SlideShare a Scribd company logo
1 of 101
Download to read offline
Naar meer leertijd 
voor Rotterdamse kinderen 
Evaluatie van de wijk- en dagarrangementen 
in het Rotterdamse basisonderwijs 
Adrie Claassen | Geert Driessen | Frederik Smit 
maart 2009
Naar meer leertijd 
voor Rotterdamse kinderen 
Evaluatie van de wijk- en dagarrangementen 
in het Rotterdamse basisonderwijs 
Adrie Claassen | Geert Driessen | Frederik Smit 
maart 2009 
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
Projectnummer: 34000115 
¤ 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen 
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze 
uitgave worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm 
of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de 
voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen. 
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any 
other means without written permission from the publisher. 
Naar meer leertijd voor iv Rotterdamse kinderen
Inhoud 
1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1 
1.1 Inleiding 1 
1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet 1 
1.3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen 3 
1.4 Conclusies 11 
1.5 Aanbevelingen 13 
2 Inhoud van het onderzoek 17 
2.1 Inleiding 17 
2.2 Inhoud van het Rotterdamse onderwijsbeleid 17 
2.3 Accent op het dagarrangement 19 
2.4 Onderzoeksvragen 20 
3 Onderzoeksopzet en verslag van het veldwerk 23 
3.1 Inleiding 23 
3.2 Onderzoeksopzet 23 
3.3 Verloop van het veldwerk 25 
3.4 Indeling van dit rapport 26 
4 Verkennende gesprekken en observaties 27 
4.1 Inleiding 27 
4.2 De beginsituatie 27 
4.3 Afwijkingen van het model 29 
4.4 Onbedoelde gevolgen 31 
4.5 Overige bevindingen 32 
4.6 Voorlopige beoordeling 33 
5 De ondersteuning 35 
5.1 Inleiding 35 
5.2 Procesbegeleiding (De Meeuw) 36 
5.3 Procesbegeleiding (De JKZ-functie) 38 
5.4 Deskundigheidsbevordering (OOG) 39 
5.5 De werkgeversfunctie (WGI) 41 
5.6 Conclusies 43 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen v
6 Afstemming op beleidsniveau 45 
6.1 Inleiding 45 
6.2 RVKO 46 
6.3 Stichting BOOR 47 
6.4 Stichting PCBO 49 
6.5 Stichting Kind en Onderwijs 50 
6.6 Deelgemeente Feijenoord 52 
6.7 Samenvatting en conclusies 54 
7 Het onderzoek bij de dagarrangementen 57 
7.1 Inleiding 57 
7.2 De directies 57 
7.2.1 Functies en medewerkers 58 
7.2.2 Organisatie en uitvoering van de activiteiten 59 
7.2.3 Doelstellingen, belemmeringen en voordelen 61 
7.2.4 Evaluaties 63 
7.3 De groepsleerkrachten 65 
7.4 De vakkrachten 68 
7.5 De leerlingen 70 
7.6 De ouders 73 
7.7 Samenvatting en conclusies 74 
8 Het onderzoek bij de wijkarrangementen 77 
8.1 Inleiding 77 
8.2 De directies 77 
8.2.1 Functies en medewerkers 78 
8.2.2 Organisatie en uitvoering van de activiteiten 79 
8.2.3 Evaluaties 81 
8.2.4 Standpunten ten aanzien van het dagarrangement 85 
8.3 De groepsleerkrachten 86 
8.4 Samenvatting en conclusies 89 
9 Het bereik 91 
9.1 Inleiding 91 
9.2 Welk deel van de leerlingen wordt bereikt? 91 
9.3 Aan hoeveel activiteiten nemen zij deel? 92 
9.4 Samenvatting en conclusies 93 
Naar meer leertijd voor vi Rotterdamse kinderen
1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 
1.1 Inleiding 
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de ‘dag- en wijkarrange-menten 
brede school’ in het Rotterdamse basisonderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd 
in opdracht van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente 
Rotterdam. Dit eerste hoofdstuk geeft een samenvatting van het onderzoek. In para-graaf 
1.2 worden de aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet beschreven. 
Paragraaf 1.3 geeft een beknopt antwoord op de vooraf geformuleerde onderzoeks-vragen. 
In paragraaf 1.4 worden de belangrijkste conclusies geformuleerd die op basis 
van de uitkomsten getrokken kunnen worden. In paragraaf 1.5 ronden we deze sa-menvatting 
af met enkele aanbevelingen. 
1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet 
In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede 
school’ van start gegaan. Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van brede 
scholen met een doorlopend aanbod van onderwijs en opvang. Het gaat zowel om de 
verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinderen als om het bieden 
van oplossingen voor hun ouders om arbeid en zorg te combineren. Ook het verbete-ren 
van de samenwerking met de welzijnsinstellingen en het bevorderen van de socia-le 
cohesie in de wijk worden als doelstellingen gezien. 
Het experiment is een uitwerking van het eerder dat jaar verschenen plan van aanpak 
‘Maatwerk op school; meer leertijd voor kinderen’. Met dit plan van aanpak legt het 
College van B&W van Rotterdam een aantal accenten binnen het eerder dat jaar met 
de schoolbesturen overeengekomen Rotterdams Onderwijs Beleid. Het Rotterdams 
Onderwijs Beleid omvat tien actiepunten, gericht op een maximale ontwikkeling van 
Rotterdamse kinderen. Een van de actiepunten is de samenwerking tussen school en 
omgeving concreet invulling te geven door middel van een nieuw concept ‘brede 
school’. 
Basisscholen konden daarbij kiezen tussen een wijkarrangement of een dagarrange-ment. 
Bij een wijkarrangement zijn de veranderingen het minst ingrijpend. Het accent 
ligt daarbij op een te ontwikkelen samenwerking tussen scholen in de wijk. Om die 
van de grond te krijgen, kregen de in een wijkarrangement deelnemende scholen de 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 1
beschikking over een eigen bredeschoolmedewerker en een gezamenlijke buurtma-kelaar. 
Kern van een dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor de leerlingen van 
groep 3 tot en met groep 8 met zes uur in de week. De activiteiten in het kader van de 
brede school worden bij dit arrangement verspreid over de dag door vakkrachten 
uitgevoerd. Tussen de middag is er voor de kinderen een gezamenlijke door profes-sionals 
begeleide lunch. Anders dan bij het wijkarrangement geldt bij dit arrangement 
een verplichte deelname voor alle leerlingen. 
Alleen het dagarrangement wordt in de collegedoelstelling genoemd. In dit arrange-ment 
wordt de meeste extra leertijd gerealiseerd en is deelname voor alle leerlingen 
vanaf groep 3 verplicht. Het beleid is er nu op gericht om in 2010 op minimaal 45 
scholen het dagarrangement te hebben ingevoerd. Het wijkarrangement kreeg een 
belangrijke rol toebedeeld in de wijksamenwerking. 
In het schooljaar 2007-2008 zijn – verdeeld over twee tranches – 14 scholen met een 
dagarrangement gestart en 59 scholen met een wijkarrangement. In het schooljaar 
2008-2009 zijn daar zeven scholen met een dagarrangement bijgekomen en 39 met 
een wijkarrangement, zodat de totalen nu op respectievelijk 21 en 98 liggen. Deze 
evaluatie heeft alleen betrekking op de scholen die reeds in het schooljaar 2007-2008 
zijn gestart. Het doel ervan is om na te gaan welke innovaties er op deze scholen door 
het experiment van de grond zijn gekomen en tot welke effecten zij hebben geleid. 
Een onderliggende vraag is evenwel of de ontwikkelingen op de scholen zodanig zijn 
dat het streefgetal van 45 dagarrangementen in 2010 haalbaar geacht mag worden. 
