels in de menopauze Wereldwijd mindere educatie MAAR: na corrigeren van deze verklarende factoren, nog steeds hoger risico! Genetisch: S°° van Down AD Alzheimerdementie APO E epsilon 4 susceptibiliteitsgen Ziekte van Parkinson 30 – 78% kans op het ontwikkelen van dementie RF hart- en vaatziekten: HT, dyslipidemie, DM, obesitas, roken, sedentair Geassocieerd met vasculaire dementie, maar ook invloed op AD en andere dementies Ernstigere vroegtijdige tekens Snellere ziekteprogressie Aanpak van CV RF = bescheiden gunstig effect op dementie Primair: voorkomen, ontwikkeling uitstellen Secundair: evolutie afremmen Depressie: Er is een duidelijke associatie tussen dementie en depressie. Er zijn aanwijzingen dat het ooit doormaken van depressie in het leven het risico op dementie doet toenemen. Een recente Zuid-Koreaanse epidemiologische studie (2009) spreekt over een verhoogd risico x3. De NHG-standaard dementie 2016 is voorzichtiger en stelt dat het onduidelijk is of depressie een risicofactor of een prodromaal symptoom van dementie is.
  6. Hier ziet u een tabel met de voornaamste rode vlaggen voor een mogelijke beginnende dementie waarvoor de arts attent dient te zijn. We kunnen ze onderverdelen in cognitieve, gedrags/psychiatrische (BPSD) en motorische symptomen. Daarnaast zijn er de zogenaamde ‘demaskerende gebeurtenissen’. Dit zijn voorvallen die op een onverwachte en plotse manier een cognitief deficit aan het licht brengen. De meeste vroege symptomen van dementie zijn van cognitieve aard. Het betreft niet alleen verlies van het episodisch geheugen, maar ook een verminderde oriëntatie, een verlies van taalproductie etc. Daarnaast zijn er de gedragspsychiatrische symptomen zoals een verandering van de persoonlijkheid, apathie en depressie. COGNITIEF Geheugen Episodisch: detailverlies in herinneringen, afspraken vergeten, frequent herhalen van eenzelfde vraag, niet terugvinden van vw,… Head turning sign Verklaring: moeilijke consolidatie in LT-geheugen Niet op de voorgrond bij pten < 65 jaar! Verminderde oriëntatie in tijd en ruimte Executive dysfunction Moeilijker uitvoeren van complexere taken Plannen en organiseren Aanleren van nieuwe handelingen Abstract denken … Typische presenterende klacht bij preseniele Alzheimerdementie/FTD Bemoeilijkte taal Niet vloeiend, woordvindingsproblemen, onjuiste woorden, foute grammaticale constructies Taalbegrip bewaard! Typisch FTD Verminderd visuospatieel inzicht Naast dingen grijpen, vallen, moeilijk natekenen van figuren,… Typisch LBD BPSD 80 % AD LBD en PD geven in vroeg stadium vaker BPSD Vooral affectieve stoornissen <> psychose, agitatie, agressie in later beloop Apathie Typisch FTD, AD Veranderde persoonlijkheid Disinhibitie, verminderde empathie, toegenomen impulsiviteit,… Moeilijker sociaal functionneren (verlies sympathie omgeving) Komt meer voor bij FTD en preseniele dementie Depressie DD apathie Complexe relatie met dementie Angst MOTORISCH Loop- en evenwichtsstoornissen Typisch bij niet-alzheimerdementieën <> AD: late fase Rigiditeit bij LBD/PD Ataxie bij vasc. dementie DEMASK GEB Delier Beperkte cogn reserve + uitlokkende factor Opstarten van bep soort medicatie Anticholinergica Sedativa Antipsychotica bij LBD/PD … Gedaalde zelfredzaamheid Typisch: partner op vakantie of uitval wegens ziekte ANDERE Frailty G verlies Frequente doktersvisites Retrospectief onderzoek: 5 jaar vóór het stellen dan D/ dementie pten vaker HA bezochten Meestal vage klachten
