1. 75 jaar Veenkoloniaal Museum Veendam
door Hendrik Hachmer
Eind dit jaar is het zover, op 15 december bestaat
het Veenkoloniaal Museum precies 75 jaar. Een jubel
jaar, maar ook een jaar waar we op de kleintjes
moeten letten, maar dat is in die 75 jaar vaak niet
anders geweest. Schraalhans was en is vaak koning
binnen het museum, maar naar de buitenwereld toe
werden en worden we altijd gezien als een verbazend
actief museum. Vaak stellen collega’s ons de vraag:
“Hoe krijgen jullie het elke keer weer voor elkaar?”
Het antwoord is
simpel: De schou-
ders er onder en
kop d’r veur. In
samenhang met
een goede werk-
sfeer en meer dan
110 enthousiaste
vrijwilligers die
verschillende
taken op zich
nemen, verricht je
wonderen.
Ondanks dat we
op de kleintjes
moeten letten
zetten we toch een
paar leuke jubileum-
activiteiten op touw. Zo organiseren we op zondag-
middag 14 december een middag voor donateurs van
het museum in Cultuurcentrum vanBeresteyn. Na-
tuurlijk zijn ook uw vrienden en kennissen welkom.
Daarnaast zetten we twee exposities op die met ons
jubileum, maar ook deels met onze naam te maken
hebben. Het Veenkoloniaal Museum zien we als een
veentopper, maar er zijn natuurlijk meer veentop-
pers. In de benedenzaal presenteren we toppers in de
vorm van bekende Veenkolonialen die tussen 1939
en 2014 actief waren. Enkelen zoals Bert Visscher en
Wim Pijbes hebben zelfs in ons museumgebouw op
school gezeten. In de bovenzalen tonen we toppers in
de vorm van schilderijen. Schilderijen en tekeningen
geïnspireerd door het veen, turf en de Veenkoloniën.
Kortom, voldoende redenen om ook eind dit jaar naar
Veendam af te reizen. In het zomernummer van het
Omzien naar het Museum gaan we nader in op de
activiteiten.
Van Kerkstraat naar RHBS
Stichting Veenkoloniaal Museum; het begint eigenlijk
allemaal op de zolder van het gemeentehuis dankzij
de persoonlijke
inzet van burge-
meester De Zee.
Het is zijn ver-
dienste dat het
Veenkoloniaal
Museum is ont-
staan. Al snel is er
op de zolder van
het gemeentehuis
een bonte verza-
meling te vinden
die herinnert aan
het Veenkoloniale
verleden. Veel had
betrekking op de
maritieme ge-
schiedenis. Aan
het eind van de dertiger jaren van de vorige eeuw
voelt men behoefte om deze verzameling onder te
brengen in een stichting of een vereniging. In 1938
ontstaat een Vereeniging voor Veenkoloniale Oud-
heidkunde, maar deze wordt al binnen een jaar
omgevormd tot de Stichting Veenkoloniaal Museum.
Helaas valt niet meer te achterhalen waarom men de
vereniging al snel in een stichting heeft omgezet.
Op 25 september komt het toenmalige bestuur van de
stichting-in-oprichting bijeen. Op 15 december 1939
is het Veenkoloniaal Museum een feit.
Omziennaar het Veenkoloniaal Museum
museumnieuwsbrief/agenda nr. 46 / februari 2014
75 jaar VM Veendam 1 Riga 2014 7 Uit de fotocollectie 11 Uit het leven gegerepen 15
Museumnieuws 4 Uitgelicht 9 Activiteitennieuws 12 Colofon 16
sinds
1939
Voorzitter G.H. Streurman (3e van links), 1960
2. 2 - 75 jaar VM Veendam - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 20142
Met de opening is het nog niet een volwaardig
museum. Sterker nog, het is jaren achtereen een oud-
heidkamer, die meer gesloten dan open is.
Maar qua locatie gaat men er wel op vooruit.
Na de zolder op het gemeentehuis volgt een zaal
in het politiebureau aan de Kerkstraat. Ondanks
de beperkte ruimte zit het bestuur niet stil en toont
mateloze energie. In 1941 exposeert de in Rotterdam
geboren en later op de Veluwe actieve kunstenaar
Dorus Roovers (1897-1953) in Veendam. Het bestuur
heeft zijn werk in 1940 gezien op een expositie bij
Pictura in de stad Groningen. Groninger Ploeglid en
bestuurslid G.H. Streurman zal bij de komst van de
kunstenaar naar Veendam zeker een bemiddelende rol
gespeeld hebben. Roovers is in die tijd tevens betrok-
ken bij Kunstencentrum d’Olde Deel in Putten en één
van de vele schilders die dan op de Veluwe actief is.
De allereerste kunsttentoonstelling van het Veenkolo-
niaal Museum is een groot succes. Voor de gelegen-
heid heeft men zelfs de nog geen jaar daarvoor inge-
richte permanente expositie weer ontmanteld. Met
de opbrengst van de kunsttentoonstelling koopt men
tafelkleden en meubels, terwijl de gemeente Veen-
dam voor een goed tapijt zorgt. Wat men niet wist
was dat het daarna meer dan 30 jaar zou duren voor-
dat er weer een behoorlijke wisseltentoonstelling zou
worden gerealiseerd. De oorlog en de daaropvolgende
opbouwperiode gooit roet in het eten. In 1942 wordt
er weliswaar nog een film vertoond, maar daarna gaat
de ruimte wegens oorlogsomstandigheden dicht en is
men alleen op afspraak welkom. In 1944 wil de door
de Duitsers ingestelde Contactcommissie voor musea
het Noordelijk Scheepvaartmuseum, het museum in
Appingedam en Veendam bezoeken, maar het bezoek
aan Veendam wordt op het laatste moment afgezegd.
Over de reden kunnen we gissen, maar misschien om-
dat het bestuur van de kersverse stichting vraagt om
bonkaarten mee te nemen voor de benodigde koffie,
thee en drankjes? Wie weet…
De bevrijding brengt voor het museum niet veel
verandering teweeg. Het blijft ook in de eerste naoor-
logse jaren gesloten, maar in 1948 wordt de heer Van
der Laan uit Wildervank aangesteld als eerste conser-
vator. Een vrijwilligersbaan, maar in 1952 neemt
3. 33 - 75 jaar VMVeendam - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
Oude briefhoofden
Van der Laan wegens drukke werkzaamheden al weer
afscheid. Toch zet men de museumplannen door. Het
museum gaat op afspraak open. Bij de Rijksdienst
voor Oudheidkunde wordt erkenning als officieel
museum aangevraagd en verkregen. Het verzamelen
gaat door en penningmeester R.C. Vos, oud zeekapi-
tein, stelt dat het jammer is dat zoveel objecten, de
veenkoloniale zeevaart betreffende, bij andere musea
berusten. Als voorbeeld haalt hij het scheepsjournaal
van de wereldreis van kapitein Hazewinkel aan, dat in
Groningen ligt. Het begrip collectie Groningen kende
men toen nog niet.
In 1952 komt vanuit de gemeente het voorstel om
samen met de bibliotheek een nieuw op te leveren
gebouw te delen. Het museum kan dan de bovenver-
dieping krijgen, maar de collectie moet dan wel vrij
toegankelijk zijn. Het bestuur neemt het voorstel met
beide handen aan, maar het zal nog tot 21 december
1960 duren voordat het zo ver is.
