Het energiegebruik van een gebouw vormt een steeds belangrijker aspect voor ontwikkelaar, beheerder, eigenaar en beheerder. Een goede voorspelling hiervan is dan ook voor tal van zaken cruciaal. Binnen het TKI-project Treco-office heeft DWA onderzoek gedaan naar mogelijkheden om het gat tussen het geprognosticeerde en het uiteindelijke energiegebruik te dichten.
Hoe elk bedrijf winst kan boeken op energieEnergie Nodus
Elk bedrijf kan winst boeken door te besparen op energieverbruik, slimmer energie in te kopen en/of te investeren in duurzame opwekking.
Besparingen tot 35% zijn geen uitzondering. Investeringenin duurzame opwekking bieden voordelen als: kostenverlaging, onafhankelijkheid van marktpartijen en een aantrekkelijk imago voor werknemers en klanten.
Energie Nodus heeft tientallen energie-onderzoeken uitgevoerd in uiteenlopende bedrijven. In deze whitepaper laten we zien welke stappen een bedrijf kan zetten om meteen te beginnen met besparen
Hoe elk bedrijf winst kan boeken op energieEnergie Nodus
Elk bedrijf kan winst boeken door te besparen op energieverbruik, slimmer energie in te kopen en/of te investeren in duurzame opwekking.
Besparingen tot 35% zijn geen uitzondering. Investeringenin duurzame opwekking bieden voordelen als: kostenverlaging, onafhankelijkheid van marktpartijen en een aantrekkelijk imago voor werknemers en klanten.
Energie Nodus heeft tientallen energie-onderzoeken uitgevoerd in uiteenlopende bedrijven. In deze whitepaper laten we zien welke stappen een bedrijf kan zetten om meteen te beginnen met besparen
De SMARTCirculair jurycriteria zijn uitgewerkt in deze presentatie.
Het betreft de
SMARTCirculair Bouw OntwerpChallenge 2024
Aan de orde komen:
1. Circulair ontwerpen en bouwen
2. Smart Energie Neutraal of Energie Leverend
3. Natuurinclusief, klimaatpositief
4. Haalbaar en opschaalbaar
4.1 Constructief
4.2 Financieel
5. Mediacampagne
In de SMARTCirculair Bouw OntwerpChallenge strijden multidisciplinaire studententeams om het meest CO2-vriendelijke, spraakmakende, vernieuwende en circulaire ontwerp voor een opdracht van hun opdrachtgever.
Nieuwbouw – Herbestemming – Renovatie
Ben je al aan de slag met energiebesparing en CO2 reductie? Bekijk deze brochure voor een tipje van de sluier wat er mogelijk is op het gebied van energiemanagement!
Research: The impact of solar panels on the Urban Heat Island effect (Dutch)Sjoerd Keetels
Onderzoek naar de invloed van PV-panelen op het Urban Heat Island effect uitgevoerd bij Deerns voor het behalen van de master Building Technology aan de TU Delft.
IRIS-systeem behulpzaam bij voldoen aan nieuwe BENG-normeringduurzame verhalen
‘Vanaf 2020 bouwen we in Nederland volgens de Bijna Energieneutraal Gebouwd (BENG)-normering’, zegt Roeland Westra, projectleider Centrum Duurzaam van ROC Friese Poort. ‘Hoe voldoe je aan de BENG-eisen en wat komt hier allemaal bij kijken?’ Om antwoord te vinden op deze vragen verzorgde gastspreker Peter Meijers van PureDomotica de Duurzaam Doen Lezing op donderdag 28 februari 2019. Ruim 40 studenten, docenten en bedrijfsmedewerkers uit de bouwsector waren aanwezig tijdens de bijeenkomst.
Lees het hele verhaal hier: http://www.centrumduurzaamfriesland.nl/nieuws/iris-systeem-behulpzaam-bij-voldoen-aan-nieuwe-beng-normering/
In the early 2000's the energy directory in the Netherlands (Novem and later SenterNovem) published a handy booklet with many energy related tables and facts.
Dit is Toon Buildings! DE toepassing voor een beter comfort op uw werkplek, het verhogen van de productiviteit van uw werknemers, optimalisatie van uw energieverbruik en onderstreping van uw ambities op het gebied van duurzaamheid!
Energieaudit brengt besparingspotentieel in kaartDWA
Als gevolg van de implementatie van de Europese richtlijn energie-efficiëntie (EED) zijn veel grote ondernemingen sinds kort verplicht een energieaudit te laten uitvoeren. Eneco heeft daar inmiddels concrete ervaringen mee.
