33. 18De geboorte van Jezus Christus
was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn
moeder, met Jozef in ondertrouw
was, bleek zij, nog voordat zij
samengekomen waren, zwanger te
zijn uit de Heilige Geest.
19Jozef, haar man, wilde haar
onopgemerkt verlaten, omdat hij
rechtvaardig was en haar niet in het
openbaar te schande wilde maken.
34. 20Terwijl hij deze dingen
overwoog, zie, een engel van de
Heere verscheen hem in een
droom en zei: Jozef, zoon van
David, wees niet bevreesd
Maria, uw vrouw, bij u te
nemen, want wat in haar
ontvangen is, is uit de Heilige
Geest;
35. 21en zij zal een Zoon baren, en
u zult Hem de naam Jezus
geven, want Hij zal Zijn volk zalig
maken van hun zonden.
36. Lukas 1 : 30 t/m 33
30En de engel zei tegen haar:
Wees niet bevreesd, Maria,
want u hebt genade gevonden
bij God.
31En zie, u zult zwanger worden
en een Zoon baren en u zult
Hem de Naam Jezus geven.
37. 32Hij zal groot zijn en de Zoon van
de Allerhoogste genoemd worden,
en
God, de Heere, zal Hem de troon
van Zijn vader David geven,
33 en Hij zal over het huis van Jakob
Koning zijn tot in eeuwigheid en
aan Zijn Koninkrijk zal geen einde
komen.
38. Genesis 4 : 25 t/m 5 : 5
Nageslacht van Seth
25En Adam had opnieuw
gemeenschap met zijn vrouw en zij
baarde een zoon, en zij gaf hem de
naam Seth. Want, zei ze, God heeft
mij ander nageslacht gegeven in de
plaats van Abel; Kaïn heeft hem
immers gedood.
39. 26En ook bij Seth werd een zoon
geboren, en hij gaf hem de naam
Enos. Toen begon men de Naam
van de HEERE aan te roepen.
Geslachtsregister van Adam tot
Noach
51Dit is het boek van de
afstammelingen van Adam. Op de
dag dat God Adam schiep, maakte
Hij hem naar de gelijkenis van God.
40. 2Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij
hen, en Hij zegende hen en gaf hun
de naam mens, op de dag dat ze
geschapen werden.
3Adam leefde honderddertig jaar,
en verwekte een zoon naar zijn
gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf
hem de naam Seth.
41. 4Adams dagen waren,
nadat hij Seth verwekt had,
achthonderd jaar; en hij
verwekte zonen en dochters.
5Al de dagen dat Adam leefde,
waren negenhonderddertig jaar;
en hij stierf.
56. Daar ruist langs de wolken een lief'lijke
Naam,
die hemel en aarde verenigt tezaam.
Geen naam is er zoeter en beter voor 't
hart,
Hij balsemt de wonden en heelt alle
smart.
Kent gij, kent gij, die Naam nog niet?
Die Naam draagt mijn Heiland, mijn lust
en mijn lied!
57. Die Naam is naar waarheid mijn Jezus
ook waard,
want Hij kwam om zalig te maken op
aard;
zo lief had Hij zondaars, dat Hij voor
hen stierf,
genade bij God door Zijn zoenbloed
verwierf.
Kent gij, kent gij die Jezus niet, die, om
ons te redden, de hemel verliet?
58. Eens buigt zich ook alles voor Jezus
in t stof,
en d' Engelen zingen voortdurend
Zijn lof.
O mochten w'om Jezus verheerlijkt
eens staan
dan hieven wij juichend de
jubeltoon aan:
Jezus, Jezus, Uw naam zij d'eer,
want Gij zijt der mensen en Engelen
Heer!