A comparison of two occupational therapy modelsJou Yin Teoh
How do occupational therapy clients' lives look like through a clinician's lenses? This presentation aims to compare how clients' lives look like via two different occupational therapy tools - the Kawa Model and the Canadian Model of Occupational Therapy. We discuss the pros and cons and also the possibility of using both models in combination, not very well known but encouraged by renowned occupational therapy theorists and industry leaders.
This document outlines an activity for occupational therapy students to conceptualize a case study of a client named Mrs. Rita Phillip using one of four occupational therapy models: MOHO, PEOM, Kawa, or CMOP-E. Students will work in small groups to analyze Mrs. Rita's medical and family background, personal interests, and current physical and mental status using the chosen model. The groups will then present their analysis in a poster or short discussion. Feedback will be provided to help students learn how to apply theoretical models to understand clients and their occupational challenges.
Gedurende de laatste twintig jaar kwamen de fundamenten van de welvaartsstaat meer en meer onder druk te staan ten gevolge van economische, sociale, demografische en culturele veranderingen. Onder impuls van de OESO en van de Europese Unie werd derhalve in de jaren negentig gepleit om de sociale bescherming werkgelegenheidsvriendelijker te maken door mensen te activeren in plaats van te voorzien in uitkeringen. Alhoewel daarvoor al heel wat activeringsmaatregelen getroffen waren in België, brak het discours pas door in 1999 met de komst van de nieuwe regering die België wilde ombouwen tot een actieve welvaartsstaat. Eén van de doelgroepen voor dit activeringsbeleid vormen de bestaansminimumgerechtigden. De mogelijkheden voor de OCMW’s – als uitvoerder van de wet op het bestaansminimum – om cliënten te activeren en tewerk te stellen werden door de nieuwe regeling daarom ook in toenemende mate uitgebreid. Bij de voorbereidende werkzaamheden voor de wet inzake het recht op maatschappelijke integratie van mei 2002 (ook wel RMI-wet of leefloonwet genoemd) werd afgesproken de effecten van de wet te onderzoeken en te evalueren. Deze studie evalueert de RMI-wet één jaar na toepassing ervan, dit wil zeggen gedurende de periode september 2002 tot en met september 2003.
A comparison of two occupational therapy modelsJou Yin Teoh
How do occupational therapy clients' lives look like through a clinician's lenses? This presentation aims to compare how clients' lives look like via two different occupational therapy tools - the Kawa Model and the Canadian Model of Occupational Therapy. We discuss the pros and cons and also the possibility of using both models in combination, not very well known but encouraged by renowned occupational therapy theorists and industry leaders.
This document outlines an activity for occupational therapy students to conceptualize a case study of a client named Mrs. Rita Phillip using one of four occupational therapy models: MOHO, PEOM, Kawa, or CMOP-E. Students will work in small groups to analyze Mrs. Rita's medical and family background, personal interests, and current physical and mental status using the chosen model. The groups will then present their analysis in a poster or short discussion. Feedback will be provided to help students learn how to apply theoretical models to understand clients and their occupational challenges.
Gedurende de laatste twintig jaar kwamen de fundamenten van de welvaartsstaat meer en meer onder druk te staan ten gevolge van economische, sociale, demografische en culturele veranderingen. Onder impuls van de OESO en van de Europese Unie werd derhalve in de jaren negentig gepleit om de sociale bescherming werkgelegenheidsvriendelijker te maken door mensen te activeren in plaats van te voorzien in uitkeringen. Alhoewel daarvoor al heel wat activeringsmaatregelen getroffen waren in België, brak het discours pas door in 1999 met de komst van de nieuwe regering die België wilde ombouwen tot een actieve welvaartsstaat. Eén van de doelgroepen voor dit activeringsbeleid vormen de bestaansminimumgerechtigden. De mogelijkheden voor de OCMW’s – als uitvoerder van de wet op het bestaansminimum – om cliënten te activeren en tewerk te stellen werden door de nieuwe regeling daarom ook in toenemende mate uitgebreid. Bij de voorbereidende werkzaamheden voor de wet inzake het recht op maatschappelijke integratie van mei 2002 (ook wel RMI-wet of leefloonwet genoemd) werd afgesproken de effecten van de wet te onderzoeken en te evalueren. Deze studie evalueert de RMI-wet één jaar na toepassing ervan, dit wil zeggen gedurende de periode september 2002 tot en met september 2003.
Ondernemen met sociale netwerken. Bron: Syntens.
Colofon
Teksten, methodiek en samenstelling:
Sandra Brandenburg en Hessel van Oorschot,
Punda Milia, www.pundamilia.nl
Vormgeving en drukwerk:
CapStock vormgeving,
www.capstock.nl
Illustraties:
Studio Bajo, www.bajo.nl
Redactie:
Maaike Melsen, Het RedactiePakhuis
Met dank aan:
Syntens: Erik Peeters, Henk van Heerde en
Remco Bakker
TNO: Freek Bomhoff en Marc van Staalduinen
Met bijzondere dank aan alle ondernemers die
meegewerkt hebben aan de interviews
en het ondernemerspanel.
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’svennaessens1
Er is een opvallend gebrek aan cultuurveranderingsinterventiestudies in de veiligheidsliteratuur (Dejoy, 2005; Hale, 2010) , wat wellicht te wijten is aan het feit dat het theoretische kader voor de veiligheidscultuur in het algemeen onderontwikkeld is en de link met onderzoek naar de organisatiecultuur zwak of zelfs onbestaand is (Choudhry, 2007; Clarke, 2000).