Om die vraag te kunnen beantwoorden gaat het echter niet alleen om de ervaringen op 
de betrokken scholen, maar ook om de standpunten van de betrokken schoolbesturen. 
Ook de wijze waarop het project is aangestuurd en begeleid, is daarbij van belang. 
Om deze vragen te beantwoorden zijn in de periode van begin april tot begin juni 
2008 verkennende bezoeken afgelegd bij vier dagarrangementen en zes wijkarrange-menten. 
Tijdens die bezoeken zijn gesprekken gevoerd met de belangrijkste betrok-kenen 
en zijn verschillende activiteiten bijgewoond. De voorlopige bevindingen die 
hieruit voortkwamen, zijn gebruikt om vragenlijsten te ontwikkelen, zodat kon wor-den 
vastgesteld of deze voorlopige bevindingen ook gelden voor de niet bezochte 
arrangementen. Via webenquêtes is er op de scholen met een dagarrangement infor-matie 
ingewonnen bij de directeuren en bij groepsleerkrachten, vakkrachten, leer-lingen 
en ouders. Op scholen met een wijkarrangement zijn op dezelfde wijze vragen-lijsten 
voorgelegd aan de directeuren en de groepsleerkrachten. Hoewel de respons 
achterbleef bij de verwachtingen, hebben we via deze vragenlijsten het inzicht dat we 
tijdens de verkennende bezoeken al hadden verkregen, kunnen versterken. In aan-vulling 
daarop zijn ook gesprekken gevoerd met de grotere schoolbesturen en een van 
de deelgemeenten. Om zicht te krijgen op de ondersteuning van het project zijn ge- 
Naar meer leertijd voor 2 Rotterdamse kinderen
sprekken gevoerd met vertegenwoordigers van ondersteunende instellingen en zijn 
verslagen van bijeenkomsten als informatiebron gebruikt. Over de verslaglegging 
daarvan is met de betrokken partijen via e-mail gecommuniceerd. 
1.3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen 
In deze paragraaf worden de uitkomsten van het onderzoek samengevat door middel 
van een beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen die voorafgaande aan het 
onderzoek door de opdrachtgever zijn geformuleerd. De eerste reeks vragen betreft 
diverse aspecten van beide arrangementen. Bij de dagarrangementen gaat het daarbij 
vooral om aspecten die samenhangen met de uitbreiding van de leertijd en bij de 
wijkarrangementen vooral om aspecten die de samenwerking tussen scholen betref-fen. 
1a Slagen de partners binnen de arrangementen erin hun pedagogische visie beter 
op elkaar af te stemmen? Hoe verloopt dat concreet? 
De directeuren van de dagarrangementen bespeuren hierin een duidelijke vooruitgang 
al gaan zij in hun beoordeling van die afstemming niet verder dan een gemiddeld rap-portcijfer 
van 5,8 en van 6,1 voor de pedagogisch-didactische kwaliteit van de vak-krachten. 
De vakkrachten uiten zich vrij positief over de afstemming, de groepsleer-krachten 
daarentegen nog niet. Op veel scholen met een dagarrangement gebeurt de 
afstemming bij de overdracht van de leerlingen. Soms worden daar ook gemeen-schappelijke 
bijeenkomsten aan gewijd. Op scholen met een wijkarrangement is van 
een afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten nog nauwelijks sprake. Bij 
activiteiten die door meerdere scholen tezamen worden aangeboden is de afstemming 
bovendien vaak kleiner dan bij activiteiten op de eigen school. 
1b Slagen de scholen erin het binnen- en buitenschoolse leren meer met elkaar te 
verbinden? Hoe doen zij dat? 
Op een aantal scholen met een dagarrangement wordt deze verbinding duidelijk ge-legd. 
Het zijn met name de scholen waarop die verbinding ook voorheen reeds veel 
aandacht kreeg en de scholen die werken van een ervaringsgericht onderwijsconcept. 
Het enthousiasme van het team en de directie speelt hierbij een belangrijke rol. Ook 
bij de scholen met een dagarrangement zijn er echter scholen die met hun leerlingen 
slechts sporadisch naar buiten gaan en die een meer traditioneel onderwijsconcept 
hanteren. Bij de scholen met een wijkarrangement krijgt de verbinding tussen binnen-en 
buitenschools leren over het algemeen minder aandacht dan op de scholen met een 
dagarrangement. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 3
1c Nemen nu alle kinderen deel aan activiteiten binnen het dagarrangement en kan 
hun keuzevrijheid daarbij gerespecteerd worden? 
Op de scholen met een dagarrangement nemen nu (nagenoeg) alle kinderen deel aan 
een groot aantal activiteiten. Van een vrije keuze is echter vaak geen sprake. Dat 
komt omdat scholen ervan uitgaan dat de leerlingen in de loop van het jaar toch aan 
alle activiteiten deel moeten nemen. Het is daarom voor hen in organisatorisch op-zicht 
gemakkelijker deelname meteen verplicht te stellen. Op een aantal scholen is er 
daarentegen wel een beperkte keuzevrijheid. 
1d Wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de capaciteit van de verschillende pro-fessionals, 
zodat de leerkrachten zich meer op de kernvakken kunnen richten? 
Zien de leerkrachten een verbetering vergeleken met vorig schooljaar? 
Er zijn op de dagarrangementscholen meer groepsleerkrachten die de komst van de 
vakkrachten als een verrijking van het team beschouwen dan groepsleerkrachten die 
dat niet vinden. Ook de kwaliteit van de samenwerking wordt vaker goed dan niet 
goed gevonden. Eén kwart van de groepsleerkrachten op deze scholen geeft nog even 
veel lessen op het gebied van gym, muziek en handenarbeid, de rest doet dat minder 
dan voorheen. Een andere vraag was of zij nu meer tijd besteden aan de kernvakken. 
Eén kwart zegt daar – in vergelijking met vorig schooljaar – meer tijd aan te besteden, 
driekwart nog niet. Op de scholen met een wijkarrangement geven de groepsleer-krachten 
over het algemeen nog dezelfde lessen als voorheen. 
1e Verbetert de kwaliteit van de samenwerking tussen de leerkrachten en vakkrach-ten 
doordat zij meer bij elkaar in de keuken kunnen kijken? Hoe verloopt dat con-creet? 
Er wordt nog niet zoveel bij elkaar in de keuken gekeken. Vakkrachten komen zelden 
of nooit in de reguliere lessen en groepsleerkrachten zien alleen bij de overdracht wat 
er in de lessen van de vakkrachten gebeurt. Er zijn vrijwel geen groepsleerkrachten 
die zeggen iets van de vakkrachten te leren. De vakkrachten zijn over het algemeen 
tevreden over de kwaliteit van de samenwerking. Volgens de groepsleerkrachten en 
ook de directeuren valt er nog veel te verbeteren. Een gezamenlijke studiemiddag om 
meer tot een gezamenlijke visie en aanpak te komen lijkt een meerderheid van de 
groepsleerkrachten een goed idee. Aan een bijscholing heeft daarentegen slechts een 
klein deel van de groepsleerkrachten behoefte. 
Naar meer leertijd voor 4 Rotterdamse kinderen
1f Leidt het dagarrangement ertoe dat ouders gemakkelijker kunnen deelnemen aan 
arbeid en/of onderwijs? Zijn de voorwaarden daartoe voldoende gewaarborgd? 
Het is nog te vroeg om deze vraag te kunnen beantwoorden. De directeuren geven aan 
er geen zicht op te hebben, al achten zij het niet erg waarschijnlijk. De ouders geven 
wel aan dat ze nu meer tijd hebben om andere dingen te doen. Of dat geleid heeft tot 
meer studerende of werkende ouders kon met deze onderzoeksopzet niet worden 
beantwoord. De ouders die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn vrijwel alle-maal 
ouders die vaak op school komen. Ze zijn derhalve niet representatief. De in-druk 
bestaat wel dat er op de scholen met een dagarrangement meer ouders actief zijn 
dan voorheen. 
