1. Reflectie Video 2MH3: Introductie Voeding en Vertering
Reflectie:
Wat wilde ik bereiken?
Ik wilde de lesstof verdiepen voor deze klas, omdat ik vanuit deze klas veel vragen krijg over medisch /
biologische achtergrond van het onderwerp.
Om de leerlingen tegemoet tekomen in hun vragen heb ik een extra opdracht gemaakt. Dezeopdracht
gaat over het dieet van een patiënt met brandwonden.
Waar wilde ik op letten?
Ik wilde de leerlingen laten samenwerken met een moeilijke opdracht. Ik heb zeniet in groepen
ingedeeld. Ik wilde dat de leerlingen juist elkaar opzochten bij het maken van de opdracht. Daarmeewil ik
de zelfstandigheid / zelfredzaamheid van de leerlingen aanleren.
Wat wilde ik uitproberen?
Ik wilde leerlingen een moeilijke opdracht meegeven. Het was niet de bedoeling dat zede opdracht
perfect zouden maken. Ik wilde de leerlingen leren hoe zehun antwoorden kunnen onderbouwen met de
lesstof die ze net geleerd hebben.
Terugblikken op het handelen:
Wat gebeurde er concreet?
Ik ben begonnen met een introductie van de les waarbij ik aan de leerlingen uitleg waarom de les gefilmd
wordt. Ik vertel daarna kort over het proefwerk, waar de leerlingen de cijfers kunnen vinden en wanneer
ze het proefwerk in kunnen halen.
Het hoofdstuk voeding en vertering heb ik toen kort geïntroduceerd. Daarna ben ik begonnen met het
uitdelen van 2 extra opdrachten die ik zelf gemaakt heb met betrekking op de basisstoffen die deze les
behandeld worden.
Na het uitdelen van de opdrachten begon ik de les door aan de leerlingen te vragen wat zij verstaan onder
voeding en vertering.
De leerlingen kwamen met verschillende antwoorden en met deze antwoorden heb ik geprobeerd de
leerlingen naar het juiste antwoord toe te sturen.
Een leerlingen begon over zuurstof en suiker. Met zuurstof ben ik terug gegaannaar het voorgaande
hoofdstuk, verbranding en ademhaling. Met suiker heb ik een link gelegd met voeding en vertering.
Ik heb toen uitgelegd wat voedingsmiddelen zijn en hierbij verschillende voorbeelden gegeven. Bij het
noemen van pizza, gaf een leerling te kennen dat hij zich misselijk voelde. Dezeleerling had zich tijdens
zijn vakantie in Italiëmisselijk gegetenaan pizza’s en kon het woord dus ook niet horen zonder zich
misselijk tevoelen.
Daarna bespreek ik met de leerlingen waarons voedsel vandaan komt; Van planten en dieren. Ik vraag
ook aan de leerlingen naarvoorbeelden. Daarbij spreek ik mijn stagebegeleider aan die probeert het
antwoord voor te zeggenaan de leerlingen.
Ik vat de antwoorden van de leerlingen samen en ga verder met het volgende onderdeel van de les:
Voedingsstoffen. Daarbij leg ik uit aan de leerlingen wat het verschil is tussen een voedingsmiddel en een
voedingsstof, maar dat de twee met elkaar te maken hebben. Ik leg daarna uit welke functies de
voedingsstoffen in ons lichaam vervullen en laat de leerlingen werken aan de eerste opdracht die ik
gemaakt heb. Een leerling spreekt mij aan, dat ik een voedingsstof ben vergeten tenoteren in mijn
powerpoint. Hier heb ik de leerling voor bedankt.
Na een paar minuten bespreek ik deze opdracht met de leerlingen. Ik kies een leerling uit en laat hem zijn
antwoorden voorlezen. In de tussentijd schrijf ik de juiste antwoorden op het bord mee.
Op een gegeven moment werkte mijn borststift niet goed meer. Een leerling bood aan dat ik zijn stift
mocht lenen, een permanent marker. Ik ben er niet op ingegaan omdat ik wist dat deze leerling mij een
permanent marker aanbood.
Vanuit de voedingsmiddelen vertel ik verder over de schijf van 5, waarbij ik uitleg welke
voedingsmiddelen er per vak te vinden zijn. Ik zet de leerlingen aan het werk met de tweede opdracht,
over een patiënt met brandwonden. Ik heb de leerlingen hiermee tien minuten aan het werk gezet.
2. Nadat de leerlingen klaar waren met deze opdracht heb ik de opdracht besproken en heb ik verschillende
leerlingen aan het woord gelaten. Ze moesten van mij een antwoord geven en uitleggen waarom zij
denken dat het antwoord goed is.
Na deze werkvorm heb ik de leerlingen aan het werk gezet met de opdrachten uit het werkboek.
Lerarenperspectief:
Wat wilde ik?
Ik wilde de leerlingen enthousiast maken voor het thema voeding en vertering, door verdiepende
opdrachten te maken die de leerlingen meer zouden uitdagen.
Wat deedik?
Ik stelde veel vragen aan de klas en liet de leerlingen vertellen wat zij al wisten over het onderwerp.
