Artikel verschenen in Feeling magazine, mei 2015 over mijn ondernemerschap bij Glassroots, het waarom van mijn Straffe Madammen Club en het leven zoals het is in een nieuw samengesteld gezin.
1. 104 |
MET HET NETWERKPLATFORM ‘STRAFFE MADAMMEN’ ZET ELKE JEURISSEN
VROUWELIJKE PROFESSIONALS OP DE KAART. OMDAT ZE GELOOFT IN
HET DELEN VAN ERVARINGEN EN IN DAT EXTRA DUWTJE IN DE RUG, MAAR
VOORAL OMDAT ZE VINDT DAT MENSEN, EN ZEKER VROUWEN, ELKAAR
MOETEN HELPEN.
DOOR CATHÉRINE ONGENAE. FOTO’S: LIESBET PEREMANS.
BAANBREKER
ELKE JEURISSEN
HANDELSINGENIEUR, ONDERNEMER EN STRAFFE MADAM
‘Positief
zijn, is
besmettelijk’
3. 106 |
‘Denk niet dat
men wel zal zien
hoe goed je bent.
Dat is niet zo.
Als vrouw moet je
je zichtbaarheid
opeisen’
ELKE JEURISSEN
4. Een universitaire studie Handelsingenieur? Dat was volgens
de consulent van het CLB te hoog gegrepen. ‘Aan de univer-
siteit heb je maar 10% slaagkans, zou je dat wel doen?’ Voor
Elke Jeurissen (42) was net dat een stimulans om er toch
aan te beginnen. “Ik merk het ook bij mijn eigen dochter
van bijna tien”, glimlacht ze. “Als iemand ons zegt dat we
iets niet kunnen, of iets niet mogen, of iets móéten, dan
doen we het tegenovergestelde.”
Gelukkig had de onderneemster en oprichtster van het
vrouwennetwerk ‘Straffe Madammen’ een moeder die dat
soort adviezen in de wind sloeg. Ze trok naar Leuven, ze
werd handelsingenieur.
Vandaag runt ze samen met Cato Léonard Glassroots,
een jong consultancybureau dat ernaar streeft om mensen,
bedrijven en overheden rond de tafel te brengen om een ge-
meenschappelijk project uit te werken. Klanten zijn o.a. de
Stad Antwerpen, de VRT en iMinds, het Vlaams digitaal on-
derzoekscentrum. Met de ‘Straffe Madammen’-evenemen-
ten wil ze sinds 2012 vrouwelijke experts een duwtje in de
rug geven. “Vrouwen zijn te bescheiden”, zegt ze. “Ze zeg-
gen niet snel dat ze goed zijn in hun vak, gaan ervan uit dat
men wel zal zien hoe goed ze zijn. Dat is niet zo. Als vrouw
moet je je zichtbaarheid opeisen en je kenbaar maken.”
Hoe kwam Straffe Madammen tot stand?
“Toen twee jaar geleden bleek dat er op het VOKA-congres
weer geen enkele vrouwelijke spreker aanwezig was, tweet-
ten sommige vrouwelijke ondernemers dat ze niet meer
naar dat congres gingen. Gelijk hebben ze. Ik vind dat dat
niet kan. Als ik met mijn pr-bureau congressen organiseer-
de, zorgde ik er altijd voor dat de helft van de sprekers vrou-
wen waren. Het klopt dat je dan harder moet zoeken, ze
zijn minder zichtbaar. Ook journalisten zeggen dat vrouwen
vaak bescheiden reageren als ze worden opgebeld.
Bovengenoemd topic kreeg een paar dagen media-aandacht,
toen ging de storm weer liggen. Ondertussen veranderde er
natuurlijk niets. Op een vrijdagochtend stuurde ik een tweet
de wereld in: ‘Wie vind jij een straffe madam?’ ’s Avonds
had ik al tweehonderd namen waarvan ik 90% niet kende.
Tegen het einde van het weekend 350. Het leuke was de di-
versiteit, ik kreeg namen uit alle mogelijke sectoren. Daar
wilde ik iets mee doen. Zo is Straffe Madammen ontstaan.
