2. Genesis 50
14 Na zijn vader begraven te hebben,
keerde Jozef naar Egypte terug,
hij en zijn broeders
en allen, die waren meegegaan
om zijn vader te begraven.
vers 13:
Zijn zonen vervoerden hem
naar het land Kanaan, en zij begroeven hem
in de spelonk van het veld van Makpela,
welk veld, tegenover Mamre gelegen,
Abraham tot een eigen grafstede had gekocht
van de Hethiet Efron.
3. Genesis 50
14 Na zijn vader begraven te hebben,
keerde Jozef naar Egypte terug,
hij en zijn broeders
en allen, die waren meegegaan
om zijn vader te begraven.
4. Genesis 50
15 Toen Jozefs broeders zagen,
dat hun vader gestorven was, zeiden zij:
Als Jozef zich nu maar niet
op ons gaat wreken
en ons ten volle al het kwaad vergeldt,
dat wij hem hebben aangedaan.
d.w.z. inzagen, beseften
5. Genesis 50
15 Toen Jozefs broeders zagen,
dat hun vader gestorven was, zeiden zij:
Als Jozef zich nu maar niet
op ons gaat wreken
en ons ten volle al het kwaad vergeldt,
dat wij hem hebben aangedaan.
6. Genesis 50
16 Daarom zonden zij Jozef deze boodschap:
Uw vader heeft voor zijn sterven geboden:
7. Genesis 50
17 zo moet gij tot Jozef zeggen:
och, vergeef toch
de overtreding uwer broeders en hun zonde,
want zij hebben u kwaad aangedaan.
Nu dan, vergeef toch de overtreding
der dienaren van de God uws vaders.
En Jozef weende, toen men zo tot hem sprak.
8. Genesis 50
17 zo moet gij tot Jozef zeggen:
och, vergeef toch
de overtreding uwer broeders en hun zonde,
want zij hebben u kwaad aangedaan.
Nu dan, vergeef toch de overtreding
der dienaren van de God uws vaders.
En Jozef weende, toen men zo tot hem sprak.
voor de zevende en laatste keer in Genesis >
9. 1. Genesis 42:24
Toen (= Jozef hoort zijn broers over hem
praten) wendde hij zich van hen af en
weende...
2. Genesis 43:30
Toen (= ziet zijn broer Benjamin) haastte
Jozef zich weg, want zijn hart ging in
ontroering uit naar zijn broeder, en hij zocht
gelegenheid om te wenen; hij trad een
kamer binnen en weende daar.
10. 3. Genesis 45:14
Toen (=na de bekendmaking aan zijn
broers) viel hij zijn broeder Benjamin om de
hals en weende, en Benjamin weende aan
zijn hals.
4. Genesis 45:15
En hij kuste al zijn broeders hartelijk en
weende, hen omhelzende.
11. 5. Genesis 46:29
Toen hij hem (=Jakob) ontmoette, viel hij
hem om de hals en weende geruime tijd
aan zijn hals.
6. Genesis 50:1
Toen (=bij Jakobs sterven) wierp Jozef zich
op zijns vaders aangezicht en hij
beweende hem en kuste hem.
12. Genesis 50
18 Ook kwamen zijn broeders zelf,
wierpen zich voor hem neer en zeiden:
Zie, wij zijn u tot slaven.
13. Genesis 50
19 Maar Jozef zeide tot hen:
Vreest niet, want ben ik in Gods plaats?
d.w.z. zou ik anders doen dan God?
14. Genesis 50
20 Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht,
maar God heeft dat ten goede gedacht,
ten einde te doen, zoals heden het geval is:
een groot volk in het leven te behouden.
zie Genesis 45 >
15. Genesis 45
7 Daarom heeft God mij voor u uit
gezonden om u een voortbestaan te
verzekeren op aarde,
en om voor u een groot aantal geredden
in het leven te behouden.
8 Dus zijt gij het niet,
die mij hierheen gezonden hebt,
maar God...
16. Genesis 50
20 Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht,
maar God heeft dat ten goede gedacht,
ten einde te doen, zoals heden het geval is:
een groot volk in het leven te behouden.
d.w.z. het volk in Egypte
Egyptische naam van Jozef:
Zafnat-Paneach (Gen.41:45)
= Redder der wereld
17. Genesis 50
21 Vreest dus niet,
ik zal u onderhouden en ook uw kinderen.
Zo troostte hij hen en sprak tot hun hart.
18. Genesis 50
22 En Jozef bleef in Egypte wonen,
hij en zijns vaders huis;
en Jozef leefde honderd en tien jaar.
19. 2000 2100 2200 2300 2400 2500
geboorte Abram; 2000
geboorte Izaak; 2100
geboorte Jakob; 2160
Jakob komt naar Egypte; 2290
uittocht Egypte; 2500
geboorte Jozef; 2251
Jozef sterft; 2361
110 jaar
20. Genesis 50
23 En Jozef zag van Efraim
het derde geslacht;
ook de kinderen van Makir,
de zoon van Manasse,
werden op Jozefs knieen geboren.
Vergl. Gen.30:3
het woord 'knie' is hetzelfde woord als 'zegen'
21. Genesis 50
24 En Jozef zeide tot zijn broeders:
Ik ga sterven; God zal zeker naar u omzien
en u uit dit land voeren naar het land,
dat Hij Abraham, Isaak en Jakob
onder ede beloofd heeft.
22. Genesis 50
25 En Jozef deed
de zonen van Israel zweren:
God zal zeker naar u omzien;
dan zult gij mijn gebeente
van hier meevoeren.
23. Genesis 50
25 En Jozef deed
de zonen van Israel zweren:
God zal zeker naar u omzien;
dan zult gij mijn gebeente
van hier meevoeren.
zie Hebreeën 11 >
24. Hebreeën 11
22 Door het geloof heeft Jozef
aan het einde van zijn leven gewaagd
van de uittocht der kinderen Israels
en voorschriften gegeven
over zijn gebeente.
25. Genesis 50
26 En Jozef stierf, honderd en tien jaar oud,
en men balsemde hem,
en hij werd in een kist gelegd, in Egypte.
zoals zijn nakomeling Jozua...
Jozef: redde zijn volk in Egypte
Jozua: bracht zijn volk in het Beloofde Land
Jozua 24 >
26. Jozua 24
29 Het geschiedde na deze gebeurtenissen,
dat Jozua, de zoon van Nun, de knecht des
HEREN, stierf, honderd en tien jaar oud.
30 En men begroef hem binnen het gebied
van zijn erfdeel, te Timnat-serach op het
gebergte van Efraim...
(...)
de zoon van Jozef
– met eerstgeboorterecht!
27. Jozua 24
32 Het gebeente van Jozef,
dat de Israelieten uit Egypte
meegevoerd hadden,
heeft men te Sichem begraven,
in het stuk land, dat Jakob
voor honderd stukken geld
van de zonen van Hemor,
de vader van Sichem, gekocht had,
en dat de Jozefieten verkregen
tot een erfelijke bezitting.
28. Genesis 50
26 En Jozef stierf, honderd en tien jaar oud,
en men balsemde hem,
en hij werd in een kist gelegd, in Egypte.
Hebr. ARON
eerste voorkomen in de Bijbel
hetzelfde woord als voor 'ark' (van het verbond)
type van de opgewekte Christus
> hout (vergankelijk) overtrokken met goud
(onvergankelijk)
twee kisten voerde het volk mee naar het Land...