5. 1869 - 1981
Door de druk van de lage lonen landen … heeft ons
bedrijf het uiteindelijk niet kunnen redden.
W.C. “meneer Willem” Tilanus
Ondergang
6. Het verhaal van de ondergang
• De ondergang van de Nederlandse textiel en scheepsbouw in
de jaren ‘60 en ‘70 heeft het denken over de industrie in ons
land sterk beïnvloed
– Tegen lage lonen kun je niet opboksen
– De industrie verdwijnt en we worden een diensteneconomie
– Verliezers ondersteunen is dweilen met de kraan open
• Dezelfde denkpatronen overheersten toen in de jaren ‘90
Oost-Europa en China de deuren open gooiden
– Je bent gekke Henkie als je de productie niet naar het
buitenland verplaatst
6
7. Het andere verhaal
• De grote concurrenten van de bekledingsindustrie in de jaren
‘70 zaten in Duitsland en Italië!
– Italië heeft nog steeds een internationaal concurrerende
bekledingsindustrie
– Waren lage lonen wel de oorzaak van de ondergang van de
bedrijfstak? Of was het een gebrek aan innovatief
ondernemerschap?
• Het aandeel van de industrie in de totale werkgelegenheid
neemt inderdaad langzaam af
– Maar dat is een teken van succes!
– De productiviteit in de industrie stijgt veel sneller dan in de
dienstensector
7
11. Verplaatsing van werk – een bedreiging?
• Verplaatsing van werk naar lage lonenlanden is potentieel een
bedreiging
– Niet omdat we per se alles in Nederland moeten maken, maar
omdat daardoor vaak kennis verloren gaat
• In de productie is vaak veel meer kennis en creativiteit
(vermogen om problemen op te lossen) aanwezig dan het
verhaal over “offshoring” deed vermoeden
• Verplaatsing van werk is meestal niet nodig uit kostenoogpunt
– Eigenlijk is er vrijwel geen product dat niet tegen concurrerende
prijzen in Nederland gemaakt kan worden
11
12. Verplaatsing van werk – een bedreiging?
• Bedrijven in lagelonenlanden hebben natuurlijk de ambitie
om ook hoogwaardiger activiteiten in de waardeketen voor
hun rekening te nemen
• Research en Development blijven op den duur niet in
Nederland, als de productiekennis verdwijnt
– Productontwikkeling volgt de productie en na een tijdje sluit
Research zich daar bij aan
• ‘High tech’ kan niet behouden blijven als ‘low tech’ verdwijnt
12
13. Tekort aan personeel – een bedreiging?
• De totale werkgelegenheid in de technische sectoren zal
tussen 2013 en 2018 krimpen
– Maar er zal groei zijn voor hoger opgeleiden
• Tegelijkertijd is er een grote vervangingsvraag door
pensionering en andere uitstroom
• In alle technische sectoren zal de vervangingsvraag groter zijn
dan de krimp van de werkgelegenheid
– Resulterend in een wervingsbehoefte van 108.000 arbeidsjaren,
daarvan 61.000 voor technische beroepen
• In de niet-technische sectoren is in deze periode behoefte aan
nog eens 58.000 technici
13
14. Tekort aan personeel – een bedreiging?
Technische clusters, werkenden en technici (personen x 1000)
Clusters Totaal
werkenden
Aantal
technici
Aandeel technici
Chemie 99 53 54%
Voedingsmiddelen 140 67 48%
Metaal 132 92 70%
Elektro & Machines 148 84 57%
Auto & Transport 170 101 59%
Overige maakindustrie 189 116 61%
Nutsbedrijven 71 23 32%
Bouw 511 422 83%
Technische diensten 164 75 46%
1620 1040 64%
• 2/3 van de werknemers in de technische clusters heeft een technisch
beroep
• In de niet-technische delen van de economie heeft 7% van de
werkenden een technisch beroep – dat zijn ook nog 384.000 technici14
15. Tekort aan personeel
• Tegenover de wervingsbehoefte van 119.000 technici staat een
instroom van 113.000 personen met een technische opleiding
op de arbeidsmarkt
• Dat klinkt goed totdat we ons realiseren dat 42% van de
technisch opgeleiden een niet-technisch beroep kiest
– Op zich goed dat er overal in de samenleving mensen zitten met
verstand van techniek
– De verhoudingen tussen de gekozen en de gewenste richtingen en
niveaus zijn uiteraard ook nooit optimaal
• Het is dus zeer wenselijk dat de instroom in technische
opleidingen verder wordt vergroot
• De cijfers laten zien dat er mogelijk een overschot ontstaat van
personen met een lagere technische opleiding
– Om- en bijscholing van deze personen kan een optie zijn
15
18. Smart Industry: meer dan technologie
• De klant ontwerpt
• De retailer wordt producent
• De eindproducent (‘OEM’) wordt dienstverlener; de
toeleverancier wordt producent en ontwikkelaar van de
hardware
• ‘Waardenetwerken’ nemen de plaats in van ‘waardeketens’
• Vooral het vermogen tot samenwerken tussen bedrijven en
tussen technische disciplines wordt gezien als kracht van de
Nederlandse industrie
• De ‘system integrator’- mentaliteit
18
19. Smart industry: niet hetzelfde als high tech
• De ‘system integrators’ zijn vaak high tech (per definitie: ze
besteden veel geld aan R&D)
• Zij richten zich in toenemende mate op dienstverlening,
gebruik makend van Internet en ‘Big Data’
– Zij verkopen straks geen producten meer, maar de diensten die
door producten geleverd worden: verlichting, geen lampen;
mobiliteit, geen auto’s
– Een groeiend deel van hun ontwikkeling is software
ontwikkeling
• De ‘integrators’ zijn voor hun hardware in toenemende mate
afhankelijk van gespecialiseerde toeleveranciers, die veelal als
‘low tech’ gedefinieerd worden
– Want ze doen geen of weinig research, wel procesinnovaties
– Ze doen alleen klantspecifieke productontwikkeling
19
20. Uitdagingen (1)
• Nieuwe technische mogelijkheden zijn oplossingen op zoek
naar problemen
• Het is gevaarlijk om te investeren in oplossingen (machines,
consultants), als de problemen niet volstrekt helder zijn
– Waar hebben de (potentiële) klanten behoefte aan?