Ik zoek elke maand een host voor een lunch, en een vrouwe-
lijke expert die komt spreken over haar vak. Niet over haar
vrouw-zijn, maar over haar professionele expertise. Tijdens
het informele deel van de lunch merk je wel dat vrouwen
ervaringen beginnen uit te wisselen. Daar gaat het om: we
geven elkaar een duwtje in de rug. Ik krijg nu regelmatig
telefoon van vrouwen die gevraagd zijn om ergens te gaan
spreken en eindelijk ‘ja’ hebben gezegd. Ik verdien daar niets
aan, maar het geeft me energie, en daar doe ik het voor.”
Je hebt een indrukwekkend cv. In 2000, je was toen amper 28,
was je al woordvoerder van Open Vld’er Rik Daems.
“Ik werkte in die periode bij een reclamebureau in Antwer-
pen, waar ik de communicatiestrategie voor overheden en
grote bedrijven uitwerkte. Ik deed dat erg graag. Tot ik een
aanvaring kreeg met de echtgenote van de baas, die ook mee
in de zaak zat. Ik heb mijn ontslag gegeven. Tijdens mijn
opzegperiode kreeg ik een telefoontje van een klant, iemand
die bij De Post werkte. ‘Elke, kun je deze namiddag naar het
kabinet van Rik Daems gaan?’ Daems zocht een woordvoer-
der. Ik had nog nooit een journalist van dichtbij gezien, wat
moest ik die man gaan vertellen? Ik heb de minister heel
open verteld wat ik wel en wat ik niet kon, en wat ik wilde
leren. Hij wilde me meteen in dienst nemen, ik kreeg een
avond de tijd om erover na te denken. Ik ben gesprongen.
Twee jaar ben ik zijn woordvoerder geweest. De eerste
vier, vijf maanden dacht ik: waar ben ik aan begonnen? Het
was hard werken, de adrenaline stroomde. Het was enorm
boeiend om van binnenuit te zien hoe politiek werkt. Ik heb
graag voor hem gewerkt.”
Toch hield je het na twee jaar voor bekeken?
“Ik had geen politieke ambities. Van in het begin was het
duidelijk dat ik na twee jaar weer naar de privé zou gaan.
Maar wat ik wilde doen, wist ik niet. Ik had intussen be-
grepen dat ik het nodig had om op veel projecten tegelijk
te werken. Uiteindelijk ben ik zelf een pr-bureau begon-
nen, Grevendonk, Jeurissen & Partners. We verzorgden
mediarelaties van bedrijven, en deden lobbywerk.
E
5. Wat me altijd verbaast, zijn de reacties van mensen als je
aan iets nieuws begint. Toen ik naar het kabinet trok, zei
men: ‘Zou je dat wel doen, in de politiek?’. Toen ik daar dan
vertrok, zeiden diezelfde mensen: ‘Allez, je verlaat toch geen
kabinet? Je kunt van daar naar eender welk bedrijf’. En dan
werd ik zelfstandige: ‘Wat? Ben je gek? Zal dat wel lukken?’
Als mensen zich afvragen waarom er zo weinig onderne-
mers zijn: vaak heeft dat met de omgeving te maken. Maar
net als met het negatieve advies om aan een universitaire
opleiding te beginnen, hield dat mij niet tegen. Van in het
begin draaide de zaak goed. Het was een fijne tijd. Toch ben
ik na tien jaar uit de zaak gestapt.”
Waarom?
“Ik amuseerde me niet meer, het was tijd voor iets anders.
Wat, dat wist ik niet. Ik heb toen een paar maanden geno-
men om te herbronnen. Ik heb met veel mensen gepraat,
ook met headhunters. Misschien werd het wel tijd om in een
grote organisatie te stappen? Hoewel iedereen me zei dat dat
niets voor mij was. Bedrijven zijn keurslijven, dat strookt
niet met mijn drang naar vrijheid en onafhankelijkheid. Ik
moet mijn eigen ding kunnen doen.”
Toen startte je Glassroots op.