Veranderingstrajecten situeren zich vaak rond twee vragen: 1. wat willen we aanpakken en 2. hoe gaan we dat doen. De oplossing ligt vervolgens vaak binnen het idee ‘one size fits all’.
Na een zoveelste verandertraject binnen Total, dat niet het verhoopte succes bracht, werd mij de volgende hoofdvraag gesteld: “Hoe komt het dat onze mensen niet oppikken wat wij hen willen aanleren?”
Om deze vraag te begrijpen, begint de paper met een basisoverzicht voor wat betreft mogelijkheden en uitdagingen binnen veranderingsprojecten bekeken vanuit ‘de mens’ en ‘de organisatie’. Het is immers noodzakelijk om op voorhand te weten wat je mag verwachten, en wat niet.
Deze paper zal vervolgens aantonen dat er een discrepantie bestaat tussen de woorden veiligheid en onveiligheid. En dat deze zich doortrekt voor wat betreft de visie vanuit veiligheid en de beleving op de werkvloer.
Om de hoofdvraag theoretisch te beantwoorden zal de paper vervolgens via de deconstructie van het traditionele begrip veiligheidscultuur, een progressieve invulling bieden van de begrippen veiligheidscultuur en onveiligheidscultuur.
Samen vormen zij het paradigma van de multiculturele veiligheidscultuur. Het paradigma zal aantonen dat elke organisatie bestaat uit minstens acht subculturen, met elk hun eigen substructuren.
Door te werken binnen, en op de grenzen van, die subculturen biedt het paradigma een nieuwe aanpak binnen veranderingstrajecten en die start bij het antwoord op de vraag: “Waar gaan we veranderen?”
This document proposes a new system called the Chipmate for assembling electronic components onto circuit boards. It aims to improve on existing chipshooter machines that assemble components one by one and are expensive. The Chipmate would use EAP muscle foil technology to align multiple components simultaneously using vibrations, allowing for higher production rates. It would use a 3D camera and real-time software to ensure precise placement. Specifications include handling components up to 300mm wide at once with the potential to cover larger areas. The document discusses current technologies, proposed specifications, working mechanism, stakeholders and development needs to realize the Chipmate concept.
Ondernemen met sociale netwerken. Bron: Syntens.
Colofon
Teksten, methodiek en samenstelling:
Sandra Brandenburg en Hessel van Oorschot,
Punda Milia, www.pundamilia.nl
Vormgeving en drukwerk:
CapStock vormgeving,
www.capstock.nl
Illustraties:
Studio Bajo, www.bajo.nl
Redactie:
Maaike Melsen, Het RedactiePakhuis
Met dank aan:
Syntens: Erik Peeters, Henk van Heerde en
Remco Bakker
TNO: Freek Bomhoff en Marc van Staalduinen
Met bijzondere dank aan alle ondernemers die
meegewerkt hebben aan de interviews
en het ondernemerspanel.
De multiculturele veiligheid van elk bedrijf en waar begin je met ‘veranderen’svennaessens1
Er is een opvallend gebrek aan cultuurveranderingsinterventiestudies in de veiligheidsliteratuur (Dejoy, 2005; Hale, 2010) , wat wellicht te wijten is aan het feit dat het theoretische kader voor de veiligheidscultuur in het algemeen onderontwikkeld is en de link met onderzoek naar de organisatiecultuur zwak of zelfs onbestaand is (Choudhry, 2007; Clarke, 2000).
Veranderingstrajecten situeren zich vaak rond twee vragen: 1. wat willen we aanpakken en 2. hoe gaan we dat doen. De oplossing ligt vervolgens vaak binnen het idee ‘one size fits all’.
Na een zoveelste verandertraject binnen Total, dat niet het verhoopte succes bracht, werd mij de volgende hoofdvraag gesteld: “Hoe komt het dat onze mensen niet oppikken wat wij hen willen aanleren?”
Om deze vraag te begrijpen, begint de paper met een basisoverzicht voor wat betreft mogelijkheden en uitdagingen binnen veranderingsprojecten bekeken vanuit ‘de mens’ en ‘de organisatie’. Het is immers noodzakelijk om op voorhand te weten wat je mag verwachten, en wat niet.
Deze paper zal vervolgens aantonen dat er een discrepantie bestaat tussen de woorden veiligheid en onveiligheid. En dat deze zich doortrekt voor wat betreft de visie vanuit veiligheid en de beleving op de werkvloer.
Om de hoofdvraag theoretisch te beantwoorden zal de paper vervolgens via de deconstructie van het traditionele begrip veiligheidscultuur, een progressieve invulling bieden van de begrippen veiligheidscultuur en onveiligheidscultuur.
Samen vormen zij het paradigma van de multiculturele veiligheidscultuur. Het paradigma zal aantonen dat elke organisatie bestaat uit minstens acht subculturen, met elk hun eigen substructuren.
Door te werken binnen, en op de grenzen van, die subculturen biedt het paradigma een nieuwe aanpak binnen veranderingstrajecten en die start bij het antwoord op de vraag: “Waar gaan we veranderen?”