1g Verbetert de kwaliteit van de tussenschoolse opvang en daarbinnen de (bege-leiding 
van de) lunch? 
Op sommige scholen wordt de tussenschoolse opvang uitbesteed aan een commer-ciële 
organisatie. Over de kwaliteit daarvan zijn de scholen redelijk tevreden. De helft 
van de directeuren die de vragenlijst hebben ingevuld, geeft aan dat hun doelstel-lingen 
wat betreft de grotere aandacht voor de kwaliteit van de lunch gerealiseerd 
zijn. 
1h Leidt de onderbreking van de leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot 
meer evenwicht in het dagprogramma en een betere benutting van de leertijd? 
De helft van de directeuren vindt dat de doelstelling van de school om de leerlingen 
een meer evenwichtig dagprogramma aan te bieden gerealiseerd is. Of de onder-breking 
van leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot een beter evenwicht in 
het dagprogramma leidt wordt door meer leerkrachten betwijfeld dan beaamd. De 
helft van de kinderen vindt de verlengde schooldagen soms vermoeiend en ook nogal 
wat ouders geven aan dat hun kind na een langere schooldag vermoeider thuiskomt. 
1i Is er een toename van het aantal kinderen dat deelneemt aan buitenschoolse 
activiteiten, nu er gekozen kan worden uit een wijkaanbod? En maken zij daarbij 
een bewustere keuze? 
In vergelijking met de traditionele brede school zien we zowel een – weliswaar nog 
niet grote – toename van het percentage deelnemende leerlingen als van het aantal 
activiteiten. Omdat die toename in de eerste tranche groter is dan in de tweede tran-che 
mag worden verondersteld dat er nog een stijgende lijn in zit. Daarmee is niet 
gezegd dat die toename door de gezamenlijke activiteiten komt. Scholen in een wijk-arrangement 
besteden immers maar een klein deel van hun budget aan gezamenlijke 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 5
activiteiten. Er zijn overigens wijkarrangementen waar de samenwerking wel tot een 
breder aanbod heeft geleid. Leerlingen kunnen daardoor ook aan activiteiten deel-nemen 
die op hun eigen school niet worden gerealiseerd. Dat zijn vooral activiteiten 
waarvoor slechts bij een klein deel van de leerlingen belangstelling bestaat. 
1j Is er sprake van een efficiënter gebruik van locaties en middelen, nu kinderen van 
verschillende scholen samen aan dezelfde activiteiten kunnen deelnemen? 
Zoals gezegd is er nog slechts in beperkte mate sprake van gezamenlijke activiteiten. 
Waar die wel plaats vinden, kan van een efficiënter gebruik van locaties en middelen 
worden gesproken. Van een betere benutting van de middelen is in ieder geval ook 
sprake bij één wijkarrangement, waar meer kan worden uitgegeven aan de activi-teiten, 
omdat niet iedere school een eigen bredeschoolmedewerker heeft aange-steld. 
Over de beschikbaarheid van geschikte locaties zijn de directeuren nog niet erg 
tevreden. De directeuren van de scholen met een wijkarrangement geven daarvoor 
gemiddeld een 5,9. Bij de dagarrangementen is de beoordeling nog lager: 5,4. 
De tweede reeks vragen heeft betrekking op de nieuwe functionarissen zoals de 
buurtmakelaar en bredeschoolmedewerker, maar ook de reeds bestaande functie van 
intern coördinator van de brede school. 
2a Worden deze functies ingevuld op de wijze zoals die was beoogd? 
Alle scholen met een wijkarrangement hebben een bredeschoolmedewerker aange-steld. 
Anders dan in de plannen was voorzien heeft ongeveer de helft van deze me-dewerkers 
een opleiding op hbo-niveau. Het gevolg is dat de scholen deze medewe-ker 
vaak ook taken laten uitvoeren, die eigenlijk door de school zelf – de intern coör-dinator 
– zouden moeten worden gedaan. Voor de functie van intern coördinator zijn 
daarom op veel scholen met een wijkarrangement maar enkele uren per week be-schikbaar. 
Anders dan voorzien hebben verschillende scholen met een dagarrange-ment 
uit hun budget ook een bredeschoolmedewerker ingehuurd. Op deze scholen 
omvat de functie van intern coördinator nog wel minimaal een halve weektaak. 
Op één school na hebben alle scholen met een wijkarrangement aangegeven dat er in 
hun wijk een buurtmakelaar is. Daarnaast hebben deelgemeenten JKZ-medewerkers – 
Jeugd Kansen Zone – aangesteld, die zich vooral bezighouden met de visieontwikke-ling 
binnen wijkarrangementen. Niet alle scholen zijn overigens op de hoogte van het 
bestaan van deze functionarissen. 
Naar meer leertijd voor 6 Rotterdamse kinderen
2b Beantwoorden deze functies aan de verwachtingen van alle betrokkenen? 
Omdat het instellen van de functie van bredeschoolmedewerker geleid heeft tot een 
taakverlichting van de school, wordt zowel deze functie als het feitelijk functioneren 
van deze medewerkers door de directeuren van scholen met een wijkarrangement zeer 
positief beoordeeld. De beoordeling van de buurtmakelaar is lager, maar nog wel 
ruim voldoende. Behalve dat er vermoedelijk verschillen zijn in de kwaliteiten van de 
buurtmakelaars, zou ook een verklaring kunnen zijn dat niet alle directeuren in gelijke 
mate belang hechten aan het organiseren van gemeenschappelijke activiteiten. 
2c Hoe verloopt de onderlinge afstemming tussen deze functionarissen? 
We hebben voorbeelden aangetroffen dat de onderlinge afstemming en samenwerking 
tussen bredeschoolmedewerker en buurtmakelaar optimaal functioneert en voorbeel-den 
dat er conflicten zijn. Op zich vullen beide taken elkaar goed aan, maar op scho-len 
waar samenwerking met andere scholen niet hoog op de agenda staat, valt er voor 
de buurtmakelaar weinig eer te behalen. De functies van buurtmakelaar en die van 
JKZ-medewerker kunnen in principe ook goed worden afgebakend, maar zij kunnen 
ook aanleiding geven tot conflicten. Voor de scholen is het onderscheid tussen beide 
functies niet altijd duidelijk. 
2d Hoe verlopen de processen binnen het samenwerkingsverband binnen de wijk? 
Dat is heel verschillend en samenwerking wordt ook heel verschillend geïnterpre-teerd. 
In sommige wijken loopt het samenwerkingsverband zo goed dat er steeds 
meer gemeenschappelijke naschoolse activiteiten voor de leerlingen worden georga-niseerd. 
In andere wijken komt er vrijwel niets aan gemeenschappelijke activiteiten 
van de grond. Behalve van de kwaliteiten van de buurtmakelaar en de JKZ-medewer-ker 
hangt dat ook in belangrijke mate af van de inzet en motivatie van de directeuren. 
Hoe de directeuren in de samenwerking staan, hangt mede af van de concurrentiever-houdingen 
tussen de scholen in de wijk. 
De derde reeks vragen gaat over de deskundigheidsbevordering waarvan binnen dit 
experiment gebruik kon worden gemaakt. Hiermee werd beoogd de betrokken profes-sionals 
vertrouwd te maken met de nieuwe functies en met elkaars werkwijzen om 
daardoor de samenwerking te versterken en het draagvlak te vergroten. Hiervoor is 
een plan van aanpak gemaakt, dat echter in de loop van het experiment is losgelaten. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 7
3a Waarom is het oorspronkelijke scholingsplan verlaten? 