“Glassroots heb ik opgericht met Cato Léonard, een ex-
collega. Zij heeft ervaring in de technologiesector en in mar-
keting, en ze is een van de medeoprichters van G1000, een
divers burgerplatform waar mensen brainstormen over op-
lossingen voor maatschappelijke problemen. Glassroots spe-
cialiseert zich in stakeholder-engagement. De maatschappij
is ingedeeld in silo’s. De politiek, de media, de academische
wereld, de cultuursector… Het blijft me verbazen dat men-
sen altijd opnieuw naar events gaan waar ze mensen uit hun
eigen wereldje ontmoeten en waar iedereen dus over het-
zelfde praat. Terwijl je de boeiendste inzichten krijgt door
met mensen te praten die anders zijn: een andere leeftijd,
een andere beroepscategorie…
De filosofie is simpel. Als je wilt weten hoe je iets moet ver-
anderen, of hoe je iets moet organiseren, vraag het dan aan
de mensen die op de een of andere manier belang hebben
bij een geslaagd project. Als je hen samen laat nadenken en
inzichten uitwisselen, leer je niet alleen ontzettend veel, je
creëert ook een draagvlak voor je project. Als consultants
brengen we verschillende partijen samen rond een gemeen-
schappelijk doel, waarbij ze expertise uitwisselen en die in-
zetten voor dat doel. De context is uiteraard zakelijk, ieder-
een moet er iets aan hebben.”
Is Vlaanderen klaar voor zo’n innovatieve aanpak?
“Het is moeilijker dan een pr-bureau runnen. Pr kent men,
stakeholder-engagement moet je uitleggen. Wat ook bete-
kent dat er geen budget voor is. Het eerste jaar ging alle
energie naar prospectie en evangeliseren. Wat is het, wat
brengt het op? Uiteindelijk hebben we er een boek over ge-
schreven: Vreemdgaan voor managers. Het werd genomineerd
als Managementboek van het Jaar, daar ben ik trots op. Het
hielp Glassroots op de kaart te zetten en mensen te informe-
ren. We geven er nu keynote speeches en workshops over.
Maar dat je op congressen mag spreken, betekent nog niet
dat je genoeg klanten hebt. In het voorjaar van 2014 had ik
een dip. Ik was het prospecteren zo moe, ik begon te twijfe-
len. Cato heeft me er toen doorgetrokken. ‘Neem een maand
verlof’, zei ze. ‘Rust uit, lees wat bij, en half augustus vlie-
gen we er weer in’. Dat hebben we gedaan, en dat was goed,
want vanaf eind augustus begon men ons te bellen. We wer-
ken intussen bijna voltijds op projecten.”
Toch vond je nog de tijd om de VRT ervan te overtuigen nog
meer vrouwelijke experts aan te spreken.
“De VRT heeft objectieven voor diversiteit in haar beheers-
overeenkomst. Een van die objectieven is dat een derde van
de geconsulteerde experts vrouwen moeten zijn. Waarom
niet de helft, vraag ik me dan af. Ik ben naar de VRT gestapt
met de vraag of ik met Straffe Madammen een aantal vrou-
welijke experts zichtbaar mocht maken. Ze gingen meteen
akkoord. Tweehonderd vrouwen stelden zich kandidaat,
twintig mochten kennismaken met de hoofd- en eindredac-
teuren van duidingsprogramma’s. Die namen zitten nu in
hun bestand, en men belt die vrouwen wel degelijk. Over
Choose your
battles.
Over alles
in discussie
gaan, daar
wordt
niemand
happy van’
‘
ELKE JEURISSEN
6. economie, begroting, wetenschap en technologie, maar er
zijn voor allerlei topics vrouwelijke experts te vinden. Dit
najaar gaan we het opnieuw doen. Dat is het effect van de
Straffe Madammenclub: vrouwen helpen vrouwen.”
Eens voorbij de dertig komen veel vrouwen het glazen plafond
tegen. Ze krijgen kinderen, om dan te merken dat ze professio-
neel minder makkelijk doorgroeien. Heb je daar ervaring mee?
“Ik heb daar nooit last van gehad, maar ik werk dan ook niet
in de corporate world. Ik heb daar bewust voor gekozen. Als
consultant werk ik voor grote bedrijven, maar stiekem ben
ik blij dat ik niet op al die vergaderingen aanwezig moet zijn
of moet meedoen aan de interne politiek. Die cultuur moet
absoluut veranderen. Maar hoe doe je dat? Door te klagen
en te zagen? Dat ergert me soms aan de vrouwenbeweging.
Daar raak je toch geen meter mee vooruit?”
Je raakt natuurlijk ook niet vooruit door seksisme te negeren.