This document proposes a new system called the Chipmate for assembling electronic components onto circuit boards. It aims to improve on existing chipshooter machines that assemble components one by one and are expensive. The Chipmate would use EAP muscle foil technology to align multiple components simultaneously using vibrations, allowing for higher production rates. It would use a 3D camera and real-time software to ensure precise placement. Specifications include handling components up to 300mm wide at once with the potential to cover larger areas. The document discusses current technologies, proposed specifications, working mechanism, stakeholders and development needs to realize the Chipmate concept.
The document describes a concept called Caars, which stands for a portable light emitting device designed to assist during night walks in the house. Caars aims to solve common problems like not wanting to turn on lights to avoid waking others, having trouble finding light switches, and not having a light to take to other rooms. It works by lighting up when a hand approaches and can be removed from its docking station to serve as a portable light. The document provides background on the concept and its technical approach to addressing nighttime lighting needs through proximity-activated illumination.
Dossier 'Caars', by Sofie H and Stephanie VHBrutcat
This document provides an introduction to a mechatronics project between two companies, Quad Ind. and Modular. The mission was to create a "demonstrator light integration" but lacked details. After meetings with the companies, the goals became clearer - to design an interactive product that could showcase both of their industries. The document outlines the exploration process, including learning about Quad Ind. and Modular's industries and products. It previews the idea generation, selection, and finalization process as well as the engineering and production steps to create the final product.
The document is a datasheet for the Atmel AT42QT1010 single-key touch sensor IC. It features one configurable touch key or proximity sensor using charge-transfer technology. The IC requires one capacitor and has options for a 6-pin SOT23-6 or 8-pin UDFN/USON package. It provides self-calibration and operates from 1.8-5.5V with 17uA typical current draw. Key applications include control panels, appliances, toys, lighting controls, and mechanical switch replacements.
The document provides instructions for designing and building a custom cooking aid called "Kookhulp 'Alain'" which was created for a specific client. It consists of 8 steps: 1) creating a metal base, 2) placing the base in a mold, 3) mixing and pouring mortar, 4) shaping a wooden handle, 5) notching the handle, 6) removing the piece from the mold and adding finish, 7) attaching the handle, and 8) adding a non-slip backing. Technical drawings are included to illustrate the design. The project took approximately 70 hours to complete and cost around €17.50 for materials.
1. 1
Design for everyone
Ontwerpdossier: Alain Vanquathem
Module: Ergotherapie in het ruime
werkveld
Partim: Design for everyone
Sem 6
Opleiding Ergotherapie & Industrieel ontwerpen
2012-2013
Kim Casselein, Vanackere Jana, Stephanie Van Haecke & Thomas Walgrave
Howest, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk en Marksesteenweg 58, 8500 Kortrijk
2. 2
Inhoudsopgave
1 Probleemstelling.............................................................................................................................. 5
1.1 Wie is onze cliënt Alain?.......................................................................................................... 5
1.1.1 Contextgebonden elementen ......................................................................................... 6
1.1.2 Referentiekaders ............................................................................................................. 9
1.2 Actiepunt 1.............................................................................................................................. 9
Enter/ initiatie: aangaan en starten van de relatie ......................................................................... 9
1.3 Actiepunt 2.............................................................................................................................. 9
Set the stage.................................................................................................................................... 9
1.3.1 Eerste afname COPM ...................................................................................................... 9
1.3.2 Narratief interview ........................................................................................................ 10
1.4 Actiepunt 3............................................................................................................................ 10
Assess/ evaluate: in kaart brengen van de persoon- handelen- omgevingsintereactie ............... 10
1.4.1 Sterke kanten cliënt....................................................................................................... 10
1.4.2 Hulpbronnen.................................................................................................................. 11
1.4.3 Sterktes van de ergotherapeut...................................................................................... 11
1.5 Actiepunt 4............................................................................................................................ 11
Agree on objectives and plan........................................................................................................ 11
1.5.1 Persoon.......................................................................................................................... 11
1.5.2 Omgeving....................................................................................................................... 11
1.5.3 Handelen ....................................................................................................................... 11
1.6 Actiepunt 5............................................................................................................................ 11
Implement plan ............................................................................................................................. 11
1.6.1 Ontwikkelen/ herstellen................................................................................................ 12
1.6.2 Wijzigen......................................................................................................................... 12
1.6.3 Aanpassen ..................................................................................................................... 12
1.6.4 Voorkomen.................................................................................................................... 12
1.6.5 Creëren.......................................................................................................................... 12
1.7 Actiepunt 6............................................................................................................................ 12
Monitor and modify: in de gaten houden en zo nodig bijstellen.................................................. 12
3. 3
1.8 Actiepunt 7............................................................................................................................ 12
Evaluate outcome.......................................................................................................................... 12
1.8.1 Voornaamste problemen .............................................................................................. 12
1.8.2 Prioriteren ..................................................................................................................... 13
1.9 Actiepunt 8............................................................................................................................ 13
Conclude en exit............................................................................................................................ 13
2 Probleem analyse en definitie....................................................................................................... 13
2.1 Het probleem ........................................................................................................................ 13
2.2 Eisen en wensen.................................................................................................................... 14
3 Het ontwerpproces........................................................................................................................ 14
3.1 Informatiefase....................................................................................................................... 14
3.2 Exploratiefase........................................................................................................................ 15
3.2.1 Enkele schetsen............................................................................................................. 15
3.3 De prototypes........................................................................................................................ 17
3.4 Beslissingsfase....................................................................................................................... 19
3.5 Ideefinalisatie ........................................................................................................................ 20
3.5.1 Eindmodel...................................................................................................................... 21
4 Dankwoord.................................................................................................................................... 27
4. 4
Design for everyone – Kookhulp 2013
Cliënt: Alain Vanquaethem
Project medewerkers
Ergotherapiestudent Vanackere Jana
Ergotherapiestudent Kim Casselein
Industrieel ontwerpstudent Stephanie Van Haecke
Industrieel ontwerpstudent Thomas Walgrave
Supervisors
Docent ergotherapie Mevr. Van Soom Magda
Docent ergotherapie Dhr. Mistiaen Bart
Docent industrieel ontwerp Dhr. De Couvreur Lieven
Docent industrieel ontwerp Dhr. Detand Jan
Docent industrieel ontwerp Dhr. Grimonprez Bart
5. 5
1 Probleemstelling
Alain, onze cliënt, is 48 jaar en heeft een linker hemiplegie1
ten gevolge
van een CVA2
. Hij houdt van koken, maar door zijn beperking is dit niet zo
evident. Tijdens het koken gaan de potten aan het dansen op zijn
gasfornuis, omdat hij de pot niet kan tegenhouden terwijl hij in de potten
roert. Alain voelt zich hierdoor beperkt, omdat hij zich niet naar
hartenlust kan uitleven in de keuken, omdat het steeds een risico vormt
achter kokende, dansende potten te staan.
