Sessie 9 en 13 Ontwikkel je eigen Escape Room (handouts)
sessie 19 - visietekst veiligheid door een jeugdbeleidsbril
1. OVERLAST EN
JEUGDBELEID
Maatschappelijke en sociale veiligheid
door een jeugdbeleidsbril.
VVJ | Vereniging Vlaamse Jeugddiensten vzw | Ossenmarkt 3 | 2000 Antwerpen
T 03 821 06 06 | F 03 821 06 09 | E info@vvj.be | W www.vvj.be
2. Sociale en maatschappelijke veiligheid
door een jeugdbeleidsbril
Veiligheid vanuit een jeugdbeleidperspectief is een beetje als het maken van mayonaise zonder dat
die schift: de combinatie van ingrediënten kan tot een fantastisch resultaat leiden maar het is niet
evident om tot dit resultaat te komen, het vraagt doortastendheid en inzicht in het proces.
Met de kranten bol van termen als nultolerantie en jongerenoverlast, wagen we toch graag een po-
ging. Partnerschap tussen politie enerzijds en jeugd(beleid)actoren anderzijds kan immers een verrij-
king zijn voor het lokale jeugdbeleid als geheel en voor de eigen werking van deze partners anderzijds.
We starten met een definiëring van wat we precies willen vatten onder die term ‘maatschappelijke en
sociale veiligheid’ en houden enkele uitgangspunten voor een mogelijke aanpak onder het licht. Ten
slotte bekijken we op welke manier jeugd(beleids)actoren, in de eerste plaats de jeugddienst, een
betrokken partner kunnen en moeten worden in dit veiligheidsdebat.
1. Overlast en onveiligheidsgevoelens
Maatschappelijke en sociale veiligheid gaat in deze nota over het gevoel van veiligheid, zich be-
schermd weten, in de publieke ruimte en de omgang met anderen. In onze visie op veiligheid hebben
we het niet over als misdrijf omschreven feiten. We beseffen dat deze gedragingen aanwezig zijn,
maar zien met betrekking hiermee minder een rol voor lokale jeugddiensten weg gelegd. Het is eer-
der een taak en zaak voor politie en jeugdhulpverlening.
We willen ons in deze tekst ook niet uitspreken over de discussie tussen jeugdbeschermingsrecht
versus jeugdstrafrecht.
Deze tekst buigt zich wel over onveiligheidsgevoelens die ontstaan door gedragingen die overlast
(kunnen) veroorzaken. We kiezen voor deze (beperkte) invalshoek omdat ‘overlast’ zich in een grijze-
re zone bevindt, en heel wat jongerengedrag al dan niet terecht als overlast kan geïnterpreteerd wor-
den: rondhangen, geluidsoverlast bij fuiven, graffiti, wildplakken…
In artikel 135 van de nieuwe gemeentewet, bevestigt de wetgever dat de beteugeling van de openba-
re overlast tot de opdrachten van de gemeente behoorde. Hij gaf echter geen definitie van dit begrip.
In de omzendbrief OOP 30bis1 van de minister van binnenlandse zaken wordt lokale overlast als volgt
omschreven: ‘De openbare overlast heeft betrekking op, voornamelijk individuele, materiële gedra-
gingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwa-
liteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de
normale druk van het sociale leven overschrijdt. Men kan openbare overlast beschouwen als lichte
vormen van verstoring van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid’.
De omschrijving die we terugvinden van overlast is dus eerder vaag: er is geen duidelijke definiëring,
geen duidelijk werkkader. De openheid die de wetgever laat, is een tweesnijdend zwaard: de ene
benoemt het als kans aangezien het maatwerk op het laagste niveau toelaat, voor anderen is het een
bedreiging omdat het een grote mate van subjectiviteit in de hand werkt.
1 2 mei 2001 Omzendbrief OOP 30 aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke
administratieve sancties, http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm, geraadpleegd 15 juli 2011
Overlast en jeugdbeleid p2 | 7
3. Vanuit jeugdbeleidsperspectief neigen we eerder naar het laatste. Overlast definiëren op basis van
‘leefbaarheid’ en ‘levenskwaliteit’ maakt dat het benoemen van overlast afhankelijk is van de toleran-
tiegrens, de verwachtingen en de interpretatie van een individu. Dit wordt bepaald vanuit een indivi-
duele beleving en vanuit eerdere ervaringen, het is moeilijk hier een maatschappelijke norm over te
formuleren. Iemand die al verschillende keren aangevallen werd, zal zich sneller bedreigd voelen.