Dit artikel is gepubliceerd in Facto 7/8, juli/augustus 2016, http://www.facto.nl
Unilever concentreert voedselinnovatie in Wageningen, industriebouw, dec. 2017DWA
Op de campus van de Universiteit Wageningen bouwt Unilever een Global Foods Innovation Centre. Het complex gaat drie
bestaande research & developement vestigingen van de multinational huisvesten waar straks nieuwe producten voor Unilever bedacht, gemaakt en uiteindelijk ook getest worden. Het ontwerp is gemaakt door Paul de Ruiter Architects; hoofdaannemer van het project is Dura Vermeer; DWA is betrokken als adviseur. Arie Huisman van DWA: Het is een boeiende uitdaging om de complexiteit wat betreft functies en duurzaamheidseisen bij elkaar te krijgen. Mooi om aan te werken.’
De SMARTCirculair jurycriteria zijn uitgewerkt in deze presentatie.
Het betreft de
SMARTCirculair Bouw OntwerpChallenge 2024
Aan de orde komen:
1. Circulair ontwerpen en bouwen
2. Smart Energie Neutraal of Energie Leverend
3. Natuurinclusief, klimaatpositief
4. Haalbaar en opschaalbaar
4.1 Constructief
4.2 Financieel
5. Mediacampagne
In de SMARTCirculair Bouw OntwerpChallenge strijden multidisciplinaire studententeams om het meest CO2-vriendelijke, spraakmakende, vernieuwende en circulaire ontwerp voor een opdracht van hun opdrachtgever.
Nieuwbouw – Herbestemming – Renovatie
Ben je al aan de slag met energiebesparing en CO2 reductie? Bekijk deze brochure voor een tipje van de sluier wat er mogelijk is op het gebied van energiemanagement!
Research: The impact of solar panels on the Urban Heat Island effect (Dutch)Sjoerd Keetels
Onderzoek naar de invloed van PV-panelen op het Urban Heat Island effect uitgevoerd bij Deerns voor het behalen van de master Building Technology aan de TU Delft.
IRIS-systeem behulpzaam bij voldoen aan nieuwe BENG-normeringduurzame verhalen
‘Vanaf 2020 bouwen we in Nederland volgens de Bijna Energieneutraal Gebouwd (BENG)-normering’, zegt Roeland Westra, projectleider Centrum Duurzaam van ROC Friese Poort. ‘Hoe voldoe je aan de BENG-eisen en wat komt hier allemaal bij kijken?’ Om antwoord te vinden op deze vragen verzorgde gastspreker Peter Meijers van PureDomotica de Duurzaam Doen Lezing op donderdag 28 februari 2019. Ruim 40 studenten, docenten en bedrijfsmedewerkers uit de bouwsector waren aanwezig tijdens de bijeenkomst.
Lees het hele verhaal hier: http://www.centrumduurzaamfriesland.nl/nieuws/iris-systeem-behulpzaam-bij-voldoen-aan-nieuwe-beng-normering/
In the early 2000's the energy directory in the Netherlands (Novem and later SenterNovem) published a handy booklet with many energy related tables and facts.
Dit is Toon Buildings! DE toepassing voor een beter comfort op uw werkplek, het verhogen van de productiviteit van uw werknemers, optimalisatie van uw energieverbruik en onderstreping van uw ambities op het gebied van duurzaamheid!
Energieaudit brengt besparingspotentieel in kaartDWA
Als gevolg van de implementatie van de Europese richtlijn energie-efficiëntie (EED) zijn veel grote ondernemingen sinds kort verplicht een energieaudit te laten uitvoeren. Eneco heeft daar inmiddels concrete ervaringen mee.
Dit artikel is gepubliceerd in Facto 7/8, juli/augustus 2016, http://www.facto.nl
Similar to Energieprestaties garanderen, hoe moeilijk is dat? (20)
Unilever concentreert voedselinnovatie in Wageningen, industriebouw, dec. 2017DWA
Op de campus van de Universiteit Wageningen bouwt Unilever een Global Foods Innovation Centre. Het complex gaat drie
bestaande research & developement vestigingen van de multinational huisvesten waar straks nieuwe producten voor Unilever bedacht, gemaakt en uiteindelijk ook getest worden. Het ontwerp is gemaakt door Paul de Ruiter Architects; hoofdaannemer van het project is Dura Vermeer; DWA is betrokken als adviseur. Arie Huisman van DWA: Het is een boeiende uitdaging om de complexiteit wat betreft functies en duurzaamheidseisen bij elkaar te krijgen. Mooi om aan te werken.’
