Geen toename FCSA met intermittente hypoxische krachtuithoudingstraining op chronische hoogte
1. Interventiegroep
Ø Aantal: 10
Ø Geslacht: ♂
Ø Leeftijd:
22±3 jaar
Ø Spierbiopties:
vastus lateralis
pre - post
Controlegroep
Ø Aantal: 8
Ø Geslacht: ♂
Ø Leeftijd:
24±3 jaar
100
150
200
250
300
350
Pre
Post
Pre
Post
Pre
Post
MaximaleVrijwilligeTorque(Nm)
Na 5 weken progressieve chronische hypoxie op 2000-3200m met IHRT en INRT:
1. Geen toename in FCSA van de type I en II spiervezels
2. Geen toename in isometrische MVT
Geen correlatie tussen delta FCSA quadriceps femoris en delta isometrische MVT
1. Eiwitafbraak is voornamelijk verhoogd kort na de blootstelling aan chronische hypoxie in
combinatie met de mechanische overload3:
mogelijk veroorzaakte de intermittente en/of progressieve hypoxische
blootstelling wekelijks voor een verhoogde eiwitafbraak
2. Mogelijk geen of onvoldoende toename in CSA van de quadriceps femoris
Resultaten
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
Pre
Post
Pre
Post
FCSA(%)
Type I spiervezel Type II spiervezel
normoxisch getraind been
hypoxisch getraind been
Gesimuleerdehoogte(m)
à 15 dagen ‘living high’ op 3.200 meter gesimuleerde hoogte a.d.h.v. normobare hypoxie1:
§ Cross-sectionele oppervlakte van de spiervezels (FCSA): geen effect
§ Eiwitafbraak: marginale ↑
§ Eiwitsynthese: geen effect
à 5 weken krachtuithoudingstraining: ‘training high’ (intermittente hypoxische krachtuithoudingstraining, IHRT) vs ‘training low’ (intermittente normoxische krachtuithoudingstraining, INRT)2:
§ Cross-sectionele oppervlakte van de quadriceps femoris (CSA): grotere ↑ bij IHRT
§ Isometrische maximale vrijwillige torque (MVT): grotere ↑ bij IHRT
à Rattenstudie met mechanische overload bij chronische, normobare hypoxie op 5.500 meter en normoxie t.o.v. controlegroepen3:
§ FCSA: grotere ↑ bij normoxie
§ CSA spier: ↑, hypoxie = normoxie
§ Eiwitafbraak: enkel ↑ hypoxie met volledige afvlakking na 12 dagen
§ Eiwitsynthese: grotere ↑ normoxie met onvolledige afvlakking na 12 dagen
§ Spiermassa: grotere ↑ normoxie met volledige afvlakking na 56 dagen
à Isometrische MVT correleert met CSA van de quadriceps femoris (r=0.53 en p=0.042) via MRI4
Geen toename FCSA met intermittente hypoxische
krachtuithoudingstraining op chronische hoogte
Coolkens T., Timmerman W., Van Dessel K., De Smet S., Hespel P.
Onderzoeksgroep Inspanningsfysiologie – Departement Bewegingswetenschappen, KU Leuven
Inleiding
Methode
Conclusie
1. D’hulst G, Ferri A, Naslain D, et al. Fifteen days of 3,200 simulated hypoxia marginally regulates markes for protein synthesis and degradation in human skeletal muscle. Dove Medical Press. 2016.
2. Manimmanakorn A, Hamlin MJ, Ross JJ, et al. Effects of low- load resistance training combined with blood flow restriction or hypoxia on muscle function and performance in netball athletes. J Sci Med Sport. 2013;16(4):337–42.
3. Chaillou T, Koulmann N, Simler N, et al. Hypoxia transiently affects skeletal muscle hypertrophy in a function overload model. Am J Physiol Regul Integr Comp Physiol. 2012:302:643–54.
4. Massey G, Evangelidis P, Folland J. Influence of contractile force on the architecture and morphology of the quadriceps femoris. Exp Physiol. 2015;100(11):1342-51.
Referenties
Ø FCSA:
§ 7 µm dikke cryosections
§ 12 uur incubatie in primaire antibody voor myosin
heavy chain I en myosin heavy chain IIa
§ 2 uur incubatie in secundair antibody
§ Foto’s: Nikon E1000 fluorescence microscope
§ Analyse: ImageJ
Ø MVT:
§ Maximale kniestrekking tegen isometrische
dynamometer: 45°
§ Kniehoek blijft 125°
§ 5 pogingen van 5s, beste 2s gemeten
§ Gemiddelde van 3 beste pogingen telt
Deelnemers Meetmethodes
Statistische analyse
Ø Two-way repeated measures ANOVA
§ Factor tijd (pretest vs. posttest)
§ Factor conditie (normoxia vs hypoxia en normoxia vs hypoxia vs controle)
Ø Geplande post-hoc analyse: Bonferroni
Figuur 1 en 2 – Relatieve en absolute FCSA
van het normoxisch en hypoxisch getraind been tussen pre- en posttesten
Geen significante verschillen
Ø Studieprotocol
Figuur 3 – Isometrische MVT van normoxisch
getraind, hypoxisch getraind en controlebeen
tussen pre- en posttesten
Geen significante verschillen, neiging tot
trainingseffect bij normoxisch en hypoxisch
getraind been
Figuur 4 – Correlatie delta
isometrische MVT en delta FCSA
via spierbioptie
Geen significante verschillen
Discussie
3000
4000
5000
6000
7000
8000
9000
Pre
Post
Pre
Post
FCSA(µm2)
Type I spiervezel Type II spiervezel
normoxisch getraind been
hypoxisch getraind been
-‐60000
-‐40000
-‐20000
0
20000
40000
60000
80000
-‐100
-‐80
-‐60
-‐40
-‐20
0
20
40
60
80
ΔFCSA(µm2)
Δ Isometrische MVT (Nm)
Minder uitgesproken spierhypertrofie bij hypoxie met mechanische overload
§ Gesimuleerde verblijfshoogte § Schematische voorstelling training
SETS
REPS
Normoxisch getraind been Hypoxisch getraind been
r
=
0.089
p
=
0.710
Controlebeen
TRAINING'
• 2"sets"
• 4'6"series"per"set"
• 30"reps"(90"s)"per"serie"
• 20'25%"1RM"
• 1'0'1'1"tempo"
INTERVENTIEGROEP' CONTROLEGROEP"
randomisa)e+
1"been:"4300m"
(hypoxische"kamer)"
1"been:"100m"
(zeeniveau)"
! Geen"chronische"hypoxie"
! Geen"trainingen"
HYPOXIE'
• Normobare"hypoxie"
• 5"weken"
• 5dagen/week"
• 15u29/dag"±"13min"
• Progressief"2000'32000m"