SlideShare a Scribd company logo
1
Samenwerken aan realisatie; realisatie door samenwerking
Een meer geëngageerd horizontaal perspectief voor het BRV
Luuk Boelens
Inleiding: Het Plan Voorbij
De laatste werktekst van het BRV leest als een klassiek ruimtelijk strategisch plan voor
Vlaanderen, gefocust op a) het versterken van de internationale concurrentiekracht, b)
robuuste en samenhangende open ruimte, c) specifiek beleid voor regio’s met een
stedelijk of landelijk karakter en d) strategische speerpunten per gewestdeel. Dit
ondanks dat de werktekst in de opening zwaar inzet op zelfbenoemde majeure
beleidstransformaties: van technocratisch naar participatief, van allesomvattend naar
specifiek, van hiërarchie naar gelijkwaardig, van afbakenend naar geïntegreerd, van
uitbreiding naar transformatie….. en van top-down naar co-productief. Maar om dat te
bereiken zijn de concepten en koersen, die het BRV in de werktekst uitzet te vaag en
abstract om die transformaties te bereiken. Dit geldt met name ook voor de co-
productieve inzet. Want waarom zou een bedrijf of een burgerbeweging hierin meegaan
en tijd, geld of expertise investeren nu het beleid nog veel kanten op kan; dan wel het
moeilijk te doorgronden en ook niet duidelijk wordt wat nu precies wordt beoogd.
Ook de operationele en krachtlijnen-hoofdstukken bieden daartoe weinig soelaas. Want
doorgaans is hier sprake van acties die kunnen (en niet zullen) worden opgepakt en vaak
ook met een hoog intentioneel of ‘open deuren’ gehalte. Want wat bijvoorbeeld te
denken van acties als “het verkennen van verhandelbare ontwikkelingsrechten…”, “het
verkennen van stedenbouwkundige lasten en voorwaarden voor ruimtelijk rendement” of
“het opstarten van overleg met NMBS en De Lijn om beheer en exploitatie te
inventariseren” Waarom is dat ‘verkennen’ niet allang gebeurd – zo hoor ik u denken - en
waarom is periodiek ‘overleg’ met (semi-)overheidsbedrijven niet allang standaard in
het beheer en de ontwikkeling van het Vlaamse land? Laat staan dat we nu goed zicht
hebben op wat er uit al dat verkennen en overleg dan komt. Dus zelfs als u zou willen,
zou u thans ook nauwelijks weten waar men nu precies zo gewenst co-productief, co-
creatief of co-uitvoerend zou moeten zijn.
2
Daarmee mist de werktekst dat wat het beoogt. Maar ondanks dat het zo leest, volstaat
het huidige concept-BRV ook niet als een klassiek ruimtelijk strategisch plan. Het is vlees
nog vis; en ook daartoe veel te vaag en open. Overigens een dergelijk terug naar de RSV
van twintig jaar geleden is geen optie (meer) in de huidige gefragmenteerde, volatiele en
complexe vernetwerkte wereld. Strategische visies hebben doorgaans geen langer leven,
zodra de inkt is opgedroogd. Derhalve zal ik in deze tekst doorexerceren op de tweede
lijn; i.c. wat een effectief co-evolutionair (ipv. co-productief) perspectief concreet zou
betekenen voor het BRV. We zullen daarbij ‘voorbij het plan’ gaan; meer tactisch dan
strategisch, meer handelingsgericht dan feitelijk ; van buiten naar binnen (Boelens
2005). Want hét Plan is immers middel, geen doel.
‘Samenwerken aan realisatie’ – mijn thema van deze werkexercitie - laat ik daarbij het
leidmotief. Ik zal deze in de komende tekst op diverse fronten uitwerken: a) op het
internationale niveau, b) met een gelaagde tijd-ruimte reflectie, c) richting het ruimtelijk
handelen in een toenemende complexe wereld, d) met een veelheid aan mogelijke
rollen, maar e) met een focus van het BRV op een brede conditieplanning voor f) een
zeven punten agenda. Ik zal me daarbij laten inspireren door de nieuwste theoretische
planologische inzichten, maar trachten deze dusdanig te beschrijven dat deze ook voor
de niet ingewijde lezer navolgbaar zijn.
A. Internationaal
Ondanks dat de werktekst er gewag van maakt dat Vlaanderen niet beschouwd mag
worden als een eiland in een wereld van flux, is het opmerkelijk hoe weinig de tekst de
context voor toekomstig ruimtelijk handelen schets. Blijkbaar gaat het al snel om de
kenniseconomie, logistiek en locatie begeleid investeringsbeleid; wat we daaronder dan
ook mogen verstaan (snelwegen, goederenraillijnen, kantoren en campussen of de
zoveelste ‘valley’?). Daarmee wordt niet alleen onrecht gedaan aan de bestaande sterktes
van Vlaanderen op het gebied van farmacie, chemie, maken, food, r&d etc., maar worden
ook de kansen voor een meer veerkrachtige co-evolutionaire ruimtelijk-economische
benadering gemist. Samenwerking in uitvoering begint immers pas wanneer de sense of
urgency als gevolg van veranderende context gezamenlijk worden onderschreven.
3
Maar sterker nog, niet alleen de institutionele, maar ook de feitelijke context wordt in
het BRV niet behandeld. In dit kader schetst de United Nations bijvoorbeeld al jaren een
onthutsend demografisch beeld van de wereld voor deze 21e eeuw: Azië (en met name
China) zal tot het midden van de 21e eeuw nog sterk groeien, maar daarna als gevolg van
de tanende bevolkingsaanwas sterk dalen. Europa stagneert gedurende de gehele eeuw,
Amerika/Oceanië zullen gestaag een kleine groei kennen, maar de grootste
bevolkingsexplosie kent Afrika, met een verdriedubbeling in de 21e eeuw (UN 2015).
Indien voor deze mensen daar geen perspectief wordt geboden, zullen zij op drift raken
richting de economisch wat meer welvarende landen: in eerste instantie Europa, maar
mogelijk ook Noord-Amerika/Oceanië en Oost-Azië; mochten zij hun immigratie politiek
als gevolg van de vergrijzing verlaten.
Een iets anders, maar vergelijkbaar onthutsend beeld wordt voor de (lange termijn)
wereldeconomie geschetst. De global economic powershift van de ontwikkelde
economieën in Noord-Amerika, Europa en Japan richting minder ontwikkelde landen in
met name Zuidoost Azië en Latijns Amerika zal naar verwachting, ondanks de lagere
groeicijfers, tot 2050 blijven voortduren (PWC 2015). Sinds 2014 heeft China in absolute
cijfers de USA al als grootste economie ter wereld ingehaald; verwacht wordt dat India
mits de structurele hervormingsprogramma’s worden doorgezet, dat tegen 2050 ook zal
doen. Mexico en Indonesië zullen tegen dan naar verwachting economisch groter zijn
dan respectievelijk UK en Frankrijk; Turkije groter dan Italië. En Nigeria en Vietnam
zullen waarschijnlijk de snelst groeiende economieën tussen nu en 2050 worden. Dit
alles laat echter onverlet dat de gemiddelde welvaart in Europa, weliswaar tanende,
maar nog steeds relatief hoger zal zijn dan in deze opkomende landen.
Wat deze twee majeure global shifts (naar demografie en economie) voor Vlaanderen
betekent is daarmee nog allerminst zeker. Dat komt doordat groei, krimp en stagnatie
niet overal gelijkelijk neerdalen. Er kunnen grote verschillen tussen regio’s, plaatsen en
zelfs wijken voordoen. Echter in algemene zin wordt duidelijk dat Europa grofweg zal
stagneren, zowel wat betreft bevolking als economie. Dat maakt dat men meer dan
vroeger uitermate voorzichtig zal moeten zijn om trends uit het verleden zomaar door te
trekken naar de toekomst. Bijvoorbeeld: het nu bepalen dat voor de komende decennia
weer 300.000 nieuwe woningen nodig zijn en zoveel hectaren bedrijfsterreinen om
4
daarna wellicht in een overaanbod situatie te geraken (á la China), kan wellicht het
paard achter de wagen spannen. Eenmaal ingericht, ben je er immers niet zomaar vanaf.
Een meer adaptieve koers, ook programmatisch lijkt nodig. En dat is het beste te doen
stapje voor stapje, en binnen cq. vanuit de bestaande voorraad redenerend. Want als UN
en PWC gelijk krijgen zal het grofweg gaan om vergrijzing, verdunning, en (nieuwe cq.
2e/3e generatie) migranten; alsmede uitbouw van de bestaande economische sterktes.
Dat vraag vooral om het op peil houden, en om de vernieuwing en diversificatie van de
bestaande (vaak erg eenzijdige voorraad) aan de nieuwe eisen. Het vereist het
redeneren vanuit het bestaande, in plaats vanuit nieuwe uitbreidingen. Want dat laatste
kan niet alleen overbodig zijn, cq. moeilijke brownfields achterlaten, maar ook
broodnodige (voorraad) innovatie in de kiem smoren.
Daarnaast wordt duidelijk dat, zoals gezegd, zich ook binnen relatief stagnerende
continenten grote verschillen en tegenstellingen zullen voordoen. De (grote) stad is niet
het algemeen panacee als verondersteld (Glaeser 2011). Er zullen shrinking en booming
cities voorkomen (net als thans de Rust-Belt staat tegenover Silicon Valley in de USA)
(Oswalt 2005). In algemene, structurele termen wordt verwacht dat meer nog dan de
(meer consumptief gefocuste) Capital Metropolises, vooral de grote Global Delta
Metropolises aan belang zullen winnen (Boelens 2009). Dit zijn uitgestrekte urbane
regio’s van (middel)grote en klein-stedelijke urbane nederzettingen langs de estuaria
van grote wereld rivieren, die dankzij hun ligging en verspreide densiteit veel
goedkoper (en daarmee risicovoller) kunnen innoveren, produceren en handel drijven
dan de grote mononucleaire en dichte Capitals kunnen doen. In dit Vlaamse geval betreft
dat de Eurodelta van de Rijn-Maas-Schelde; het Metropolitaan Deltagebied van circa 35
miljoen mensen, 25 hoofdkantoren van de Global Fortune 500, strategische productie en
r&d vestigingen op circa 90.000 km2, die (als geheel) concurreert op wereldniveau.
Juist dit EuroDelta Metropolitaan kerngebied wordt van oudsher gekarakteriseerd als
een uitermate adaptieve regio, flexibel inspelend op de voortdurend veranderende
omstandigheden van natuur en klimaat, in een gezond concullega perspectief: het intern
elkaar beconcurreren waar het kan, en het samenwerken wanneer (externe) politieke,
economische of zelfs sociaal-ecologische omstandigheden daarom vragen. Dat is in grote
lijnen wat de context voor het BRV is. Het is dan ook verwonderlijk dat in de werktekst
5
zo weinig (concullega) samenwerking met de omgeving wordt gezocht. Het is ook
verwonderlijk dat in de werktekst weinig van daarmee verbonden algemeen
evolutionair-economisch ingeburgerde concepten als de ARA, ELAt, Borrowed size,
sociaal-economische cluster- en netwerkvorming etc. wordt tegengekomen; integendeel
men houdt vast aan sterk verouderde en eigenlijk obsolete concepten als
gebiedsgerichte werking, ijzeren voorraad, logistiek etc. Echter de nieuwste
evolutionair-economische inzichten hebben allang de focus verlegd naar de bedrijven
zelf en hun (ruimtelijke, politieke, sociale, institutionele…. etc.) inbedding in een grotere
omgeving (Boschma & Frenken 2011). Om die brede adaptieve context van de Eurodelta
uit te buiten moet men naar de betreffende actor-netwerken zelf, voorbij generieke
concepten en al te snel bepaalde algemene normering omtrent gebiedsgerichte regio’s
en bijbehorende jurisprudentie; in een open proces met de omgeving, zowel naar
geografie, thematiek en probleemstelling. Dat zijn de bepalende factoren voor
regiovorming (op en dwars door alle schaalniveau’s heen overigens).
B. Tijd-ruimte reflectie
Dat wordt nog extra versterkt doordat onder die invloed van de voortschrijdende
netwerk-economie ook de basisbegrippen voor een goede ruimtelijke planning – i.c. Tijd
en Ruimte – aan het schuiven zijn gegaan. Ruimtelijke planning doet immers van
oorsprong gerichte en concrete voorstellen voor de ruimtelijke inrichting op basis van
een ver en gedegen zicht op tijd; zulks ter wille van de samenleving, zoals er sinds de
eerste academisch planoloog Willem Steigenga (1913-1973) vaak aan toegevoegd
wordt. Maar bestaat die SAMENLEVING nog wel of is er niet eerder sprake van vele
samenlevingen, die in wisselende samenstellingen gelijktijdig in veel richtingen
bewegen? In vergelijkbare zin is het dan ook de vraag of er nog wel één tijd dimensie
bestaat, alsmede één ruimte dimensie, als een soort neutraal platform of podium waarop
diverse functies kunnen plaatsnemen. Want als het waar is dat de ruimte door de
mensen wordt gemaakt, net als omgekeerd de ruimte die mensen maakt, en als het waar
is dat onze samenleving pluralistisch geworden is, dan zijn er ook vele tijd-ruimten.
Refererend aan de verhelderende The City as an Egg metafoor van Cedric Price (1992) -
met opeenvolgend het mercantiele gekookte ei, het industriële gebakken ei en het
6
telematica roerei – en refererend aan de prachtige trilogie over de Network Society van
Manuel Castells (1996-1998) zijn er op zijn minst drie van die tijd-ruimten.
Castells onderscheidt bijvoorbeeld ten eerste de longue durée tijd van Fernand Braudel
(1984) en de daarmee verbonden glaciale geografische ruimte, die onder invloed van
natuurlijke processen en menselijke ingrijpen slechts langzaam verandert. Dat is
doorgaans het tijd-ruimte begrip waarmee landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen
en planologen graag werken. Het geeft immers houvast in een min of meer lineair
patroon van gisteren, via vandaag naar morgen; waarmee ervaringen uit het verleden
ingezet kunnen worden richting voorspellingen voor de toekomst.
Met de industriële revolutie, de introductie van de spoorwegen en de uitvinding van de
24 uur, 60 minuten, 60 seconden klok-tijd (omdat de lokale zonwijzer niet meer
voldeed) ontstond er echter ook een soort cineastische ruimte, waarbij de omgeving in
steeds hogere snelheden ‘filmisch’ voorbij raasde en eigenlijk alleen de punten van
vertrek en aankomst nog van belang waren. Planologische inzetten werden genoodzaakt
hier punctueel te worden, op het juiste moment en juiste plaats: just in space-time (JIST).
Met de informatie- en telecommunicatie revolutie van de afgelopen decennia is er echter
weer een derde type tijd-ruimte opgekomen. Dit is de virtuele ruimte van cyberspace,
waarbij men in split seconds naar de andere kant van de wereld kan reizen en toekomst,
verleden en heden (potentieel) ook naar gelieve kan uitwisselen. Met overal internet,
facebook, twitter etc. maakt die virtuele werkelijkheid een steeds groter deel van ons
leven uit en beïnvloedt daarmee ook steeds meer de reële ruimte. Deze ruimte is dan
steeds volatieler geworden, fuzzy en relationeel: gebeurtenissen hier hebben direct
impact daar en een beurskrach in New York direct impact op de huizenmarkt hier.
Figuur 1: De tijd-ruimte dimensies van de mercantilistische, industriële en post-industriële
stad (Price 1992, Boelens 1994, Castells 1996)
7
Waar Cedric Price er nog van uitging dat de ene tijd-ruimte (bijv. die van Braudel) nog
ingehaald werd door de andere (bijv. de industriële kloktijd en netwerkruimte), plaatst
Castells ze echter nadrukkelijk naast elkaar. De huidige ontwikkelingen worden
gelijktijdig door de driving forces van alle drie tijd-ruimten bepaald. Dat maakt de
ruimtelijke ontwikkeling thans ook uitermate complex, a-lineair, en soms tegenstrijdig.
C. Complexiteit
In de afgelopen tien jaar hebben complexiteitstheorieën dan ook hun toenemende weg
gevonden binnen de ruimtelijke planning wetenschappen. Als gevolg van de
voornoemde ontwikkelingen is de actuele werkelijkheid immers uitermate complex
geworden. Die multi-gelaagde werkelijkheid is niet zomaar van een nieuw (lange
termijn) plan of een nieuwe eenduidige en algemeen aanvaarde koers te voorzien.
Cruciaal is hier echter een onderscheid te maken tussen gecompliceerde en complexe