Van een gedateerd onderkomen naar een duurzaam en dynamisch gebouw. Dat was kort door de bocht de transitie die KWR voor ogen had toen het onderzoeksinstituut zijn
verhuisplannen openbaar maakte. Ruim twee jaar na oplevering kan wel gezegd worden dat het instituut geslaagd is in zijn opzet. Zo werd het nieuwe KWR-gebouw door de Bond van Nederlandse Architecten uitgeroepen tot meest ‘stimulerende omgeving’ van Nederland. Dat is mede te danken aan de innovatieve installatietechniek.
Door de huidige ontwikkelingen in het elektriciteitsnet is de
kwaliteit van de voedingspanning aan het verslechteren. Deze
kwaliteit wordt Power Quality (PQ) genoemd; een slechte Power Quality kan negatieve gevolgen hebben voor uw organisatie, denk bijvoorbeeld aan:
• Onverklaarbare storingen, zoals onjuiste foutmeldingen
• (Spontane) uitval van uw proces, door bijvoorbeeld
overstroombeveiligingen die door spanningsvariaties
aanspreken
• Opstarten van uw proces wat hoge inschakelstromen kan
veroorzaken waardoor andere delen problemen kunnen
ondervinden
• Extra kosten vanwege productiederving door storingen
• Defecte componenten door extra belasting van harmonische
verliezen
• Dataverlies door uitval systeemcomputers
• Verhoogd energieverbruik en versnelde veroudering van
componenten door harmonische
Een Power Quality scan geeft inzicht in de mogelijke kostenbesparing die u kunt verwachten nadat de Power Quality problemen zijn opgelost.
Medewerkers van zorginstellingen maken steeds intensiever gebruik van middelen voor draadloze communicatie. Voorheen vond de communicatie vooral plaats met traditionele piepers of met dect-toestellen. Nu gebeurt dat steeds vaker met gsm-toestellen, Wifi-toestellen en zelfs met smart phones.
Bij vervangingstrajecten staan zorginstellingen voor keuzes. Wil de instelling vooroplopen met de nieuwste technologie en de meeste functionaliteit? Of kiest de instelling bewust voor maximale betrouwbaarheid en bewezen techniek? Fact helpt bij deze keuzes. Fact onderzoekt voor instellingen het effect van de keuze op de gebruiker, de bewoner, de bedrijfsvoering en de daarbij horende initiële en operationele kosten. Onder meer zorgoproepen en brandmeldingen moeten feilloos worden doorgegeven. Voor deze en andere functies zijn diverse draadloze communicatiesystemen beschikbaar. In deze whitepaper zetten wij de belangrijkste kenmerken van de verschillende systemen op een rij.
Grip hebben op het functioneren van installaties en energiesystemen. Daar draait het om bij beheren. Dat levert niet alleen een comfortabele woon- en werkomgeving op, maar uiteindelijk ook tevreden gebruikers. Beheer en onderhoud is ook financieel gezien
aantrekkelijk. Het vergroot de levensduur en verhoogt het rendement van uw
installaties en energiesystemen. Met optimaal beheer kan DWA de prestaties van uw installatie of de kosten garanderen.
DWA zorgt er samen met u voor dat comfortklachten, hoge energierekeningen en onverwachte uitgaven voortaan tot het verleden behoren.
DWA vindt prestatieborging van groot belang. Uiteindelijk telt het resultaat van een installatie. In zowel energetische alsook financiële zin. Dat dient dan ook centraal te staan tijdens het beheer en onderhoud en begint al bij het ontwerp waarbij we meetbare prestatie-indicatoren afspreken en in het ontwerp vastleggen. De prestaties worden bij voorkeur automatisch gemonitord en geborgd met behulp van Simaxx.
Energetische en ruimtelijke kwaliteiten centraal in de bongerd, duurzaam gebo...DWA
Artikel uit Duurzaam Gebouwd waarin teruggeblikt wordt op De Bongerd, een woonwijk met 34 energieneutrale woningen. Ruim twee jaar na de oplevering is iedereen overtuigd van het concept. De cijfers bewijzen het ondubbelzinnig: zuinigheid loont.
Een gezond gebouw is aanpasbaar en flexibel, duurzaam gebouwd, februari 2016DWA
Wat maakt een gebouw gezond en hoe valideer je dat je zo’n gebouw hebt neergezet? DWA-directeur gaat in op diverse aspecten m.b.t. het realiseren van gezonde gebouwen.
Door vergrijzing, bezuinigingen en de scheiding wonen en zorg verandert de zorg ingrijpend. Niet alleen voor de cliënt, maar net zo goed voor de zorgmedewerker en mantelzorger. Ouderen zijn mondiger en zelfredzamer en stellen andere vragen dan voorheen.