Op 21 december 1960 wordt de nieuwe expositie-
ruimte geopend. Het bestuur was in 1960 apetrots op
het bereikte resultaat. Vooral voorzitter G.H. Streur-
man straalt op alle foto’s van oor tot oor, maar al snel
staat men er voor een probleem. Een expositieruimte
beheren is één, maar het bemensen is twee. Eerst zou
het personeel van de bibliotheek toezicht houden op
de collectie, maar die blijken meer oog voor de boe-
ken te hebben dan voor het bovenliggende museum.
Gevolg: vandalisme, vernieling en zelfs diefstal.
Het museum gaat noodgedwongen weer op slot.
Maar de meer op de achtergrond opererende R.H.
van Deest is volgens onze oud-voorzitter Harm van
der Veen in die periode de stille kracht die altijd klaar
staat om het museum -op aanvraag- en dat soms op
de meest vreemde tijden- voor het publiek open te
stellen. Voorzitter G.H. Streurman regeert echter bij
hamerslag. Treffend is de zin: “Ik heb besloten dat…”
Inderdaad, Streurman is dan al volledig vergroeid met
het museum en de personificatie van het museum.
Dit ondervinden ook de jonge bestuursleden Harm
van der Veen en Henk Plenter. Nieuwe ideeën, daar
moest Streurman aan wennen. Bestuurslid De Graaff
staat meer open voor de jongelingen en de ‘angry
young men’ werpen zich vol vuur op de uitbouw van
de educatieve taak van het museum en met succes.
Probleem is echter de dagelijkse bezetting van het
museum. Met de komst van Daudt, Huisman, Kuiper
en Woltjers wordt het weer mogelijk om het museum
regelmatig open te stellen. De penningen worden
keurig bewaakt door G.H. Strubbe. Er is zelfs weer
ruimte voor wisseltentoonstellingen.
De meest succesvolle naoorlogse expositie is zonder
meer ‘Uut stro zet’. De tentoonstelling wordt in de
kartonfabriek van Free opgebouwd.
Honderden mensen komen hier op af.
In de jaren ’80 speelt educatie een steeds belangrijker
rol en ook de collectie groeit. Het museum groeit uit
haar kinderschoenen. Driftig wordt er gezocht naar
een nieuwe locatie. Er worden zelfs tekeningen ge-
maakt voor een compleet nieuw museum op de hoek
van de Molenstreek en het Oosterdiep. Het komt er
echter niet van. Toen kwam de oude RHBS in beeld,
maar ook dat gaat niet zonder slag of stoot. Het ge-
bouw is dan nog in het bezit van het Rijk en de laatste
jaren is er door Vadertje Staat weinig meer aan het
onderhoud van het gebouw gedaan. Gemeente Veen-
dam en het Rijk steggelen lang over de overname-
kosten. Uiteindelijk is de RHBS gemeentebezit, maar
even lijkt het er op dat het aan de neus van het Veen-
koloniaal Museum voorbij gaat. Enkele ambtenaren
dromen er van dat het Nationaal Fotomuseum, met
de door het rijk aangekochte collectie Hartkamp naar
Veendam komt, maar de droom blijkt een dam te
ver. Het Rijk geeft de voorkeur aan Rotterdam bo-
ven Veendam. Stichting Veenkoloniaal Museum kan
opgelucht ademhalen. Daarna raken de plannen om
het Veenkoloniaal Museum in de voormalige RHBS
onder te brengen in een stroomversnelling. In 1992 is
het zover. Het Veenkoloniaal Museum wordt officieel
geopend door commissaris der Koningin van de Pro-
vincie Groningen, de heer Henk Vonhoff.
In het zomernummer van Het Omzien gaan we dieper
in op de periode van 1992 tot 2014, de tijd waarin het
Veenkoloniaal Museum zich ontwikkelt tot een lande-
lijk zeer gewaardeerd museum en zelfs de prestigieu-
ze Prins Bernhardfonds Museumprijs weet te winnen.
Ook zult u in dat nummer jubileumaanbiedingen
aantreffen, zoals wijn met een afbeelding van ons
museumgebouw en weer een speciale museumpost-
zegel waarbij de opbrengst ten goede komt aan het
museum.
4. 4 4 - Museumnieuws - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
H.J. Keuningprijs 2013
Afgelopen november werd de Keuningprijs toege-
kend aan Dr. Marijn Molema voor zijn boek Regio-
nale Kracht. Economisch beleid in Noord-Nederland
en Noordwest-Duitsland.
Ruim vijfentwintig jaar geleden stelde het Veenkolo-
niaal Museum de H.J. Keuningprijs in. De doelstel-
ling kwam overeen met die van het museum zelf:
‘belangstelling wekken voor het verleden van de
Groninger Veenkoloniën’. Dr. H.J. Keuning werd het
boegbeeld van de Veenkoloniale geschiedschrijving
met zijn grensverleggende studie ‘De Groninger
Veenkoloniën’. Het boek bereikte een brede lezers-
kring. De naar hem vernoemde prijs werd bestemd
voor degenen die op basis van fundamenteel onder-
zoek aspecten van het veenkoloniale verleden had-
den uitgediept. De jury was van mening dat eigen-
schappen die bij Keuning zo opvallend aanwezig
waren, zoals de toegankelijke stijl en het vermogen
om tot een samenhangend beeld te komen, ook heel
nadrukkelijk in het werk van de winnaar van 2013
herkenbaar zijn. Het boek van Dr. Marijn Molema
is voor veel mensen een eyeopener. De vakpers is
zeer lovend over deze vergelijkende studie, die voor
het eerst de situatie aan beide zijden van de grens
evenwichtig belicht en de mensen en hun debat over
regionale economische groei zelf centraal stelt.
Omzien en almanak
Vorig jaar ontving u maar één keer het Omzien naar
het museum. Dat had een reden. We dachten dat
het voor ons een goede zaak zou zijn als we zouden
integreren in de gids van vanBeresteyn, vooral omdat
deze ook in onze regio een goede verspreiding heeft.
Bij onze donateurs zorgde dit echter voor grote ver-
warring. We kregen dan ook verschillende verontruste
telefoontjes. Dus we gaan weer terug naar 2x per jaar
een Omzien naast de Veenkoloniale Volksalmanak.
Wel blijven we in de theatergids actief, maar dan
vooral om anderen te bereiken.
Met het Omzien blijft u natuurlijk behoorlijk goed op
de hoogte van onze activiteiten, maar er komen ook
wel activiteiten tussendoor. Dus dan is het misschien
geen slecht idee dat u zich via de mail ook aan gaat
melden voor onze gratis digitale nieuwsbrief.
Zo hoeft u nooit meer iets te missen.
Lancering toeristische regio Veenkoloniën
Inmiddels is de VVV alweer meer dan een jaar actief
binnen ons gebouw. Het baliewerk wordt door onze
vrijwilligers uitgevoerd en Nathanja Mulder vormt
het gezicht. Donderdag 19 december 2013 presen-
teerde de VVV Veenkoloniën het toeristische merk
Veenkoloniën en de daarbij behorende website
www.veenkolonien.groningen.nl en het beeldmerk.