Tussendoor heb ik uitleg gegeven en de uitleg samengevat, voordat ik begon met een ander onderwerp.
Bij de uitleg over voedingsstoffen, wees een leerling mij erop dat ik vitamines was vergeten toe te voegen
aan mijn PowerPoint. Ik heb de leerling hiervoor bedankt en toen de leerlingen aan het werk waren met
de eerste opdracht, heb ik dit aangepast.
Wat dacht ik?
Ik dacht dat de leerlingen het leuk zouden vinden om met verdiepende opdrachten aan de slag gaan.
Tijdens het geven van mijn les heb ik het meeste over me heen laten komen. Ik ging er wel vanuit dat
deze leerlingen voorkennis hebben van dit onderwerp. Daarheb ik gebruik van gemaakt.
Wat voelde ik?
Tijdens het geven van mijn les voelde ik me energiek en voelde ik me heel blij in deze klas. De leerlingen
kwamen met goede opmerkingen tussendoor en een aantalander leerlingen maakten grapjes waar ik om
kon lachen.
Leerlingperspectief:
Wat wilden de leerlingen?
De leerlingen wilden zelf heel veel vertellen over het onderwerp. Sommige leerlingen begonnen uit
enthousiasme door de klas heen te roepen.
Tussendoor wilden de leerlingen grapjes met me maken (perma marker).
Dezeklas vraagt ook meer om meer verdieping van de lesstof.
Wat deden de leerlingen?
De leerlingen deden enthousiast mee met de les. Tijdens het zelfstandig werken door liep ik door de klas
heen. Leerlingen die stelden mij vragen over de lesstof die dieper gingen dan de lesstof.
Bij het maken van de opdracht begonnen de leerlingen uit zichzelf samen tewerken met andere
leerlingen om hen heen.
Wat dachten de leerlingen?
De leerlingen vonden de les heel interessant en hebben mij dit ook verteld. Ze vonden de opdracht die ze
moesten maken wel moeilijk, maar leuk om te doen.
Eén leerling dacht dat hij mij voor de gek kon houden met een perma marker.
Wat voelden de leerlingen?
De leerlingen voelden zich op hun gemakt. Ze kwamen met veel antwoorden en zijn ook niet bang om een
antwoord fout te maken.
Mede doordat ik zelf een foutje heb gemaakt in mijn powerpoint voelden de leerlingen ook aan dat het
niet erg is om fouten te maken en dat het zelfs de docent kan overkomen.
3. Bewust worden van essentiële aspecten:
Hoe hangen de antwoorden op de vorige vragen met elkaar samen?
Doordat ik in deze klas meer diepgang kan geven over biologie, kan ik mijn lessen ook uitdagender maken
voor de leerlingen.
Wat is daarbij de invloed van de context/de school als geheel?
Het Stedelijk Dalton Lyceum is een Dalton school. Leerlingen die op deze school les krijgen wordt geleerd
zelfstandig teworden. Dit komt ook terug in de lessen. De opdrachten die zemoeten maken, mogen ze
zelf een eigen invulling geven. Vaak kiezen de leerlingen ervoor om samen te werken. Samenwerken is
weer een tweede aspect van het Dalton onderwijs.
Dezeleerlingen zullen eerst bij elkaar te rade gaan hoe zeeen opdracht moeten maken, voordat ze jou als
docent vragen gaanstellen.
Het samenwerken beïnvloed ook de relatie van de klas.
Wat betekent dit nu voor mij?
Dezeklas is heel zelfstandig en behulpzaam naar elkaar toe. Door hier gebruik van te maken, kan ik
verschillende werkvormen toepassen in de lessen aan deze klas.
2MH3 is ook een klas die veel verdiepende vragen aan mij stelt. Hetgeendat mij duidelijk maakt dat deze
leerlingen op zoek zijn naar verdieping. Ondanks dat sommige leerlingen het moeilijk vinden, doen ze toch
mee.
De sterkere leerlingen in deze klas trekken de zwakkere leerlingen mee in hun enthousiasme.
Wat is dus het probleem (of de positieve ontdekking)?
Het probleem voor mij is, is dat ik voor deze klas een heel andere lessenserie in elkaar moet zetten. Wat
positief hieraan is, is dat ik meer variatie in mijn lessen kan inbrengen in deze klas.
Formuleren van handelingsalternatieven:
Welke alternatievenzie ik?
Ik kan in mijn lessen in deze klas meer verdieping aanbrengen op verschillende onderwerpen van het
hoofdstuk.
Daarnaast kan ik voor deze klas veel meer zelfstandige en samenwerk werkvormen toepassen.
Welke voor- en nadelen hebben die?
Het enige nadeel is, is dat ik er extra tijd in moet stoppen. Het voordeel is, is dat de leerlingen meer
zelfstandig en samen aan het werk moeten om opdrachten te kunnen maken.
Daarbij moet ik erop letten dat de opdrachten niet te moeilijk zijn en aansluiten op de interesses van de
leerlingen.
Wat neemik mee nu voor de volgende keer?
Meer zelfstandigheidbij de leerlingenleggen.