Op een juiste manier inspelen op deze veranderingen en ambities is een must. Het is hierbij de kunst aan te sluiten op wat er nog mogelijk is en cliënten te activeren op persoonlijk niveau. Domotica, ICT-hulpmiddelen en e-health zijn hierin de sleutels tot succes, mits ze goed worden toegepast.
Fact adviseert over de mogelijkheden om deze technieken verantwoord en effectief in te zetten. Dit is wat wij Facilitronica noemen. Facilitronica richt zich op bewonerscomfort, patiëntgerichte zorg en professionele zorgmiddelen.
DWA ontwikkelde een nieuw concept voor restwarmtebenutting: varende warmte. Dit concept beoogt de spelregels voor warmtetransport te veranderen, waardoor nieuwe vormen van restwarmtebenutting ontstaan. Vormen die eerder technisch en/of economisch niet haalbaar waren.
Onderzoek koppeling beheer en onderhoud aan BIMDWA
Wat zijn de mogelijkheden voor het koppelen van het beheer en onderhoud aan BIM? In opdracht van DWA deed Randy de Jong, student HBO Werktuigbouwkunde, in het kader van een stage, onderzoek naar deze vraag.
Allereerst beschreef hij wat er komt kijken bij het beheer en onderhoud van een gebouw. Op basis daarvan zijn eisen opgesteld voor de koppeling met BIM. Vervolgens is er onderzoek gedaan naar beheer en onderhoud in combinatie met BIM en welke bedrijven zich hiermee bezighouden. Deze bedrijven zijn gecontacteerd en hen is gevraagd naar diverse productspecifieke toepassingen. Het gaat om:
•Planon
•Cad&Company
•De Revit server
•Autodesk BIM 360
•Stabiplan
•BIMserver van de TNO
•ArtrA
In de Plaspoelpolder willen we de eerste ESCo
op gebiedsniveau oprichten, een primeur in
Nederland! Het collectief organiseren van
verduurzaming van de Plaspoelpolder brengt
synergie- en schaalvoordelen ten opzichte van een
individuele aanpak.
Whitepaper transitie naar intelligente warmtenettenDWA
Om de transitie naar duurzame energieopwekking te maken, is het noodzakelijk om van centrale energievoorziening te gaan naar decentrale energievoorziening. Naast de elektriciteitsvoorziening kan ook de warmtevoorziening decentraal opgewekt worden.
In huidige warmtenetten spelen nog andere ontwikkelingen een rol die een stimulans vormen om over te gaan naar een decentrale warmteopwekking. DWA stelde een whitepaper op waarin die ontwikkelingenworden beschreven. Aan de hand van een voorbeeld wordt de transitie geillustreerd. Knelpunten worden beschreven en oplossingen aangedragen. Kortom, de filosofie over decentrale warmteopwekking.
DWA een kwart eeuw in beweging. Jubileumbrochure 25 jaar DWADWA
Vijfentwintig jaar DWA. Werken voor en met opdrachtgevers aan bijzondere projecten. Deze brochure laat een deel van deze projecten zien. Stuk voor stuk projecten die actueel zijn, inspireren en gericht zijn op morgen.
Energieprestaties garanderen, hoe moeilijk is dat?
1. 36 VV+ juni 2017
Steeds vaker worden afspraken gemaakt over de te ver-
wachten energierekening van een pand of neemt een partij
de verantwoordelijkheid voor de energierekening voor
een langere periode over. Daarbij is het belangrijk een zo
betrouwbaar mogelijke voorspelling te kunnen doen over
het energiegebruik van het betreffende gebouw. Een lastig
thema omdat de praktijk leert dat er nog vaak een ‘gat’ zit
tussen de prognose en het uiteindelijke energiegebruik [1].
In het tki-project Treco-office (www.tki-energo.nl/treco-office)
wordt onderzoek gedaan naar achterliggende oorzaken
hiervan. Het verschil tussen prognose en de werkelijkheid
heeft vooral te maken met onbekende invloedsfactoren, zoals
gebouwgebruik, gebruikersgedrag, werkelijk gebruik van de
installatie en het buitenklimaat. De vraag is dan ook: hoe
nauwkeurig kunnen we het energiegebruik uitrekenen als we
die onbekende factoren weten door monitoring? dwa heeft
in een van de casestudies binnen Treco-office simulaties en
monitoring met elkaar gecombineerd. Samengevat is daar
het volgende mee bereikt:
• We hebben inzicht gekregen in de impact van de onbe-
kende invloedsfactoren en hoe daarmee in de praktijk
mee om te gaan.
• We hebben inzicht gekregen in de nauwkeurigheid die we
in de praktijk met gebouwsimulaties kunnen bereiken.