Deze website zal tevens voor bezoekers te zien zijn
op de informatiezuil in de winkel van het Veenkolo-
niaal Museum. De lancering is meteen de start van
de toeristische regiocampagne voor de Veenkoloniën,
een succesvolle samenwerking tussen toeristische
ondernemers, gemeente Veendam en Pekela, de VVV
en Marketing Groningen. Deze campagne richt zich
op de toeristische highlights van de Veenkoloniën,
zoals cultuurhistorie, maritiem en industrieel erfgoed,
natuur, architectuur en actieve beleving.
useumnieuws
M
Dr. Marijn Molema neemt de H.J. Keuningprijs in ontvangst
5. 55 - Museumnieuws - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
Ontspannen in een ontspannen regio is het motto.
De aanleiding is dat de Veenkoloniën willen groeien
als toeristische bestemming. Dit door middel van een
strategische marketingaanpak. Er wordt ingezet op
verregaande samenwerking met omliggende regio’s,
Marketing Groningen en de provincie. Ook onderne-
mers en instellingen worden gestimuleerd samen te
werken en zo nieuwe initiatieven te ontwikkelen.
Het is de bedoeling dat het unieke karakter van de
Veenkoloniën daarbij voorop staat. De Letlanddagen
die eind 2013 plaatsvonden zijn een goed voorbeeld
van een dergelijke samenwerking.
De regio haakt aan bij het concept Er gaat niets boven
Groningen en profiteert van de samenwerking met
Marketing Groningen en omliggende regio’s.
De campagne en het gekozen beeldmerk zijn het
resultaat van samenwerking tussen de gemeenten
Veendam en Pekela, de VVV en toeristische onderne-
mers uit de regio.
Ombouw kartonzaal
Inmiddels zijn we zover dat we met de ombouw van
de kartonzaal kunnen beginnen.
De massieve rol is inmiddels uit de tentoonstellings-
ruimte verwijderd en XRYPZ in Groningen heeft de
opdracht gekregen om een nieuwe, meer open con-
structie te bouwen. Verder brengen we een Wall of
Veen aan. U leest het goed, een Wall of Veen, waar
we voor de toerist bekende personen als Anthony
Winkler Prins en Aletta Jacobs in het voetlicht zetten,
maar ook minder bekende Veenkolonialen als
Jan Kok van de Landbouwwinterschool. Het opzetten
van de Wall of Veen is mogelijk gemaakt door een
bijdrage van het SNS fonds uit Wildervank.
De ombouw van de kartonzaal wordt mede mogelijk
gemaakt door de Stichting Boon, J.B. Scholtenfonds
en Emmaplein Foundation. Met de ombouw willen
we twee dingen bereiken.
Ten eerste, zoals eerder gezegd, een meer open
opstelling waarbij het monumentale karakter van het
oude tekenlokaal van de RHBS terugkomt.
De kartonrol was erg massief en fors, en bijna nie-
mand liep de rol binnen. Ten tweede willen we hal-
verwege de vaste expositie een soort rustpunt creëren
waarbij de puntjes van het verhaal van de Veenkolo-
niën nog eens op de i worden gezet.
een impressie van de nieuwe Kartonzaal
6. 6 6 - Museumnieuws - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
Zo gaan we in op het bedrijf K. & J. Wilkens toen en
nu. Dus in het kort gezegd: houtzagerij en zeevaart,
zetmeel, DWM fusies en AVEBE en sloop fabriek.
Kortom, toen en nu verhalen. De watervervuiling en
daar tegenover de recreatievaart. Arbeidsomstandig-
heden toen en nu. Productieproces karton, toen en
nu. Niet alles gaat uit de zaal. De helft blijft staan:
het verhaal van de strokarton, de Klokhuisfilm, het
interview met Fré Meis en natuurlijk de klassieker,
het lied Oost-Groningen van Drs. P.
Schenking voor kartonzaal, € 2.000,-!
Zo’n bedrag krijg je niet iedere dag.
Het Veenkoloniaal Museum ontving 15 juli 2013
€ 2.000 van de heer en mevrouw M.P. Smit uit Haren.
Ze zijn 50 jaar getrouwd en wilden geen cadeaus,
maar een donatie voor het Veenkoloniaal Museum.
Het echtpaar is opgegroeid in Veendam en ze draagt
het Veenkoloniaal Museum een warm hart toe.
Ze vinden het belangrijk dat de rijke geschiedenis van
de Veenkoloniën blijvend onder de aandacht wordt
gebracht. Om duidelijk te maken waar de donatie
naartoe zou gaan, had de familie een informatiebun-
del samengesteld over de Veenkoloniën en het Veen-
koloniaal Museum, die op het feest meegenomen kon
worden. Ze kregen een sympathiek bedrag bij elkaar
en ze verdubbelden dit bedrag nog eens zelf.
Het verzamelde bedrag werd door hen persoonlijk
naar het museum gebracht; en groot was de vreugde
toen de familie vernam dat het Veenkoloniaal Mu-
seum een zogenaamde ANBI-instelling is en geen last
heeft van belastingaftrek. De vreugde werd nog eens
verhoogd toen directeur Petra Maters meedeelde dat
het geld besteed zou worden aan het opknappen van
de kartonzaal. De familie Smit bleek vroeger leveran-
cier van stro te zijn geweest voor de kartonfabriek de
Vrijheid en stemde verheugd in met het doel van het
geschonken bedrag.
Oud nieuws wordt in een nieuwe jas gegoten.
Couranten van 1823 tot 1940 straks digitaal
online.
Het is zover. Een groot deel van het krantenarchief
van het Veenkoloniaal Museum te Veendam is op
vrijdag 4 oktober naar de Koninklijke Bibliotheek
te Den Haag vervoerd. Het gaat om de Veendammer
Courant, De Nieuwe Veendammer Courant en een
deel van de Noord-Ooster. In totaal meer dan 50.000
pagina’s gaan onder een scanner en komen daarna via
de website van het Veenkoloniaal Museum en die van
de Koninklijke Bibliotheek medio 2014 digitaal ter
beschikking. De kranten beslaan de periode 1823 tot
en met 1950. De kranten vanaf 1940 komen echter
pas over vijf jaar online.
Het scannen van de kranten was al jaren een grote
wens van het Veenkoloniaal Museum, maar voor het
museum onbetaalbaar. Dankzij het door de Konink-
lijke Bibliotheek te Den Haag opgezette BKT-traject
Kranten, het zogenaamde Metamorfozeprogramma,
konden de kranten van het museum in Veendam in
het programma worden meegenomen. Nu komt er
een enorme schat aan historisch materiaal naar boven
aldus de conservator. Oud nieuws in een nieuwe
moderne jas. Goed doorzoekbaar via een vernuftige
zoekmachine.
Voor het publiek komt er een unieke bron aan ge-
gevens met betrekking tot de Veenkoloniale ge-
schiedenis digitaal ter beschikking. Naast de vele
familieberichten zoals bijvoorbeeld de huwelijks- en
rouwadvertenties kan men natuurlijk ook de opkomst
van de strokarton- en aardappelzetmeelindustrie vol-
gen. En wat te denken van de vele zeevaartberichten,
berichten van rampen en reddingen. Ook de landbouw
komt ruim aan bod. Bij de Noord-Ooster zit deels het
Landbouwblad mee ingebonden en in de tijd van de
opkomst van de zetmeelindustrie werd er heel wat
De kranten worden door de conservator aan de KB overgedragen
de familie Smit overhandigt de cheque
7. 77 - Riga 2014 - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
geschreven door zowel de fabrikanten als de land-
bouwers die elkaar soms waarschuwden voor slecht
betalende fabrieken zoals die van Dutalis te Munten-
dam. Bij het zoeken via internet in oude kranten is het
wel belangrijk om de spelling in de gaten te houden.