Iemand die voortdurend ingepeperd wordt voorzichtig te zijn in deze of gene situatie, zal die situatie
inderdaad sneller bedreigend vinden. Levenskwaliteit wordt ongetwijfeld anders ingevuld door de
60-jarige hooggeschoolde rentenier dan door een 16-jarige maatschappelijk kwetsbare jonge gast.
Hoe je het ook vastlegt in de politieverordening, overlast blijft een sterk subjectieve component be-
houden. Jongeren vragen daarentegen naar duidelijke en redelijke grenzen.
Daarnaast zorgt het benoemen van iets als overlast voor een individualiserende definiëring van een
probleem. Er wordt niet gekeken naar de structurele oorzaken van het verhaal, maar naar het gedrag
dat één of enkele individu(en) op één moment stellen. Overlast door spelende kinderen ligt aan het
aantal decibels van de kinderen, niet aan de ondoordachte inplanting van het speelplein of een sa-
menleving die onverdraagzaam wordt. Een probleemjongere wordt aangepakt in het gedrag dat hij/zij
stelt, maar er wordt te weinig rekening gehouden met de omstandigheden waarin hij/zij opgroeit,
woning, buurt, school, … en die gedrag kunnen ‘triggeren’.
We pleiten dus voor een duidelijker werkkader en de erkenning van overlastfenomenen in hun volle
complexiteit en niet gereduceerd tot problematisch gedrag van één persoon of doelgroep. De aanpak
van overlast moet integraal gebeuren om aan die complexiteit te kunnen beantwoorden. Integraal
werken wil zeggen dat alle diensten vanuit hun eigen werking en missie bijdragen aan een overlastbe-
leid en één aanpak onderschrijven. Betrokken diensten zijn onder andere politie, OCMW, preventie-
en welzijnsdiensten, jeugddienst, …
Ook jeugddiensten moeten hun taak hierin dus opnemen. Het beeld van minderjarigen vandaag is
vaak dat van ‘nog niet volwassen’, lerend en groeiend. Tenzij er problemen opduiken, dan worden ze
plots wel als individueel verantwoordelijk gezien, is staat de verantwoordelijkheid voor hun gedrag op
te nemen. Jeugddiensten kunnen kennis over de leefwereld van jongeren bijbrengen. Op die manier
kan een benadering op maat van jongeren ontstaan met kennis van en begrip voor de eigenheid van
de doelgroep.
Bijvoorbeeld skaten op het kerkplein kan voor sommige diensten bijvoorbeeld als hinderlijk voor de
omgeving worden gezien. Voor jongeren is het vaak gewoon een vervoersmiddel. Verbieden te skaten
op centrale plaatsen heeft dan dezelfde consequentie als verbieden te fietsen en kan onbegrip wek-
ken bij jongeren.
Nog deze kanttekening: daar waar jeugdbeleid gaat over alle kinderen en jongeren tot 25 jaar, wordt
in termen van overlast en veiligheid een onderscheid in aanpak gemaakt tussen meerderjarigen (>18
jaar) en minderjarigen (<18 jaar). We kunnen de leeftijdsgrens van het jeugdbeleid dus niet vasthou-
den.
2. Aanpak van overlast
De aanpak van overlast moet vertrekken vanuit een breed gedragen beleidsvisie: zowel jeugd- als
preventie en/of welzijnsdiensten, politie, beleidsmakers, … steken de neuzen best in dezelfde rich-
ting. Deze visie op overlast (en jongeren) moet verder gaan dan de werkvisie van individuele politie-
Overlast en jeugdbeleid p3 | 7
4. agenten of individuele ambtenaar. Ze moet daarentegen uitgedragen en versterkt worden door het
hele beleid.
Quasi alle gemeentelijke diensten hebben een rol te spelen in de aanpak van overlast: ruimtelijke
ordening voor de doordachte inplanting van ruimte, technische dienst voor de faciliteiten in die ruim-
te, dienst welzijn, dienst integratie, andere vrijetijdsdiensten, enz. ieder heeft zijn rol te spelen in een
integraal veiligheidsbeleid.