• Het simulatiemodel kan worden toegepast om afwijkend
gedrag op te sporen en de installatie bij te sturen.
Uurlijkse simulaties
Een vernieuwende stap hierbij is het gebruik van uurlijkse
dynamische simulaties op gebouwniveau. De energievraag
op gebouwniveau werd in het verleden vaak bepaald op
basis van kengetallen of op basis van de epc-berekening.
Kengetallen zijn echter onvoldoende om recht te doen aan
de onbekende invloedsfactoren en om prestatiegaranties op
te baseren. De methodiek voor epc-berekeningen is in eerste
instantie bedoeld als beleidsinstrument en niet als simula-
tietool om het werkelijke gebruik te kunnen voorspellen en
bij te kunnen sturen. Daarnaast werkt de epc-methodiek
met genormeerde input, die kan afwijken van de werkelijke
situatie van een specifiek gebouw. De bepaling op maand-
basis van het energiegebruik biedt bovendien beperkt inzicht
als je de prestaties van het gebouw wil bijsturen.
Dynamische uurlijkse simulaties op gebouwniveau kunnen uit-
komst bieden. Hierin worden ook meer gegevens van de regeling
van de gebouwinstallaties meegenomen en er ontstaat inzicht in
het resulterende thermische comfort in het gebouw.
Uurlijkse dynamische simulaties werden in het verleden
meestal toegepast voor het maken van zogeheten tem-
peratuuroverschrijdingsberekeningen (to-berekeningen).
Deze werden (en worden) uitgevoerd op vertrekniveau, vaak
enkel voor de zomerperiode, en met als doel de capaciteit
van de afgifte-installatie te bepalen in relatie tot het ther-
misch comfort. Door de toegenomen mogelijkheden van de
ENERGIEPRESTATIES
GARANDEREN:
HOE MOEILIJK IS DAT?
Het energiegebruik van een gebouw vormt
een steeds belangrijker aspect voor ontwik-
kelaar, eigenaar, beheerder en gebruiker.
Een goede voorspelling hiervan is dan ook
voor tal van zaken cruciaal. Binnen het tki-
project Treco-office heeft dwa onderzoek
gedaan naar mogelijkheden om het gat
tussen het geprognosticeerde en het uitein-
delijke energiegebruik te dichten.
Tekst: dr.ir. Zara Huijbregts en dr.ir. Kees Wisse, dwa.
Fotografie: industrie
ENERGIEPRESTATIES
HOE MOEILIJK IS DAT?
Warmte- en koudevraag
Dit artikel gaat specifiek in op de resultaten voor de
warmte- en koudevraag van het gebouw. Resultaten
met betrekking tot de totale energiekosten en het
opsporen van afwijkend gedrag van de installatie
worden behandeld in een separate publicatie in het
volgende nummer van vv+.
integraal
VV04 36-40.indd 36 18-05-17 10:44
2. VV+ juni 2017 37
EEN VERNIEUWENDE STAP IS
HET GEBRUIK VAN UURLIJKSE
DYNAMISCHE SIMULATIES OP
GEBOUWNIVEAU
simulatiesoftware is het nu ook mogelijk deze simulaties op
gebouwniveau uit te voeren voor een heel jaar. Het energie-
gebruik van het gebouw volgt dan ook uit de simulaties.
Binnen Treco-office is gezocht naar een nauwkeurige
bepaling van het energiegebruik op basis van uurlijkse
dynamische simulaties. De casus betreft een kantoor-
gebouw met warmtepompen, piekketels en energieopslag
en dat wordt geconditioneerd door luchtbehandelings-
kasten en vloerwarming/-koeling. De belangrijkste vragen
in dit onderzoek waren:
• Hoe nauwkeurig kan het energiegebruik in het kan-
toorgebouw worden bepaald met behulp van uurlijkse
simulaties?
• Welke parameters hebben de grootste invloed op ver-
schillen tussen het gemeten en gesimuleerde verbruik?
De thema’s hierbij zijn: gebruikersgedrag, gebruik van
verlichting, apparatuur en de gebouwinstallatie, het
lokale buitenklimaat en het binnenklimaat.
Als methode is gebruikgemaakt van monitoring van het
gemeten energiegebruik en het gedrag van de installatie,
dit in combinatie met een variantenstudie met behulp van
de genoemde uurlijkse simulaties. Hiervoor is gebruikge-
maakt van het gebouwsimulatieprogramma Vabi Elements.