Zo moeten we als we bijvoorbeeld iets over de oude
kartonindustrie in Pekela willen zoeken ook trefwoor-
den als carton, strocarton en stroocarton gebruiken. Al
met al hopen we dat deze zomer de kranten op inter-
net toegankelijk zijn. De originelen kunnen overigens
ook na het digitaliseren op verzoek via onze museum-
bibliotheek worden ingezien.
Riga 2014 - Culturele hoofdstad van Europa
Dubbelexpositie Straumes - Stromingen -
Strömungen (Riga & Jurmala)
Onder de titel Straumes - Stromingen - Strömungen
organiseren we in het kader van Riga 2014, Culturele
hoofdstad van Europa, op uitnodiging van Letse col-
legae musea maar liefst twee exposities in Letland.
Eén in Riga Bad, het huidige Jurmala (30-04-2014
t/m 01-06-2014) en één in de Letse hoofdstad Riga
(11-04-2014 t/m 25-05-2014). We zijn daar te gast
in het Mencendorfa nams museum. Het is al bijna
een traditie dat we om de twee jaar een expositie in
Letland organiseren en we op onze beurt, om de twee
jaar een tentoonstelling uit Letland, of Riga organise-
ren. In 2013 mochten we in het kader van de Let-
landdagen in Veendam, de uit Riga afkomstige Inara
Liepa met haar Letse poppen begroeten. Twee jaar
daarvoor was de Letse fotograaf Andris Koslovski
hier te gast. Nu brengen wij op onze beurt oude Ne-
derlandse tegels naar Riga. Tegels die ook in Letland
8. 8 8 - Riga 2014 - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
werden toegepast en meestal als ballast in zeilschepen
mee werden genomen. De Nederlandse tegels komen
we dan ook langs de gehele Noord- en Oostzeekust
tegen. De tegels voeren als het ware op de stroming
van de Noord- en de Oostzee mee en kwamen zo ook
in Riga terecht. We tonen naast tegels uit eigen bezit,
tegels afkomstig uit de collecties van het Heimatmu-
seum te Leer en Museum Stad Appingedam.
Twee hedendaagse kunstenaars, te weten Patrick
Bergsma en Rolf Hillen lieten zich inspireren door de
tegels en hun werk is ook te zien naast de oude tegels.
In Jurmala, het oude Riga Bad, presenteren vier kun-
stenaars zich op uitnodiging van het Veenkoloniaal
Museum en het Jurmala City Museum met werken
geïnspireerd door de zee, kuuroorden en het strand-
leven. De deelnemers daar zijn Gordon en Janett
Brown, Margit en Rolf Hillen en Patrick Bergsma.
Margit en Rolf Hillen en Janett Brown zijn voor het
Veenkoloniaal Museum geen onbekenden.
In het kader van het samenwerkingsverband Kultur
am Emsdelta exposeerden ze al eens bij ons in het
museum. Werken van Patrick Bergsma en Gordon
Brown zullen in 2015 en 2016 ook in het Veenkoloni-
aal Museum te zien zijn.
Het contact met het Jurmala City Museum ontstond in
2013 via een door de Nederlandse Museumvereniging
georganiseerde Letlandreis waarin het Veenkoloniaal
Museum dankzij haar in Letland opgebouwde
expertise de leiding had. We zijn er dan ook zeker
trots op dat we ons juist tijdens Riga 2014 met twee
exposities in de Culturele Hoofdstad van Europa
mogen presenteren.
werk van Gordon Brown
9. Arnaud Cramwinckel
door Jan Aijold Kuiper.
In onze museumbibliotheek is het jubileumboek van
de RHBS uit 1916 te vinden. Het is een bijzonder
exemplaar omdat in het boekwerk een leerlingenlijst
is opgenomen van alle leerlingen en hun toen bekende
woonplaats die van 1886 tot 1916 op de HBS en de
latere RHBS gezeten hebben. Wie de lijst doorbladert
komt er al snel achter dat ook toen al de meeste leer-
lingen hun carrière buiten de Veenkoloniën opbouw-
den. Leerlingen van de RHBS kwam je ook toen al in
heel Nederland, sterker nog, in de hele wereld tegen.
Arnaud Cramwinckel (Wildervank, 16 april 1886 -
Maastricht, 14 oktober 1972) was een kolonel titulair
der artillerie van het Nederlandse leger.
Cramwinckel woonde in zijn jeugdjaren in de Gro-
ningse veenkoloniën. Zijn vader, A.C. Cramwinckel,
was daar directeur van het post- en telegraafkantoor
en daarnaast ook nog kapitein-commandant van de
dienstdoende schutterij. Zijn moeder was Jacoba
Reilingh. Het gezin woonde in Wildervank.
Vader Cramwinckel voelde zich thuis bij de schutterij
en moest blijkbaar niets hebben van lanterfanteren
en ongedisciplineerd gedrag. In de dorpskrant van
Wildervank liet hij in 1898 een speciale dienstorder
afdrukken. De schutterij van Wildervank trad één
keer in de veertien dagen op maandag aan voor een
oefening achter de woning van de verlaatmeester
S. Mensema te Boven Wildervank. De leden van de
schutterij moesten in vol ornaat naar de oefenloca-
tie komen, maar blijkbaar namen de leden het, tot
ergernis van Cramwinckel niet zo nauw. In de dienst-
order spreekt hij geen onduidelijke taal. Leden van
de schutterij die op pantoffels of klompen kwamen,
mochten direct weer naar huis, maar werden wel
als afwezig zijnde beboet. Te laat op het appel werd
eveneens beboet. Diegene die nog een uniform moest
werd geacht zich op een bepaalde datum te melden
bij de uitrustingskamer van het gemeentehuis waar
uitrustingsstukken bewaard werden. In de order van
Cramwinckel stond nadrukkelijk dat een ieder er voor
moest zorgen dat bij de eerste oefening op 13 april
1898 de uitrusting compleet was anders zou ook daar
een boete voor worden opgelegd.
Cramwinckel verdiende naast zijn baan op het post-
en telegraafkantoor en als kapitein van de schutterij
blijkbaar ook nog eens bij als leraar. In 1901 komt
hij in opspraak als hij onbevoegd les geeft in lager
en middelbaar onderwijs, in Frans, Duits en Engels.
Hij wordt door de kantonrechter te Zuidbroek veroor-
deeld tot een boete van ƒ 20, - of drie dagen hechte-
nis.
Zoon Arnaud doorliep de driejarige HBS in Veendam,
verliet Wildervank in 1901 en kwam in 1905 als cadet
op de Koninklijke Militaire Academie in Breda, net
zoals zijn broers Hendrik en Johannes Cornelis voor
hem. In 1907 slaagde hij voor zijn examen en mocht
zich 2e luitenant artillerie noemen. Hij werd te Naar-
den geplaatst, bij het 2e regiment vestingartillerie.
In 1910 is hij al opgeklommen tot 1e luitenant van het
2e regiment vesting artillerie te Amsterdam en wordt
overgeplaatst naar het korps pantserfortartillerie.
Op 7 juni 1912 komt hij vanuit Bergen op Zoom in
Den Haag te wonen.