systemen. Want in die ruimtelijke werkelijkheid wordt vaak over een complex probleem
gesproken, terwijl men het eigenlijk over een gecompliceerd probleem heeft.
Een klok is bijvoorbeeld een gecompliceerd systeem, net als een computer, een smart-
phone, turbomachine of andere hoog-technologische instrumenten. Het bestaat uit
diverse, min of meer zelfstandige elementen, die gezamenlijk evenwel in elkaar grijpen
en uiteindelijk een uurwerk, machine of communicatiemiddel doen werken. De
structuur waarin dat gebeurt ligt min of meer vast. Dus is het bij disfunctioneren, niet
voor een ieder, maar wel voor een specialist in principe gegeven het radartje op te
sporen waardoor het apparaat of systeem kapot is, deze te repareren of te vervangen,
om het vervolgens weer te doen laten werken. Bij een complex systeem is het precies
andersom. Neem bijvoorbeeld het weer. Hier zijn de afzonderlijke natuurlijke elementen
en onderdelen, die dat weer bepalen, weliswaar gegeven en (nagenoeg) over de gehele
wereld hetzelfde, maar zijn de mechanismen en de structuur waartoe al die onderdelen
zich tot elkaar verhouden telkens weer anders. Hier zijn niet de deeltjes, maar is vooral
de situationele samenstelling (naar wisselende tijden en plaatsen) doorslaggevend.
Daarom is het weer ook zo moeilijk voorspelbaar; soms wel in algemene zin, maar nooit
precies, terwijl men ook voortdurend voor verassingen en onverwachte dingen komt te
staan. Daarom is het streven naar complexiteit- of transitiemanagement ook zo raar;
want heeft u ooit gehoord van het succesvol managen van het weer?
8
Een gecompliceerd systeem is feitelijk een ‘dood’ systeem; een complex systeem is
daarentegen in hoge mate ‘levend’, uitermate veranderlijk, soms chaotisch, ongrijpbaar
en wisselend. Net als het weer vraagt zo’n systeem er om, dit gewoon te accepteren, de
onderliggende structuren zo goed mogelijk te begrijpen, zich daarmee te vereenzelvigen
en daarmee adaptief en co-evolutionair om te gaan; ipv. deze zo nodig (co-productief
en/of strategisch) te willen managen richting een bepaalde, vooraf gegeven visie. Het
vraagt met andere woorden om ‘planning of undefined becoming’.
Maar wat is hier dan nog mogelijk voor ruimtelijke planners, zo hoor ik u denken, als
alles chaotisch is, complex en a-lineair nog vele kanten op kan. In dit verband geven de
natuurwetenschappen ons mogelijk uitkomst. Want zij leren dat complexe systemen ook
gekarakteriseerd worden door twee belangrijke mechanismen:
a) dissipatie (dat wil zeggen dat complexe systemen energie ontlenen aan hun
omgeving en deze gedurende het proces ook iteratief weer afgeven) en
b) zelforganisatie (dat wil zeggen dat complexe systemen niet geheel chaotisch zijn,
maar dat er daarbinnen ook al dan niet tijdelijk vormen van organisatie tussen de
elementen ontstaan) (Priogine & Stengers 1984).
Met name dit biedt mogelijk houvast om onze eigen rol als ruimtelijk planner in de
complexe werkelijkheid geëngageerd te bepalen. Cruciaal is blijkbaar a) een scherp
beeld op de context waarin een of andere planning actie plaatsvindt (teneinde de
mogelijkheden en impact van energie uitwisseling te kunnen inschatten en te
bevorderen) en b) een scherp beeld op de mogelijk betrokken actoren uit de burgerij,
bedrijfsleven en overheid (teneinde de mogelijkheid van zelfredzaamheid en onderlinge
samenwerking in te kunnen schatten en dit eventueel in een bepaalde, meer duurzame
of gewenste richting te versterken). Echter hoe dat te doen? Want gegeven de veelheid
en volatiliteit van de werkelijkheid is ook de ruimtelijke planner niet alles gegeven. En
zowel de actualiteit als zeker de toekomst is ongewis. Maar ook hier bieden de
natuurwetenschappen uitkomst. Want er zijn vele vormen van grijs tussen zwart en wit.
In algemene theoretische zin, maar ook gestaafd door empirische studies, kunnen zich
hier in beginsel vier situaties voordoen afhankelijk van de robuustheid/volatiliteit van
de context of de zekerheid/onzekerheid over de (mogelijk wisselende) betrokken
actoren. Dit zijn eigenlijk verschillende velden of intensiteiten van complexiteit waarbij
9
de planner zijn houding in complexiteit telkens opnieuw dient te bepalen: van
linksboven naar rechtsonder neemt de complexiteit daarbij toe (Boelens 2015,
Verbeek/Boelens 2016, Terryn/Boelens/Pisman 2016).
ACTOREN
Vast en zeker Sterk wisselend
CONTEXT Robuust In Evenwicht Multi-focaal
Volatiel Adaptief Co-evolutionair
Tabel 1: Vier mogelijke model complexe situaties
D. Een veelheid aan rollen
Deze verschillende vormen van complexiteit vragen niet alleen om verschillende
attitudes, maar ook om verschillende rollen en aanpakken van ruimtelijke planners.
Samenwerking is daarbij cruciaal om voorbij de chaos te komen. Maar die
samenwerking is – zoals gezegd - eenmaal tot stand gebracht in onze volatiele en
veranderlijke samenwerking geen wet van Meden en Persen. Een systeem, organisatie,
coalitie of afspraak door samenwerking tot stand gebracht kan immers afhankelijk van
wijzigingen intern of veranderingen in de omgeving plots ook van het ene veld naar een
andere bewegen: van evenwicht naar disbalans of zelfs chaos, net als omgekeerd. Net als
een vulkaan na decennia van rust, plotseling op uitbarsten kan staan, en vervolgens ook
weer onverwacht kan inslapen. Het ultieme streven van ruimtelijk planners in complexe
situaties is daarmee niet om die werkelijkheid ‘in het keurslijf van zijn of haar visie’ of
‘een oorspronkelijke collaboratie’ te dwingen; zulks ter wille van het ene of andere idee
fixe over de enige echte, juiste of meest rechtvaardige samenleving. Eerder zou het
ultieme streven van ruimtelijke planners er op gericht moeten zijn de verschillende
samenlevingen dusdanig functioneel-fysiek, sociaal-economisch en ruimtelijk-politiek in
te richten dat deze tal van dergelijke onverwachte in- en externe schokken op kan
vangen, en in te kapselen zonder om te vallen. Meer dan het concept duurzaamheid
komt daarmee dan het concept veerkracht centraal te staan; meer dan de bescherming
van de ‘zwakke belangen’, het mogelijk maken en bevorderen van zelfredzaamheid.
State of the art onderzoek laat zien dat in een dergelijke (zelfredzame) samenwerkingen
doorgaans vier stappen te onderscheiden zijn. Wat betreft de actor-netwerk theorie
(Callon 1986) gaat het daarbij doorgaans om problematization-interessment-enrollment-
10
mobilisation of allies; bij de vorming van nieuwe collectieven (Latour 2005) over
wonderment-consultation-hierarchy-institutionalisation; bij transitiemanagement
(Rotmans 2001, Geels 2006) om experimenteren-opvolgen-paden uitstippelen-
verankeren…..etc. Elk van deze translatiemomenten kan met gerichte acties naar een
volgende fase wel degelijk met een of andere actie bevorderd worden, alhoewel zij soms
ook door elkaar heen spelen of gelijktijdig aan de orde zijn. Gericht onderzoek dat onder
de leerstoel Ruimtelijke Planning van de UGent (en voordien UUtrecht) de afgelopen 10
jaar is verricht, laat zien dat deze momenten en daarmee gepaard gaande rollen ook in
de ruimtelijke planning (kunnen) spelen. Daarbij komen de volgende vier mogelijke
translatie momenten naar voren (Sanders/Hillier 2009, Boelens 2010, Boelens/De Roo
2014, Boonstra 2015, Boelens 2015):
Callon 1987 Latour 2004 Geels 2006 Sanders 2009 Boonstra 2015 Boelens 2011/ 2015
problematization wonderment experimenteren tracing decoding exploring
interessement consultation opvolgen mapping expanding navigating
enrollment hierarchy paden uitstippelen diagramming contracting boundary spanning
alliesmobilisation institutionalisation verankeren agencying coding conditioning
Tabel 2: Vier rollen in de stimulering van (zelfgeorganiseerde) samenwerking
Ik ga even door op de laatste kolom.
Explorers: Dit betreft niet alleen de gedegen verkenning van de (soms sterk
veranderlijke) context voor concrete planningacties, zoals de specifieke
eigenaardigheden van een gebied, haar gebruiken, formele en informele institutionele
kaders, de eigenheden van een problematiek, thematiek en kadering in grotere
wereldwijde tendensen…. etc. Maar dit betreft ook een gedegen verkenning naar de
mogelijk betrokken actoren in de burgerij, bij het bedrijfsleven en (semi)overheden
onderscheiden naar de stake- en shareholders (de trekkers en de duwers); zowel de
menselijk als de niet-menselijk, waaronder bijvoorbeeld nieuw ontwikkelde
technologieën en/of factoren van betekenis worden verstaan die ontwikkelingen
kunnen bevorderen of frustreren. De explorers zijn dus fundamenteel voor de bepaling
van het speelveld van waaruit wordt vertrokken naar eventueel nog onbekende velden.
Navigators: Wanneer het speelveld is bepaald en de aanvankelijke actoren in eerste
instantie gekend of ontdekt zijn, komen deze ruimtelijke planners in actie. Zij hebben
doorgaans andere (sociale en communicatieve) vaardigheden dan de (meer
11
‘ontdekkende’ van de) explorers, doordat zij navigeren tussen de actoren (de burgers,
bedrijven en overheden) om hun te bewegen coalities te sluiten, teneinde oplossingen te
realiseren, waarin voor elk een meerwaarde zit en die daarmee de veerkracht van de
coalitie ten goede komen. In dat proces kunnen ook nieuwe actoren binnenkomen, dan
wel anderen het speelveld verlaten. Ook in dat proces wordt duidelijk wie als meest
bepalend, dan wel doorslaggevend boven komt drijven, en wie er eigenlijk bijhangt of
belangrijk is om een en ander te faciliteren. Tegelijkertijd worden hier gegeven de
situationele context windows of opportunity geschetst die dissipatief de ruimtelijk-
ecologische of sociaal-economische veerkracht van die context kunnen bevorderen, en
omgekeerd het actor-netwerk richting geven. Navigators geven daarmee feitelijk
richting aan het speelveld; binnen, maar ook voorbij de oorspronkelijke kaders.
Boundary Spanners: Zij zijn de ruimtelijke planners die grenzen kunnen overstijgen en
nieuwe kunnen spannen. Doorgaans is ruimtelijke planning immers doordrenkt door tal
van interesses en belangen, die zich ook in diverse disciplines of werkvelden
(zelf)georganiseerd hebben: van de economische, sociale, demografische en
woningbouw disciplines tot de ecologische, landbouw, milieu en landschappelijke
disciplines. Daarnaast zijn er ook disciplines (zoals bijv. de zorg, culturele sector,
postbezorging, energievoorziening, etc.) die zich tot nu toe nauwelijks met ruimtelijke
planning bezig (hebben ge)houden, maar van toenemend belang worden voor een
ruimtelijk veerkrachtige ontwikkeling. In de afgelopen tijd hebben al die disciplines zich
in diverse richtingen ontwikkeld, met eigen belangen, methoden en werkwijzen. Hier
maakt het derhalve weinig zin om al deze disciplines weer in een of andere
overkoepelende visie te integreren. Eerder is het nodig in concrete situaties innovatieve
cross-overs voor te stellen, die wederzijds nut en meerwaarde opleveren voor elk van de
betrokken disciplines en interesses. Boundary spanners hebben daarmee een open geest
om dat te kunnen bereiken, maar ook voldoende operationeel vermogen om
realiseerbare, ‘laag bij de grondse oplossingen’ te kunnen voorstellen. Zij zijn daarmee
wellicht ruimtelijke planners, maar kunnen voorbij die expertise komen om daarmee
verrassende en discipline verruimende oplossingen te kunnen bereiken.
Conditioneerders: Tenslotte gaat dit ook allemaal niet werken als er geen condities zijn
die al deze acties (richting zelfgeorganiseerde veerkracht) kaderen of stimuleren.
12
Conditieplanning heeft daarmee twee instrumentele acties: de krijtlijn en de inspiratie.
Aan de ene kant gaat het bij conditieplanning om framing waarbinnen de ruimtelijke
acties kunnen plaatsvinden, maar aan de andere kant ook om de inspiratie tot zoveel
mogelijk zelforganisatie richting een grotere veerkracht van de samen leving met het
Vlaamse land. Het gaat niet alleen om de bepaling en het handhaven van wat niet mag,
maar ook om de stimulering en continue bevordering van wat wel moet of nodig is. Dat
maakt van conditioneerders schizofrene planners. Men moet zowel een en ander
vastleggen in strikte regels en generieke wetgeving, maar aan de andere kant die
wetgeving zo nodig ook flexibel hanteren mocht dat situationele veerkracht ten goede
komen. Daarenboven is dat wat morgen mogelijk moet of nodig is, thans nog niet altijd
gekend. Die conditionele veerkracht speelt zich daarmee niet alleen binnen het vooraf
bepaalde speelveld af, padafhankelijk, maar mogelijk ook daarbuiten.
E. BRV
Als al deze gedachtenspinsels niet geheel de plank misslaan, wat betekent dit dan
allemaal voor een hernieuwd Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dan wel de ruimtelijke
planning op Vlaamse Niveau. Ten eerste dat we voorbij dat Plan moeten komen en
beseffen dat dit plan geen doel, maar middel is! Vooral een middel om richting een meer
veerkrachtige Vlaamse samenlevingsvormen met het land te komen. Daartoe dient het
Plan dan zelf te kaderen en te stimuleren. En als we in dat opzicht naar de eerste
werkteksten van de BRV kijken dan doet het noch het één, noch het ander. Om
toekomstige ontwikkelingen te kaderen of te framen is het té vaag en onbepaald om dat
te kunnen doen; om diverse samenwerkingen en cross-overs te kunnen inspireren
zonder de toekomst bij voorbaat vast te leggen is het te weinig uitdagend en open.
Daarenboven dient men hier te beseffen dat het een niet zonder het ander kan; het
vraagt om afgestemde inspiratie- en kaderstelling.
Tegelijkertijd worden alle andere rollen van de Vlaamse ruimtelijke planning thans nog
nauwelijks (goed) ingevuld; terwijl die rollen wel die BRV moeten vullen, net als zij
omgekeerd door het BRV ‘gevoed’ moeten worden: dissipatief.
Wat betreft exploring gebeurt er wel wat onderzoek binnen het Vlaams Gewest en is er
wel wat onderzoek gebeurd in de Steunpunten, maar deze vinden nog nauwelijks hun
13
doorwerking binnen het beleidsproces, laat staan dat deze situationeel geconcretiseerd
worden.*
Wat betreft navigating zijn er wel wat eerste aanzetten geleverd in de zogeheten TOP-
projecten van het Vlaamse Gewest, maar deze blijven toch doorgaans beperkt tot
onderhandelingen en collaboratie tussen de usual suspects van het Vlaamse beleid (de
overheden en de intermediaire organisaties), waardoor zij nauwelijks écht
veerkrachtige allianties met de echte stakeholders in het veld kunnen bereiken.
En wat betreft boundary spanning blijft ook de relatie met andere disciplines, thema’s,
probleem- en interessevelden etc. doorgaans beperkt tot overleg tussen de
departementen, zodat van werkelijke disciplinaire en/of verrassende cross-overs
nauwelijks sprake kan zijn.
Elk van deze rollen vraagt derhalve meer gerichte invulling, alsmede afstemming op
elkaar. Om dat nog wat scherper te krijgen, zal ik dat nog wat verder uitwerken voor 7
cruciale uitdagingen, die ik indertijd in 2011 al voor de PlanDag had geformuleerd: De
planning van de toekomst, de toekomst van planning. Het gaat me daarbij nu even niet om
de concrete invulling, maar wel om de dubbele richting die daarbij aan de orde is. Voorts
zal ik me daartoe – gegeven de beperkte tijd en ruimte van deze inspiratietekst –
voorlopig even beperken tot de conditionerende rol van het BRV zowel voor de