In de oorspronkelijke plannen was er deskundigheidsbevordering voorzien voor nage-noeg 
iedereen die bij een van beide arrangementen is betrokken. De directeuren en 
ook de groepsleerkrachten bleken echter weinig of geen behoefte te hebben aan bij-scholing, 
nog afgezien van de extra belasting die het bijwonen van cursussen met zich 
mee zou brengen. 
3b Vanuit welke gedachte zijn er nu scholingsplannen ontwikkeld? 
Daarom is in eerste instantie alle aandacht uitgegaan naar cursussen voor de nieuwe 
categorieën medewerkers, te weten de bredeschoolmedewerkers en de buurtmake-laars. 
Toen er – door de directeuren – een sterke behoefte aan cursussen voor vak-krachten 
werd vastgesteld, is ook voor deze categorie een aanbod ontwikkeld. 
3c Worden deze plannen gerealiseerd en worden de beoogde doelstellingen be-haald? 
Van de cursussen voor bredeschoolmedewerkers is alleen die voor de eerste tranche 
al afgerond. De cursussen voor de latere tranches en voor de buurtmakelaars lopen 
nog door tot eind 2008. Afgaande op de aantallen cursisten hebben verreweg de 
meeste bredeschoolmedewerkers en buurtmakelaars zich laten bijscholen. De afge-sloten 
cursus is over het algemeen als goed beoordeeld. De cursus voor vakkrachten – 
die overigens niet verplicht is – is pas in het schooljaar 2008-2009 gestart. 
De vierde reeks vragen handelt over de tevredenheid van alle betrokkenen, zowel het 
personeel van de school en de partners waarmee de school samenwerkt als de ouders 
en kinderen zelf. De tevredenheid kan betrekking hebben op verschillende aspecten. 
4a Hoe wordt de uitbreiding van de leertijd ervaren door de verschillende betrok-kenen? 
De directeuren waarderen hun dagarrangement gemiddeld met een 7. De groepsleer-krachten 
komen gemiddeld echter niet verder dan een 5,9, omdat zij vinden dat hun 
taak als gevolg van het dagarrangement zwaarder is geworden. Extra leertijd en meer 
aandacht voor de kernvakken worden volgens de meeste leerkrachten nog niet gerea-liseerd. 
Zij zijn bovendien nog sterk verdeeld over de bereikte effecten bij de leerlin-gen. 
Het oordeel van de vakkrachten is met een gemiddeld rapportcijfer van 7,2 be-duidend 
positiever, al geeft een deel van hen toe dat zij soms wel eens moeite hebben 
met het handhaven van orde. Ook de leerlingen zijn overwegend positief. Bij de ou-ders 
hebben we eveneens vooral positieve geluiden gehoord. Het gaat dan wel om 
Naar meer leertijd voor 8 Rotterdamse kinderen
ouders die vaak op school komen. In vergelijking met het dagarrangement wordt het 
wijkarrangement door de directeuren en vooral door de groepsleerkrachten met een 
hoger rapportcijfer gewaardeerd (resp. 7,4 en 7,0). 
4b Hoe tevreden zijn de arrangementen over de bijdrage van partijen die zorgen 
voor de ondersteuning, zoals WGI, OOG, De Meeuw en JOS? 
Van de drie vormen van ondersteuning – procesbegeleiding, deskundigheidsbevorde-ring 
en de werkgeversfunctie – is de laatste het beste naar volle tevredenheid van alle 
betrokkenen uitgevoerd door het werkgeversinstituut WGI. De door OOG opgezette 
cursussen voor de twee nieuwe functies, die van bredeschoolmedewerker en die van 
buurtmakelaar, zijn naar tevredenheid van de deelnemers uitgevoerd. Of deze cur-sussen 
ook het effect hebben dat de deelnemers hun functie beter zijn gaan vervullen, 
kunnen we niet vaststellen. Een cursus voor de vakkrachten heeft volgens sommige 
directeuren te lang op zich laten wachten. 
De procesbegeleiding is door verschillende organisaties met daarbinnen verschillende 
functionarissen uitgevoerd. Daarover is voorafgaande aan het experiment onvoldoen-de 
nagedacht. In de praktijk hebben de verschillende vormen van ondersteuning soms 
voor verwarring gezorgd, met name wanneer de onderlinge afstemming tussen de 
betrokken functionarissen niet optimaal verloopt. Ten aanzien van De Meeuw wordt 
gemeld dat er vaak sprake was van een wisseling van personeel. Verschillende direc-teuren 
pleiten ervoor om de middelen voor de ondersteuning rechtstreeks aan de scho-len 
uit te keren, zodat zijzelf kunnen kiezen waaraan deze middelen worden besteed. 
De meningen over de rol van JOS als regisseur van de wijk- en dagarrangementen 
zijn verdeeld. De scholen zijn vaak positief, maar de besturen uiten zich kritischer. Zij 
vinden dat het beleid te vaak wordt bijgesteld, zonder dat daarover voldoende met hen 
is gecommuniceerd. Daarnaast willen ze greep houden op het beheer van hun scholen, 
hetgeen inhoudt dat JOS niet buiten hen om afspraken maakt met de scholen. Men is 
in dat opzicht verdeeld over het aanstellen van contactpersonen per school. 
Naast deze vier reeksen van vragen omvatte de opdracht nog een viertal andere on-derzoeksvragen. 
5 Hoe was de situatie bij de wijk- en dagarrangementen voorafgaande aan het 
experiment, dat wil zeggen medio 2007? 
De beginsituatie van scholen bij de start van het experiment wordt zoals te verwach-ten 
vooral bepaald door de voorgeschiedenis als brede school. We hebben hier bij 
beide arrangementen de grootst mogelijke variatie aangetroffen van enerzijds scholen 
met een jarenlange ervaring tot anderzijds scholen die voorheen nimmer brede school 
zijn geweest. Het merendeel van de scholen die in de eerste of tweede tranche voor 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 9
een dagarrangement zijn geselecteerd heeft wel een langdurige voorgeschiedenis als 
brede school. Die voorgeschiedenis heeft niet in alle gevallen de doorslag gegeven bij 
de selectie van scholen voor toelating tot een van de arrangementen. 
6 In hoeverre wordt de voortgang van de experimenten met wijk- en dagarrange-menten 
gehinderd door knelpunten in de beschikbare accommodaties en midde-len? 
De beschikbaarheid van goede accommodaties wordt zowel door de directeuren 
van de scholen met een dag- als met een wijkarrangement regelmatig als een knel-punt 
gezien. Bij de dagarrangementen is het gemiddelde rapportcijfer voor de 
kwaliteit en beschikbaarheid van accommodaties 5,4, bij de wijkarrangementen 
5,9. Omdat er bij de wijkarrangementen nog slechts op bescheiden schaal sprake 
is van gemeenschappelijke activiteiten, kan er nog nauwelijks sprake zijn van een 
betere benutting van de accommodaties. 
7 Hoe verloopt de afstemming op beleidsniveau tussen de partijen die in het Rotter-damse 
onderwijs-, welzijns- en jeugdbeleid een rol spelen? 
Hoewel er sprake is van regelmatig overleg lijkt die afstemming – mede door uiteen-lopende 
standpunten van de schoolbesturen – moeizaam te verlopen. Het draagvlak 
voor de dagarrangementen staat daardoor onder druk. Daar komt bij dat de communi-catie 
tussen de besturen en hun scholen ook niet optimaal verloopt. Scholen krijgen 
daardoor verschillende boodschappen. 
8 Leiden de nieuwe arrangementen tot een toename van het percentage leerlingen 
dat aan activiteiten deelneemt en tot een toename van het aantal activiteiten dat 
wordt aangeboden? Het gaat hierbij om meerwekelijkse activiteiten. 