Monitoring
Het energiegebruik en de installatie in het kantoorgebouw
worden continu in de gaten gehouden. Simaxx verzamelt
elk uur gegevens over de cv- en gkw-netten en het klimaat
in verschillende kantoorvertrekken. Ook wordt het elek-
traverbruik geregistreerd. Wanneer de metingen over een
voldoende lange periode worden geanalyseerd, zodanig
dat er voldoende spreiding aan buitentemperaturen is,
geven de data inzicht in stooklijnen voor verwarming en
koeling (aanvoertemperatuur uitgezet tegen buitentempe-
ratuur). Verder ontstaat er inzicht in geleverde vermogens
en gebruikstijden van de verschillende installatiecompo-
nenten. Voor een optimaal gebouwsimulatiemodel zijn deze
data van groot belang.
Het werkelijke buitenklimaat
In de berekening van de epc-waarde of het aantal tempe-
ratuursoverschrijdingsuren (to-uren) worden de referentie-
klimaatjaren conform nen 5060 als norm gehanteerd. De
nen 5060-klimaatjaren zijn samengesteld uit historische weer-
gegevens, gemeten in De Bilt, om een gemiddeld jaar (voor
energieberekeningen) of extremer scenario met hitte- en
koudegolven (voor comfortberekeningen) te representeren.
1. Geometrie van het kantoorgebouw in Vabi Elements.
VV04 36-40.indd 37 18-05-17 10:44
3. 38 VV+ juni 2017
integraal
Wanneer we, per uur of per dag, gesimuleerde data
vergelijken met gemeten data zijn deze klimaatjaren niet
bruikbaar: hiervoor is het werkelijke buitenklimaat op de
gebouwlocatie vereist. Klimaatbestanden voor het wer-
kelijke buitenklimaat kunnen worden samengesteld uit
metingen van de buitentemperatuur en zoninstraling bij het
gebouw. In dit geval zijn de datasets van het meest nabij
gelegen knmi-weerstation gebruikt.
Variantenstudie
De simulaties zijn uitgevoerd met de module Gebouwsi-
mulatie van Vabi Elements 3.0. Na het invoeren van de
gebouwgeometrie in het systeem (figuur 1) is gestart met
een variantenstudie. De eerste berekende variant, de ‘out-
of-the-blue’-berekening, is opgezet op basis van inputge-
gevens uit de epc-berekening en standaardwaardes voor
gebouwbezetting.
‘Out-of-the-blue’ houdt in dat er geen verdere kennis is van
het werkelijke verbruik, zodat er niet naar het antwoord
wordt toegerekend. In de daaropvolgende varianten worden
de uitgangspunten verfijnd op basis van monitoringdata
van het energiegebruik en de installatie. Op deze manier
kan voor elke variant worden beoordeeld hoe goed de voor-
spelling van het simulatiemodel overeenkomt met gemeten
waarden en welke invloed bepaalde parameters hebben op
verschillen tussen het gemeten en gesimuleerde verbruik.
Omdat kennis over het exacte gebruik van alle ruimtes in
het kantoorgebouw ontbrak, zijn voor de gebouwbezetting,
interne warmtelasten en het ventilatiedebiet uitgemiddelde
waardes gehanteerd over de gehele gebruiksoppervlakte
van het gebouw. In enkele varianten is gerekend met interne
warmtelasten voor verlichting en apparatuur, afgeleid uit
het gemeten elektraverbruik. Het verbruik van verlichting
en apparatuur is hierbij berekend door het totale elektraver-
bruik te verminderen met een schatting van het elektraver-
bruik voor tapwaterverwarming en liften.
De varianten onderzoeken de invloed van de volgende
parameters:
• gebruikersgedrag, onderverdeeld in:
- interne warmtelasten voor personen;
- interne warmtelasten voor verlichting en apparatuur.
• capaciteit van het afgiftesysteem voor verwarming en
koeling;
• glasoppervlakte;
• regelstrategie voor wel of niet gelijktijdig verwarmen en
koelen;
• ventilatiedebiet.
Resultaten
Elke variant is doorgerekend voor een periode van één
jaar, overeenkomstig met de meetperiode. Het gaat te ver
om alle onderzochte varianten gedetailleerd te bespreken,
daarom beperken we ons tot de belangrijkste bevindingen
uit de variantenstudie en de resultaten van de geoptimali-
seerde variant.
De resultaten van de variantenstudie geven aan dat een
kleine aanpassing van het ventilatiedebiet of het glasop-
pervlak het energiegebruik in het kantoorgebouw nau-
2. Het gemeten energiegebruik voor verwarming en koeling per
dag, uitgezet tegen de buitentemperatuur. Dit energiegebruik is de
optelsom van het energiegebruik voor vloerverwarming en -koeling
en het energiegebruik voor luchtverwarming en -koeling door de
luchtbehandelingskast.