Militaire rondvlucht
Op 23 februari 1916 werd er een militaire oefenvlucht
gehouden over Nederland. De vliegers stegen op van-
af vliegveld Soesterberg, dat al bestond vanaf 1910.
Daarna trokken ze naar het zuiden, om in het denk-
beeldige vijandige gebied ten zuiden van de Waal een
verkenning te doen. Op een hoogte van minstens 200
meter, moesten ze dan in de vierhoek Lage Zwaluwe
-Waalwijk-Tilburg-Breda een vijandige colonne
opzoeken, die daar ergens marcheerde en waarvan zij
alle gegevens moesten opsporen.
Vervolgens ging de reis naar Gilze-Rijen, waar ze een
landing moesten verrichten en op eigen kracht weer
moesten opstijgen om een tweetal batterijen te gaan
99 - Uitgelicht - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
De vliegtuigen even voor de start naar Soesterberg.
Linksboven is de Scheveningse Pier te zien
itgelicht
U
10. 10 10 - Uitgelicht - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
Lesvliegtuig Farman F-22 LA16 van de LVA, met een lauwer-
krans op de neus, na de militaire rondvlucht terug op Soester-
berg. Bemanning: P.M. van Wulfften Palthe en A. Cramwinckel
opzoeken, die ergens in de duinen tussen Den Haag
en Katwijk waren opgesteld. Daarna naar Schevenin-
gen om even uit te blazen. De landing is op het strand
voor het Oranjehotel, vanwaar H.M. de Koningin
het schouwspel kan bijwonen. Na een uur, waarin de
brandstof wordt aangevuld, vertrekken de vliegtuigen
weer om bommen te werpen op een doel, dat staat
opgesteld op het strand tussen de strandbatterij en de
Wassenaarsche Slag.
De bommen zijn in dit geval zakken gevuld met zand,
waaraan gekleurde linten waren bevestigd, zodat na
was te gaan, welk vliegtuig de beste uitkomst had
verkregen. Dan gaat de tocht over Zandvoort en
Amsterdam weer terug naar Soesterberg. Er deden 9
deelnemers mee, waaronder Arnaud Cramwinckel.
De krant vermeldt eveneens dat Cramwinckel bin-
nenkort in het huwelijk zal treden. Even voor half tien
stegen ze op. Om 12.35 uur arriveerde de eerste vlieg-
machine terug op Soesterberg, de LA 16, met daarin
de aviateur reserve 2e luitenant der huzaren P.M.
Wulfften Palthe en waarnemer de 1e luitenant der
veldartillerie A. Cramwinckel. Om 12.37 uur landde
het tweede toestel. De einduitslag van de gehouden
militaire verkenningsvlucht was als volgt: eerste prijs
reserve-luitenant P. M. van Wulfften Palthe met waar-
nemer Cramwinckel. Zij kregen van de koningin een
gouden horloge uitgereikt en een krans van de Spijker
automobielfabriek. Bij terugkomst in Soesterberg
schreef Wulfften Palthe als herinnering op: “Ik heb
net zoveel plezier in vliegen als een dief in hangen”.
Dat kwam doordat het zeer koud en slecht weer was
geweest met onder meer sneeuw.
Arnaud trouwt op 9 maart 1916 te Den Haag met
Maria Bär von Hemmersweil, dochter van Raimond
Nazaire Guillaume Marie Bär von Hemmersweil en
Maria Koopman. Te Soest wordt op 20 mei 1918 hun
eerste zoon Erik geboren. Op 17 juni 1919 vertrekt hij
met zijn vrouw met de SS ‘Oranje’ naar Batavia, waar
hij te Weltevreden buiten dienst wordt gestationeerd
bij de 1e afdeling veldartillerie. Op 1 februari 1921
wordt te Salatiga, N.O. Indië hun tweede zoon Jan
Willem geboren. Hij verblijft hier enige tijd tot mei
1924, dan wordt hem ontslag verleend en keert hij te-
rug naar Nederland, waar op 24 juni 1927 te Ede hun
derde zoon Johannes wordt geboren. Hij is dan kapi-
tein der Infanterie van het Hollandse Leger. In 1931
wordt kapitein Arnaud Cramwinckel bij het depot
mobiele artillerie te Tjihami geplaatst, gedetacheerd
bij het 14e bataljon te Buitenzorg en ter beschikking
van de Gouverneur-Generaal gesteld. De bedoeling is
dat hij slechts 5 jaar gedetacheerd wordt om door de
nieuwe landvoogd Jhr. Mr. B.C. de Jonge tot adjudant
te worden aangewezen. Hij wordt dan benoemd tot
Intendant van het Huis van de Gouverneur-Generaal
als opvolger van J.W. Stoutjesdijk. Niet iedereen is
hier blij mee. Er komt een mooi stukje in de krant
over de ‘ingeschoven’ officier. Er waren blijkbaar
mensen gepasseerd die beter in deze functie pasten.
Men noemt hem onervaren, hij heeft geen kennis van
land en volk en de tegenwoordige verhoudingen.
Men trekt zijn buitengewone kwaliteiten in twijfel,
welke deze ook mogen zijn. Ook zijn gratificatie voor
drie maanden valt niet in de smaak. In 1932 wordt
hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau.
In augustus 1933 vertrekt Cramwinckel met vrouw
en kind aan boord van MS ‘Christiaan Huygens’
vanuit Indië terug naar Nederland. Dit vanwege de
bezuiniging op de staf door de Gouverneur-Generaal.
Hij wordt bij terugkomst weer ingedeeld bij het 1e
regiment veldartillerie.
In het boek ‘Herinneringen van Jhr. Mr. B.C. de
Jonge. Met brieven uit zijn nalatenschap’ haalt de
jonkheer herinneringen op aan zijn tijd in Indië.
Ook over Cramwinckel wordt het een en ander mee-
gedeeld: ‘‘Voor ons persoonlijk was eigenlijk het be-
langrijkst het heengaan van de familie Cramwinckel.
Iedereen was blij, dat het zoo ver was; als Intendant
was hij geen succes; de door zijn vertrek verkregen
bezuiniging was reëel - hij was gedetacheerd officier
van het Nederlandse leger -, maar ook voorwendsel;
zijn vrouw was een lief mens, maar hijzelf, hoewel
niet stom, was niet aangenaam; zocht zichzelf te veel,
was ijdel en hooghartig tegenover ondergeschikten.
Hij meende een eigen koninkrijkje te hebben, waarin
hij alleen de baas was. Zo wilde hij mij wijs maken,
dat ik niets met de financiën te maken had en over
mijn traktement door hem werd beschikt.
Dat heb ik hem natuurlijk anders geleerd en iedere
11. In ons archief bevinden zich honderden foto’s.
Beetje bij beetje komen ze op de beeldbank Gronin-
gen. Er zijn nog wat kinderziektes bij het digitalise-
ren, maar inmiddels staan er toch al een paar duizend
online. We hopen natuurlijk dat we daardoor later ook
steeds betere bijschriften krijgen.
De eerste foto is genomen op het Sportterrein in
Veendam, bij Veenlust. Het enige dat op de foto staat
is 2 juli 1955. We zien vier mannen die een oude
brandspuit voort drukken. Drie van de mannen zijn
goed zichtbaar. Wie weet bijvoorbeeld wie de man
met de koksmuts is? En wie loopt daar voorop met
bolhoed en ter gelegenheid waarvan gebeurde dit?