Het dagarrangement heeft zowel geleid tot een 100 %-bereik van de leerlingen als tot 
een grote toename van het aantal meerwekelijkse activiteiten. Daarentegen hebben de 
wijkarrangementen slechts tot een bescheiden toename van het bereik en het aantal 
activiteiten geleid. Deze scholen verschillen in dit opzicht nog maar in geringe mate 
van de gewone brede scholen in Rotterdam, maar we zien wel een toename tussen de 
eerste en de tweede tranche. Scholen die al in de eerste tranche met een wijkarrange-ment 
zijn gestart hebben gemiddeld een groter bereik dan de later gestarte scholen. 
Dat geldt zowel voor het percentage leerlingen dat meedoet als voor het aantal activi-teiten 
dat wordt georganiseerd. 
Naar meer leertijd voor 10 Rotterdamse kinderen
1.4 Conclusies 
Op basis van de antwoorden bij de onderzoeksvragen zijn zes conclusies geformu-leerd. 
Conclusie 1 
Op de scholen die een dagarrangement hebben ingevoerd wordt er met veel enthou-siasme 
en inzet aan een uitbreiding van de leertijd gewerkt. Dat neemt niet weg dat 
er nog sprake is van een aantal knelpunten. 
Het dagarrangement is nog niet op alle scholen al ingevoerd volgens de opzet die in 
het plan van aanpak is vastgesteld. De kwaliteit van de vakkrachten laat soms nog te 
wensen over en ook de afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten ver-loopt 
– zeker volgens de groepsleerkrachten – nog niet optimaal. 
Wel hebben we kunnen vaststellen dat de directies een belangrijke rol hebben ge-speeld 
in het opbouwen van een veranderingsgerichte cultuur en het op gang brengen 
van veranderingsprocessen. Het totstandkomen van dagarrangementen is doorgaans 
een intensief samenspel geweest tussen bestuur, (G)MR, schoolleiding, leerkrachten 
en ouders waardoor er een breed draagvlak is ontstaan voor de innovaties. 
Voorwaarden voor het slagen van de invoering van een dagarrangement zijn: de mate 
waarin scholen er in slagen het veranderingsproces vorm te geven en over vaardighe-den 
beschikken om een eenduidig pedagogisch klimaat te ontwikkelen, het activi-teitenaanbod 
te verbreden en de kwaliteit van de samenwerking tussen onderwijs en 
partners te verbeteren. 
Conclusie 2 
Tussen de scholen die samen voor een wijkarrangement hebben gekozen, wordt er 
over het algemeen nog maar in beperkte mate samengewerkt met gemeenschappe-lijke 
activiteiten. Dat neemt niet weg dat sommige wijkarrangementen er wel in 
slagen op grote schaal gemeenschappelijke activiteiten te organiseren. Dan is er 
vaak ook sprake van een nieuw elan in de wijk. 
De mate waarin scholen binnen een wijkarrangement daadwerkelijk met elkaar sa-menwerken, 
blijkt sterk te variëren. Door nog geen 40 procent van de directeuren is 
gemeld dat er minstens op één dag in de week gezamenlijke activiteiten plaatsvinden. 
In meer dan de helft van de gevallen blijft die samenwerking beperkt tot enkele keren 
per jaar of zelfs nog minder. Veel scholen die voor een wijkarrangement hebben ge-kozen, 
gebruiken de extra middelen om het aanbod voor de eigen leerlingen te verbe-teren. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 11
In de wijken waar wel goed wordt samengewerkt aan gezamenlijke activiteiten, was 
er vaak ook al voor de invoering van het wijkarrangement sprake van een goed con-tact 
tussen de scholen. Behalve van persoonlijke factoren hangen deze contacten ver-moedelijk 
ook samen met stabiele leerlingenstromen en het ontbreken van rivaliteit 
tussen de scholen. Dat houdt in dat samenwerking tussen scholen niet altijd organi-seerbaar 
is en zeker niet kan worden afgedwongen. 
Conclusie 3 
De belangstelling voor de invoering van wijkarrangementen is beduidend groter 
dan voor de invoering van dagarrangementen. Er zijn daarvoor meerdere redenen 
aan te wijzen. 
De eerste reden voor de grote belangstelling voor het wijkarrangement is gelegen in 
de ruime financiering voor het creëren van nieuwe functies, waardoor de scholen die 
voor dit arrangement kozen, zelf minder tijd en aandacht aan de organisatie hoefden 
te besteden. Verder is met schoolbesturen afgesproken dat scholen in de buurt van een 
dagarrangementschool – als ‘compensatiemaatregel’ voor de verstoorde concurren-tieverhoudingen 
– automatisch de kans krijgen een wijkarrangement te gaan vormen. 
Als derde reden kan genoemd worden dat er vrijwel geen toezicht is geweest of de sa-menwerking 
tussen scholen bij gemeenschappelijke activiteiten daadwerkelijk van de 
grond komt. Toen andere scholen bemerkten dat de scholen met een wijkarrangement 
voor de extra middelen weinig extra inspanningen hoefden te leveren, gingen ook zij 
– wellicht daartoe aangemoedigd door hun bestuur – zich aanmelden voor een wijk-arrangement. 
Conclusie 4 
Wat het aantal georganiseerde activiteiten en het bereik van de leerlingen betreft 
hebben de dagarrangementen tot nu toe aanzienlijk meer effect gerealiseerd dan de 
wijkarrangementen. 
Op basis van de deelnameregistratie door de scholen kunnen we vaststellen dat het 
dagarrangement niet alleen geleid heeft tot een 100 %-bereik van de leerlingen, maar 
ook tot een aanzienlijke toename van het aantal meerwekelijkse activiteiten. Op de 
scholen met een wijkarrangement is daarvan veel minder sprake. Deze scholen ver-schillen 
nog maar in geringe mate van de gewone brede scholen, maar we zien wel 
een toename naarmate scholen langer bij in een wijkarrangement participeren. 
Naar meer leertijd voor 12 Rotterdamse kinderen
Conclusie 5 
De schoolbesturen zijn verdeeld over de invoering van het dagarrangement. 
Van de grotere schoolbesturen heeft alleen de RVKO zich ingezet om het beleid van 
de gemeente te steunen. Hun scholen zijn er door het bestuur op gewezen dat de wijk-arrangementen 
als een voorstadium van het dagarrangement gezien moeten worden, 
wat niet wegneemt dat de scholen wel autonoom zijn in hun beslissing. Dat geldt ook 
bij de andere besturen, maar deze besturen geven hun scholen wel minder ‘support’. 
Stichting BOOR houdt zich vrij afzijdig en de beide grotere protestants-christelijke 
besturen geven te kennen dat zij – zeker voorlopig – de wijkarrangementen prefereren 
boven de dagarrangementen. 
Conclusie 6 
Veel scholen zijn enthousiast over het wijkarrangement. Niettemin wordt de stap 
naar het dagarrangement door een aantal scholen overwogen. 
Op veel scholen bevalt het wijkarrangement zo goed dat de directeuren niet enthou-siast 
zijn om een dagarrangement in te voeren. Daarnaast beschouwen zij de weer-standen 
bij het team als een grote belemmering. Toch zien de directeuren ook voor-delen, 
met name in het bereik van 100 procent van de leerlingen en in het kunnen 
verbeteren van de afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten. Gemiddeld 
schatten zij de kans dat de school over twee jaar een dagarrangement is op 32 procent. 
Als dat percentage inderdaad gerealiseerd zou worden, zou dat een beduidende stap 
zijn in de richting van 45 dagarrangementen in 2010. Zowel bij de besturen als bij 
veel scholen is er wel sprake van een grote bezorgdheid over de beschikbare midde-len 
in de periode na 2010. 