krijtlijnen als in inspirerende zin. De andere blijven als dissipatieve voeding en vulling
evenwel aandacht vragen.
F. Een Zeven Punten Agenda
In plaats van een plan, stel ik hier een agenda voor. Een plan veronderstelt uitvoering,
terwijl een agenda weliswaar richtinggevende thema’s stelt, maar veel meer open is en
verschillende uitwerkingen mogelijk maakt. Ook beperk ik mij hier tot zeven, niet alleen
omdat dat een mooi symbolisch getal is, maar ook overzichtelijk genoeg om de diverse
uitdagingen gedurende de tijd aan elkaar te verbinden.
1. Klimaat verandering
De eerste betreft de klimaatverandering. Er zijn hier twee elementen die een directe
impact hebben op de ruimtelijke inrichting: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie.
* Zie bijvoorbeeld ook het RaRO-advies en het VRP-advies
14
Krijtlijnen: De eerste betreft een nadrukkelijke ruimtelijke framing van menselijke en
bedrijfsmatige activiteiten om de klimaat verandering te beperken, dan wel op zijn
minst te stabiliseren. Hier is een scherpe kaderstelling van milieu uitstoot nodig,
alsmede een situationele ruimtelijke afstemming van activiteiten (zoals nabijheid
wonen/werken of verdere uitsluiting van uitleg in overstromingsgebieden etc.).
Inspiratie: Adaptatie vraagt echter niet alleen of zozeer van ruimte voor civiel-
technische ingrepen (zoals bijv. hogere dijken, of meer infiltratiemogelijkheden), maar
ook ruimte voor de rivier overstromingen of groen/blauwe dooradering in steden (tbv.
het UHIeffect), dan wel ruimte en legislatie voor de bevordering van klimaatadaptieve
sociaal-economische veerkracht bij de Vlaamse bevolking en bedrijfsleven zelf.
2. Energie transitie
De tweede betreft de ruimtelijke facilitering van de noodzakelijke energietransitie,
gegeven de uitputting van de fossiele brandstoffen, maar ook de enorme (en nog steeds
niet gekapitaliseerde) ruimtelijke en milieu impact van andere energiebronnen.
Krijtlijnen: Nodig is hier een krachtige keuze en framing van de transitie koers op de
lange termijn, met heldere fasering en bijbehorende translatie momenten. Het ophouden
van de kerncentrales nu legt immers een krachtig deficit op elke innovatie thans.
Inspiratie: Tegelijkertijd zijn conditionerende maatregelen nodig om duurzame en
zelfvoorzienende energie innovaties te simuleren. Hier gaat het bijvoorbeeld om het
mogelijk maken van micro-grids achter de regionale en nationale netten, om het
stimuleren van zelfvoorzienende energiecorporaties waarbij lusten en lasten worden
gedeeld, om de bevordering van bijv. co-housing of co-working projecten, aangezien
ervaring leert dat deze verrassende groepsinnovaties mogelijk maken buiten de
oorspronkelijke intenties om etc. Ook hier zijn scherpe cross-overs nodig.
3. Groei versus stagnatie
Zoals gezegd, is de verwachting dat de komende tijd nog sterker dan voorheen
gekenmerkte door een grotere diversiteit van groei en krimp. Dat speelt op mondiaal
niveau (Noord-Zuid), Europees niveau (Blauwe Banaan-perifere regio’s), Vlaams Niveau
(Ruit-Westhoek), als ook op stedelijk niveau (TOP-Achterstand gebieden).
Krijtlijnen: Nodig is een scherpe analyse en monitoring van uiteenlopende
ontwikkelingen: Zowel de booming, als shrinking gebieden vragen intensieve aandacht,
15
alsmede de cohesie tussen beide. Verhandelbare ontwikkelingsrechten vragen hier
aandacht; evenwel gebiedsgericht en niet algemeen, afgestemd op manifeste excessen.
Inspiratie: Tegelijkertijd dient het BRV zelfwerkzaamheid in shrinking gebieden mogelijk
te maken en te stimuleren. Hier is een meer soepeler regime op het gebied van functie-
transformatie aan de orde en een meer strikter regime in de booming gebieden. In de
shrinking regio’s kan wellicht gedacht worden aan het bewust stimuleren van een
‘recologisering’ met behulp van innovatieve concepten op het gebied van relatieve
autarkie, recreatie en toerisme; in de booming gebieden aan nieuwe ontwikkel- en
financieringsmodellen van multi-functionaliteit.
4. Van kwantiteit naar kwaliteit
Ondanks de voornoemde regionale verschillen, zal in algemene zin Vlaanderen (net als
de rest van Europa) in de komende eeuw naar verwachting te maken krijgen met een
stagnerende bevolking en economie. Daarnaast vraagt de post-industriële tijd niet om
massa-productie en nog weer eens van hetzelfde, maar om (naar tijd en plaats) custom
productie/distributie, alsmede om kwalitatieve diversiteit naar functie en omgeving.
Krijtlijnen: Dat vraagt er om dat het BRV (weliswaar nog steeds uitgaande van
regelmatig bijgestelde prognose ramingen) afstapt van een scherpe (lange termijn)
programmering. Gegeven de diversiteit naar demografie vraagt de komende tijd niet om
aantallen, maar om een scherpere differentiatie naar woningvoorraad, afgestemd op de
veranderende vraag.
Inspiratie: Het BRV zou het via wetgeving en stimulerende maatregelen mogelijk moeten
maken om binnen de bestaande (relatief eenzijdige) woning- en bedrijfsterreinvoorraad
van binnenuit een veel grotere diversiteit te bevorderen via bijvoorbeeld het
samenvoegen, splitsen, verbouwen en vernieuwen van bestaande woningen cq.
bedrijfsterreinen, adaptief afgestemd op de behoefte en kansen cq. mogelijkheden in de
omgeving.
5. Governance van Adaptive-Mobility
Hetzelfde geldt voor mobiliteit. Het is bekend dat de bouw van nieuwe spoor- of
weginfrastructuur de files niet oplost; integendeel eerder nieuwe mobiliteit stimuleert.
Met de technologische innovaties en het (mede)gebruik van vervoermiddelen is ipv.
hardware, veel meer beleid nodig voor software en orgware van het vraagstuk.
16
Krijtlijnen: Dat vraagt om een scherpe framing door het BRV hoe op basis van de
veranderende mobiliteit (meer hybride, elektrisch, automatisch of zelfs waterstof) tot
een veel effectievere afstemming van ruimtelijke inrichting en mobiliteit gekomen kan
worden. Minder milieu uitstoot en geluidsoverlast van de auto’s zelf maakt immers
nieuwe structuren mogelijk, en mobiliteit als cruciaal onderdeel van de energietransitie.
Inspiratie: Verschillende medegebruik en deelsystemen hebben elk hun eigen logistieke
en ruimtelijke karakteristieken. Inzicht in de conditionerende ruimtelijke mogelijkheden
van elk van deze systemen blijft nog sterk achter; laat staan inzicht in hun onderlinge
interactie. Gewenst is zelforganiserende experimenten te stimuleren binnen- en
interstedelijk, richting co-evolutie van de ruimtelijke context en in elkaar grijpende
mobiele-motiele deelsystemen.
6. Co-evolutionair welzijn/welvaart beleid
De werktekst van BRV zet nog zwaar in op het traditioneel via bedrijfsterreinen beleid
aantrekken en (ruimtelijk) faciliteren van de kenniseconomie en klassieke logistiek. Co-
evolutionair economisch geografen hebben al langer begrepen dat het niet gaat om die
klassieke gateway-, mainport- en toplocatie strategieën, en allerminst om de daarbij
gebruikte methoden, maar om het analyseren van de specifieke innovatieve bedrijven
zelf, het bevorderen van netwerk-, meer dan clustervorming en daarmee hun
economische, politieke, institutionele en ruimtelijke inbedding in een grotere omgeving.
Krijtlijnen: Dat vraagt om een BRV die scherpe indelingen tussen de primaire,
secundaire, tertiaire, quartaire.. sector verlaat, alsmede die tussen stedelijke en
haveneconomie, ambachtelijke en high tech economie etc. maar eerder op zoek gaat
naar potentiële cross-overs daartussen.
Inspiratie: Bedrijven stimuleren op zoek te gaan naar nieuwe economische netwerken
met hun (economische, politieke, sociale, ruimtelijke,….etc.) omgeving. Op basis van de
topsectoren in Vlaanderen kunnen hier focusbedrijven/clusters aangewezen worden om
hun brede (politieke, institutionele, ruimtelijk-economische…) embeddedness in
Vlaanderen te versterken, teneinde hun niet alleen duurzaam voor Vlaanderen te
behouden, maar ook doorgroei mogelijk te maken en spin-offs te versterken.
17
7. Food en ecosysteem diensten
Open ruimte beleid is alleen maar veerkrachtig en duurzaam indien het gesteund wordt
door een overtuigend narratief, met brede interesse bij bevolking en bedrijfsleven, en
derhalve een helder ruimtelijk-economisch belang. Ook thans niet-geld uitgedrukte
waarden dienen daarbij gekapitaliseerd te worden.
Krijtlijnen: Op basis van een concrete kapitalisatie van ecologische en landschappelijke
waarden is een scherpe en heldere afbakening van gewenste open ruimten in eerste
instantie tot op perceel niveau nodig: wat valt er in en wat niet. Cruciaal is echter dat
dergelijke grenzen hard, maar niet strikt gehanteerd worden. Al naar gelang
maatschappelijke waarden veranderen, kan immers ook de kapitalisatie van de open
ruimten veranderen. Belangrijk is hier echter de omgekeerde en dubbele bewijslast,
zowel specifiek als algemeen. Niet de eenmaal samen bepaalde ecologisch,
landschappelijk waardevolle of open agrarische ruimte dient een eventueel inbreuk
tegen te gaan, maar omgekeerd die inbreuk dient haar maatschappelijke meerwaarde
met alle kapitalisaties te bewijzen in algemene (ook niet-economische) zin.
Inspiratie: Aanvullend is het nodig dat een dergelijke open ruime levensvatbaar op de
lange termijn wordt. Slow food, ofwel ecosysteemdiensten in het algemeen kan zo’n
narratief vormen. In beide gevallen is de economische toegevoegde waarde een cruciaal
punt van aandacht. Het BRV dient regiospecifiek diensten binnen de open ruimte te
stimuleren die enerzijds geld opleveren en anderzijds de verduurzaming van die ruimte
bevorderen.
Uitleiding: Naar horizontale samenwerking
Cruciaal bij elk van de voornoemde agendapunten dat er sprake is van een ‘horizontale
samenwerking’ tussen de onderscheiden partners van overheid, bedrijfsleven en
burgerij, voorbij de ‘usual suspects’ maar concreet met de voeten in de alledaagse
praktijk; dit volgens een zogeheten ‘flat ontology’; van buiten de discipline naar binnen
redenerend. Het BRV zou daarvoor de krijtlijnen moeten bieden, als tegelijkertijd
nieuwe inspireren. Dat biedt dan een verantwoorde basis om in het verlengde daarvan
via de thema- en gebiedsgerichte explorers, navigators en boundary spanners, met de
betrokken stake- en shareholders die uitdagingen dan te gaan verzilveren; om daarmee
dan open en iteratief het BRV weer te vullen, die op haar beurt etc.
18
Dat vraagt dan ook om voorbij de strategie van co-productie te gaan. Want een dergelijk
strategisch handelen vraagt om een vergezicht, die doorgaans door de overheid (al of
niet zuiver democratisch) wordt bepaald, om vervolgens andere actoren te vragen om
dat vergezicht met haar co-productief in te vullen, zulks ter wille van een of ander
algemeen maatschappelijk welzijn. In een dergelijk handelen zit altijd een soort
hiërarchisch perspectief; iemand bepaalt dat vergezicht, die gezamenlijk zou moeten
worden nagestreefd; co-productief, mogelijk participatief, maar altijd van binnen naar
buiten redenerend.
Het hierboven geschetste perspectief vereist echter veel een grotere gelijkwaardigheid
vanaf het begin, met een veel groter adaptief vermogen ten opzichte van zich wijzigende
omstandigheden. De volatiliteit en complexiteit van de huidige samenleving (waarbij
vergezichten vaak al verouderd zijn voordat hun inkt is opgedroogd) vraagt niet om co-
productie, maar eerder om een co-evolutie tussen verschillende partners richting het in
beginsel ‘ongedefinieerd meer veerkrachtig worden’ ten opzichte van die zich
voortdurend wijzigende omstandigheden. Om niet geheel stuurloos te zijn kan een BRV
met een voornoemd framing én inspirerend vermogen daartoe uitganspunten en
condities bieden voor een verdere werkelijke en vruchtbare gezamenlijke invulling
daarna. Samenwerking aan realisatie, kan dan realisatie door samenwerking worden; en
dan geen loos concept zoals het doorgaans nu is.
19
Referenties
 Boelens, Luuk (2005) Fluviology: a new approach of spatial planning. Inaugural lecture, Utrecht
January 13th 2005.
 Boelens, Luuk (2009) The Urban Connection; Rotterdam: O10-Publishers.
 Boelens, Luuk (2010) Theorizing Practice and Practising Theory: Outlines for an actor-relational
approach in planning; in: Planningtheory Vol 9(1) 2010, London: Sage Publications, 1-35,
 Boelens, Luuk & Gert de Roo (2014) Planning of undefined becoming; From poststructuralism towards
actor-relational opportunities; in: Planningtheory,
http://plt.sagepub.com/content/early/2014/07/13/1473095214542631
 Boelens, Luuk (2015) Governance of Mobile Complexity; Co-evolutionary management towards a
resilient mobility in Flanders; in: Boelens, Luuk et al. (eds.) (2015) Adaptive Mobility; A new policy and
research agenda on mobility in horizontal metropolises; In Planning Edition 2015, Groningen, pp. 191-
209, ISBN 978-94-91937-17-0 (print), 978-94-91937-18-7 (e-book).
 Boonstra, Beitske (2015) Planning in an Age of Active Citizenship; A poststructuralist Agenda for Self
Organization in Spatial Planning; Groningen: InPlanning
 Boschma, R, Frenken K (2011) The emerging empirics of evolutionary economic geography, Papers in
Evolutionary Economic Geography (PEEG) 1101, Utrecht University, Section of Economic Geography,
revised Jan 2011.
 Braudel, Fernand (1984) The perspectives of the World, London: Collins.
 Callon M (1986) Some elements of a sociology of translation: domestication of the scallops and the
fishermen of St Brieuc Bay, in: J. Law (ed.) Power, Action and Belief, a new sociology of knowledge? 196-
229, London: Routledge & Kegan Paul.
 Castells, Manuel (1996) The Rise of the Network Society: Volume I of The Information Age: Economy,
Society and Culture, Cambridge/Oxford: Blackwell.
 Castells, Manuel (1997) The Power of Identity: Volume II of The Information Age: Economy, Society and
Culture, Cambridge/Oxford: Blackwell.
 Castells, Manuel (1998) End of the Millennium: Volume III of The Information Age: Economy, Society
and Culture, Cambridge/Oxford: Blackwell.
 Glaeser, Edward (2011). The Triumph of the City. How our greatest invention makes us ritcher,
greener, healthier and happier. New York: Penguin.
 Latour B (2005) Reassembling the Social: An Introduction to Actor-Network-Theory; Oxford: Oxford.
 Oswalt, Philipp ed. (2005) Shrinking Cities: Volume 1, International Research; Ostfildern: Hatje Cantz.
 Prigogine I, Strengers I (1984) Order out of Chaos – Man’s new dialogue with nature. London:
Heinemann.
 PWC (2015) World in 2050: Will the shift in global economic power continue?; London,
www.pwc.co.uk/economics.
 Rotmans, J. et.al. (2001) More evolution than revolution: Transition management in public policy;
Foresight 3(1): 15-31.
 Sanders, W (2009) Unmappables: Connecting people to possible worlds. In: Boelens L (2009). The
Urban Connection An actor-relational approach to urban planning. Rotterdam: 010 Publishers, 166-179.
 Terryn, Els, Luuk Boelens & Ann Pisman (2015) On the right track?: Evaluation as a tool to guide
spatial transition; in: European Planning Studies
 United Nations (2015) World Population Prospects; key finding & advance tables; New York,
http://esa.un.org/unpd/wpp/publications/files/key_findings_wpp_2015.pdf.
 Verbeek, Thomas & Luuk Boelens (2015) Environmental health in a complex city: a co-evolutionary
approach; Journal of Environmental Planning and Management.