“Uiteraard moet je het thema op de agenda zetten. Maar het
sterkste aan een campagne als #wijoverdrijvenniet (vrou-
wen die seksuele intimidatie aanklagen, red.) vind ik dat vrouwen
hun verhalen beginnen te delen. Je ziet dat bij Charlie Ma-
gazine, of op platforms als Wifty. Vrouwen kunnen veel
hebben aan elkaars ervaringen en hoe ze met dergelijke pro-
blemen omgaan.”
Je gelooft in sisterhood?
“Vrouwen moeten elkaar helpen en steunen in plaats van
kritiek te geven op elkaar. Daar moeten we echt mee op-
houden. Neem nu die fotoshoot die Zuhal Demir deed voor
P-magazine. Al die betuttelende commentaren die daarop
volgden… Die vrouw is toch oud en wijs genoeg om te we-
ten wat ze doet? Ook de discussie tussen ploetermoeders en
carrièrevrouwen is nergens voor nodig. Is het zo moeilijk
om elkaars keuzes te respecteren en elkaar te helpen?”
Vind je de verschillen tussen mannen en vrouwen overroepen?
“Ik zeg niet dat vrouwen op maatschappelijk vlak evenveel
mogelijkheden hebben als mannen. Dat is niet zo, en dat
moet worden aangepakt. Maar uiteindelijk zijn we allemaal
gewoon mensen. In mijn nieuw samengestelde gezin wonen
vijf kinderen. Ik heb een zoon van dertien en een dochter
van bijna negen. Mijn man heeft drie oudere jongens. Ze
hebben allemaal een ander karakter. Als ik dan toch in ste-
reotypes moet spreken, dan lijkt het meisje degene met het
meest testosteron van alle vijf.”
Je blogt over je gezinsgeluk in je blended family. Maar het
heeft even geduurd voor je dat nest vond, niet?
“Ik was vijfentwintig toen ik voor de eerste keer trouwde
met ‘mijn lief van de unief’. Mijn zoon Maxim was nog geen
jaar oud toen we uit elkaar gingen. Dat was een moeilijke
periode. Een jaar voordien had ik mijn pr-bureau opgestart
en plots was ik alleenstaande moeder. Ik heb moeten vech-
ten. Het was niet leven, maar overleven, maar je gaat verder.
Ik ontmoette iemand anders, en ik wilde graag een broer of
zus voor Maxim. Heel snel al kwam Caro. Maar uiteindelijk
7. INTERVIEW
bleek die man geen goede match voor mij. Toen ben ik zelf
vertrokken. Zelf die beslissing nemen is veel moeilijker. Ik
worstelde met een enorm schuldgevoel, maar ik heb door-
gezet. Nadien leerde ik Jo kennen, met wie ik intussen vijf
jaar geleden getrouwd ben. Onze gang of five noem ik ons
gezin. Een fantastische bende. Het mooie aan mijn relatie
met Jo is dat ik er mezelf kan zijn in al mijn facetten.”
Je schrijft over familiefeesten met de uitgebreide familie,
waarbij ook de exen en hun nieuwe partners aanwezig zijn.
“Zover zijn we nu, ja, maar dat was een proces van jaren.
Voor de kinderen is het niet altijd makkelijk. Wij zijn vol-
wassenen, voor kinderen is het moeilijker om aan de nieu-
we situatie te wennen. Mijn zoon en Jo’s jongste zoon wa-
ren ineens de middelste kinderen. Zij hebben lang moeten
zoeken naar hun plek. Een groot gezin betekent ook dat je
je ego af en toe aan de kant moet zetten. Ik heb intussen
twee dingen geleerd. Eén: choose your battles. Als je over alles
in discussie gaat, doe je niets anders meer. Niemand wordt
daar happy van. Twee: humor kan veel situaties ontmijnen.
Ook voor jezelf: soms neem je jezelf beter niet té serieus.”
Je gezin lijkt op de eerste plaats te komen.
“Mocht dat wegvallen, dan stopt het voor mij. Zij zijn mijn
drijfveren. Ook al is het soms druk, het is fijn.”
Ben je vaak thuis?
