8. Oud het leven dat wij leiden,
woordeloos verleden tijd.
Afgegraasd de groene weiden
en geen herder die ons weidt,
en geen water dat ons drenkt,
geen nieuw landschap dat ons wenkt.
In een sleur van ongenade
slepen wij ons voort ten kwade.
9. Die ten goede ons gemaakt hebt,
ons gewend, gekeerd tot U;
liefste liefde die gewaakt hebt
door de nachten heen tot nu,
dat de weerwolf ons niet vond,
dat de leeuw ons niet verslond;
laat dan nu de morgen komen,
dat wij baden in uw stromen.
10. Gij die nieuw zijt alle dagen,
alle uren van de tijd:
zoudt Gij één uur het verdragen
dat Gij niet mijn toekomst zijt ?
Als een graf ben ik, zo dicht,
wentel af het dood gewicht.
Open mij een nieuw getijde,
dat Uw Naam mij zal bevrijden.
15. Wees hier aanwezig,
woord ons gegeven,
dat ik u horen mag
met hart en ziel.
Wek uw kracht
en kom ons bevrijden.
16.
17. Wees hier aanwezig,
woord ons gegeven,
dat ik u horen mag
met hart en ziel.
Wek uw kracht
en kom ons bevrijden.
18. Wees hier aanwezig,
woord ons gegeven,
dat ik u horen mag
met hart en ziel.
Wek uw kracht
en kom ons bevrijden.
19.
20. Zo spreekt de Heer
die ons geschapen heeft:
"Wat durft mijn volk
Mij nog te vragen.
Dat volk dat vast, maar toch
in tweedracht leeft,
wat durft dat volk Mij nog te vragen.
Die in zak en as gezeten,
twistend mijn gebod vergeten?
Denkt gij dat Ik om dat vasten geef?
Mijn volk, wat durft gij Mij te vragen!"
21. Zo spreekt de God
die alles weet en ziet:
"Ik durf uw vasten niet vertrouwen.
Als gij de zwervers
niet uw woning biedt,
durf Ik uw vasten niet vertrouwen.
Schenk uw brood aan de geboeiden,
schenk uw troost aan de vermoeiden.
Anders hoor Ik naar uw smeken niet
en durf uw vasten niet vertrouwen."
22. En Jezus sprak:
"Bemint uw vijand ook."
Heer God, wij staan voor U verlegen.
"Vergeeft het kwaad,
zo doet mijn Vader ook."
Heer God, wij staan voor U verlegen.
"Want gij zijt ook zelf geschonden
door een menigte van zonden,
en mijn Vader, Hij vergeeft u ook."
Heer God, wij staan voor U verlegen.
23. En Jezus zegt:
"Mensen, verdraagt elkaar."
en Jezus' woord zal ons bevrijden.
"Vergeet uzelf
en dient elkander maar",
en Jezus' woord zal ons bevrijden.
"Aan elkander prijsgegeven
vindt gij honderdvoudig leven."
Jezus zegt: "Mensen, bemin elkaar."
En Jezus' woord zal ons bevrijden.
28. Indios que con valentía
y fuerza’en sus corazones,
por justicia’y pervivencia,
hoy empuñan los bastones.
Indianen die met moed
en met kracht in hun hart
Voor rechtvaardigheid en leven
vandaag hun bastones ter hand nemen
29. Son amigos de la paz,
van de frente con valor.
Y levantan los bastones,
con orgullo’y sin temor.
Zij zijn vrienden van de vrede
Met volle moed gaan zij vooruit
Heffen hun bastones richting hemel
Vol van trots en zonder vrees
30. Pa’delante compañeros
Dispuestos a resistir.
Defender nuestros derechos,
así nos toque morir.
Vooruit, beste vrienden
Die weerstand willen bieden
Opkomen voor onze rechten
Tot we zo eens zullen sterven
31. Guardia (Guardia)
Fuerza (Fuerza)
Por mi raza
Por mi tierra x2 …
¡Y qué viva la guardia indígena!
Wacht (Wacht)
Kracht (Kracht)
Voor mijn ras
Voor mijn grond x2…
Leve de inheemse wacht!
32. Compañeros han caído,
pero no nos vencerán.
Porque por cada indio muerto,
otros miles nacerán.
Onze vrienden zijn gesneuveld,
Maar overwinnen zullen ze ons niet
Want voor elke dode indiaan
Zullen duizend nieuwe opstaan
33. Totoroes y Paeces,
Yanaconas y Guambianos.
Coconucos, Siapidaras,
todos indios colombianos.
Totoroën en Paezen
Yanaconen en Guambianen
Coconucen, Siapidaren
Allemaal Colombiaanse indianen
34. Pa’delante compañeros
Dispuestos a resistir.
Defender nuestros derechos,
así nos toque morir.
Vooruit, beste vrienden
Die weerstand willen bieden
Opkomen voor onze rechten
Tot we zo eens zullen sterven