Een integraal veiligheidsbeleid wordt in het beste geval gecoördineerd door een ‘integrale veilig-
heidscoördinator’: Iemand die bruggen slaat en in stand houdt, die iedereen op één lijn kan zetten:
gemeentelijke diensten, politie, brandweer, OCMW, verenigingen, scholen, …
De jeugddienst moet uiteraard geen trekkende rol spelen in het, al dan niet repressief, ingrijpen op
overlast. In de integrale benadering, zijn overlast en veiligheid echter wel een zaak van de jeugd-
dienst. Hun rol ligt vroeger in de veiligheidsketen en kan essentieel zijn. Zij hebben immers een be-
langrijke rol te spelen in het verdedigen van de belangen en het welzijn van kinderen en jongeren in
de gemeente. In deel 4 van deze tekst geven we invulling aan deze rol.
3. Integraal werken
Binnen dit integrale denken over maatschappelijke veiligheid, moet repressief optreden passen bin-
nen een breder veiligheidskader waarin voornamelijk ruimte, aandacht en middelen gaan naar proac-
tie en preventie2.
Proactie gaat over het creëren van omstandigheden en voorzieningen op zodanige wijze dat ze over-
last ontmoedigen. Het zijn algemene acties ten voordele van de leefbaarheid, niet in functie van een
probleem. Eigenlijk kan de gehele werking van de jeugddienst ‘proactief worden genoemd’: inzetten
op vrijetijdsbesteding, contact leggen met rondhangende jongeren, jongeren verantwoordelijkheid
geven en laten participeren in het beleid, …
Preventieve acties zijn daarentegen gerichte acties die reageren op een probleem en bepaald ge-
drag willen vermijden. Bijvoorbeeld door een legale graffitimuur te voorzien na illegaal spuiten, of
een aanplakbeleid opstellen omdat er anders voortdurend klachten komen.
In beide gevallen, proactie en preventie, kan breed jeugdbeleid een belangrijke rol spelen, als zaak of
als taak van de jeugddienst. Het gaat dus over een brede aanpak van eventuele problemen die ingrijpt
op lange termijn en verder gaat dan brandjes blussen of adhoc optreden.
In het slechtste geval komt het in een volgende fase tot ‘repressie’. Politie of gemeenschapswachten
trachten door in te grijpen, gedrag van jongeren in de publieke ruimte bij te sturen. Op deze manier
maken ze deel uit van het opvoedingsmilieu van de jongeren op dezelfde manier als gezin, jeugdwerk,
school dat doen. Om deze rol verantwoord op te nemen, moet je weten waar je mee bezig bent. Mi-
nimum vraagt dit kennis en betrokkenheid op de leefwereld van jongeren, in het beste geval heeft de
betrokken persoon pedagogische competenties. We pleiten daarom voor de (repressieve) aanpak van
overlast door jongeren door een wijkagent: iemand die de jongeren heeft zien opgroeien, de gevoe-
ligheden van de wijk en de cultuur van z’n bewoners kent. Utopisch misschien, maar vanuit jeugdbe-
leid wel na te streven. Waar het op neer komt, is dat we willen pleiten voor een grote(re) bekendheid
tussen politie en jongeren. Wijkagenten als verdoken straathoekwerkers, tenminste methodisch.
2 Het onderscheid tussen proactie en preventie is omschreven op basisi van begripsinvulling gehanteerd door VVSG, en na
overleg met verantwoordelijke integrale veiligheid van VVSG Nadja Desmet.
Overlast en jeugdbeleid p4 | 7
5. Politie die bekend is met de jongeren en ook op een positieve manier contact met hen heeft, zal hen
gemakkelijker kunnen aanspreken bij problemen. De jongeren voelen zich minder geviseerd en hou-
den een positiever beeld over van politie.
Sinds de politiehervorming in 1998 wordt de lokale politie gestuurd richting community policing of
gemeenschapsgerichte politie. Deze vorm van politiezorg is gebaseerd op 5 pijlers: externe gericht-
heid, probleemoplossend werken, partnerschap, verantwoordelijkheid en bekwame betrokkenheid. In
de praktijk komt dit neer op kijken wat er bij de mensen leeft, er betrokken op zijn en verantwoording
afleggen bij de bevolking. Om een antwoord te bieden op de behoeftes van de burgers, moeten er
partnerschappen aan gegaan worden.