Onze opdracht bestaat er dus uit een kookhulp voor Alain te ontwikkelen,
waardoor hij zijn potten kan fixeren op het fornuis.
1.1 Wie is onze cliënt Alain?
Om een duidelijk beeld van Alain, onze cliënt, te kunnen schetsen zal hij besproken worden bij een
procesmodel. Het Canadian Performance Process Framework (CPPF) ondersteunt ergotherapeuten in
het samenwerken met de cliënt en plaatst de uitvoering en betrokkenheid van het handelen van de
cliënt in de kern van de interventie. Het CPPF is een framework dat cliëntgecentreerde, evidence-
based en occupation- based ergotherapie ondersteunt. Het CPPF is gericht op het mogelijk maken
van veranderingen in de uitvoering en betrokkenheid van het handelen (occupational performance
and engagement) van de individuele cliënt en zijn systeem, de organisatie of populatie. (Le Granse,
2012)3
Het CPPF beschrijft het ergotherapieproces in vier afzonderlijke elementen. Drie van deze elementen
zijn context gebonden: de maatschappelijke context (buitenste vierkante kader), de praktijkcontext
(binnenste vierkante kader) en de referentiekaders (grote cirkel). Het vierde element is proces
georiënteerd en bestaat uit acht actiepunten (acht kleine cirkels) die de leidraad vormen van het
ergotherapieproces. (Le Granse, 2012)
1
Halfzijdige verlamming.
2
Cerebro vasculair accident. Dit is een hersenletsel dat meestal veroorzaakt wordt door een bloedklonter.
Verlamming en spasticiteit zijn hierbij een van de meest voorkomende verschijnselen.
3
Le Granse, M. (2012). Grondslagen van de ergotherapie. Nederland: Reed Business.
6. 6
1.1.1 Contextgebonden elementen
Maatschappelijke context1.1.1.1
Omgevingsfactoren
a) Culturele omgevingselementen
Oost-Vlaamse cultuur;
Hij woont in Gent.
b) Institutionele omgevingselementen
Hij heeft een jaar intensieve ergotherapie gevolgd in het revalidatiecentrum UZ Gent.
c) Sociale omgevingselementen
Hij heeft een vriendin;
Hij heeft twee kinderen die momenteel studeren.
d) Fysieke omgevingselementen
Ervaart verschillende beperkingen door:
o Linker hemiplegie ten gevolge van een CVA.
Hij heeft een traplift geïnstalleerd.
Persoonlijke factoren
a) Persoonlijke kenmerken en temporele aspecten
Geslacht
o Mannelijk.
Leeftijd
o 48 jaar
Gezondheid
o Op twaalf maart 2012 had Alain een acute hersenbloeding.
o Hij heeft een linker hemiplegie ten gevolge van een CVA.
Hij gaf volgende redenen aan:
Overgewicht (125kg);
Een hoge werkdruk (14u/dag);
Hij rookte 20 sigaretten per dag;
Hij had een hoge bloeddruk.
Conditie
o Hij had overgewicht, maar hij is momenteel 45kg afgevallen.
Emotionele staat van gezondheid
o Hij heeft ziekte-inzicht;
o Hij heeft vroeger veel stress gekend, want er was een hoge werkdruk.
7. 7
b) Kennis, vaardigheden en mogelijkheden
Beroepskennis en –vaardigheden
o Hij was een zelfstandige fotograaf, maar kan dit niet meer uitvoeren;
o Hij kan zijn vriendin nog helpen bij Photoshop;
o Hij wil graag terug gaan werken op een plaats waar er een mogelijkheid is om te
werken met zijn beperking;
o Desnoods wil hij vrijwilligerswerk uitvoeren.
Handelingservaringen
o Tijdens het eerste bezoek met de cliënt werd duidelijk dat hij graag onafhankelijk is
van anderen;
o Hij gaf hierbij het voorbeeld dat hij sinds dat weekend zelfstandig zijn pillen kan
voorbereiden en innemen. Hij neemt namelijk 13 pillen per dag.