3. Gesimuleerd dagelijks energiegebruik voor verwarming en
koeling (gekalibreerde model).
MET HET GEKALIBREERDE SIMULATIEMODEL IS EEN STAP
VOORUIT GEMAAKT IN HET NAUWKEURIG VOORSPELLEN
VAN HET ENERGIEGEBRUIK VAN EEN KANTOORPAND
VV04 36-40.indd 38 18-05-17 10:44
4. VV+ juni 2017 39
welijks beïnvloedt. Gebruikersgedrag en gebouwgebruik
daarentegen hebben een grote invloed op het voorspelde
energiegebruik. Hiervoor zijn drie redenen:
• Het aantal gebruikers correspondeert met de interne
warmtelast voor personen;
• Gebruikers kunnen door middel van de thermostaat
in elke kantoorruimte de temperatuurinstelling van de
vloerverwarming/-koeling bijstellen. Het simulatiemodel
neemt deze variabele setpoints niet mee, maar maakt
ook hier gebruik van uitgemiddelde waardes;
• De interne warmtelasten voor verlichting en apparatuur
zijn gerelateerd aan het aantal gebruikers.
Om zicht te krijgen op de werkelijke energieprestatie van
panden is het zaak om (vooral) deze parameters goed in
beeld te krijgen (figuur 2 en 3). Bij het vooraf garanderen
van energieprestaties is het dan ook van groot belang
om deze parameters nauwkeurig in te schatten. Data van
vergelijkbare panden kunnen hierbij een grote rol spelen.
Tijdens de gebruiksfase kunnen deze parameters worden
gemeten. Het simulatiemodel wordt dan gekalibreerd met
de actuele uitgangspunten, waardoor het model ook kan
worden gebruikt om de energieprestatie bij te sturen.
Alhoewel er sprake is van simulaties op uurlijkse basis,
wordt een vergelijking gegeven op 24-uursbasis. Dit om
de dynamiek van de inschakeling van componenten uit
te middelen. Wat nauwkeurigheid betreft, is een aantal
aspecten gesignaleerd, waarvan hier de samenvatting
wordt gegeven. Aanpassingen van de temperatuurinstel-
lingen door gebruikers zorgen voor een verhoging van het
koudeverbruik bij lage buitentemperaturen (< 10 °C) in
de metingen ten opzichte van de simulatie. Daarnaast is
de warmtevraag bij hogere buitentemperaturen (> 15 °C)
in de metingen lager ten opzichte van de simulatie. Om
het gemeten en gesimuleerde gebruik goed te kunnen
vergelijken is gebruikgemaakt van ‘calibration signatures’
[2]. De calibration signature geeft de verhouding van het
verschil tussen het gesimuleerde en gemeten energiege-
bruik voor verwarming of koeling (in GJ per dag) gedeeld
door het maximale gemeten energiegebruik tijdens de
meetperiode:
Calibration signature =
-(gesimuleerd energiegebruik - gemeten energiegebruik)
maximaal gemeten energiegebruik]
x 100 % [%]
Een positieve waarde voor de calibration signature betekent
dat het gesimuleerde gebruik lager is dan het gemeten
gebruik, terwijl bij een negatieve waarde voor de cali-
bration signature het gesimuleerde gebruik hoger is dan
het gemeten gebruik. Opvallend bij de vergelijking tussen
het voorspelde energiegebruik door het geoptimaliseerde
model en het gemeten energiegebruik is dat de grootste
afwijkingen tussen simulaties en metingen voorkomen
op weekenddagen (zaterdag en zondag). Dit is zichtbaar
wanneer de calibration signatures worden bepaald voor
werkdagen (figuur 4) en weekenden (figuur 5). Deze
afwijking wordt veroorzaakt door suboptimale instellingen
van setpoints voor verwarming en koeling, waarbij regelin-
stellingen zodanig zijn dat het gebouw wordt afgekoeld
voor het weekend. Omdat de luchtbehandelingskast uit
staat tijdens weekenden, is de afwijking meetbaar in het
verbruik van de vloerverwarming en -koeling.
4. ‘Calibration signature’ voor verwarming en koeling; alleen werk-
dagen (maandag tot en met vrijdag).
5. ‘Calibration signature’ voor verwarming en koeling; alleen week-
enden (zaterdag en zondag).
6. Vergelijking tussen het jaarlijks gemeten en gesimuleerde
warmte- en koudeverbruik.
