1. Leervoorkeuren en denkgewoonten, interventie
1. Scan maken
2. Wat is belangrijk en behulpzaam bij uitleg van scan:
Theorie (website twijnstra en gudde, ruijters):
Leerwerkteam: werken=leren=werken=leren…werkplekleren: perspectief=werken! (“bij dit type leren
vallen leren en werken samen”; Verdonschot)
De een leert graag in de praktijk: hectische en complexe situatie. De ander heeft vooral veiligheid
nodig: simulatie/rollenspel. De een volgt het liefst zijn inspiratie, de ander stap voor stap
gestructureerd kennis vergaren.
Zicht hebben op je eigen manier van leren maakt dat je je ontwikkeling beter kunt sturen.
Zicht hebben op het leren van anderen, maakt dat je een samenwerking effectiever kunt
vormgeven (daardoor knelpunten verminderen!!?)
Zicht hebben op het leren van groepen in een organisatie maakt dat je uitputting en frustratie kunt
voorkomen en sneller de gewenste stappen kunt maken.
Leervoorkeuren vormen een onderdeel van de language of learning; een taal om de diversiteit in
leren te benoemen en ermee te kunnen werken.
Belangrijk:
Match tussen:
1. Kenmerken van leren van een groep mensen
2. Het onderwerp, het doel van de opdracht
3. Keuze van interventie, type begeleider, inrichting van de ruimte, beschikbare middelen ed
Artikel ook van in het diepe springen kun je leren; voorkeuren in het leren serieus nemen; Ruijters,
M. C. P. en Simons P. R-J, gevomden op de website Twijnstra en Gudde (hoe APA??)
Doel vdlanguage of learning:
- Inzicht in leren vergroten
- Maken van keuzes voor interventies (wat werkt voor wie met het oog op deze
verandering/innovatie, ontwikkeling)
Het uiteindelijke doel is om leren en ontwikkelen op een effectieve en efficiënte manier te laten
bijdragen aan enerzijds: organisatie ontwikkeling en anderzijds: het welbevinden en de persoonlijke
groei van de werknemers.
Leren heeft voor ieder een andere betekenis: in opleiding, tijdens werk, alleen, van elkaar, uit een
boek etc. Mensen leren op verschillende manieren, hebben omgevingen waar ze het liefst leren en
2. hebben verschillende denkgewoonten. Dit wordt bepaald door: persoonlijkheid, leeftijd, cultuur en
ook door jouw leergeschiedenis: hoe werd er op school en thuis omgegaan met het leren).
Voorkeuren en gewoonten zijn redelijk stabiel, maar liggen niet vast. Een nieuwe werkomgeving, fase
in ontwikkeling of inzicht, kan verandering brengen. Er is geen beste manier van leren of om het
leren te organiseren: we kunnen zoeken naar een match tussen wat er geleerd moet worden, wie het
moet/wil leren, waar dat het beste geleerd kan worden en hoe dat dan kan worden ingericht.
Om keuzes te kunnen maken voor passende leerinterventies, is het noodzakelijk de leervoorkeuren
te kunnen herkennen en typeren. 5 metaforen:
Kunst afkijken, participeren, kennis verwerven, oefenen, ontdekken
Kunst afkijken: dagelijkse praktijk: hectisch, onvoorspelbaar, in beweging. Leren door observeren en
te horen van anderen wat werkt. Analyseren wat wel/niet tot succes leidt en bruikbaar is en passen
dit zelf toe. Spel- en oefensituaties vinden zij al snel kinderspel. Veelal in top van organisaties of bij
marketingmanagers; een snelle doelgerichte manier van leren.
Participeren; leren met en van elkaar. Mensen komen met andere tot leren. Sparren is nodig om
eigen ideeën helder te krijgen en aan te scherpen. Je wordt gedwongen om iets onder woorden te
brengen en daar leer je van. Je wordt gevoed door reacties en ideeën van anderen. Veel in de zorg en
HRM: milde vorm makkelijk toe te passen in leren en werken.
Kennis verwerven: voorkeur voor overdracht van kennis; onderwijs verzorgd door vakmensen.
Objectieve kennis is belangrijk: wat is er al bekend. Gerichte informatie zoeken die ze nodig hebben.
Ze verdiepen zich graag in vakkennis en zijn thuis te vinden met een boek op de bank. Kennis is
belangrijk bij leren. Liever niet brainstormen; deskundigen en vakmensen (die kennis hebben) zijn
geliefde gesprekspartners. Boeken kunnen bij alle leervoorkeuren een rol spelen; KV lezen het liefst
van kaft tot kaft. Doelgerichte manier van leren vaak in omgeving waar “feiten” en “weten”
belangrijk zijn: techniek en recht.
Oefenen: een omgeving die veilig genoeg is om fouten te mogen/durven maken. Een beperkte
complexiteit zodat je je kunt richten op dat wat je nog moet leren. Verder voldoende rust om tot
reflectie te kunnen komen. Belangrijk iemand die er naast staat om het leren te begeleiden. Leren
van informatie nav fouten. Herhaling is belangrijk en gericht iets oefenen wat nog lastig is. Ze hebben
vaak zicht op wat ze willen of moeten leren. Vaak in onderwijs, sport en muziek.
Ontdekken: leren uit de dagelijkse gang van zaken en van de onverwachte gebeurtenissen. Zoeken
graag een eigen weg (vinden opleidingen vaak te beperkend en te voorgestructureerd). Hoeft niet
meest efficient als het maar de meest interessante weg is. Willen graag zelf bouwen, creativiteit
inzetten, kritische blik; als het maar zelf wordt uitgevonden! Een team van ON is lastig te sturen.
Voorkeuren niet strikt te scheiden er is overlap:
KA en ON: beiden met twee benen in de complexiteit vh echte leven. ON: zelf uitvinden, KA: wat
werkt bij een ander, ook gaan doen.
KV en OE: klassieke vormen van leren; eerst kennis opdoen (‘te weten komen”) dan ermee
experimenteren (oefenen) in georganiseerde vormen van leren (ook in werkplek leren).
3. Kwaliteiten
Elke voorkeur heeft kwaliteiten: bv vaardigheden leren gaat makkelijker in de context oefenen. Het
overdragen van een cultuur (zo doen wij dat hier) is bv makkelijk in context KA.
Elke context heeft zijn eigen vormen: intervisie (participeren), training ( oefenen).
Mbv deze contexten kun je in kaart brengen:
- Op welke manier iemand het liefste leert (POP)
- Wat de gedeelde visie op leren is in een groep
- Welke voorkeuren deelnemers aan een bep leertraject hebben, en hoe het leren dan
georganiseerd kan worden: wat roept weerstand op, hoe kunnen we effectiviteit vergroten?
- Welke voorkeuren door een elo worden ondersteund
- Welke voorkeuren een organisatie heeft, waarom bep veranderingen moeilijk vd grond
komen of hoe leren en ontwikkelen te optimaliseren
Hiervoor kunnen instrumenten en modellen vdlanguage of learning worden gebruikt.
Individueel leerprofiel
Oha kunnen mensen weinig over hun manier van leren vertellen en sturen zij er nauwelijks
op. Een leerprofiel typeert iemands leren. Het geeft informatie om iemand de ene keer
comfortabel in zijn voorkeur te laten leren en op een ander moment te laten werken aan
uitbreiding van het profiel (experimenteren met niet-voorkeuren).