1111 - Uit de fotocollectie - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
maand liet ik mij de boeken voorleggen om de uitga-
ven te controleren en mijn eigen boek bij te houden.”
In 1938 is hij majoor en hoofdinstructeur bij het 4e
regiment veldartillerie. Hij wordt op 1 mei 1938
bevorderd tot luitenant-kolonel. Per 15 juli 1940
wordt luitenant-kolonel A. Cramwinckel eervol
ontslagen uit het leger. Hij overlijdt 14 oktober 1972
te Maastricht als kolonel titulair der artillerie buiten
dienst in de leeftijd van 86 jaar.
Bronnen:
Alle Groningers / Brabant Historisch Informatie Centrum /
Digitaal Archief Leeuwarder Courant / Digitaal Stamboom
Portaal / Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren /
Forumeerstewereldoorlog.nl / Haagse Beeldbank / Konink-
lijke Bibliotheek Den Haag / Nationaal Archief Den Haag /
Nederlands Instituut voor Militaire Historie / Pondes /
Wiewaswie / Wikipedia / www.ganehtna.nl
Documenten:
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig
bestaan der Hoogere Burgerschool met vijfjarige cursus te
Veendam 1866-1916. N.V. “‘t Raedthuys”, Amsterdam, z.j.
Herinneringen van Jhr. Mr. B.C. de Jonge. Met brieven uit
zijn nalatenschap. - B.C. de Jonge; S L van der Wal, Gronin-
gen, Wolters-Noordhoff, 1968.
Foto’s:
De eerste rondvlucht, Scheveningen - Haagsche Beeldbank,
Identificatienr. 6.06388 / Lesvliegtuig Farman - Nederlands
Instituut voor Militaire Historie, inventarisnummer 027232
it de fotocollectie
U
1
12. De tweede foto betreft een Koninklijke onderschei-
ding. Achter op de foto staat: juf ter Hof, maar dit
is ook weer doorgestreept. Dat is leuk zo’n streep,
maar wie zien we hier dan wel?
De derde foto is van een damesvoetbalteam.
Ze lopen mee in de optocht van het 300-jarig bestaan
van Veendam. De foto is op zaterdag 4 juni 1955
genomen aan de Molenstreek in Veendam.
Wie weet wie deze vijf dames zijn?
Reacties kunt u zoals gebruikelijk toezenden per post,
p.a. Veenkoloniaal Museum t.a.v. H.A. Hachmer,
Museumplein 5, 9641 AD Veendam of per mail
hachmer@veenkoloniaalmuseum.nl
12 12 - Activiteitennieuws - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
2
3
De erfenis van Napoleon
De betekenis van de Bataafs-Franse Tijd (1795-1813)
voor de geboorte van het moderne Nederland
nog tot en met 27 april
Dagelijks verrichten we handelingen die voor ons
zo vanzelfsprekend zijn, dat we er praktisch niet bij
nadenken; laat staan dat we nadenken over de achter-
gronden ervan. Bijvoorbeeld: we rijden rechts in het
verkeer; we wegen spullen in de supermarkten af in
grammen of kilo’s; we kijken op de klok en stemmen
onze schema’s daar op af; we geven onze persoons-
gegevens met onder andere achternaam, straat en
huisnummer.
Al deze ‘doodnormale’ zaken hebben een gemeen-
schappelijke herkomst: ze stammen uit de Bataafs-
Franse Tijd (1795-1813), waar regels en wetten
werden gemaakt over onder meer het verkeer, maten
en gewichten (het metrieke decimale stelsel), het
verplichte gebruik van achternamen, het begin van de
straatnamen en de huisnummering. Eigenlijk doen we
met dergelijke ‘gewone’ dingen dagelijks ons voor-
deel. Maar er zijn ook zaken waar we minder content
mee zijn - of waren, want een aantal ervan is alweer
verdwenen - zoals de dienstplicht.
Vele van deze in Bataafs-Franse Tijd ingevoerde
regels en wetten hadden te maken met de uiteinde-
lijke vorming van Nederland tot een eenheidsstaat;
niet langer was er een Republiek, maar een eenheids-
staat met een nationaal gebied, waar dezelfde regels
golden.
Eind 2013 was het tweehonderd jaar geleden dat er
een einde kwam aan de Bataafs-Franse Tijd die een
cesuur vormde tussen het ‘Ancien Regime’ en de
nieuwe eenheidsstaat: het Koninkrijk der Nederlan-
den. In de relatief korte tussenperiode van achttien
jaar werden de grondslagen gelegd voor het moderne
Nederland.
Dat de afsluiting van de Bataafs-Franse periode in
1813 tweehonderd jaar geleden plaatsvond, is aanlei-
ding tot een herdenking, maar daarbij moeten we niet
alleen stilstaan bij het verleden, omdat veel zaken uit
de Bataafs-Franse Tijd ‘doorwerken’ tot in de huidige
tijd. Onze verworvenheden en zaken van nu die te
maken hebben met de invoering van zaken, meer dan
tweehonderd jaar geleden, laten we zien in de ten-
toonstelling die in ons Veenkoloniaal Museum te zien
is tot 27 april 2014 en gelijktijdig in het Heimat-
Activiteitennieuws
13. 1313 - Activiteitennieuws - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
museum in Leer. Het aangrenzende Duitse gebied Ost
Friesland behoorde van 1806-1810 tot het koninkrijk
Nederland. Het Heimatmuseum benadert de onder-
werpen vanuit Duits perspectief.
Boer en Beat
Boer Begeman en zijn opzienbarende jeugdwerk
in Oude Pekela
23 februari t/m 17 augustus
Gaat er voor Geert Begeman een droom in vervulling
met een tentoonstelling in het Veenkoloniaal
Museum? Zo gaat immers het verhaal van zijn Beat-
jongeren niet verloren. Of is het van voorbijgaande
aard? Als het aan hem ligt niet. Het unieke verhaal
van de behoudende boer en de jongeren die maar
nergens aansluiting vonden. En dat in het Oude Pe-
kela van de jaren zeventig. Twee uitersten die elkaar
vonden.
Een tijdsverhaal waar nog steeds vreemd tegenaan
gekeken wordt. En waarom? Mensen met ieder een
eigen achtergrond die elkaar willen helpen, wat was
daar verkeerd aan? En waar begon het mee: met een
paar lekkere uitsmijters, een dakzit-actie of was het
toch gezamenlijk een voetbalwedstrijd kijken boven-
op het dak van een boerderij? Erkenning voor de boer
en de jongeren van toen, het zat er niet in. Nee een
lintje zat er voor hem niet in, daar was het hem ook
niet om te doen. Als er iemand een lintje verdiende,
dan was dat zijn vrouw, zij heeft goed beschouwd
meer gedaan dan hijzelf, zegt Begeman. Is het hem
vooral te doen om het Boer en Beatverhaal niet ver-
loren te laten gaan? Het antwoord is ja. Boer en Beat,
een opmerkelijke jeugdcultuur in Oude Pekela in de
jaren zeventig en tachtig, waar heel radio Nederland
op af kwam. Zelfs Herman Stok en Letty Kosterman.
Maar ook tweede Kamerleden kwamen op bezoek.
En er was een hartverwarmende correspondentie met
een invalide non, die hem tot grote mentale steun was.