More Related Content

Similar to Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst

LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)
LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)
LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)
Kevin Penalva-Halpin
 
Media Rapport 2010[1]
Media Rapport 2010[1]Media Rapport 2010[1]
Media Rapport 2010[1]Peteroptimaal
 
Inleiding VRP internationaal
Inleiding VRP  internationaalInleiding VRP  internationaal
Inleiding VRP internationaal
Els Brouwers
 
Human Capital in de 21e eeuw
Human Capital in de 21e eeuwHuman Capital in de 21e eeuw
Human Capital in de 21e eeuwhan mesters
 
ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009
ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009
ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009
ABN AMRO
 
Visietekst wonen & leven 2016
Visietekst wonen & leven 2016Visietekst wonen & leven 2016
Visietekst wonen & leven 2016
Gilles Dujardin
 
Geloof in snelle groei is illusie
Geloof in snelle groei is illusieGeloof in snelle groei is illusie
Geloof in snelle groei is illusie
Wouter de Heij
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekstKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Ruimte Vlaanderen
 
Outlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypotheken
Outlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypothekenOutlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypotheken
Outlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypotheken
Syntrus Achmea Real Estate & Finance
 
Click
ClickClick
Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?
Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?
Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?
Ellen Holleman
 
Krant%20-%20definitieve%20versie
Krant%20-%20definitieve%20versieKrant%20-%20definitieve%20versie
Krant%20-%20definitieve%20versieV Innegraeve
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatieKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Ruimte Vlaanderen
 
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Springtij
 
VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...
VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...
VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...
Els Brouwers
 
De stad van de toekomst
De stad van de toekomstDe stad van de toekomst
De stad van de toekomst
Dennis Baffoe
 
WD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris Scheers
WD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris ScheersWD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris Scheers
WD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris Scheers
Els Brouwers
 

Similar to Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst (18)

LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)
LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)
LABO XX WORK - Antwerp. Creating the conditions for a new urban economy (BUUR)
 
Media Rapport 2010[1]
Media Rapport 2010[1]Media Rapport 2010[1]
Media Rapport 2010[1]
 
Inleiding VRP internationaal
Inleiding VRP  internationaalInleiding VRP  internationaal
Inleiding VRP internationaal
 
Human Capital in de 21e eeuw
Human Capital in de 21e eeuwHuman Capital in de 21e eeuw
Human Capital in de 21e eeuw
 
ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009
ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009
ABN AMRO FutureShift: surfing the waves, juni 2009
 
Visietekst wonen & leven 2016
Visietekst wonen & leven 2016Visietekst wonen & leven 2016
Visietekst wonen & leven 2016
 
Geloof in snelle groei is illusie
Geloof in snelle groei is illusieGeloof in snelle groei is illusie
Geloof in snelle groei is illusie
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekstKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
 
Outlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypotheken
Outlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypothekenOutlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypotheken
Outlook 2015 2016 - beleggen in Nederlands vastgoed & hypotheken
 
Click
ClickClick
Click
 
Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?
Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?
Balkan in de Polder, naar organische gebiedsontwikkeling in Nederland?
 