– Hoeveel zullen ze daarvoor willen betalen?
20
21. Het gesprek met de softwaremakers
• Een van de grootste uitdagingen voor smart industry is het
gesprek tussen softwaremakers en andere ontwikkelaars
efficiënt en effectief te organiseren
– En dan komen daar de gebruikers/klanten nog bij
• Informatici weten wel wat mogelijk is, maar kennen de
behoeften en problemen niet
– Behoeften kunnen pas geformuleerd worden, als men inzicht
heeft in wat mogelijk is (en hoeveel het kost)
– Problemen worden pas als zodanig onderkend, als een oplossing
zichtbaar is
• Vandaar dat “ICT-geletterdheid” (kunnen praten met ICT-ers)
een belangrijke eis wordt voor managers en voor
medewerkers
21
22. Uitdagingen (2)
• Nieuwe technische mogelijkheden begrijpen is een uitdaging,
maar het verschil wordt uiteindelijk niet gemaakt op het
terrein van de techniek, maar op het terrein van mens en
organisatie
• Nieuwe vormen en nieuwe niveaus van automatisering en
kwaliteitsbewaking stellen nieuwe eisen aan de organisatie
– Minder hiërarchie, meer zelfsturing
• Samenwerken met klanten, toeleveranciers, concurrenten en
overheden vereist meer communicatieve vaardigheden
− Niet alleen bij het management
22
23. Eisen aan werknemers
• Net als 40 jaar geleden wordt gesproken over een dreigende
polarisering van de arbeidsmarkt als gevolg van
automatisering
– door de ‘robotisering’ zouden alleen nog simpele banen en
banen voor hoog opgeleiden overblijven
• In de praktijk zullen de hoge eisen die nu soms aan
werknemers gesteld worden, door technologische
ontwikkeling weer verlaagd worden
– Voor het bedienen van een tablet of smart phone hoef je geen
Gymnasiumdiploma te hebben
• De huidige medewerkers meenemen in de ontwikkeling van
het bedrijf en ze verder kwalificeren is in veel gevallen
goedkoper en effectiever dan hoger opgeleiden binnenhalen
23
24. Eisen aan werknemers
• In de slimme industrie zit veel slimheid in hardware en
software
• Vakkennis is weten wat de machines kunnen en de
programma’s doen
– Weten hoe de kennis die er in zit, is gestructureerd
• Mensen onderscheiden zich niet meer door kennis, maar door
handelingen en beslissingen die (nog) niet te programmeren
zijn
• Naast vakkennis zijn andere vaardigheden in toenemende
mate van belang
– Men spreekt van de ‘21st century skills’
24
26. Leren op het werk is belangrijk
• Bij een aantrekkelijke werkgever kun je doorleren en heb je
dus taken die dat mogelijk maken
• Het percentage van de werktijd waarin iemand op het werk
dingen leert (“informeel leren”)
– Is in het afgelopen decennium toegenomen naar 35%
– Neemt af met de leeftijd en neemt toe met het
opleidingsniveau
• Taken waar men van leert zijn
– Nieuwe taken
– Uitdagende werkzaamheden
– Samenwerken met ervaren collega’s
• Werknemers in Nederland leren minder naarmate ze ouder
worden, omdat ze minder vaak dit soort taken uitvoeren
– En niet omdat ze ouder zijn 26
27. High tech en Low tech
• Wat is slim?
– Complex, duur en storingsgevoelig (high tech)?
– Simpel, goedkoop en robuust (low tech)?
• Vooruitgang is van high tech low tech maken
– En niet van low tech high tech maken
• ASML is niet zonder meer slimmer dan Matador
– In de low tech bedrijven zit veel kennis en creativiteit
• In de waardenetwerken van de toekomst is
concurrentievermogen afhankelijk van de interactie tussen
high tech en low tech
27