En hoe zag dat Boer en Beat eruit? Een paar leeg-
gekomen schuren die met inzet van de jeugd werden
ingericht. Het waren oude stoelen en banken, sche-
merlampen van familie, buren, spullen van winkeliers
die nog wat op zolder hadden staan en dat konden
missen. Een bonte inrichting was het gevolg, maar
wel een inrichting waar de jeugd zich in thuis voelde.
En was het alleen muziek en pils en cola? Nee, vooral
niet, Boer en Beat had als doelstelling ‘meer begrip
en vriendschap onder de mensen brengen’ en daar
werden allerlei projecten en acties voor opgestart.
Het betekende voor de jongeren ook zin geven aan
hun jeugd, hun verantwoordelijkheid ontwikkelen,
hun zelfredzaamheid vormgeven, noem maar op.
En ja, met de tentoonstelling van Boer en Beat in het
Veenkoloniaal Museum gaat er een klein droompje in
vervulling. Een klein droompje, want Geert Begeman
is idealist maar ook een man van de realiteit.
Het verhaal van Geert Begeman is nu ook opgenomen
in de Veenkoloniale Almanak van 2014.
We volgen een klein deel van de almanaktekst:
“Die jongens hadden naar hun eigen inzicht geen
aansluiting met de maatschappij. Want veel van hen
waren uit het veld gekomen, uit kleine huisjes.
En de nieuwbouw was aardig naar onze kant opge-
rukt. Want op een gegeven moment woonden wij ook
geen zeshonderd meter meer, maar tweehonderd me-
ter van het dorp af. En die jongens woonden allemaal
De replica van Napoleon houdt de expositieruimte in het
Veenkoloniaal Museum in de gaten
14. 14 14 - Activiteitennieuws - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
in de nieuwbouw en die kwamen met hun problemen.
Zoals: we kunnen geen plaatjes draaien, want de
buurman heeft nachtdienst gehad op de fabriek en we
mogen geen dieren meer houden want dat begint te
stinken en we moeten ons aanpassen met onze kle-
ding. We hebben thuis geen mogelijkheden om maar
iets te doen en deze plek hier is voor ons een uit-
komst. En dat ze geen aansluiting op de samenleving
hadden want daar hadden ze nogal wat kritiek op.
Met dat dakzitten, kwamen er steeds meer reacties.
Naar aanleiding van die radio-uitzending kregen we
vierhonderd kaartjes uit alle delen van het land.
Toen dacht ik van, ja, hoe moet je daar nou mee om-
gaan. Bij die jongeren zat een stuk problematiek en
in de landbouw zat een stuk problematiek, welke kant
moet je op? En stoppen met de landbouw was op dat
moment geen optie, maar ik zag ook grote problemen
bij die jongens. Niet dat ik dat wilde, maar er waren
toen problemen in Amsterdam met de Damslapers.
Die werden door de mariniers op een hardhandige
manier weggejaagd. Ik dacht die dag toen ook van
moet dat nou zo. Hier in Oude Pekela had je ook een
kloof, tussen de jongeren en de gemeenschap, maar
kun je zoiets dan niet vredelievend oplossen. En toen
wilden ze ’s nachts televisie kijken, een voetbal-
wedstrijd zien. Ze vroegen toen of ik ook op het dak
kwam zitten. Ik zei: ik denk er niet aan, ik ga niet
midden in de nacht op het dak van een boerderij
zitten. Maar gezien de toestanden met de Damslapers
dacht ik: je kunt ook een voorbeeld stellen en ik ga er
wel zitten, zo kun je die kloof ook oplossen. Toen heb
ik daar inderdaad gezeten. Mijn vrouw verklaarde me
eerst voor hartstikke gek, maar later zei ze, doe dat
dan maar. En toen kreeg ik daar een ingeving op dat
dak, dat hou je niet voor mogelijk. Ik zat daar gewoon
tussen de jongens in, onder een heldere hemel met
sterren. En ik dacht: wat voor een combinatie zit hier
eigenlijk? Zij noemden zich de Beat, zo hadden ze de
boerderij genoemd waar we bovenop zaten. En ik was
de boer. De Boer en de Beat zitten hier samen op het
dak.”
Rolf Dieter Meyer-Wiegand (1929-2006),
retrospectief
25 mei t/m 14 september
Het Veenkoloniaal Museum en het onlangs geopende
Huis voor de Kunst tonen samen een overzicht van de
werken van de kunstschilder Meyer-Wiegand.
Hij werd geboren te Krefeld en kwam uit een artistiek
gezin: zijn vader was dirigent en pianist, zijn moeder
concertzangeres. Al vroeg begon hij te schilderen, in
de traditie van de Düsseldorfer Malerschule. Later
geïnspireerd door de Franse impressionisten Degas
en Vuillard gaat hij figuren schilderen en ontstaan er
portretten. Daarnaast vertoont zijn oeuvre een ge-
varieerde thematiek: (rivier)landschappen, havens,
parkscènes, volksfeesten en levendige stadsgezich-
ten, geschilderd met een losse toets. Meyer-Wiegand
schilderde veel in Keulen en Düsseldorf, en maakte
talrijke buitenlandse studiereizen. Zo verbleef hij in
Holland (rond 1935), België, Frankrijk, Zwitserland,
Italië, Griekenland, Spanje en de Verenigde Staten.
Een catalogus begeleidt de tentoonstellingen.
Zie voor meer info www.huisvoordekunst.com
Boer Begeman ontvangt post voor de ‘dakzitters’
15. 1515 - Uit het leven gegrepen - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 46 - februari 2014
Eerbetoon aan de anonieme helden van de
Veenkoloniën
door Nathanja Mulder
Tijdens de lancering van de toeristische regio de
Veenkoloniën, afgelopen december benadrukte ik dat
dit feit niet te danken was aan een enkeling.
Nee, het is in mijn ogen de verzameling van mensen
met passie en visie voor de Veenkoloniën die dit tot
stand hebben gebracht in heden en verleden. Als eer-
betoon aan al die anonieme helden, nog springlevend
of niet meer onder ons, schrijf ik deze bijdrage.
“Ja, het is een schitterende foto. Ik dacht, die moet
gewoon bij het artikel staan. Maar ja dit hè, kan dat
wel?” Nieuwsgierig geworden door Hendriks enthou-
siasme, sprong ik als gestoken door een bij op en liep
naar het bureau van Erik om eens te zien welke foto
zo de moeite waard was. Op het moment dat ik dich-
terbij kwam en Hendrik naar het beeld wees en zei:
“Kijk, die man heeft geen been”, riep ik extatisch uit:
”Dat is mijn opa!”. Volkomen verrast en door emotie
overvallen, begonnen spontaan de tranen over mijn
wangen te biggelen. Daar stond, fier overeind met
twee krukken aan weerszijden, mijn allang overleden
opa mij in het gezicht te staren. Mijn opa, mijn grote
held. Wanneer ik in mijn jeugdjaren met oudere men-
sen in gesprek kwam en ze ontdekten dat ik ‘er één
van Chris Mulder’ was, dan riepen ze steevast uit:
“Oh, die met dat houten been”. Hetgeen overigens
feitelijk niet klopte, al zou je zijn houten krukken daar
wellicht voor kunnen aanzien. Het is echter jammer
dat in die tijd, en nu vaak ook nog, mensen met een
zichtbare beperking niet altijd als volwaardig gezien
werden en je zo gedefinieerd werd. En dat terwijl we,
in alle eerlijkheid, ook allemaal onze eigen beperkin-
gen hebben. Alleen misschien niet zo zichtbaar en
direct confronterend.