  7. De zoektermen (MesH) ingegeven in MEDLINE waren hiervoor: ‘Dementia’ OR ‘Cognitive Dysfunction’ AND ‘Early Diagnosis’. Onze voorkeur ging uit naar publicatietypes van het type ‘Review’, ‘meta-analyses’, ‘clinical trials’, ‘multicentre studies’ en ‘journal articles’. De zoekopdracht leverde 956 zoekresultaten op. Om de zoekopdracht te vereenvoudigen besloten we om ons enkel te focussen op artikels van maximaal 5 jaar oud. Na het toepassen van deze filter op onze zoekresultaten hielden we 420 zoekresultaten over. Enkel Engelstalige bronnen met een abstract werden in overweging genomen voor inclusie. Een ander criterium waarop we ons baseerden voor het al dan niet includeren van literatuur was de relevantie voor de eerste lijn. Deze beoordeling gebeurde arbitrair. In totaal includeerden we 12 studies. De twee voornaamste thematieken die in deze studies aan bod kwamen waren: De uitgestelde diagnose: waarom presenteert de gemiddelde patiënt zich zo laattijdig bij de huisarts? - 1 studie Het testen van de invloed van verschillende interventies op de vroege opsporing (case-finding) van MCI en/of dementie. – 11 studies Naast het systematisch doorzoeken van de literatuur doorzochten we vijf artikels die ons door experten werden aanbevolen, gaande van 1998 tot 2017. Twee hiervan buigen zich specifiek over de thematiek van de ‘uitgestelde diagnose’. Ten slotte bestudeerden we twee Nederlandse studies omtrent vroege detectie van dementie die in de NHG-richtlijn van 2012 beknopt samengevat staan. Dit brengt ons in het totaal op een inclusie van 19 artikels.
  8. Om een antwoord te zoeken op onze eerste onderzoeksvraag zijn we in de literatuur op zoek gegaan naar rode vlaggen voor een beginnende dementie. Onze zoekopdracht leverde weinig resultaten op. Twee voorbeeldstudies van De Lepeleire et al. werden ons hiervoor aangeraden. Deze studies gaven gelijkaardige resultaten als de richtlijnen. Daarnaast gaan we op zoek naar concrete hulpmiddelen die de arts kunnen helpen bij het vroeger diagnosticeren van cognitieve stoornissen. Dit is nodig omdat, zoals ik eerder vermeldde, de diagnose vandaag de dag laattijdig gesteld wordt. Redenen hiervoor zijn te vinden bij De arts: bv. gebrekkige kennis, gebrekkige communicatie met andere zorgverleners, comorbiditeiten als ‘stoorzenders’, stigma, het gevoel hebben dat je de patiënt en zijn naasten niets kan bieden etc. De patiënt: bv. gebrekkige kennis, schaamte, schrik dat men zijn vrijheid zal beperken etc.
  9. Er bestaan belangrijke voordelen aan vroegdetectie van dementie. De eerste signalen van cognitief verval verschillen sterk interindividueel. Hoewel de presentatie met geheugenproblemen het meest gekend is, presenteren veel beginnende dementies zich met andere cognitieve problemen, psychologisch/psychiatrische problemen, stoornissen in de motoriek en/of via een demaskerende gebeurtenis. Hoe en wanneer deze worden opgemerkt kadert binnen de specifieke arts-patiëntrelatie en de relatie met andere zorgverleners. Voor het ontwikkelen van dementie bestaan verschillende risicofactoren. Hiervoor dient de huisarts attent te zijn opdat patiënten met een verhoogd risicoprofiel nauwlettender in de gaten gehouden worden. Leeftijd is de belangrijkste risicofactor. Het is (nog) niet mogelijk om op basis van deze risicofactoren voorspellingen te doen over het al dan niet ontwikkelen van cognitieve achteruitgang. Zoals onder meer in de NICE-richtlijn en de adviestekst van de Hoge gezondheidsraad benadrukt wordt, lijkt het ons belangrijk deze vroegdetectie in te passen in een tijdige diagnose, met respect voor de draagkracht van de patiënt en zijn omgeving op ieder moment. De huidige diagnostiek van cognitief verval neemt te veel tijd in beslag, waardoor dementie vaak al manifest aanwezig is. Daarnaast