Visie het-nieuwe-werken
Visie het-nieuwe-werkenVisie het-nieuwe-werken
Visie het-nieuwe-werken
 
Krant%20-%20definitieve%20versie
Krant%20-%20definitieve%20versieKrant%20-%20definitieve%20versie
Krant%20-%20definitieve%20versie
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatieKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
 
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
 
VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...
VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...
VRP Werelddag van de Stedenbouw 2012 | Joachim Declerck | 'The ambition of th...
 
De stad van de toekomst
De stad van de toekomstDe stad van de toekomst
De stad van de toekomst
 
WD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris Scheers
WD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris ScheersWD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris Scheers
WD 2015_Een metropolitane blik op economie en ruimte_Joris Scheers
 

More from Ruimte Vlaanderen

Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatieInnovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Ruimte Vlaanderen
 
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Ruimte Vlaanderen
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekstGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Ruimte Vlaanderen
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatieGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Ruimte Vlaanderen
 
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekstLevenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Ruimte Vlaanderen
 
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatie
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatieLevenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatie
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatie
Ruimte Vlaanderen
 
Ruimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekst
Ruimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekstRuimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekst
Ruimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekst
Ruimte Vlaanderen
 
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatieHerkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Ruimte Vlaanderen
 
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekstSchokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst
Ruimte Vlaanderen
 
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatie
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatieSchokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatie
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatie
Ruimte Vlaanderen
 
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 201520151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
Ruimte Vlaanderen
 
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
Ruimte Vlaanderen
 
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
Ruimte Vlaanderen
 
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
 “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt) “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
Ruimte Vlaanderen
 
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
Ruimte Vlaanderen
 
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
Ruimte Vlaanderen
 
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
Ruimte Vlaanderen
 
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
Ruimte Vlaanderen
 
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
Ruimte Vlaanderen
 
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
Ruimte Vlaanderen
 

More from Ruimte Vlaanderen (20)

Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatieInnovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
 
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekstGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatieGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
 
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekstLevenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
 
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatie
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatieLevenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatie
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_presentatie
 
Ruimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekst
Ruimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekstRuimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekst
Ruimte bieden_aan_de_energietransitie_sven_stremke_tekst
 
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatieHerkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
 
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekstSchokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst
 
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatie
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatieSchokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatie
Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_presentatie
 
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 201520151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
 
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
 
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
 
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
 “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt) “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
 