Taal
o Hij spreekt Nederlands.
Gewoonten
o Hij rookte vroeger 20 sigaretten per dag, maar sinds zijn CVA is hij gestopt met
roken.
c) Perspectieven- verleden, heden en toekomst
Waarden, normen en religie
o Niet van toepassing.
Opvattingen over geslacht, ras en etniciteit
o Niet van toepassing.
Persoonlijke, culturele en ‘occupational’ identiteit
o Niet van toepassing.
Inzicht ten aanzien van toekomstige mogelijkheden
o Hij wil graag zelfstandig kunnen koken;
o Hij wil het huishouden zelfstandig kunnen uitvoeren;
o Hij wil zelfstandig gaan werken, desnoods vrijwilligerswerk.
Motivatie, vertrouwen, idealen en ambities
o Hij is zeer gemotiveerd;
o Hij is zeer enthousiast over de verschillende prototypes.
Praktijkcontext1.1.1.2
Alain heeft een jaar intensieve ergotherapie gevolgd aan het UZ in Gent (centrum voor
locomotorische en neurologische revalidatie). Hij kent de expertise van ergotherapie goed. Acht
maart 2013 had hij zijn laatste therapie.
8. 8
Vier omgevingselementen van het CMOP-E:
a) Culturele omgeving
Normen en waarden van de professionals (revaliatidatiearts, ergotherapeut, kinesitherapeut,
…)
b) Institutionele omgeving
De dagelijkse werking van het centrum voor locomotorische en neurologische revalidatie is
opgebouwd in drie groepen patiënten, die worden ‘’clusters’’ genoemd.
o Een cluster voor patiënten met een dwarslaesie;
o Een cluster voor patiënten met een niet aangeboren hersenletsel (NAH), waaronder
ook patiënten met een CVA;
o Een cluster voor polytrauma.
Elke cluster beschikt over een volledig uitgebouwd multidisciplinair team en wordt geleid
door een revalidatiearts die gespecialiseerd is in de specifieke problematiek van de cluster.
c) Sociale omgeving
Familie wordt nauw betrokken binnen het revalidatieproces;
o Vb. tijdens overlegd met het volledige team, tijdens afspraken met individuele
therapeuten, …
Er worden informatievergaderingen en discussiegroepen georganiseerd voor familieleden.
Hierin worden de problemen besproken waarmee de patiënten en hun familieleden
geconfronteerd worden tijdens en na de revalidatie;
Het geven van informatie of advies is een belangrijk onderdeel van het centrum.
o Voorbeelden advies:
Rolstoel;
Hulpmiddelen;
Woningaanpassingen;
Werkaanpassingen;
Hulp van anderen;
Studie- opleiding en beroepsoriëntering;
…
9. 9
d) Fysieke omgeving
Centrum heeft 62 bedden voor volwassen patiënten en deze zijn verdeeld in 2 units;
o 31 bedden voor patiënten met een dwarslaesie;
o 31 bedden voor patiënten met een niet aangeboren hersenletsel.
Patiënten kunnen ook ambulant behandeld worden.
1.1.2 Referentiekaders
Beeld schetsen van Alain: gebruik van CPPF (Canadian Performance Process Framework)
Omgevingselementen: gebruik van CMOP-E (Canadian Model of Occupational Performance
and Engagement)
Start cliënt- ergotherapierelatie: afname van COPM (Canadian Occupatonial Performance
Measure).
Einde cliënt-ergotherapierelatie: herhalingsonderzoek COPM.
1.2 Actiepunt 1
Enter/ initiatie: aangaan en starten van de relatie
Aangaan en starten van de relatie tussen cliënt en ergotherapeut, het beginpunt van de
samenwerking in de praktijkcontext
Op 27 februari hadden de studenten industrieel ontwerp een eerste ontmoeting met onze cliënt.
Hierin werden enkele quick en dirty prototypes getoond aan Alain. Er werd ook gepolst naar wat de
cliënt het meest interessant vond.
Op vijf maart 2013 werd er een eerste bezoek gepland met Alain en de studenten ergotherapie.
Hierin werd vooral zijn levensverhaal besproken en de eerste afname van het COPM.
1.3 Actiepunt 2
Set the stage
Benoemen, valideren en prioriteren van de problemen en het handelen zoals de cliënt deze
ervaart.
1.3.1 Eerste afname COPM
Voornaamste problemen1.3.1.1
Productiviteit: hij kan zijn vroegere baan niet meer opnemen;
Huishoudelijk: (zware taken en koken: de kookpot schuift telkens weg).
Prioriteren1.3.1.2
Uitvoering productiviteit: 7
Tevredenheid productiviteit: 5
Uitvoering huishoudelijke taken: 5
Tevredenheid huishoudelijke taken: 5
10. 10
Totaal score productiviteit: 6
Totaal score huishoudelijke taken: 5
1.3.2 Narratief interview
Alain is momenteel bezig met de theoretische testen voor CARA. Dit is een instelling die de
mogelijkheid biedt om het rijbewijs opnieuw af te leggen met de beperking. Hij verwacht ook
binnenkort een ligfiets.
Hij heeft er moeite mee dat hij zijn hobby/werk niet meer zal kunnen uitvoeren. Hij was zelfstandig
fotograaf, net als zijn vriendin. Hij kan wel nog werken met Photoshop.