Toch was mijn opa in mijn ogen niet de man met
‘dat houten been’. Hij had wellicht een beperking,
maar hij werd er niet door beperkt. Hij was een gedre-
ven mens, welbespraakt, ietwat driftig in zijn reacties
soms, maar altijd met hart voor de mensen en voor
de regio.
Het was bij het zien van die bewuste foto, waarop de
eerste auto van de winkelweek in Stadskanaal werd
uitgedeeld, dat ik mij daar weer bewust van werd.
Chris Mulder, voluit Christoffel Johannes Mulder,
werd op 15 maart 1920 geboren in een arm gezin in
Polsbroek. Zijn vader was petroleumventer en zijn
moeder was de baakster van het dorp. Op zeer jonge
leeftijd verliet Chris het ouderlijk huis, leerde het
creatieve kappersvak kennen en kwam zo in Balkbrug
terecht, waar hij zijn grote liefde ontmoette,
mijn oma.
Elizabeth Sidone Mulder-Drenth, roepnaam Lies,
werkte in schoenenzaak Drenth van haar broer
Albert, die als soldaat was opgeroepen om te vechten
bij de Grebbeberg. Toen ze haar nieuwe buurman
leerde kennen, vond Lies het maar een ‘heertje‘, met
zijn mooie witte pak met zwarte knopen. Echt zo’n
westerling, met zijn praatjes. Aldus mijn oma, die
wel ‘duizend keren’ met glinsteroogjes vertelde over
die illustere ontmoeting. Toch wist Chris met zijn
charmes uiteindelijk het hart van Lies te winnen en
verloofden ze zich.
Helaas werden ze door de oorlog tijdelijk van elkaar
gescheiden. Chris werd krijgsgevangen genomen en
Lies vertrok weer naar haar ouders in Stads-/Mus-
selkanaal. Een moeilijke periode volgde voor beiden,
maar uiteindelijk kwam Chris, broodmager, weer
veilig terug uit de oorlog.
Het jonge stel trouwde vervolgens snel. Chris ging
aan de slag bij kapper Peters in Wildervank en hun
liefde werd al snel bekroond met hun eerste kind,
Anneke.
it het leven gegrepen
U
Eerste auto die uitgereikt werd bij een winkelweek in Stadskanaal
bij Autobedrijf Schoon. Chris Mulder in het midden van de foto
16. ISSN: 1384/95-06. Redactie: Hendrik Hachmer. Vormgeving: Erik van der Wal. Foto’s (tenzij anders
vermeld): Veenkoloniaal Museum Veendam. Omzien naar het Veenkoloniaal Museum verschijnt twee
keer per jaar. (Redactie)adres: Veenkoloniaal Museum, Museumplein 5, 9641 AD Veendam, telefoon
0598 364224, www.veenkoloniaalmuseum.nl, info@veenkoloniaalmuseum.nl.
Het museum is gehuisvest in Cultuurcentrum vanBeresteyn, tegenover de ingang van
het overdekte winkelcentrum. Het museum is toegankelijk voor rolstoelgebruikers.
Openingstijden: dinsdag-donderdag 11.00-17.00 uur, vrijdag-maandag 13.00-17.00 uur.
Gesloten: Goede Vrijdag, Koningsdag, 1e Kerstdag & Nieuwjaarsdag. Groepsbezoek
ook buiten openingstijden mogelijk, groepskorting vanaf 12 personen.
olofon
C
16 16 - Colofon - Omzien naar het Veenkoloniaal Museum - nummer 45 - januari 2013
Het geluk leek hen toe te lachen toen Lies zwanger
raakte van hun tweede, Henk, mijn vader. Tot hun
grote schrik sloeg echter tijdens deze zwangerschap
het noodlot toe. Chris kreeg een ongeluk, wat tot
gevolg had dat zijn been afgezet werd.
Na zijn revalidatie kon hij het kappersvak niet meer
beoefenen en moesten Lies en Chris hun leven op-
nieuw inrichten.
Gelukkig bezat Lies een echte handelsgeest en was
Chris een creatieveling. Ze vormden een goed team
dat elkaar aanvulde, ieder met zijn eigen talent.
Samen besloten ze zeep te maken, verkochten ze
tabak en begon Chris pakjes te bezorgen en verkocht
hij drukwerk voor drukkerij Eerelman. Ook ging hij
in de jaren ‘50 voorlichting geven voor een land-
bouwstichting. Chris volgde een cursus ‘spreken in
het openbaar’ om zich zo verder te ontwikkelen en
werd na enige tijd aangesteld als advertentieverko-
per bij Eerelman. Het leven was goed en het gezin
breidde zich ook steeds meer uit. Uiteindelijk werden
er 8 kinderen geboren.
Met de komst van Philips in 1955 ging het Stads-
kanaal economisch goed en de kranten ‘de Kanaal-
streek’ en ‘de Winschoter Courant’, waar Lies als
correspondente werkte, groeiden in deze tijd snel.
Chris kwam uiteindelijk terecht bij de handelsvereni-
ging van Stadskanaal, waar hij spreekstalmeester en
organisator van was. Hier was hij met zijn creatieve
geest helemaal op zijn plek. Overstromend van ideeën
wist hij diverse ludieke acties te bedenken met als
doel het winkelend publiek aan te trekken en Oost-
Groningen en de Veenkoloniën op de kaart te zetten.
Zo bedacht hij een actie waarbij hij ‘marsmannetjes
liet landen’ in Stadskanaal. Tijdens deze actie liepen
er mensen rond met fluoriserende lampjes en het ka-
naal was ook goed verlicht. Dit was al voor de eerste
landing op de maan en werd enthousiast ontvangen
door het publiek. Tevens wist hij met de komst van
Philips, dat personeel nodig had, vele nieuwe adver-
tenties binnen te halen voor ‘de Kanaalstreek’ en ‘de
Winschoter Courant’. Uiteindelijk klom Chris op tot
bedrijfsleider bij Eerelman en werd hij medebestuur-
der van het Van der Veen-concern. Daarnaast had hij
in de loop der jaren vele nevenfuncties bij landelijke
en plaatselijke organisaties, waaronder Veilig Verkeer
Nederland, de Invaliden Bond, als kerkenraadslid
en synodelid bij de Lutherse kerk. Ook bleef hij nog
lange tijd grimeur voor zijn plezier. Aan de inzet van
deze man, mijn opa, kwam op 29 maart 1985 na een
kort ziekbed een einde. Zijn grote liefde, mijn oma,
ging hem op 21 juli 2011 tegemoet en nu mogen ze
weer samen zijn. Al weet ik dat het hen niet om de eer
te doen was, toch wil ik postuum deze helden eren.
En met hen vele ondernemende ondernemers en an-
deren die samen de Veenkoloniën op de kaart hebben
gezet. Bedankt Chris, bedankt Lies. Bedankt lieve
opa en oma. Dank voor jullie hart voor de Veenkolo-
niën, dat nu ook in mij verder mag kloppen.
Wij zullen jullie inzet niet vergeten!
Lies Mulder-Drenth met op haar arm Henk en aan de hand Anneke