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
 
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
 
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
 
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
 
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
 
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
 

Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst

  • 1. 1 Samenwerken aan realisatie; realisatie door samenwerking Een meer geëngageerd horizontaal perspectief voor het BRV Luuk Boelens Inleiding: Het Plan Voorbij De laatste werktekst van het BRV leest als een klassiek ruimtelijk strategisch plan voor Vlaanderen, gefocust op a) het versterken van de internationale concurrentiekracht, b) robuuste en samenhangende open ruimte, c) specifiek beleid voor regio’s met een stedelijk of landelijk karakter en d) strategische speerpunten per gewestdeel. Dit ondanks dat de werktekst in de opening zwaar inzet op zelfbenoemde majeure beleidstransformaties: van technocratisch naar participatief, van allesomvattend naar specifiek, van hiërarchie naar gelijkwaardig, van afbakenend naar geïntegreerd, van uitbreiding naar transformatie….. en van top-down naar co-productief. Maar om dat te bereiken zijn de concepten en koersen, die het BRV in de werktekst uitzet te vaag en abstract om die transformaties te bereiken. Dit geldt met name ook voor de co- productieve inzet. Want waarom zou een bedrijf of een burgerbeweging hierin meegaan en tijd, geld of expertise investeren nu het beleid nog veel kanten op kan; dan wel het moeilijk te doorgronden en ook niet duidelijk wordt wat nu precies wordt beoogd. Ook de operationele en krachtlijnen-hoofdstukken bieden daartoe weinig soelaas. Want doorgaans is hier sprake van acties die kunnen (en niet zullen) worden opgepakt en vaak ook met een hoog intentioneel of ‘open deuren’ gehalte. Want wat bijvoorbeeld te denken van acties als “het verkennen van verhandelbare ontwikkelingsrechten…”, “het verkennen van stedenbouwkundige lasten en voorwaarden voor ruimtelijk rendement” of “het opstarten van overleg met NMBS en De Lijn om beheer en exploitatie te inventariseren” Waarom is dat ‘verkennen’ niet allang gebeurd – zo hoor ik u denken - en waarom is periodiek ‘overleg’ met (semi-)overheidsbedrijven niet allang standaard in het beheer en de ontwikkeling van het Vlaamse land? Laat staan dat we nu goed zicht hebben op wat er uit al dat verkennen en overleg dan komt. Dus zelfs als u zou willen, zou u thans ook nauwelijks weten waar men nu precies zo gewenst co-productief, co- creatief of co-uitvoerend zou moeten zijn.
  • 2. 2 Daarmee mist de werktekst dat wat het beoogt. Maar ondanks dat het zo leest, volstaat het huidige concept-BRV ook niet als een klassiek ruimtelijk strategisch plan. Het is vlees nog vis; en ook daartoe veel te vaag en open. Overigens een dergelijk terug naar de RSV van twintig jaar geleden is geen optie (meer) in de huidige gefragmenteerde, volatiele en complexe vernetwerkte wereld. Strategische visies hebben doorgaans geen langer leven, zodra de inkt is opgedroogd. Derhalve zal ik in deze tekst doorexerceren op de tweede lijn; i.c. wat een effectief co-evolutionair (ipv. co-productief) perspectief concreet zou betekenen voor het BRV. We zullen daarbij ‘voorbij het plan’ gaan; meer tactisch dan strategisch, meer handelingsgericht dan feitelijk ; van buiten naar binnen (Boelens 2005). Want hét Plan is immers middel, geen doel. ‘Samenwerken aan realisatie’ – mijn thema van deze werkexercitie - laat ik daarbij het leidmotief. Ik zal deze in de komende tekst op diverse fronten uitwerken: a) op het internationale niveau, b) met een gelaagde tijd-ruimte reflectie, c) richting het ruimtelijk handelen in een toenemende complexe wereld, d) met een veelheid aan mogelijke rollen, maar e) met een focus van het BRV op een brede conditieplanning voor f) een zeven punten agenda. Ik zal me daarbij laten inspireren door de nieuwste theoretische planologische inzichten, maar trachten deze dusdanig te beschrijven dat deze ook voor de niet ingewijde lezer navolgbaar zijn. A. Internationaal Ondanks dat de werktekst er gewag van maakt dat Vlaanderen niet beschouwd mag worden als een eiland in een wereld van flux, is het opmerkelijk hoe weinig de tekst de context voor toekomstig ruimtelijk handelen schets. Blijkbaar gaat het al snel om de kenniseconomie, logistiek en locatie begeleid investeringsbeleid; wat we daaronder dan ook mogen verstaan (snelwegen, goederenraillijnen, kantoren en campussen of de zoveelste ‘valley’?). Daarmee wordt niet alleen onrecht gedaan aan de bestaande sterktes van Vlaanderen op het gebied van farmacie, chemie, maken, food, r&d etc., maar worden ook de kansen voor een meer veerkrachtige co-evolutionaire ruimtelijk-economische benadering gemist. Samenwerking in uitvoering begint immers pas wanneer de sense of urgency als gevolg van veranderende context gezamenlijk worden onderschreven.
  • 3. 3 Maar sterker nog, niet alleen de institutionele, maar ook de feitelijke context wordt in het BRV niet behandeld. In dit kader schetst de United Nations bijvoorbeeld al jaren een onthutsend demografisch beeld van de wereld voor deze 21e eeuw: Azië (en met name China) zal tot het midden van de 21e eeuw nog sterk groeien, maar daarna als gevolg van de tanende bevolkingsaanwas sterk dalen. Europa stagneert gedurende de gehele eeuw, Amerika/Oceanië zullen gestaag een kleine groei kennen, maar de grootste bevolkingsexplosie kent Afrika, met een verdriedubbeling in de 21e eeuw (UN 2015). Indien voor deze mensen daar geen perspectief wordt geboden, zullen zij op drift raken richting de economisch wat meer welvarende landen: in eerste instantie Europa, maar mogelijk ook Noord-Amerika/Oceanië en Oost-Azië; mochten zij hun immigratie politiek als gevolg van de vergrijzing verlaten. Een iets anders, maar vergelijkbaar onthutsend beeld wordt voor de (lange termijn) wereldeconomie geschetst. De global economic powershift van de ontwikkelde economieën in Noord-Amerika, Europa en Japan richting minder ontwikkelde landen in met name Zuidoost Azië en Latijns Amerika zal naar verwachting, ondanks de lagere groeicijfers, tot 2050 blijven voortduren (PWC 2015). Sinds 2014 heeft China in absolute cijfers de USA al als grootste economie ter wereld ingehaald; verwacht wordt dat India mits de structurele hervormingsprogramma’s worden doorgezet, dat tegen 2050 ook zal doen. Mexico en Indonesië zullen tegen dan naar verwachting economisch groter zijn dan respectievelijk UK en Frankrijk; Turkije groter dan Italië. En Nigeria en Vietnam zullen waarschijnlijk de snelst groeiende economieën tussen nu en 2050 worden. Dit alles laat echter onverlet dat de gemiddelde welvaart in Europa, weliswaar tanende, maar nog steeds relatief hoger zal zijn dan in deze opkomende landen. Wat deze twee majeure global shifts (naar demografie en economie) voor Vlaanderen betekent is daarmee nog allerminst zeker. Dat komt doordat groei, krimp en stagnatie niet overal gelijkelijk neerdalen. Er kunnen grote verschillen tussen regio’s, plaatsen en zelfs wijken voordoen. Echter in algemene zin wordt duidelijk dat Europa grofweg zal stagneren, zowel wat betreft bevolking als economie. Dat maakt dat men meer dan vroeger uitermate voorzichtig zal moeten zijn om trends uit het verleden zomaar door te trekken naar de toekomst. Bijvoorbeeld: het nu bepalen dat voor de komende decennia weer 300.000 nieuwe woningen nodig zijn en zoveel hectaren bedrijfsterreinen om
  • 4. 4 daarna wellicht in een overaanbod situatie te geraken (á la China), kan wellicht het paard achter de wagen spannen. Eenmaal ingericht, ben je er immers niet zomaar vanaf. Een meer adaptieve koers, ook programmatisch lijkt nodig. En dat is het beste te doen stapje voor stapje, en binnen cq. vanuit de bestaande voorraad redenerend. Want als UN en PWC gelijk krijgen zal het grofweg gaan om vergrijzing, verdunning, en (nieuwe cq. 2e/3e generatie) migranten; alsmede uitbouw van de bestaande economische sterktes. Dat vraag vooral om het op peil houden, en om de vernieuwing en diversificatie van de bestaande (vaak erg eenzijdige voorraad) aan de nieuwe eisen. Het vereist het redeneren vanuit het bestaande, in plaats vanuit nieuwe uitbreidingen. Want dat laatste kan niet alleen overbodig zijn, cq. moeilijke brownfields achterlaten, maar ook broodnodige (voorraad) innovatie in de kiem smoren. Daarnaast wordt duidelijk dat, zoals gezegd, zich ook binnen relatief stagnerende continenten grote verschillen en tegenstellingen zullen voordoen. De (grote) stad is niet het algemeen panacee als verondersteld (Glaeser 2011). Er zullen shrinking en booming cities voorkomen (net als thans de Rust-Belt staat tegenover Silicon Valley in de USA) (Oswalt 2005). In algemene, structurele termen wordt verwacht dat meer nog dan de (meer consumptief gefocuste) Capital Metropolises, vooral de grote Global Delta Metropolises aan belang zullen winnen (Boelens 2009). Dit zijn uitgestrekte urbane regio’s van (middel)grote en klein-stedelijke urbane nederzettingen langs de estuaria van grote wereld rivieren, die dankzij hun ligging en verspreide densiteit veel goedkoper (en daarmee risicovoller) kunnen innoveren, produceren en handel drijven dan de grote mononucleaire en dichte Capitals kunnen doen. In dit Vlaamse geval betreft dat de Eurodelta van de Rijn-Maas-Schelde; het Metropolitaan Deltagebied van circa 35 miljoen mensen, 25 hoofdkantoren van de Global Fortune 500, strategische productie en r&d vestigingen op circa 90.000 km2, die (als geheel) concurreert op wereldniveau. Juist dit EuroDelta Metropolitaan kerngebied wordt van oudsher gekarakteriseerd als een uitermate adaptieve regio, flexibel inspelend op de voortdurend veranderende omstandigheden van natuur en klimaat, in een gezond concullega perspectief: het intern elkaar beconcurreren waar het kan, en het samenwerken wanneer (externe) politieke, economische of zelfs sociaal-ecologische omstandigheden daarom vragen. Dat is in grote lijnen wat de context voor het BRV is. Het is dan ook verwonderlijk dat in de werktekst
  • 5. 5 zo weinig (concullega) samenwerking met de omgeving wordt gezocht. Het is ook verwonderlijk dat in de werktekst weinig van daarmee verbonden algemeen evolutionair-economisch ingeburgerde concepten als de ARA, ELAt, Borrowed size, sociaal-economische cluster- en netwerkvorming etc. wordt tegengekomen; integendeel men houdt vast aan sterk verouderde en eigenlijk obsolete concepten als gebiedsgerichte werking, ijzeren voorraad, logistiek etc. Echter de nieuwste evolutionair-economische inzichten hebben allang de focus verlegd naar de bedrijven zelf en hun (ruimtelijke, politieke, sociale, institutionele…. etc.) inbedding in een grotere omgeving (Boschma & Frenken 2011). Om die brede adaptieve context van de Eurodelta uit te buiten moet men naar de betreffende actor-netwerken zelf, voorbij generieke concepten en al te snel bepaalde algemene normering omtrent gebiedsgerichte regio’s en bijbehorende jurisprudentie; in een open proces met de omgeving, zowel naar geografie, thematiek en probleemstelling. Dat zijn de bepalende factoren voor regiovorming (op en dwars door alle schaalniveau’s heen overigens). B. Tijd-ruimte reflectie Dat wordt nog extra versterkt doordat onder die invloed van de voortschrijdende netwerk-economie ook de basisbegrippen voor een goede ruimtelijke planning – i.c. Tijd en Ruimte – aan het schuiven zijn gegaan. Ruimtelijke planning doet immers van oorsprong gerichte en concrete voorstellen voor de ruimtelijke inrichting op basis van een ver en gedegen zicht op tijd; zulks ter wille van de samenleving, zoals er sinds de eerste academisch planoloog Willem Steigenga (1913-1973) vaak aan toegevoegd wordt. Maar bestaat die SAMENLEVING nog wel of is er niet eerder sprake van vele samenlevingen, die in wisselende samenstellingen gelijktijdig in veel richtingen bewegen? In vergelijkbare zin is het dan ook de vraag of er nog wel één tijd dimensie bestaat, alsmede één ruimte dimensie, als een soort neutraal platform of podium waarop diverse functies kunnen plaatsnemen. Want als het waar is dat de ruimte door de mensen wordt gemaakt, net als omgekeerd de ruimte die mensen maakt, en als het waar is dat onze samenleving pluralistisch geworden is, dan zijn er ook vele tijd-ruimten. Refererend aan de verhelderende The City as an Egg metafoor van Cedric Price (1992) - met opeenvolgend het mercantiele gekookte ei, het industriële gebakken ei en het
  • 6. 6 telematica roerei – en refererend aan de prachtige trilogie over de Network Society van Manuel Castells (1996-1998) zijn er op zijn minst drie van die tijd-ruimten. Castells onderscheidt bijvoorbeeld ten eerste de longue durée tijd van Fernand Braudel (1984) en de daarmee verbonden glaciale geografische ruimte, die onder invloed van natuurlijke processen en menselijke ingrijpen slechts langzaam verandert. Dat is doorgaans het tijd-ruimte begrip waarmee landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen en planologen graag werken. Het geeft immers houvast in een min of meer lineair patroon van gisteren, via vandaag naar morgen; waarmee ervaringen uit het verleden ingezet kunnen worden richting voorspellingen voor de toekomst. Met de industriële revolutie, de introductie van de spoorwegen en de uitvinding van de 24 uur, 60 minuten, 60 seconden klok-tijd (omdat de lokale zonwijzer niet meer voldeed) ontstond er echter ook een soort cineastische ruimte, waarbij de omgeving in steeds hogere snelheden ‘filmisch’ voorbij raasde en eigenlijk alleen de punten van vertrek en aankomst nog van belang waren. Planologische inzetten werden genoodzaakt hier punctueel te worden, op het juiste moment en juiste plaats: just in space-time (JIST). Met de informatie- en telecommunicatie revolutie van de afgelopen decennia is er echter weer een derde type tijd-ruimte opgekomen. Dit is de virtuele ruimte van cyberspace, waarbij men in split seconds naar de andere kant van de wereld kan reizen en toekomst, verleden en heden (potentieel) ook naar gelieve kan uitwisselen. Met overal internet, facebook, twitter etc. maakt die virtuele werkelijkheid een steeds groter deel van ons leven uit en beïnvloedt daarmee ook steeds meer de reële ruimte. Deze ruimte is dan steeds volatieler geworden, fuzzy en relationeel: gebeurtenissen hier hebben direct impact daar en een beurskrach in New York direct impact op de huizenmarkt hier. Figuur 1: De tijd-ruimte dimensies van de mercantilistische, industriële en post-industriële stad (Price 1992, Boelens 1994, Castells 1996)