VV04 36-40.indd 39 18-05-17 10:44
5. 40 VV+ juni 2017
integraal
De vergelijking tussen het gemeten en gesimuleerde
jaarlijkse energiegebruik (figuur 6) duidt aan dat, over de
gehele meetperiode, het geoptimaliseerde gebouwsimula-
tiemodel het jaarlijkse warmteverbruik 14,9 procent lager
voorspelt dan het gemeten warmteverbruik. Het jaarlijkse
koudeverbruik wordt 3,5 procent hoger voorspeld dan het
gemeten koudeverbruik. Wanneer het gemeten en gesimu-
leerde energiegebruik op werkdagen wordt vergeleken is
het gesimuleerde gebruik 1,5 procent lager voor warmte en
5,1 procent lager voor koude.
Thermisch comfort
Met het gekalibreerde simulatiemodel is een stap vooruit
gemaakt in het nauwkeurig voorspellen van het energiege-
bruik van een kantoorpand. Maar is dit model ook in staat
om het binnenklimaat op een juiste manier te voorspellen?
Om een goede vergelijking op te stellen tussen het gemeten
en gesimuleerde thermisch comfort is voor zowel uit de
metingen als uit de simulaties een gemiddelde tempera-
tuurprofiel afgeleid (figuur 7). Dit profiel toont voor elk uur
van de dag de temperatuur op dat uur, gemiddeld over de
hele meetperiode. De vergelijking laat zien dat de gemid-
delde gesimuleerde temperatuur goed overeenkomt met
de gemiddelde gemeten binnentemperatuur. Tijdens de
middag is de maximale afwijking tussen metingen en simu-
laties 0,5 °C; ’s nachts is het verschil niet hoger dan 0,2 °C.
Conclusies
Het blijkt inderdaad mogelijk om het gat tussen simulaties
en werkelijkheid te dichten tot marges die voor de praktijk
werkbaar zijn. Hiervoor is wel kennis nodig van het wer-
kelijke gebruik van een pand, het gebruik van de gebouw-
installatie en het gebruikersgedrag. De moeilijkheid bij het
vooraf garanderen van prestaties zit vooral in het feit dat
deze factoren nog niet goed bekend zijn. De toenemende
hoeveelheid data van bestaande vergelijkbare panden
vormt echter een mogelijkheid om dit knelpunt het hoofd
te bieden.
Als een pand eenmaal in gebruik is, kunnen de verschillende
aspecten worden gemonitord. Met deze data is het mogelijk
gekalibreerde modellen te ontwikkelen. Hiermee komt men
in de gebruiksfase van het pand zelf ook afwijkende situ-
aties op het spoor. Uurlijkse simulaties bieden daarbij de
mogelijkheid om gebruikersprofielen over de dag te model-
leren. Tevens wordt het resulterende comfort inzichtelijk
onder gebruikscondities. In vergelijking met de gangbare
epc- en to-berekeningen op basis van genormeerde uit-
gangspunten of ontwerpuitgangspunten, is dit een grote
vooruitgang.
Voor de besproken casus komen, over de gehele meetpe-
riode, zowel het gesimuleerde jaarlijkse warmteverbruik en
koudeverbruik als het gemiddelde temperatuurprofiel goed
overeen met de metingen. Afwijkingen tussen metingen en
simulaties worden veroorzaakt door suboptimale instel-
lingen voor de inzet van verwarming en koeling, wisselende
interne warmtelasten door de aanwezigheid van personen
en bijstelling van de gewenste binnentemperatuur via de
thermostaat door gebruikers. Verder is gebruikgemaakt van
buitenklimaatdata van het dichtstbijzijnde knmi-station.
Wanneer het gemeten en gesimuleerde energiegebruik op
werkdagen wordt vergeleken is het gesimuleerde gebruik
1,5 procent lager voor warmte en 5,1 procent lager voor
koude. <<
Referenties
1. Redactie, ‘Gat dichten tussen prognose en daadwerkelijke ener-
giegebruik’, vv+, Zoetermeer, 2016.
2. Claridge D.E., ‘Building simulation for practical operational opti-
mization’, In: Hensen J.L.M., Lamberts R., ‘Building performance
simulation for design and operation’, Spon Press, Abingdon (uk),
2011.
Dankwoord
De auteurs bedanken de medewerkers van Simaxx
voor het beschikbaar stellen van de meetdata en
de hulp bij het analyseren van de metingen. De
medewerkers van Vabi Elements worden bedankt
voor hun ondersteuning bij de modelvorming en het
genereren van klimaatbestanden. Tot slot een woord
van dank aan de gebruiker van het pand voor de
toestemming de data van het pand te gebruiken voor
dit onderzoek.
7. Vergelijking tussen het gemeten en gesimuleerde gemiddelde
temperatuurprofiel.
VV04 36-40.indd 40 18-05-17 10:44