1.5 Aanbevelingen 
Op basis van de conclusies in de vorige paragraaf komen we met een aantal aanbeve-lingen 
die achtereenvolgens worden besproken. 
Aanbeveling 1 
Creëer een tussenvariant waarin de sterke kanten van het dag- en wijkarrangement 
worden verenigd. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 13
De sterke kant van het geslaagde dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd 
voor 100 procent van de leerlingen. Een geslaagd wijkarrangement draagt zorg voor 
een goede samenwerking tussen scholen bij het organiseren van gemeenschappelijke 
activiteiten in de wijk. Wanneer de sterke kanten van beide arrangementen worden 
verenigd, houdt dat in dat voor alle leerlingen verplichte activiteiten worden georga-niseerd 
op een tijdstip dat alle scholen – ook de scholen die nu een dagarrangement 
hebben – daaraan mee kunnen doen. Dat is het beste mogelijk wanneer de onderwijs-tijd 
en de tijd voor activiteiten worden gescheiden en niet – zoals bij het huidige 
dagarrangement – elkaar afwisselen. Het zogenoemde Zweedse model – onderwijs in 
de ochtend, activiteiten in de middag – kan hierbij als voorbeeld dienen. Voor de 
groepsleerkrachten leidt deze oplossing tot minder versnippering van hun lessen en 
kan zij bovendien zorgen voor een taakverlichting vergeleken met het huidige dagar-rangement. 
Dat betekent overigens niet dat de groepsleerkrachten geen rol hoeven te 
spelen bij de activiteiten in de middag. In het Zweedse model zijn zowel de groeps-leerkrachten 
als de vakkrachten de hele dag aanwezig, maar verschilt hun rol in de 
ochtend- en middaguren. 
Aanbeveling 2 
Schaf de huidige arrangementen niet direct af, maar zorg wel voor een financiering 
die beter in relatie staat tot de inspanningen die scholen zich moeten getroosten. 
Wanneer scholen die voor het bestaande dagarrangement hebben gekozen, dat willen, 
moeten zij de kans krijgen daarmee door te gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn 
bij de scholen die ervoor hebben gekozen de dagindeling te baseren op het bioritme 
van de kinderen. Voor scholen die binnen het wijkarrangement niet of nauwelijks wil-len 
samenwerken met andere scholen bij het opzetten van gemeenschappelijke activi-teiten, 
zal dit financiële consequenties dienen te hebben. Dit dient ook het geval te 
zijn wanneer scholen het 100 procent-bereik niet invoeren. 
Aanbeveling 3 
Geef scholen budget voor ondersteuning en begeleiding en laat ze die zelf – alleen 
of tezamen – inkopen. 
Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat er bij veel directeuren behoefte be-staat 
om zelf te kiezen welke begeleiding en ondersteuning zij voor zichzelf en voor 
het team wensen. Het gaat dan niet alleen om procesbegeleiding en deskundigheids-bevordering, 
maar ook om de budgetten voor de inzet van de nieuwe functionarissen. 
Het is wel belangrijk de scholen bij te staan bij het maken van die keuze wanneer zij 
daar prijs op stellen. Een optie zou ook kunnen zijn om de vrije besteding van budget- 
Naar meer leertijd voor 14 Rotterdamse kinderen
ten pas toe te staan nadat scholen enige ervaring met het arrangement hebben opge-daan. 
Aanbeveling 4 
Overleg met de besturen over het organiseren van gezamenlijke bijeenkomsten voor 
alle scholen met hetzelfde arrangement. 
Hierbij kan vooral gedacht worden aan scholen die in dezelfde fase van een arran-gement 
zitten. Zij kunnen het meest van elkaar leren. Dat neemt niet weg dat het 
zinvol kan zijn om ook bijeenkomsten te organiseren waarin scholen met een lan-gere 
ervaring hun kennis kunnen overdragen aan scholen die pas beginnen. 
Aanbeveling 5 
Monitor de ontwikkelingen en de effecten. 
Zeker wanneer er verschillende varianten naast elkaar bestaan, is het zinvol om de 
effecten van de verschillende varianten te vergelijken. Dat kan bijvoorbeeld door de 
doorstroom naar het voortgezet onderwijs over een aantal jaren te laten vergelijken. 
Ook de beschikbare gegevens uit het Leerlingvolgsysteem kunnen hiervoor op korte 
termijn gebruikt worden. 
Daarnaast wordt voor de langere termijn aanbevolen om scholen deel te laten nemen 
aan het landelijke cohortonderzoek COOL5-18 dat om de drie jaar plaatsvindt. Bij dit 
onderzoek worden de scores van de leerlingen van groep 2, groep 5 en groep 8 op de 
taal- en rekentoetsen uit het Leerlingvolgsysteem bij de scholen opgevraagd. Tevens 
wordt daarbij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen gemeten op basis 
van door de groepsleerkracht en de leerlingen zelf in te vullen vragenlijsten. De leer-lingen 
kunnen later ook nog worden gevolgd in het voortgezet onderwijs en het mid-delbaar 
beroepsonderwijs. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 15
Naar meer leertijd voor 16 Rotterdamse kinderen
2 Inhoud van het onderzoek 
2.1 Inleiding 
In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede 
school’ van start gegaan. Het experiment is geïnitieerd door de gemeente Rotterdam 
in samenwerking met de gezamenlijke schoolbesturen en wordt aangestuurd door de 
dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS). Doel is het realiseren van een nieuwe 
structuur van brede scholen met een doorlopend aanbod van onderwijs en opvang. 
Het gaat zowel om de verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinde-ren 
als om het bieden van oplossingen voor ouders om arbeid en zorg te combineren. 
Ook het verbeteren van de samenwerking met de welzijnsinstellingen en het be-vorderen 
van de integratie in de wijk worden als doelstellingen gezien. 
Brede scholen zijn in Rotterdam geen nieuw fenomeen. Sommige brede scholen zijn 
al rond 1995 gestart. Het ging toen om lokale initiatieven van scholen in achterstands-wijken 
die inzagen dat de school de problematiek niet alleen kan oplossen en die 
daarom meer heil verwachtten van samenwerking met andere instellingen. Geleidelijk 
aan zijn de gemeente en de deelgemeenten deze initiatieven meer gaan ondersteunen. 
Inmiddels staat een ruime meerderheid van de ongeveer 200 Rotterdamse basis-scholen 
te boek als brede school en de bedoeling is dat te zijner tijd alle scholen breed 
worden. Bij het experiment dat in 2007 is gestart gaat het echter niet om een kwanti-tatieve 
uitbreiding maar om een kwalitatieve verdieping van een deel van de brede 
scholen. Het experiment is een uitwerking van een eerder dat jaar verschenen plan 
van aanpak waarin het Rotterdamse onderwijsbeleid voor de komende jaren wordt 
geschetst. 
2.2 Inhoud van het Rotterdamse onderwijsbeleid 
Op 27 februari 2007 is het Plan van aanpak ‘Maatwerk op school; meer leertijd voor 
kinderen’ gepresenteerd. Met dit plan van aanpak legt het college van B&W van Rot-terdam 
een aantal accenten binnen het eerder van dat jaar met de schoolbesturen voor 
primair en voortgezet onderwijs en de ROC’s overeengekomen Rotterdams Onder-wijs 
Beleid. Het Rotterdams Onderwijs Beleid heeft 10 actiepunten, die met het oog 
op een maximale ontwikkeling van Rotterdamse leerlingen tot uitvoering moeten 
komen. Een van de actiepunten is de samenwerking tussen school en omgeving con- 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 17
creet invulling te geven door middel van het concept ‘brede school’. Met bondgeno-ten 
in de wijk gaan de brede scholen hun programma met zes uur per week uitbreiden. 