“Ik werk veel thuis. Als de kinderen er niet zijn, maak ik
langere dagen. Zijn ze er wel, dan haal ik hen regelmatig
af van school. Ik beschouw het als een voorrecht om dat te
kunnen doen, al heb ik mijn situatie natuurlijk ook zelf zo
gecreëerd. Ik begrijp niet hoe andere mensen het volhou-
den om de kantooruren te combineren met een gezin. Ik
denk dat dat model maatschappelijk niet houdbaar is.”
Uit welk nest kom je?
“Mijn vader was er bijna nooit, hij had dus weinig zeggen-
schap in mijn opvoeding. Mijn moeder werkte voltijds, en
toch vond ze altijd tijd voor ons. Ze ging tijdens het week-
end veel liever met ons naar de speeltuin dan met de was
en de plas bezig te zijn. Elke dag zei ze tegen me: ‘Zie maar
dat je later je eigen kost kunt verdienen’. Het tweede wat ze
altijd zei, was: ‘Jij kunt alles wat je maar wilt’. En het derde:
‘Jouw mening is evenveel waard als die van iemand anders’.
Dat heeft uiteraard een goede invloed gehad. Ik doe wat ik
wil, ga het avontuur aan als ik daar zin in heb. In die mate
dat mijn moeder nu soms zegt: ‘Kind, moet dat nu echt?’
(lacht). De keerzijde is dat je denkt dat je alles moet kunnen.
Dat perfectionisme heeft me weleens parten gespeeld. Maar
naarmate ik ouder word, leer ik dat los te laten.”
Ben je gelovig, of spiritueel aangelegd?
“Ik ben niet gelovig. Ik geloof wel in de kracht van men-
sen, van elkaar helpen, van het delen van positieve en ne-
gatieve ervaringen. Ik heb het een en ander gelezen over
boeddhisme. Dat vind ik een aantrekkelijke religie, omdat
ze niet vertrekt van verboden, maar van ontwikkeling. Als
je je kracht vindt en jezelf ontwikkelt, ontwikkel je ook je
omgeving. De katholieke leer vertrekt vanuit verboden en
zondes, dat lijkt me niet de juiste aanpak. Maar tegelijk zie
ik ook mensen, zoals mijn grootouders, die veel aan hun
geloof hebben gehad. Mijn grootvader overleed twee jaar
na mijn grootmoeder. Hij zei me: ‘Ik ben zo blij dat ik mag
gaan, Elke. Nu mag ik terug naar mijn vrouw’. Dat is heel
mooi voor hem, maar ik heb er niets mee. Het instituut
staat voor mij in de weg.”
Hoe ontspan jij je?
“Ik kook veel, soms samen met de kinderen. Aperitief-
je erbij, met elkaar praten. Verder doe ik ook yoga, maar
dan zonder de ohm-geluiden en de chakra’s. Dan haak ik
af (lacht). Een paar jaar na mijn echtscheiding heb ik een
serieuze klop gehad. Ik ben toen een tijd bij een psychia-
ter gegaan. Die man heeft me toen iets gezegd wat ik al-
tijd heb onthouden. ‘Een mens’, zei hij, ‘is een energievat.
Als het vat af is, is het af. Als je veel energie geeft, moet je
op tijd bijtanken. Wat je energie geeft, moet je voor jezelf
uitmaken. Alles wat energie pakt, moet je, indien moge-
lijk, schrappen’. Ik pas dat advies nog altijd toe, omdat het
klopt: positivisme is besmettelijk.”
En hoe maak je dan het onderscheid tussen die energievreters
en energiegevers?
“Ik deel de mensheid in in echte mensen en fake mensen.
Dat heeft niets te maken met opleiding of beroep. Ik ont-
moet wel wat fake mensen, en ik kan met hen werken,
maar vrienden zullen het niet worden. Mijn vrienden zijn
echte mensen die normaal doen tegen elkaar en zich kwets-
baar durven op te stellen. Ik heb een hele goede vriendin
die ik al ken sinds mijn twintigste, een vrouwelijke soul-
mate. Sinds ik Jo ken, heb ik een mannelijke soulmate. Ze
zijn mijn klankborden, bij hen kan ik dingen toetsen. Die
mensen maken het verschil.”
Ik doe yoga,
maar dan
zonder
de ohm-
geluiden
en de
chakra’s.
Dan haak
ik af’
‘
ELKE JEURISSEN