In die hoedanigheid is politie alleszins ook onmisbare vriend van een breed lokaal jeugdbeleid!
Tenslotte moet er voldoende aandacht gaan naar nazorg. Ook daar kan de jeugddienst een interes-
sante sleutelpositie innemen om de behoeftes van kinderen en jongeren te vertalen naar andere
gemeentediensten (GAS-ambtenaren, politie, …). Of om het vertrouwen van de jongeren te herstel-
len.
4. De rol van de jeugddienst
Het mag duidelijk zijn dat integrale veiligheid geen exclusieve verantwoordelijkheid is van politie.
Mogelijke partners kunnen proactieve en preventieve initiatieven nemen die taakverdeling en sa-
menwerking vlotter maken, ook de jeugddienst. In deze paragraaf staan we stil bij de rol die de
jeugddienst kan opnemen:
o Gedeeld eigenaarschap: probeer “in te breken” op het integraal veiligheidsbeleid. De geïnte-
greerde aanpak van veiligheid verwacht betrokkenheid van alle betrokkenen. Ook voor de
jeugddienst moet het minstens een ‘zaak’ zijn van zodra het veiligheidsbeleid betrekking heeft
op jongeren. Vanuit jeugdbeleid willen we pleiten voor een grote terughoudendheid met betrek-
king tot het inzetten van louter repressieve handhavinginstrumenten. Sancties zijn zinvol op het
einde van een (integrale veiligheids)keten die vertrekt van proactie en preventie en aandacht
heeft voor nazorg. Samenwerking over verschillende beleidsdomeinen heen is dan noodzakelijk.
Met betrekking tot minderjarigen is de jeugddienst een essentiële partner voor politie. Ze moe-
ten zich aangesproken voelen om een sleutelpositie te bekleden tussen kinderen en jongeren
enerzijds en politie anderzijds.
Hoe? Leg contact met en toon je interesse aan centrale figuren: een integrale veiligheidscoördi-
nator, preventiedienst, politiecommissaris, wijkagenten, …
o Begrip en kennis: politie en jeugddienst (en sociaal werkers in het verlengde) moeten niet el-
kaars job doen, wel moeten ze door kennis van en begrip voor elkaars rol, elkaar versterken. De
bril politie is vaak controlerend, beschermend en defensief terwijl die van jeugd eerder emanci-
patorisch en offensief is.
Hoe? Contacten werden in een vorige fase gelegd. Probeer inzicht te krijgen in de werking en
motivatie van politie en geef partners inkijk in jouw werking en motivatie.
o Samenwerking: gedeeld eigenaarschap en begrip voor elkaars rol kunnen resulteren in een sa-
menwerking met respect voor de andere. Concreet wil dit voor de jeugddienst zeggen dat je van
bij de start van projecten die mogelijks voor overlast kunnen zorgen (fuiven, grote evenementen,
rondhangende jongeren, …) probeert naar het project te kijken vanuit de bril van politie en hen
Overlast en jeugdbeleid p5 | 7
6. in een zo vroeg mogelijk stadium betrekt voor advies en inspraak. Hetzelfde geldt bij initiatieven
op lange termijn. Politie verdedigt meestal verschillende belangen, maar het resultaat is duur-
zamer als alle betrokkenen en belangen zo vroeg mogelijk verzameld worden.
Hoe? Overweeg bij de opstart van een nieuw project (een eenmalig evenement, de uitwerking
van een fuif- of rondhangbeleid, …) of het mogelijk impact zal hebben op de leefbaarheid en vei-
ligheid van anderen. Indien zo, plan zo vroeg mogelijk in het traject een overleg met politie.
o Stem van jongeren: jongeren zelf zijn meestal niet in de mogelijkheid hun eigen belangen te ver-
dedigen bij (beleids-) initiatieven of -ontwikkelingen. Er is voor de jeugddienst een belangrijke
taak weggelegd als intermediaire tussen jongeren enerzijds en politie (of andere beleidsdomei-
nen) anderzijds.
Hoe? Bijvoorbeeld in conflictsituaties waar jongeren bij betrokken zijn, kan de jeugddienst zor-
gen voor de stem van jongeren aan tafel en bemiddelend optreden. Bijvoorbeeld na een fuif
werden niet alle pijlen weggehaald van de openbare weg. Er komt een aanklacht tegen de vere-
niging. Die is ontgoocheld: een vrijwilliger had beloofd hier voor te zorgen, maar is er schijnbaar
een aantal vergeten.