Scholen konden daarbij een keuze maken tussen een wijkarrangement en een dagar-rangement. 
Bij het wijkarrangement zijn de veranderingen het minst ingrijpend. Kenmerkend is 
de samenwerking tussen meerdere brede scholen in de wijk bij de organisatie van de 
tussen- en buitenschoolse activiteiten. Omdat de leerlingen ook deel kunnen nemen 
aan activiteiten op andere scholen, wordt het aanbod aanzienlijk vergroot. Het nieuwe 
bestaat vooral in het feit dat de samenwerking ondersteund wordt door nieuwe, door 
de gemeente gesubsidieerde, functionarissen. Om de door de scholen zelf al betaalde 
interne coördinator te ontlasten, konden alle brede scholen binnen het wijkarrange-ment 
een bredeschoolmedewerker aanstellen voor allerlei uitvoerende taken, onder 
andere bij de verplaatsing van de kinderen tussen de locaties. Ten behoeve van de 
organisatie en afstemming van de activiteiten op wijkniveau kon er – met een dienst-verband 
van zes uur per deelnemende school – een buurtmakelaar worden aangesteld. 
Deze buurtmakelaar dient de activiteiten in organisatorisch opzicht met de interne 
coördinatoren en de aanbieders af te stemmen. 
Het dagarrangement verschilt heel duidelijk van het wijkarrangement. Terwijl de 
deelname van de leerlingen aan de buitenschoolse activiteiten in het wijkarrangement 
facultatief is, is die bij het dagarrangement verplicht, afgezien van de vrijheid van 
keuze voor een bepaald type activiteiten. Het grootste verschil is echter dat deze acti-viteiten 
verspreid over de dag plaatsvinden, deel uitmaken van het curriculum en door 
vakkrachten worden begeleid. De samenwerking tussen vakkrachten en groepsleer-krachten 
is hier derhalve van groot belang. Een onderdeel van het dagprogramma 
bestaat uit de gezamenlijke lunch. Omdat de professionals hieraan ook deelnemen, 
kan deze lunch gezien worden als leermoment. De scholen die aan dit experiment 
meedoen, zijn op twee of drie dagen in de week van 8 tot 17 uur open voor alle kinde-ren 
vanaf groep 3. Door de uitbreiding van de leertijd op school wordt het mogelijk 
binnenschools en buitenschools leren meer op elkaar af te stemmen en dient er ook 
meer tijd vrij te komen voor de bestaande vakken binnen het onderwijs. 
Het dagarrangement is ook bedoeld om ouders betere mogelijkheden te bieden zorg 
en arbeid – of opleiding – te combineren. Rotterdam loopt hiermee in Nederland 
voorop. Waar veel andere gemeenten zich bij hun streven om onderwijs en kinderop-vang 
te combineren vooral richten op multifunctionele gebouwen en de activiteiten 
verder overlaten aan de betrokken partners, ligt in Rotterdam het accent vooral op de 
activiteiten: de betrokken scholen en hun partners worden geholpen om te komen tot 
een afgewogen dagprogramma en er worden uitgebreide mogelijkheden geboden voor 
deskundigheidsbevordering van alle betrokken medewerkers. 
Naar meer leertijd voor 18 Rotterdamse kinderen
De ontwikkeling van het project is gefinancierd met behulp van middelen uit het 
Europees Sociaal Fonds. Over de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008 heeft de ge-meente 
Rotterdam aan scholen die starten met een wijkarrangement jaarlijks gemid-deld 
60.000 euro verstrekt voor personele ondersteuning. Voor de structurele verlen-ging 
van zes uur per week voor de kinderen op een school met een dagarrangement is 
gemiddeld ruim twee ton per jaar beschikbaar. 
2.3 Accent op het dagarrangement 
Alleen het dagarrangement wordt in de collegedoelstelling genoemd. In dit arrange-ment 
wordt de meeste extra leertijd gerealiseerd en is deelname voor alle leerlingen 
vanaf groep 3 verplicht. Het beleid is er nu op gericht om in 2010 op minimaal 45 
scholen het dagarrangement te hebben ingevoerd. Het wijkarrangement kreeg een 
belangrijke rol toebedeeld in de wijksamenwerking. Voor dit arrangement zijn bo-vendien 
twee nieuwe functies geïntroduceerd. 
In het experiment is de leertijd van leerlingen met zes uur per week verlengd. In 
plaats van 26 uur gaan de kinderen 32 uur per week naar school. De school is daartoe 
twee tot drie dagen in de week in totaal zes uur langer geopend voor alle kinderen 
vanaf groep drie. Op deze dagen is er geen regulier lesrooster. Er wordt een ‘ver-lengd’ 
dagprogramma aangeboden waarin rust- en leermomenten zijn geïntegreerd in 
het curriculum, rekening wordt gehouden met het bioritme van de verschillende leef-tijdsgroepen 
en voldoende ruimte voor beweging, creativiteit, ontspanning en ‘levens-echt’ 
leren wordt geboden. De uitvoering van de ‘extra’ uren ligt in handen van vak-leerkrachten, 
zoals gymleerkrachten, theater- en dansdocenten, docenten techniek en 
kinderwerkers die activiteiten met een vormend karakter aanbieden. Een vast onder-deel 
van het programma is de lunch waar alle leerlingen aan meedoen. Meerwaarde 
van het ‘gezamenlijk eten’ wordt ten volle benut om hun ‘leertijd’ te verlengen: ’lun-chen 
wordt leren’. De begeleiding tijdens de lunch is in handen van professionele 
krachten. 
Omdat de activiteiten van het dagarrangement buiten de geldende schooltijd wordt 
georganiseerd, is draagvlak bij de ouders noodzakelijk Het ouderdeel van de mede-zeggenschapsraad 
(MR) heeft namelijk instemmingsbevoegdheid bij de keuze voor 
een dagarrangement (WMS, artikel 13, lid j). De start van een dagarrangement vraagt 
dan ook om goede communicatie met ouders over wat de nieuwe opzet voor hen en 
voor en hun kinderen betekent. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 19
2.4 Onderzoeksvragen 
In het schooljaar 2007-2008 is – verdeeld in twee tranches – op 14 Rotterdamse scho-len 
een dagarrangement ingevoerd, terwijl 59 scholen zijn toegetreden tot een wijkar-rangement. 
In het huidige schooljaar zijn daar 7 scholen met een dagarrangement en 
39 scholen met een wijkarrangement bijgekomen, zodat de totalen nu respectievelijk 
op 21 en 98 liggen. Een onderliggende vraag van deze evaluatie luidt of de ontwikke-lingen 
zodanig zijn dat het aantal van 45 dagarrangementen in het jaar 2010 gereali-seerd 
kan zijn. Om die vraag te kunnen beantwoorden zal deze evaluatie niet alleen 
inzicht moeten geven in de ontwikkelingen en ervaringen op de scholen die met een 
dagarrangement zijn gestart, maar ook in de ontwikkelingen en ervaringen op de 
scholen die in een wijkarrangement participeren. Uitgaande van deze onderliggende 
vraag heeft JOS voor deze evaluatie de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 
De eerste categorie vragen betreft de kenmerken van de beoogde vergroting van de 
leertijd. Bij het dagarrangement gaat het om de volgende vragen: 
1a Slagen de partners binnen de arrangementen erin hun pedagogische visie beter op 
elkaar af te stemmen? Hoe verloopt dat concreet? 
1b Slagen de scholen erin het binnen- en buitenschoolse leren meer met elkaar te 
verbinden? Hoe doen zij dat? 
1c Nemen nu alle kinderen deel aan activiteiten binnen het dagarrangement en kan 
hun keuzevrijheid daarbij gerespecteerd worden? 