worden veel personen met cognitieve problemen niet gediagnosticeerd. Er worden veel mogelijke barrières (bij de patiënt en zijn omgeving en de huisarts) aangehaald die dit probleem kunnen verklaren. Toch zijn er maar weinig interventiestudies die zich op deze barrières toeleggen. Opkomende evidentie geeft aan dat educatie van huisartsen de alertheid voor vroegtijdige cognitieve symptomen verhoogt en het aantal diagnoses van dementie doet toenemen. Als hulpmiddelen voor case-finding kan de huisarts gebruik maken van screeningslijsten en de niet-pluisindex. Hoewel de huidige richtlijnen populatiescreening niet adviseren, zijn er steeds meer studies die het effect van ‘targeted screening’ of ‘tweestapsscreening’ op de detectie van MCI en dementie bestuderen. Deze zou cognitief verval vroeger opsporen en de detectiegraad ervan verhogen. Deze tweestapsscreening is nog niet voor morgen omdat er nog te weinig studies zijn die deze bestuderen en hiermee gunstige resultaten bekomen. Daarnaast gaan er heel wat uitdagingen op ethisch-, maatschappelijk-, en economisch vlak gepaard met een eventuele vroegere diagnostiek van cognitieve problemen.  
  10. Er bestaan belangrijke voordelen aan vroegdetectie van dementie. De eerste signalen van cognitief verval verschillen sterk interindividueel. Hoewel de presentatie met geheugenproblemen het meest gekend is, presenteren veel beginnende dementies zich met andere cognitieve problemen, psychologisch/psychiatrische problemen, stoornissen in de motoriek en/of via een demaskerende gebeurtenis. Hoe en wanneer deze worden opgemerkt kadert binnen de specifieke arts-patiëntrelatie en de relatie met andere zorgverleners. Voor het ontwikkelen van dementie bestaan verschillende risicofactoren. Hiervoor dient de huisarts attent te zijn opdat patiënten met een verhoogd risicoprofiel nauwlettender in de gaten gehouden worden. Leeftijd is de belangrijkste risicofactor. Het is (nog) niet mogelijk om op basis van deze risicofactoren voorspellingen te doen over het al dan niet ontwikkelen van cognitieve achteruitgang. Zoals onder meer in de NICE-richtlijn en de adviestekst van de Hoge gezondheidsraad benadrukt wordt, lijkt het ons belangrijk deze vroegdetectie in te passen in een tijdige diagnose, met respect voor de draagkracht van de patiënt en zijn omgeving op ieder moment. De huidige diagnostiek van cognitief verval neemt te veel tijd in beslag, waardoor dementie vaak al manifest aanwezig is. Daarnaast worden veel personen met cognitieve problemen niet gediagnosticeerd. Er worden veel mogelijke barrières (bij de patiënt en zijn omgeving en de huisarts) aangehaald die dit probleem kunnen verklaren. Toch zijn er maar weinig interventiestudies die zich op deze barrières toeleggen. Opkomende evidentie geeft aan dat educatie van huisartsen de alertheid voor vroegtijdige cognitieve symptomen verhoogt en het aantal diagnoses van dementie doet toenemen. Als hulpmiddelen voor case-finding kan de huisarts gebruik maken van screeningslijsten en de niet-pluisindex. Hoewel de huidige richtlijnen populatiescreening niet adviseren, zijn er steeds meer studies die het effect van ‘targeted screening’ of ‘tweestapsscreening’ op de detectie van MCI en dementie bestuderen. Deze zou cognitief verval vroeger opsporen en de detectiegraad ervan verhogen. Deze tweestapsscreening is nog niet voor morgen omdat er nog te weinig studies zijn die deze bestuderen en hiermee gunstige resultaten bekomen. Daarnaast gaan er heel wat uitdagingen op ethisch-, maatschappelijk-, en economisch vlak gepaard met een eventuele vroegere diagnostiek van cognitieve problemen.  