  • 7. 7 Waar Cedric Price er nog van uitging dat de ene tijd-ruimte (bijv. die van Braudel) nog ingehaald werd door de andere (bijv. de industriële kloktijd en netwerkruimte), plaatst Castells ze echter nadrukkelijk naast elkaar. De huidige ontwikkelingen worden gelijktijdig door de driving forces van alle drie tijd-ruimten bepaald. Dat maakt de ruimtelijke ontwikkeling thans ook uitermate complex, a-lineair, en soms tegenstrijdig. C. Complexiteit In de afgelopen tien jaar hebben complexiteitstheorieën dan ook hun toenemende weg gevonden binnen de ruimtelijke planning wetenschappen. Als gevolg van de voornoemde ontwikkelingen is de actuele werkelijkheid immers uitermate complex geworden. Die multi-gelaagde werkelijkheid is niet zomaar van een nieuw (lange termijn) plan of een nieuwe eenduidige en algemeen aanvaarde koers te voorzien. Cruciaal is hier echter een onderscheid te maken tussen gecompliceerde en complexe systemen. Want in die ruimtelijke werkelijkheid wordt vaak over een complex probleem gesproken, terwijl men het eigenlijk over een gecompliceerd probleem heeft. Een klok is bijvoorbeeld een gecompliceerd systeem, net als een computer, een smart- phone, turbomachine of andere hoog-technologische instrumenten. Het bestaat uit diverse, min of meer zelfstandige elementen, die gezamenlijk evenwel in elkaar grijpen en uiteindelijk een uurwerk, machine of communicatiemiddel doen werken. De structuur waarin dat gebeurt ligt min of meer vast. Dus is het bij disfunctioneren, niet voor een ieder, maar wel voor een specialist in principe gegeven het radartje op te sporen waardoor het apparaat of systeem kapot is, deze te repareren of te vervangen, om het vervolgens weer te doen laten werken. Bij een complex systeem is het precies andersom. Neem bijvoorbeeld het weer. Hier zijn de afzonderlijke natuurlijke elementen en onderdelen, die dat weer bepalen, weliswaar gegeven en (nagenoeg) over de gehele wereld hetzelfde, maar zijn de mechanismen en de structuur waartoe al die onderdelen zich tot elkaar verhouden telkens weer anders. Hier zijn niet de deeltjes, maar is vooral de situationele samenstelling (naar wisselende tijden en plaatsen) doorslaggevend. Daarom is het weer ook zo moeilijk voorspelbaar; soms wel in algemene zin, maar nooit precies, terwijl men ook voortdurend voor verassingen en onverwachte dingen komt te staan. Daarom is het streven naar complexiteit- of transitiemanagement ook zo raar; want heeft u ooit gehoord van het succesvol managen van het weer?
  • 8. 8 Een gecompliceerd systeem is feitelijk een ‘dood’ systeem; een complex systeem is daarentegen in hoge mate ‘levend’, uitermate veranderlijk, soms chaotisch, ongrijpbaar en wisselend. Net als het weer vraagt zo’n systeem er om, dit gewoon te accepteren, de onderliggende structuren zo goed mogelijk te begrijpen, zich daarmee te vereenzelvigen en daarmee adaptief en co-evolutionair om te gaan; ipv. deze zo nodig (co-productief en/of strategisch) te willen managen richting een bepaalde, vooraf gegeven visie. Het vraagt met andere woorden om ‘planning of undefined becoming’. Maar wat is hier dan nog mogelijk voor ruimtelijke planners, zo hoor ik u denken, als alles chaotisch is, complex en a-lineair nog vele kanten op kan. In dit verband geven de natuurwetenschappen ons mogelijk uitkomst. Want zij leren dat complexe systemen ook gekarakteriseerd worden door twee belangrijke mechanismen: a) dissipatie (dat wil zeggen dat complexe systemen energie ontlenen aan hun omgeving en deze gedurende het proces ook iteratief weer afgeven) en b) zelforganisatie (dat wil zeggen dat complexe systemen niet geheel chaotisch zijn, maar dat er daarbinnen ook al dan niet tijdelijk vormen van organisatie tussen de elementen ontstaan) (Priogine & Stengers 1984). Met name dit biedt mogelijk houvast om onze eigen rol als ruimtelijk planner in de complexe werkelijkheid geëngageerd te bepalen. Cruciaal is blijkbaar a) een scherp beeld op de context waarin een of andere planning actie plaatsvindt (teneinde de mogelijkheden en impact van energie uitwisseling te kunnen inschatten en te bevorderen) en b) een scherp beeld op de mogelijk betrokken actoren uit de burgerij, bedrijfsleven en overheid (teneinde de mogelijkheid van zelfredzaamheid en onderlinge samenwerking in te kunnen schatten en dit eventueel in een bepaalde, meer duurzame of gewenste richting te versterken). Echter hoe dat te doen? Want gegeven de veelheid en volatiliteit van de werkelijkheid is ook de ruimtelijke planner niet alles gegeven. En zowel de actualiteit als zeker de toekomst is ongewis. Maar ook hier bieden de natuurwetenschappen uitkomst. Want er zijn vele vormen van grijs tussen zwart en wit. In algemene theoretische zin, maar ook gestaafd door empirische studies, kunnen zich hier in beginsel vier situaties voordoen afhankelijk van de robuustheid/volatiliteit van de context of de zekerheid/onzekerheid over de (mogelijk wisselende) betrokken actoren. Dit zijn eigenlijk verschillende velden of intensiteiten van complexiteit waarbij
  • 9. 9 de planner zijn houding in complexiteit telkens opnieuw dient te bepalen: van linksboven naar rechtsonder neemt de complexiteit daarbij toe (Boelens 2015, Verbeek/Boelens 2016, Terryn/Boelens/Pisman 2016). ACTOREN Vast en zeker Sterk wisselend CONTEXT Robuust In Evenwicht Multi-focaal Volatiel Adaptief Co-evolutionair Tabel 1: Vier mogelijke model complexe situaties D. Een veelheid aan rollen Deze verschillende vormen van complexiteit vragen niet alleen om verschillende attitudes, maar ook om verschillende rollen en aanpakken van ruimtelijke planners. Samenwerking is daarbij cruciaal om voorbij de chaos te komen. Maar die samenwerking is – zoals gezegd - eenmaal tot stand gebracht in onze volatiele en veranderlijke samenwerking geen wet van Meden en Persen. Een systeem, organisatie, coalitie of afspraak door samenwerking tot stand gebracht kan immers afhankelijk van wijzigingen intern of veranderingen in de omgeving plots ook van het ene veld naar een andere bewegen: van evenwicht naar disbalans of zelfs chaos, net als omgekeerd. Net als een vulkaan na decennia van rust, plotseling op uitbarsten kan staan, en vervolgens ook weer onverwacht kan inslapen. Het ultieme streven van ruimtelijk planners in complexe situaties is daarmee niet om die werkelijkheid ‘in het keurslijf van zijn of haar visie’ of ‘een oorspronkelijke collaboratie’ te dwingen; zulks ter wille van het ene of andere idee fixe over de enige echte, juiste of meest rechtvaardige samenleving. Eerder zou het ultieme streven van ruimtelijke planners er op gericht moeten zijn de verschillende samenlevingen dusdanig functioneel-fysiek, sociaal-economisch en ruimtelijk-politiek in te richten dat deze tal van dergelijke onverwachte in- en externe schokken op kan vangen, en in te kapselen zonder om te vallen. Meer dan het concept duurzaamheid komt daarmee dan het concept veerkracht centraal te staan; meer dan de bescherming van de ‘zwakke belangen’, het mogelijk maken en bevorderen van zelfredzaamheid. State of the art onderzoek laat zien dat in een dergelijke (zelfredzame) samenwerkingen doorgaans vier stappen te onderscheiden zijn. Wat betreft de actor-netwerk theorie (Callon 1986) gaat het daarbij doorgaans om problematization-interessment-enrollment-
  • 10. 10 mobilisation of allies; bij de vorming van nieuwe collectieven (Latour 2005) over wonderment-consultation-hierarchy-institutionalisation; bij transitiemanagement (Rotmans 2001, Geels 2006) om experimenteren-opvolgen-paden uitstippelen- verankeren…..etc. Elk van deze translatiemomenten kan met gerichte acties naar een volgende fase wel degelijk met een of andere actie bevorderd worden, alhoewel zij soms ook door elkaar heen spelen of gelijktijdig aan de orde zijn. Gericht onderzoek dat onder de leerstoel Ruimtelijke Planning van de UGent (en voordien UUtrecht) de afgelopen 10 jaar is verricht, laat zien dat deze momenten en daarmee gepaard gaande rollen ook in de ruimtelijke planning (kunnen) spelen. Daarbij komen de volgende vier mogelijke translatie momenten naar voren (Sanders/Hillier 2009, Boelens 2010, Boelens/De Roo 2014, Boonstra 2015, Boelens 2015): Callon 1987 Latour 2004 Geels 2006 Sanders 2009 Boonstra 2015 Boelens 2011/ 2015 problematization wonderment experimenteren tracing decoding exploring interessement consultation opvolgen mapping expanding navigating enrollment hierarchy paden uitstippelen diagramming contracting boundary spanning alliesmobilisation institutionalisation verankeren agencying coding conditioning Tabel 2: Vier rollen in de stimulering van (zelfgeorganiseerde) samenwerking Ik ga even door op de laatste kolom. Explorers: Dit betreft niet alleen de gedegen verkenning van de (soms sterk veranderlijke) context voor concrete planningacties, zoals de specifieke eigenaardigheden van een gebied, haar gebruiken, formele en informele institutionele kaders, de eigenheden van een problematiek, thematiek en kadering in grotere wereldwijde tendensen…. etc. Maar dit betreft ook een gedegen verkenning naar de mogelijk betrokken actoren in de burgerij, bij het bedrijfsleven en (semi)overheden onderscheiden naar de stake- en shareholders (de trekkers en de duwers); zowel de menselijk als de niet-menselijk, waaronder bijvoorbeeld nieuw ontwikkelde technologieën en/of factoren van betekenis worden verstaan die ontwikkelingen kunnen bevorderen of frustreren. De explorers zijn dus fundamenteel voor de bepaling van het speelveld van waaruit wordt vertrokken naar eventueel nog onbekende velden. Navigators: Wanneer het speelveld is bepaald en de aanvankelijke actoren in eerste instantie gekend of ontdekt zijn, komen deze ruimtelijke planners in actie. Zij hebben doorgaans andere (sociale en communicatieve) vaardigheden dan de (meer
  • 11. 11 ‘ontdekkende’ van de) explorers, doordat zij navigeren tussen de actoren (de burgers, bedrijven en overheden) om hun te bewegen coalities te sluiten, teneinde oplossingen te realiseren, waarin voor elk een meerwaarde zit en die daarmee de veerkracht van de coalitie ten goede komen. In dat proces kunnen ook nieuwe actoren binnenkomen, dan wel anderen het speelveld verlaten. Ook in dat proces wordt duidelijk wie als meest bepalend, dan wel doorslaggevend boven komt drijven, en wie er eigenlijk bijhangt of belangrijk is om een en ander te faciliteren. Tegelijkertijd worden hier gegeven de situationele context windows of opportunity geschetst die dissipatief de ruimtelijk- ecologische of sociaal-economische veerkracht van die context kunnen bevorderen, en omgekeerd het actor-netwerk richting geven. Navigators geven daarmee feitelijk richting aan het speelveld; binnen, maar ook voorbij de oorspronkelijke kaders. Boundary Spanners: Zij zijn de ruimtelijke planners die grenzen kunnen overstijgen en nieuwe kunnen spannen. Doorgaans is ruimtelijke planning immers doordrenkt door tal van interesses en belangen, die zich ook in diverse disciplines of werkvelden (zelf)georganiseerd hebben: van de economische, sociale, demografische en woningbouw disciplines tot de ecologische, landbouw, milieu en landschappelijke disciplines. Daarnaast zijn er ook disciplines (zoals bijv. de zorg, culturele sector, postbezorging, energievoorziening, etc.) die zich tot nu toe nauwelijks met ruimtelijke planning bezig (hebben ge)houden, maar van toenemend belang worden voor een ruimtelijk veerkrachtige ontwikkeling. In de afgelopen tijd hebben al die disciplines zich in diverse richtingen ontwikkeld, met eigen belangen, methoden en werkwijzen. Hier maakt het derhalve weinig zin om al deze disciplines weer in een of andere overkoepelende visie te integreren. Eerder is het nodig in concrete situaties innovatieve cross-overs voor te stellen, die wederzijds nut en meerwaarde opleveren voor elk van de betrokken disciplines en interesses. Boundary spanners hebben daarmee een open geest om dat te kunnen bereiken, maar ook voldoende operationeel vermogen om realiseerbare, ‘laag bij de grondse oplossingen’ te kunnen voorstellen. Zij zijn daarmee wellicht ruimtelijke planners, maar kunnen voorbij die expertise komen om daarmee verrassende en discipline verruimende oplossingen te kunnen bereiken. Conditioneerders: Tenslotte gaat dit ook allemaal niet werken als er geen condities zijn die al deze acties (richting zelfgeorganiseerde veerkracht) kaderen of stimuleren.
  • 12. 12 Conditieplanning heeft daarmee twee instrumentele acties: de krijtlijn en de inspiratie. Aan de ene kant gaat het bij conditieplanning om framing waarbinnen de ruimtelijke acties kunnen plaatsvinden, maar aan de andere kant ook om de inspiratie tot zoveel mogelijk zelforganisatie richting een grotere veerkracht van de samen leving met het Vlaamse land. Het gaat niet alleen om de bepaling en het handhaven van wat niet mag, maar ook om de stimulering en continue bevordering van wat wel moet of nodig is. Dat maakt van conditioneerders schizofrene planners. Men moet zowel een en ander vastleggen in strikte regels en generieke wetgeving, maar aan de andere kant die wetgeving zo nodig ook flexibel hanteren mocht dat situationele veerkracht ten goede komen. Daarenboven is dat wat morgen mogelijk moet of nodig is, thans nog niet altijd gekend. Die conditionele veerkracht speelt zich daarmee niet alleen binnen het vooraf bepaalde speelveld af, padafhankelijk, maar mogelijk ook daarbuiten. E. BRV Als al deze gedachtenspinsels niet geheel de plank misslaan, wat betekent dit dan allemaal voor een hernieuwd Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dan wel de ruimtelijke planning op Vlaamse Niveau. Ten eerste dat we voorbij dat Plan moeten komen en beseffen dat dit plan geen doel, maar middel is! Vooral een middel om richting een meer veerkrachtige Vlaamse samenlevingsvormen met het land te komen. Daartoe dient het Plan dan zelf te kaderen en te stimuleren. En als we in dat opzicht naar de eerste werkteksten van de BRV kijken dan doet het noch het één, noch het ander. Om toekomstige ontwikkelingen te kaderen of te framen is het té vaag en onbepaald om dat te kunnen doen; om diverse samenwerkingen en cross-overs te kunnen inspireren zonder de toekomst bij voorbaat vast te leggen is het te weinig uitdagend en open. Daarenboven dient men hier te beseffen dat het een niet zonder het ander kan; het vraagt om afgestemde inspiratie- en kaderstelling. Tegelijkertijd worden alle andere rollen van de Vlaamse ruimtelijke planning thans nog nauwelijks (goed) ingevuld; terwijl die rollen wel die BRV moeten vullen, net als zij omgekeerd door het BRV ‘gevoed’ moeten worden: dissipatief. Wat betreft exploring gebeurt er wel wat onderzoek binnen het Vlaams Gewest en is er wel wat onderzoek gebeurd in de Steunpunten, maar deze vinden nog nauwelijks hun
  • 13. 13 doorwerking binnen het beleidsproces, laat staan dat deze situationeel geconcretiseerd worden.* Wat betreft navigating zijn er wel wat eerste aanzetten geleverd in de zogeheten TOP- projecten van het Vlaamse Gewest, maar deze blijven toch doorgaans beperkt tot onderhandelingen en collaboratie tussen de usual suspects van het Vlaamse beleid (de overheden en de intermediaire organisaties), waardoor zij nauwelijks écht veerkrachtige allianties met de echte stakeholders in het veld kunnen bereiken. En wat betreft boundary spanning blijft ook de relatie met andere disciplines, thema’s, probleem- en interessevelden etc. doorgaans beperkt tot overleg tussen de departementen, zodat van werkelijke disciplinaire en/of verrassende cross-overs nauwelijks sprake kan zijn. Elk van deze rollen vraagt derhalve meer gerichte invulling, alsmede afstemming op elkaar. Om dat nog wat scherper te krijgen, zal ik dat nog wat verder uitwerken voor 7 cruciale uitdagingen, die ik indertijd in 2011 al voor de PlanDag had geformuleerd: De planning van de toekomst, de toekomst van planning. Het gaat me daarbij nu even niet om de concrete invulling, maar wel om de dubbele richting die daarbij aan de orde is. Voorts zal ik me daartoe – gegeven de beperkte tijd en ruimte van deze inspiratietekst – voorlopig even beperken tot de conditionerende rol van het BRV zowel voor de krijtlijnen als in inspirerende zin. De andere blijven als dissipatieve voeding en vulling evenwel aandacht vragen. F. Een Zeven Punten Agenda In plaats van een plan, stel ik hier een agenda voor. Een plan veronderstelt uitvoering, terwijl een agenda weliswaar richtinggevende thema’s stelt, maar veel meer open is en verschillende uitwerkingen mogelijk maakt. Ook beperk ik mij hier tot zeven, niet alleen omdat dat een mooi symbolisch getal is, maar ook overzichtelijk genoeg om de diverse uitdagingen gedurende de tijd aan elkaar te verbinden. 1. Klimaat verandering De eerste betreft de klimaatverandering. Er zijn hier twee elementen die een directe impact hebben op de ruimtelijke inrichting: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. * Zie bijvoorbeeld ook het RaRO-advies en het VRP-advies