De jeugddienst is uiterst geschikt om de leefwereld en bezorgdheden van kinderen en jongeren
en hun verenigingen te vertalen naar een meer ambtelijk jargon.
o Adviseren: jeugdraden kunnen, proactief of op vraag, adviserend optreden bij de invoering van
een jeugdprotocol of jeugdactieplan of bij de herziening van het politiereglement. Ze kunnen bij-
voorbeeld input leveren bij het schrijven van het zonaal veiligheidsplan of nadien de resultaten
opvragen en adviseren. De jeugddienst speelt hier een belangrijke rol om de vertaling te maken
van de technischere (politie)taal naar de leefwereld van jongeren.
Hoe? Krijg vanuit je netwerk met politie de informatie nodig om thema’s op de agenda van de
jeugdraad te zetten. Zeker wat betreft onderwerpen die dicht bij jongeren staan: graffiti, skaten,
aanplakken, fuiven, rondhangen, …
o Initiatieven: heel wat dagdagelijkse werk van de jeugddienst kan opgevat worden als preventieve
en/of proactieve actie in het kader van integrale veiligheid.
Overlast en jeugdbeleid p6 | 7
7. 5. In praktijk: jeugddiensten aan het stuur
FUIVEN RONDHANGEN GRAFFITI SKATEN
Proactie/preventie: Proactie/preventie: Proactie/preventie: Proactie/preventie:
- Voorzie fuif- en instuifruimtes die ver- - Voorzie vuilbakken, publieke toiletten, - Creër een ontmoetingsplaats voor graffi- - Denk goed na over de implanting van je
standig ingepland zijn en goed geïsoleerd en andere infrastructuur die overlast teurs en tegelijk een kans om hun werk skateramp
- Zet regelmatig overleg op tussen fuiforga- ontmoedigen naar buiten te treden en mee te helpen aan - Moedig jongeren aan om afspraken na
nisatoren, zaaluitbaters, de gemeente, - Liefst wordt in het politiereglement het verfraaien van de stad. te komen en wijs hen op hun verant-
politie, jeugddienst, milieudienst,… om opgenomen dat spelende kinderen, en in - Betrek graffitispuiters bij de organisatie van woordelijkheid, bv via een uitbaters-
samen actief na te denken over veilig fui- het verlengde rondhangende jongeren, workshops. Zo kunnen graffiti-amateurs le- bord
ven. nooit overlast kunnen zijn. veren van artiesten - Geluidshinder wordt mee bepaald door
- Bezorg de politie een fuifkalender zodat ze - De jeugddienst kan een trekkende rol - Zet in op sensibuilisering en dialoog. Er- het gebruikte materiaal: betonnen ska-
rekening kunnen houden met patrouilles. spelen in een overleg met o.a. politie, kenning van de ‘straatkunst’ kan onveilig- terampen maken minder lawaai dan
Vooral als het gaat over een politiezone welzijn, technische dienst, scholen, … heidsgevoelens verminderen. houten of metalen rampen, maar zijn
die verschillende gemeenten beslaat, is waarin rondhangen aan bod komt en - Huldig gerealiseerde graffiti officieel in dan weer niet verplaatsbaar!
afstemming met andere jeugddiensten en mogelijke overlast zo snel mogelijk be- door de gemeente en communiceer er uit- - Besef dat grote skateinfrastructuur kan
met de politiezone erg belangrijk. sproken en opgevangen kan worden. gebreid rond. uitgroeien tot een poulaire trekpleister
- Voorzie voldoende plakzuilen om legaal die niet enkel jongeren uit de gemeente
aan te plakken. Meer info? Meer info? aantrekt.
- Voorzie vanuit de jeugddienst of de ge- www.dehangman.be www.graffitibeleid.be - Probeer zo helder mogelijke afspraken
meenten voldoende en goede communi- te maken met streetskaters, liever dat
catie over het hoe en wat van fuiven, aan- dan verbieden.
plakken, …
- Hang een binnenhuisreglement op. Meer info?
www.vvj.be
Meer info?
www.fuifpunt.be
Nazorg
indien er problemen zijn kan de jeugddienst een bemiddelingsrol opnemen tussen jeugd en (andere) stadsdiensten.
Overlast en jeugdbeleid p7 | 7