  11. Er bestaan belangrijke voordelen aan vroegdetectie van dementie. De eerste signalen van cognitief verval verschillen sterk interindividueel. Hoewel de presentatie met geheugenproblemen het meest gekend is, presenteren veel beginnende dementies zich met andere cognitieve problemen, psychologisch/psychiatrische problemen, stoornissen in de motoriek en/of via een demaskerende gebeurtenis. Hoe en wanneer deze worden opgemerkt kadert binnen de specifieke arts-patiëntrelatie en de relatie met andere zorgverleners. Voor het ontwikkelen van dementie bestaan verschillende risicofactoren. Hiervoor dient de huisarts attent te zijn opdat patiënten met een verhoogd risicoprofiel nauwlettender in de gaten gehouden worden. Leeftijd is de belangrijkste risicofactor. Het is (nog) niet mogelijk om op basis van deze risicofactoren voorspellingen te doen over het al dan niet ontwikkelen van cognitieve achteruitgang. Zoals onder meer in de NICE-richtlijn en de adviestekst van de Hoge gezondheidsraad benadrukt wordt, lijkt het ons belangrijk deze vroegdetectie in te passen in een tijdige diagnose, met respect voor de draagkracht van de patiënt en zijn omgeving op ieder moment. De huidige diagnostiek van cognitief verval neemt te veel tijd in beslag, waardoor dementie vaak al manifest aanwezig is. Daarnaast worden veel personen met cognitieve problemen niet gediagnosticeerd. Er worden veel mogelijke barrières (bij de patiënt en zijn omgeving en de huisarts) aangehaald die dit probleem kunnen verklaren. Toch zijn er maar weinig interventiestudies die zich op deze barrières toeleggen. Opkomende evidentie geeft aan dat educatie van huisartsen de alertheid voor vroegtijdige cognitieve symptomen verhoogt en het aantal diagnoses van dementie doet toenemen. Als hulpmiddelen voor case-finding kan de huisarts gebruik maken van screeningslijsten en de niet-pluisindex. Hoewel de huidige richtlijnen populatiescreening niet adviseren, zijn er steeds meer studies die het effect van ‘targeted screening’ of ‘tweestapsscreening’ op de detectie van MCI en dementie bestuderen. Deze zou cognitief verval vroeger opsporen en de detectiegraad ervan verhogen. Deze tweestapsscreening is nog niet voor morgen omdat er nog te weinig studies zijn die deze bestuderen en hiermee gunstige resultaten bekomen. Daarnaast gaan er heel wat uitdagingen op ethisch-, maatschappelijk-, en economisch vlak gepaard met een eventuele vroegere diagnostiek van cognitieve problemen.  
  12. Verschillende appraisers  score op 7 voor verschillende criteria van AGREE  totaal score berekend  afspraak binnen de lezersgroep vanaf welk percentage er een inclusie is.
  13. Despriet et al (10),
  14. Zo toonde de systematic review van Moyer et al (1) aan dat de performantie van de GPCOG, de Mini-Cog en de MIS beter was dan de MMSE. Zij zouden een goed discriminerend vermogen bezitten tussen een dementieel beeld en normale vergeetachtigheid. Het valt op te merken dat men deze vergelijkende conclusies trok op basis van één studie per test. Wij vonden echter geen studies die deze vergelijking herhaalden en bevestigden. Hierdoor is het moeilijk met de nodige zekerheid één test boven een andere aan te bevelen (2).
  15. Om ontwikkelde cognitieve testen te toetsen aan dergelijke vereisten ontwikkelde de British Psychological Society (BPS) in 2008 een lijst van zestien criteria voor bruikbaarheid in de praktijk onderverdeeld in 4 categoriëen (8). Deze criteria staan per categorie opgelijst in tabel 4.
  16. AD8 cijfers op basis van studie Patient's Rating of Cognitive Ability Using the AD8, a Brief Informant Interview, as a Self-rating Tool to Detect Dementia Participants were community-dwelling volunteers who enrolled in a longitudinal study of healthy aging and dementia.13,14The study was initiated in 1979 and has assessed more than 3000 individuals to date.
  17. Studies over de afzonderlijke testen elk te weinig te conclusief Bij vergelijking tussen de twee testen die het meest naar voorkomen: AD8 > IQCODE Maar toch geen conclusie