Alain is niet graag afhankelijk van een derde en daarom is hij heel tevreden dat hij sinds dit weekend
zijn pillen zelf kan voorbereiden en innemen. Hij neemt 13 pillen per dag.
Reden CVA: Alain had een acute hersenbloeding op 12 maart 2012. Hiervoor geeft hij zelf enkele
redenen aan:
Overgewicht (125kg);
Werkdruk (14u/dag werken);
Roker (20 sigaretten per dag);
Hoge bloeddruk.
Momenteel is hij 45 kg afgevallen en rookt niet meer. Hij zegt zelf dat hij zich veel gezonder voelt.
Algemene problemen die hij nog ervaart:
Moeite met evenwicht bij het dragen van zware dingen;
Koken alleen lukt niet;
Knopen van een jas dichtdoen lukt niet;
Hij kan zijn linker oksel niet wassen.
Alain vertelt nog dat hij op zijn vorig werk, naast de fotografie, niet meer zal kunnen werken, maar
dat hij zeker nog opnieuw wil gaan werken. Dit op een plaats waar er mogelijkheid is om te werken
met zijn beperking of desnoods vrijwilligerswerk. Hij wil later nog iets om handen hebben.
1.4 Actiepunt 3
Assess/ evaluate: in kaart brengen van de persoon- handelen- omgevingsintereactie
Vaststellen van componenten van het handelen en de condities van de omgeving.
Sterke kanten en hulpbronnen van de cliënt en therapeut:
1.4.1 Sterke kanten cliënt
Heel sociaal;
Werkwillig;
Hij heeft besef van mogelijkheden en beperkingen;
Realistisch.
11. 11
1.4.2 Hulpbronnen
Vriendin;
Kinderen;
Team van UZ Gent.
Hulpmiddelen
o Antislip mat;
o Houders voor botervlootjes;
o Kantelmes met T handvat;
o Traplift;
o …
1.4.3 Sterktes van de ergotherapeut
Empathisch;
Luisterend oor;
Vriendelijk;
Voorkennis.
1.5 Actiepunt 4
Agree on objectives and plan
Onderhandelen over uitkomsten en maken van het plan van aanpak.
1.5.1 Persoon
De cliënt kan door middel van het kookhulpmiddel zelfstandig in de potten roeren (koken).
1.5.2 Omgeving
Het kookhulpmiddel wordt aangepast aan de omgeving van de cliënt, zodat het optimaal kan
werken.
1.5.3 Handelen
De cliënt kan door het kookhulpmiddel de huishoudelijke taken terug opnemen, om zo de werkdruk
op zijn vriendin te verlichten.
1.6 Actiepunt 5
Implement plan
Uitvoeren van het plan van aanpak door handelen.
De uitvoering van plan van aanpak begon na het eerste bezoek aan Alain. Door het laten testen van
de prototypes en zijn persoonlijke mening, kon de studenten industrieel ontwerp het hulpmiddel
aanpassen aan de noden en wensen van de cliënt.
Fearing & Clark (2000) onderscheiden vijf typen van interventies: ontwikkelen en herstellen, wijzigen,
aanpassen, voorkomen en creëren.
12. 12
1.6.1 Ontwikkelen/ herstellen
Alain kan adequaat gebruik maken van het kookhulpmiddel, zonder hulp in te roepen van iemand
anders.
1.6.2 Wijzigen
Alain test de verschillende prototypes en heeft zijn persoonlijke mening hierover. Zo kunnen de
studenten industrieel ontwerp het hulpmiddel aanpassen om zo tot een optimaal product te komen.
1.6.3 Aanpassen
Het hulpmiddel wordt na ieder bezoek/testmoment aangepast om tot een optimaal product te
komen.
1.6.4 Voorkomen
Alain wordt aangeleerd hoe hij het kookhulpmiddel moet gebruiken/correct hanteren, zodat hij een
optimaal effect verkrijgt.
1.6.5 Creëren
Door het gebruik van het kookhulpmiddel kan Alain zelfstandig in de potten roeren, met andere
woorden een huishoudelijke taak uitvoeren. Hierdoor creëert hij nieuwe uitdagingen en doelen die
kunnen bijdragen aan de kwaliteit van leven.
1.7 Actiepunt 6
Monitor and modify: in de gaten houden en zo nodig bijstellen
Uitvoeren van het plan van aanpak door handelen (therapieplan/interventie)
Tijdens de verschillende bezoeken werd er verder gewerkt aan het kookhulpmiddel, zodat deze
optimaal is voor Alain. Hieronder (zie 3. Het ontwerpproces en 3.5.1. Eindmodel) worden de
verschillende prototypes verder besproken.
1.8 Actiepunt 7
Evaluate outcome
Evalueren van de uitkomsten
Op vier juni 2013 werd het herhalingsonderzoek van het COPM terug afgenomen.
1.8.1 Voornaamste problemen
Productiviteit: hij kan zijn vroegere baan niet meer opnemen, maar dit stoort hem al minder
dan enkele maanden geleden.
Huishoudelijk: koken: Dankzij de kookhulp kan hij zijn hobby terug opnemen.
Jas aandoen: dit benoemt hij nu als het grootste probleem van het moment.