  • 14. 14 Krijtlijnen: De eerste betreft een nadrukkelijke ruimtelijke framing van menselijke en bedrijfsmatige activiteiten om de klimaat verandering te beperken, dan wel op zijn minst te stabiliseren. Hier is een scherpe kaderstelling van milieu uitstoot nodig, alsmede een situationele ruimtelijke afstemming van activiteiten (zoals nabijheid wonen/werken of verdere uitsluiting van uitleg in overstromingsgebieden etc.). Inspiratie: Adaptatie vraagt echter niet alleen of zozeer van ruimte voor civiel- technische ingrepen (zoals bijv. hogere dijken, of meer infiltratiemogelijkheden), maar ook ruimte voor de rivier overstromingen of groen/blauwe dooradering in steden (tbv. het UHIeffect), dan wel ruimte en legislatie voor de bevordering van klimaatadaptieve sociaal-economische veerkracht bij de Vlaamse bevolking en bedrijfsleven zelf. 2. Energie transitie De tweede betreft de ruimtelijke facilitering van de noodzakelijke energietransitie, gegeven de uitputting van de fossiele brandstoffen, maar ook de enorme (en nog steeds niet gekapitaliseerde) ruimtelijke en milieu impact van andere energiebronnen. Krijtlijnen: Nodig is hier een krachtige keuze en framing van de transitie koers op de lange termijn, met heldere fasering en bijbehorende translatie momenten. Het ophouden van de kerncentrales nu legt immers een krachtig deficit op elke innovatie thans. Inspiratie: Tegelijkertijd zijn conditionerende maatregelen nodig om duurzame en zelfvoorzienende energie innovaties te simuleren. Hier gaat het bijvoorbeeld om het mogelijk maken van micro-grids achter de regionale en nationale netten, om het stimuleren van zelfvoorzienende energiecorporaties waarbij lusten en lasten worden gedeeld, om de bevordering van bijv. co-housing of co-working projecten, aangezien ervaring leert dat deze verrassende groepsinnovaties mogelijk maken buiten de oorspronkelijke intenties om etc. Ook hier zijn scherpe cross-overs nodig. 3. Groei versus stagnatie Zoals gezegd, is de verwachting dat de komende tijd nog sterker dan voorheen gekenmerkte door een grotere diversiteit van groei en krimp. Dat speelt op mondiaal niveau (Noord-Zuid), Europees niveau (Blauwe Banaan-perifere regio’s), Vlaams Niveau (Ruit-Westhoek), als ook op stedelijk niveau (TOP-Achterstand gebieden). Krijtlijnen: Nodig is een scherpe analyse en monitoring van uiteenlopende ontwikkelingen: Zowel de booming, als shrinking gebieden vragen intensieve aandacht,
  • 15. 15 alsmede de cohesie tussen beide. Verhandelbare ontwikkelingsrechten vragen hier aandacht; evenwel gebiedsgericht en niet algemeen, afgestemd op manifeste excessen. Inspiratie: Tegelijkertijd dient het BRV zelfwerkzaamheid in shrinking gebieden mogelijk te maken en te stimuleren. Hier is een meer soepeler regime op het gebied van functie- transformatie aan de orde en een meer strikter regime in de booming gebieden. In de shrinking regio’s kan wellicht gedacht worden aan het bewust stimuleren van een ‘recologisering’ met behulp van innovatieve concepten op het gebied van relatieve autarkie, recreatie en toerisme; in de booming gebieden aan nieuwe ontwikkel- en financieringsmodellen van multi-functionaliteit. 4. Van kwantiteit naar kwaliteit Ondanks de voornoemde regionale verschillen, zal in algemene zin Vlaanderen (net als de rest van Europa) in de komende eeuw naar verwachting te maken krijgen met een stagnerende bevolking en economie. Daarnaast vraagt de post-industriële tijd niet om massa-productie en nog weer eens van hetzelfde, maar om (naar tijd en plaats) custom productie/distributie, alsmede om kwalitatieve diversiteit naar functie en omgeving. Krijtlijnen: Dat vraagt er om dat het BRV (weliswaar nog steeds uitgaande van regelmatig bijgestelde prognose ramingen) afstapt van een scherpe (lange termijn) programmering. Gegeven de diversiteit naar demografie vraagt de komende tijd niet om aantallen, maar om een scherpere differentiatie naar woningvoorraad, afgestemd op de veranderende vraag. Inspiratie: Het BRV zou het via wetgeving en stimulerende maatregelen mogelijk moeten maken om binnen de bestaande (relatief eenzijdige) woning- en bedrijfsterreinvoorraad van binnenuit een veel grotere diversiteit te bevorderen via bijvoorbeeld het samenvoegen, splitsen, verbouwen en vernieuwen van bestaande woningen cq. bedrijfsterreinen, adaptief afgestemd op de behoefte en kansen cq. mogelijkheden in de omgeving. 5. Governance van Adaptive-Mobility Hetzelfde geldt voor mobiliteit. Het is bekend dat de bouw van nieuwe spoor- of weginfrastructuur de files niet oplost; integendeel eerder nieuwe mobiliteit stimuleert. Met de technologische innovaties en het (mede)gebruik van vervoermiddelen is ipv. hardware, veel meer beleid nodig voor software en orgware van het vraagstuk.
  • 16. 16 Krijtlijnen: Dat vraagt om een scherpe framing door het BRV hoe op basis van de veranderende mobiliteit (meer hybride, elektrisch, automatisch of zelfs waterstof) tot een veel effectievere afstemming van ruimtelijke inrichting en mobiliteit gekomen kan worden. Minder milieu uitstoot en geluidsoverlast van de auto’s zelf maakt immers nieuwe structuren mogelijk, en mobiliteit als cruciaal onderdeel van de energietransitie. Inspiratie: Verschillende medegebruik en deelsystemen hebben elk hun eigen logistieke en ruimtelijke karakteristieken. Inzicht in de conditionerende ruimtelijke mogelijkheden van elk van deze systemen blijft nog sterk achter; laat staan inzicht in hun onderlinge interactie. Gewenst is zelforganiserende experimenten te stimuleren binnen- en interstedelijk, richting co-evolutie van de ruimtelijke context en in elkaar grijpende mobiele-motiele deelsystemen. 6. Co-evolutionair welzijn/welvaart beleid De werktekst van BRV zet nog zwaar in op het traditioneel via bedrijfsterreinen beleid aantrekken en (ruimtelijk) faciliteren van de kenniseconomie en klassieke logistiek. Co- evolutionair economisch geografen hebben al langer begrepen dat het niet gaat om die klassieke gateway-, mainport- en toplocatie strategieën, en allerminst om de daarbij gebruikte methoden, maar om het analyseren van de specifieke innovatieve bedrijven zelf, het bevorderen van netwerk-, meer dan clustervorming en daarmee hun economische, politieke, institutionele en ruimtelijke inbedding in een grotere omgeving. Krijtlijnen: Dat vraagt om een BRV die scherpe indelingen tussen de primaire, secundaire, tertiaire, quartaire.. sector verlaat, alsmede die tussen stedelijke en haveneconomie, ambachtelijke en high tech economie etc. maar eerder op zoek gaat naar potentiële cross-overs daartussen. Inspiratie: Bedrijven stimuleren op zoek te gaan naar nieuwe economische netwerken met hun (economische, politieke, sociale, ruimtelijke,….etc.) omgeving. Op basis van de topsectoren in Vlaanderen kunnen hier focusbedrijven/clusters aangewezen worden om hun brede (politieke, institutionele, ruimtelijk-economische…) embeddedness in Vlaanderen te versterken, teneinde hun niet alleen duurzaam voor Vlaanderen te behouden, maar ook doorgroei mogelijk te maken en spin-offs te versterken.
  • 17. 17 7. Food en ecosysteem diensten Open ruimte beleid is alleen maar veerkrachtig en duurzaam indien het gesteund wordt door een overtuigend narratief, met brede interesse bij bevolking en bedrijfsleven, en derhalve een helder ruimtelijk-economisch belang. Ook thans niet-geld uitgedrukte waarden dienen daarbij gekapitaliseerd te worden. Krijtlijnen: Op basis van een concrete kapitalisatie van ecologische en landschappelijke waarden is een scherpe en heldere afbakening van gewenste open ruimten in eerste instantie tot op perceel niveau nodig: wat valt er in en wat niet. Cruciaal is echter dat dergelijke grenzen hard, maar niet strikt gehanteerd worden. Al naar gelang maatschappelijke waarden veranderen, kan immers ook de kapitalisatie van de open ruimten veranderen. Belangrijk is hier echter de omgekeerde en dubbele bewijslast, zowel specifiek als algemeen. Niet de eenmaal samen bepaalde ecologisch, landschappelijk waardevolle of open agrarische ruimte dient een eventueel inbreuk tegen te gaan, maar omgekeerd die inbreuk dient haar maatschappelijke meerwaarde met alle kapitalisaties te bewijzen in algemene (ook niet-economische) zin. Inspiratie: Aanvullend is het nodig dat een dergelijke open ruime levensvatbaar op de lange termijn wordt. Slow food, ofwel ecosysteemdiensten in het algemeen kan zo’n narratief vormen. In beide gevallen is de economische toegevoegde waarde een cruciaal punt van aandacht. Het BRV dient regiospecifiek diensten binnen de open ruimte te stimuleren die enerzijds geld opleveren en anderzijds de verduurzaming van die ruimte bevorderen. Uitleiding: Naar horizontale samenwerking Cruciaal bij elk van de voornoemde agendapunten dat er sprake is van een ‘horizontale samenwerking’ tussen de onderscheiden partners van overheid, bedrijfsleven en burgerij, voorbij de ‘usual suspects’ maar concreet met de voeten in de alledaagse praktijk; dit volgens een zogeheten ‘flat ontology’; van buiten de discipline naar binnen redenerend. Het BRV zou daarvoor de krijtlijnen moeten bieden, als tegelijkertijd nieuwe inspireren. Dat biedt dan een verantwoorde basis om in het verlengde daarvan via de thema- en gebiedsgerichte explorers, navigators en boundary spanners, met de betrokken stake- en shareholders die uitdagingen dan te gaan verzilveren; om daarmee dan open en iteratief het BRV weer te vullen, die op haar beurt etc.
  • 18. 18 Dat vraagt dan ook om voorbij de strategie van co-productie te gaan. Want een dergelijk strategisch handelen vraagt om een vergezicht, die doorgaans door de overheid (al of niet zuiver democratisch) wordt bepaald, om vervolgens andere actoren te vragen om dat vergezicht met haar co-productief in te vullen, zulks ter wille van een of ander algemeen maatschappelijk welzijn. In een dergelijk handelen zit altijd een soort hiërarchisch perspectief; iemand bepaalt dat vergezicht, die gezamenlijk zou moeten worden nagestreefd; co-productief, mogelijk participatief, maar altijd van binnen naar buiten redenerend. Het hierboven geschetste perspectief vereist echter veel een grotere gelijkwaardigheid vanaf het begin, met een veel groter adaptief vermogen ten opzichte van zich wijzigende omstandigheden. De volatiliteit en complexiteit van de huidige samenleving (waarbij vergezichten vaak al verouderd zijn voordat hun inkt is opgedroogd) vraagt niet om co- productie, maar eerder om een co-evolutie tussen verschillende partners richting het in beginsel ‘ongedefinieerd meer veerkrachtig worden’ ten opzichte van die zich voortdurend wijzigende omstandigheden. Om niet geheel stuurloos te zijn kan een BRV met een voornoemd framing én inspirerend vermogen daartoe uitganspunten en condities bieden voor een verdere werkelijke en vruchtbare gezamenlijke invulling daarna. Samenwerking aan realisatie, kan dan realisatie door samenwerking worden; en dan geen loos concept zoals het doorgaans nu is.
  • 19. 19 Referenties  Boelens, Luuk (2005) Fluviology: a new approach of spatial planning. Inaugural lecture, Utrecht January 13th 2005.  Boelens, Luuk (2009) The Urban Connection; Rotterdam: O10-Publishers.  Boelens, Luuk (2010) Theorizing Practice and Practising Theory: Outlines for an actor-relational approach in planning; in: Planningtheory Vol 9(1) 2010, London: Sage Publications, 1-35,  Boelens, Luuk & Gert de Roo (2014) Planning of undefined becoming; From poststructuralism towards actor-relational opportunities; in: Planningtheory, http://plt.sagepub.com/content/early/2014/07/13/1473095214542631  Boelens, Luuk (2015) Governance of Mobile Complexity; Co-evolutionary management towards a resilient mobility in Flanders; in: Boelens, Luuk et al. (eds.) (2015) Adaptive Mobility; A new policy and research agenda on mobility in horizontal metropolises; In Planning Edition 2015, Groningen, pp. 191- 209, ISBN 978-94-91937-17-0 (print), 978-94-91937-18-7 (e-book).  Boonstra, Beitske (2015) Planning in an Age of Active Citizenship; A poststructuralist Agenda for Self Organization in Spatial Planning; Groningen: InPlanning  Boschma, R, Frenken K (2011) The emerging empirics of evolutionary economic geography, Papers in Evolutionary Economic Geography (PEEG) 1101, Utrecht University, Section of Economic Geography, revised Jan 2011.  Braudel, Fernand (1984) The perspectives of the World, London: Collins.  Callon M (1986) Some elements of a sociology of translation: domestication of the scallops and the fishermen of St Brieuc Bay, in: J. Law (ed.) Power, Action and Belief, a new sociology of knowledge? 196- 229, London: Routledge & Kegan Paul.  Castells, Manuel (1996) The Rise of the Network Society: Volume I of The Information Age: Economy, Society and Culture, Cambridge/Oxford: Blackwell.  Castells, Manuel (1997) The Power of Identity: Volume II of The Information Age: Economy, Society and Culture, Cambridge/Oxford: Blackwell.  Castells, Manuel (1998) End of the Millennium: Volume III of The Information Age: Economy, Society and Culture, Cambridge/Oxford: Blackwell.  Glaeser, Edward (2011). The Triumph of the City. How our greatest invention makes us ritcher, greener, healthier and happier. New York: Penguin.  Latour B (2005) Reassembling the Social: An Introduction to Actor-Network-Theory; Oxford: Oxford.  Oswalt, Philipp ed. (2005) Shrinking Cities: Volume 1, International Research; Ostfildern: Hatje Cantz.  Prigogine I, Strengers I (1984) Order out of Chaos – Man’s new dialogue with nature. London: Heinemann.  PWC (2015) World in 2050: Will the shift in global economic power continue?; London, www.pwc.co.uk/economics.  Rotmans, J. et.al. (2001) More evolution than revolution: Transition management in public policy; Foresight 3(1): 15-31.  Sanders, W (2009) Unmappables: Connecting people to possible worlds. In: Boelens L (2009). The Urban Connection An actor-relational approach to urban planning. Rotterdam: 010 Publishers, 166-179.  Terryn, Els, Luuk Boelens & Ann Pisman (2015) On the right track?: Evaluation as a tool to guide spatial transition; in: European Planning Studies  United Nations (2015) World Population Prospects; key finding & advance tables; New York, http://esa.un.org/unpd/wpp/publications/files/key_findings_wpp_2015.pdf.  Verbeek, Thomas & Luuk Boelens (2015) Environmental health in a complex city: a co-evolutionary approach; Journal of Environmental Planning and Management.