13. 13
1.8.2 Prioriteren
Uitvoering productiviteit: 7
Tevredenheid productiviteit: 5
Uitvoering huishoudelijke taken (koken): 10
Tevredenheid huishoudelijke taken (koken): 10
Uitvoering persoonlijke verzorging (jas aan – en uitdoen): 2-3
Tevredenheid persoonlijke verzorging (jas aan – en uitdoen): 2-3
Totaal score productiviteit: 6
Totaal score huishoudelijke take: 10
Totaal score persoonlijke verzorging: 2,5
1.9 Actiepunt 8
Conclude en exit
Alain scoorde tijdens de eerste afname van het COPM 5 op uitvoering en 5 naar tevredenheid op
gebied van koken. Dankzij de kookhulp is dit positief geëvolueerd naar tweemaal 10.
Hij zegt dat hij zijn hobby opnieuw kan opnemen nu en dat hij hierdoor zijn vriendin van deze taak
kan verlichten en zelf wat meer doen thuis. Hij voelt zich veel beter hierdoor. De hulpstukken vindt
hij gemakkelijk in gebruik en in onderhoud.
Momenteel is het voor Alain een prioritair probleem om zijn jas zelfstandig aan- en uit te doen en
dicht te ritsen. Nu moet hij telkens als hij een jas koopt de voering laten veranderen, omdat de ene
stof gemakkelijker glijdt dan de ander. Toch moet hij nog altijd hulp van zijn vriendin vragen en hij wil
dit niet meer. Dit kan een project zijn om in de toekomst verder uit te werken.
2 Probleem analyse en definitie
Belangrijk in het ontwerpproces is de afbakening van het probleem. Dit dient immers zo correct en
volledig mogelijk omschreven te worden, om de best passende oplossing te kunnen bieden.
Om het probleem in kaart te brengen, werden bezoeken met Alain georganiseerd. Tijdens deze
bijeenkomsten werd het kookprobleem onder de loep genomen, maar werd ook gepolst naar wat
Alains eisen, wensen en verwachtingen zijn. Deze zijn immers cruciaal in deze probleemaanpak.
2.1 Het probleem
Alain kookt op een gasfornuis. Dit bestaat uit kookeilanden die getypeerd
worden door gasbakens. Deze vormen geen stabiele ondergrond voor een
kookpot indien er in geroerd wordt. De gasbakens zijn glad en hebben geen
grip op de pot. Bovendien wordt de pot slechts op 4 contactpunten
ondersteund, waardoor tijdens het roeren, er geen controle is over de
bewegingen van de pot.
14. 14
De pot beweegt zowel in het vlak, als dat hij een rotatie maakt. We wensen beide bewegingen te
voorkomen, om Alain zoveel mogelijk kook-vrijheid terug te geven.
2.2 Eisen en wensen
Alain wenst een product dat voorkomt dat zijn potten nog kunnen bewegen op zijn fornuis tijdens
het koken. Na enkele interviews werd duidelijk dat Alain voorstander is van kleine, simpele
producten die zijn leven toch sterk kunnen beïnvloeden (op een positieve manier).
Een kleine opsomming van enkele eerste eisen en wensen:
Bedienbaar met 1 hand (Alain is door zijn beperking enkel rechtshandig)
Veilig
Afwasbaar
Gemakkelijk te bedienen
Fixeert de kookpotten
Deze eisen en wensen vormen uiteraard de rode draad doorheen het ontwerpproces. Dit zijn
namelijk de topics waaraan ons product op zijn minst moet voldoen.
3 Het ontwerpproces
3.1 Informatiefase
In deze fase is het belangrijk na te gaan wat al op de markt bestaat en een oplossing biedt voor
dansende kookpotten. De producten die gevonden worden kunnen dienen als inspiratiebron, maar
ook aangeven in welke richting al zeker niet meer gezocht moet worden wanneer innovatie een
streefdoel is.
15. 15
Een grote inspiratiebron en ook benchmark, dit is de gamma producten geschikt voor in de
scheepskeuken.
Nadelen van bovenstaande producten zijn:
o Groot
o Onhandig en moeilijk in gebruik
o Niet of amper geschikt voor 1-handigen
o Industriële look
o Moeilijk in onderhoud
o Beperkt de pot vaak slechts in 1 bewegen, het verschuiven of het roteren, maar niet beiden
o Dienen vast gemaakt te worden aan het meubilair
Bovenstaande opsomming, is ook de reden waarom Alain zulke hulpmiddelen vandaag niet gebruikt.
Ze maken het koken niet aangenamer, omdat de installatie van zulke hulptools vaak op zich al een
hele uitdaging is.
3.2 Exploratiefase
In deze fase werd gebrainstormd en afgetoetst op welke punten gewerkt en geïnnoveerd kan
worden. Er werd ruim geëxperimenteerd en op zoek gegaan naar mogelijke pistes die kunnen leiden
naar een oplossing voor het probleem. In deze fase wordt vaak gestuurd door Alain, zijn persoonlijke
voorkeuren worden tijdens deze fase immers duidelijk en geïmplementeerd.
3.2.1 Enkele schetsen
17. 17
De schetsen hierboven, hadden enkel een communicatie doel. Ze hielpen ons tijdens het ontwerp
proces onze ideeën met elkaar te delen. Vaak waren deze mini-karikaturale schetsen, een aanleiding
tot een nieuw prototype.
3.3 De prototypes
Hieronder worden enkele foto’s weergegeven van prototypes die in het ontwerpproces tot grote
doorbraken of richtingswijzigingen hebben geleid. Een uitgebreide opvolging van de prototypes kan
worden teruggevonden op de blog: http://kookhulp2013.blogspot.be.
19. 19
3.4 Beslissingsfase
Op basis van de prototypes en de inbreng van Alain werd beslist dat het product:
Klein en compact moet zijn
Moet passen rond verschillende potten
Uit beton/mortel wordt gemaakt
De grootste functionaliteit haalt uit de eigenschappen van geckotape
Een houten handvat moet hebben
Eenvoudig te produceren en dupliceren moet zijn
20. 20
3.5 Ideefinalisatie
Uiteindelijk werd beslist om de vorm van onze add-on te baseren op het bestaande
‘chavroux-potje’. In 1 van de vlakken zal een uitholling voorzien zijn. Dit om de add-
on passend te maken rond verschillende potten.
Er wordt geckotape in deze uitholling en op het ondervlak bevestigd.
Naar het handvat, werd in deze fase nog wat onderzoek verricht. Vooral naar de
vormgeving ervan. Daar de add-on zal bestaan uit beton/mortel, wat een ‘strak’
materiaal is, dient ook de gehele vormgeving van het product strak te blijven.
Het handvat zal gemaakt worden uit hard hout. Dit eenerzijds om een gladde afwerking mogelijk te
maken, maar anderzijds, om de kwaliteit van het product hoogstaand te maken.
Qua vormgeving baseren we ons op onderstaande 2 voorstellingen:
Om de add-on perfect operationeel te maken, werd beslist om ook Alains fornuis een kleine wijziging
te laten ondergaan. Daar er weinig ruimte over is naast de kookpot door de speficieke vorm van het
grondvlak, werd beslist om een extra plaat boven de gasbakens te plaatsen. Op die manier wordt
plaats gecreeërd, zonder rendementsverlies van het fornuis.
21. 21
3.5.1 Eindmodel
Materialen3.5.1.1
Voor de mal
Moedermal
Polyurethaanschuim
Aluminium plaatje: afmetingen: 25 x 10 x 2 (b x h x d) mm
Tools:
Schuurpapier (verscheidene grofheden)
Polijst pasta
Polijstdoek
Mes/zaag
Potlood
Gietmal
Hout
Siliconen (type ongekend)(materiaal vergelijkbaar product: Polyurethaan (zachte PU gel))
Houtlijm
Spijkers
Tools:
Hamer
Geo (driehoek) - meter
Potlood
Mengbakjes voor de siliconen
Weegschaal
22. 22
Voor de add-on:
Beton onderdeel
Mortelmix (hittebestendig) (COMPAKTUNA PTB Verhouding= 25 kg mortelmix + 5l water)
Geckotapes (1 stuk per add-on)
Lijm (Loctite super glue 3)
Aluminium plaatje
Tools:
Gietmal
Trilplaat
Boormachine + boor(Ø7)
Afmetingen plaatje dat in het beton wordt
gegoten:
23. 23
Handvat
Teak
Lijm (Loctite super glue 3)
Tools:
Schuurpapier
Houtrasp
Zaag
Dremel
Technische tekening van het handvat:
Fornuis-plaat
Staal (-plaat) dikte: 1mm
Tools:
Slijpschijf
Potlood
Meter
Technische tekening van de plaat:
24. 24
Productieproces3.5.1.2
A. Siliconenmal
B. Gietstukken (onderdeel 1 van de add-on)
C. Handvat (onderdeel 2 van de add-on)
D. Assembly
E. Geckotape
Afwerking3.5.1.3
Sencys-vernis-satijnglans
Gebruik3.5.1.4
Zie het document ‘Montageplan’
voor een gedetailleerde
omschrijving.
25. 25
Technische tekening3.5.1.5
Montageplan3.5.1.6
Zie het document ‘Montageplan’ voor een gedetailleerde omschrijving.
Wat onderscheid ons product van de benchmarks?
Het door ons ontworpen product is in tegenstelling tot andere, reeds bestaande producten:
o Klein en compact
o Opgebouwd uit 2 ‘eerlijke’ materialen, een metaal en een ‘surplus’ (beton + hout +
aluminium +
een modern snufje Geckotape)
o Verplaatsbaar
o Bedienbaar met 1 hand
o Gemakkelijk in gebruik
o Toepasbaar op verschillende fornuizen (dankzij de door ons meegeleverde plaat)
o Onderhoudsvriendelijk
27. 27
4 Dankwoord
Onze dank gaat in het bijzonder uit naar Alain.
Alain was een grote hulp tijdens het ontwerpproces. Hij gaf ons duidelijk aan wat hem kon helpen en
wat niet. Hij was steeds bereid ons te ontvangen en feedback te geven. Hij gaf ons suggesties en
werd meer dan alleen onze cliënt.
Daarnaast willen we ook de mensen bedanken die Alain omgeven. Hebe en Alains vrouw hebben ons
steeds hartelijk ontvangen en stonden open voor onze inbreng.
Verder willen we ook onze docenten, de heer Lieven De Couvreur en de heer Jan Detand danken
voor hun bijsturing tijdens dit project. Daarnaast willen wij ook de docenten vanuit de ergotherapie
bedanken, de heer Bart Mistiaen en mevrouw Van Soom.
Ook naar de heer Bart Grimonprez gaat een woord van dank, omwille van zijn tips en tricks rond
prototypen, materiaal en ergonomie.