1d Wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de capaciteit van de verschillende pro-fessionals, 
zodat de leerkrachten zich meer op de kernvakken kunnen richten? 
Zien de leerkrachten een verbetering vergeleken met vorig schooljaar? 
1e Verbetert de kwaliteit van de samenwerking tussen de leerkrachten en vakleer-krachten 
doordat zij meer bij elkaar in de keuken kunnen kijken? Hoe verloopt 
dat concreet? 
1f Leidt het dagarrangement ertoe dat ouders gemakkelijker kunnen deelnemen aan 
arbeid en/of onderwijs? Zijn de voorwaarden daartoe voldoende gewaarborgd? 
1g Verbetert de kwaliteit van de tussenschoolse opvang en daarbinnen de (begelei-ding 
van de) lunch? 
1h Leidt de onderbreking van de leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot 
meer evenwicht in het dagprogramma en een betere benutting van de leertijd? 
Bij het wijkarrangement gaat het deels om dezelfde vragen (a, b, e). Daaraan kan de 
vraag worden toegevoegd of er sprake is van afstemming tussen de scholen binnen 
een wijkarrangement. Daarnaast zijn er vragen die specifiek zijn voor het wijkarran-gement. 
Naar meer leertijd voor 20 Rotterdamse kinderen
1i Is er een toename van het aantal kinderen dat deelneemt aan buitenschoolse acti-viteiten, 
nu er gekozen kan worden uit een wijkaanbod? En maken zij daarbij een 
bewustere keuze? 
1j Is er sprake van een efficiënter gebruik van locaties en middelen, nu kinderen van 
verschillende scholen samen aan dezelfde activiteiten kunnen deelnemen? 
De tweede reeks vragen heeft betrekking op de nieuwe functionarissen zoals de 
buurtmakelaar en bredeschoolmedewerker, maar ook de reeds bestaande interne coör-dinator 
van de brede school dient aandacht te krijgen. De volgende vragen zijn daarbij 
te onderscheiden: 
2a Worden deze functies ingevuld op de wijze zoals die was beoogd? 
2b Beantwoorden deze functies aan de verwachtingen van alle betrokkenen? 
2c Hoe verloopt de onderlinge afstemming tussen deze functionarissen? 
2d Hoe verlopen de processen binnen het samenwerkingsverband binnen de wijk? 
De derde reeks vragen gaat over de deskundigheidsbevordering waarvan binnen dit 
experiment gebruik kon worden gemaakt. Hiermee werd beoogd de betrokken profes-sionals 
vertrouwd te maken met de nieuwe functies en met elkaars werkwijzen om 
daardoor de samenwerking te versterken en het draagvlak te vergroten. Hiervoor is 
een plan van aanpak gemaakt, dat echter in de loop van het experiment is losgelaten. 
De volgende vragen zijn aan de orde: 
3a Waarom is het oorspronkelijke scholingsplan verlaten? 
3b Vanuit welke gedachte zijn er nu scholingsplannen ontwikkeld? 
3c Worden deze plannen gerealiseerd en worden de beoogde doelstellingen behaald? 
De vierde reeks vragen handelt over de tevredenheid van alle betrokkenen, zowel het 
personeel van de school en de partners waarmee de school samenwerkt als de ouders 
en kinderen zelf. De tevredenheid kan betrekking hebben op verschillende aspecten. 
4a Hoe wordt de uitbreiding van de leertijd ervaren door de verschillende betrokke-nen? 
4b Hoe tevreden zijn de verschillende partijen over de bijdrage van de andere partij-en, 
inclusief de partijen die meer op de achtergrond functioneren zoals WGI, 
OOG, De Meeuw en JOS? 
Naast deze vier reeksen van vragen omvatte de opdracht nog een viertal andere on-derzoeksvragen. 
5 Hoe was de situatie bij de wijk- en dagarrangementen voorafgaande aan het 
experiment, dat wil zeggen medio 2007? 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 21
6 In hoeverre wordt de voortgang van de experimenten met wijk- en dagarrange-menten 
gehinderd door knelpunten in de beschikbare accommodaties en midde-len? 
7 Hoe verloopt de afstemming op beleidsniveau tussen de partijen die in het Rotter-damse 
onderwijs-, welzijns- en jeugdbeleid een rol spelen? 
8 Leiden de nieuwe arrangementen tot een toename van het percentage leerlingen 
dat aan activiteiten deelneemt en tot een toename van het aantal activiteiten dat 
wordt aangeboden? Het gaat hierbij om meerwekelijkse activiteiten. 
Naar meer leertijd voor 22 Rotterdamse kinderen
3 Onderzoeksopzet en verslag van het veldwerk 
3.1 Inleiding 
In paragraaf 3.2 van dit hoofdstuk geven we in kort bestek aan hoe deze evaluatie is 
opgezet en uitgevoerd. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op het verloop van het 
veldwerk. De opzet van de verdere rapportage staat in paragraaf 3.4. 
3.2 Onderzoeksopzet 
Om de onderzoeksvragen die in het vorige hoofdstuk zijn geformuleerd, te kunnen 
beantwoorden is gekozen voor een opzet die deels kwalitatief en deels kwantitatief is. 
In de eerste fase heeft het accent op een kwalitatieve aanpak gelegen. Voordat we de 
betrokkenen een vragenlijst konden voorleggen, moesten we immers inzicht verwer-ven 
in de processen die zich op de werkvloer afspelen. Daarom zijn in die fase – die 
zich afgespeeld heeft in april en mei 2008 – vier dagarrangementen en zes wijk-arrangementen 
bezocht. De selectie van deze arrangementen heeft plaatsgevonden in 
overleg met de begeleidingscommissie, bestaande uit medewerkers van JOS en een 
vertegenwoordiger van de schoolbesturen. 
Op de scholen met een dagarrangement namen die bezoeken een groot deel van de 
dag in beslag. Om kennis te nemen van de ervaringen en ontwikkelingen, zijn er ge-sprekken 
gevoerd met de directeur van de school en de coördinator van het dagarran-gement. 
Daarnaast zijn er op die dag activiteiten bijgewoond, waarbij ook gesproken 
is met de vakkrachten en de groepsleerkrachten die de kinderen kwamen overdragen. 
Op enkele scholen is ook de lunch van de leerlingen bijgewoond, waarbij gesprekken 
zijn gevoerd met medewerkers die daar in opdracht van de school voor verantwoorde-lijk 
zijn en met stagiaires. 
Bij de zes wijkarrangementen zijn telkens twee scholen bezocht. Ook op deze scholen 
zijn gesprekken gevoerd met de directeur en de interne coördinator en vaak ook met 
de bredeschoolmedewerker. In enkele gevallen kon ook met de buurtmakelaar wor-den 
gesproken en zijn er activiteiten bijgewoond. 
De inhoud van de gesprekken is primair bepaald door de positie van de betrokkenen. 
Bij de directeuren waren dat zaken als het schoolbeleid en de huisvesting. Bij de 
coördinatoren lag er een sterk accent op het maken van de roosters. Bij de brede-schoolmedewerkers 
en de buurtmakelaars is – behalve het werk dat zij uitvoeren – 
ook hun ervaring met de deskundigheidsbevordering aan de orde gesteld. Bij alle 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 23
gesprekken tezamen zijn alle thema’s die betrekking hebben op de in hoofdstuk 2 ge-formuleerde 
onderzoeksvragen uitvoerig aan de orde geweest. 
De bevindingen uit de eerste fase zijn vervolgens gebruikt voor het maken van vra-genlijsten. 
We wilden immers nagaan of onze bevindingen ook gelden voor de overi-ge 
dag- en wijkarrangementen. Voor de scholen met een dagarrangement hebben we 
vragenlijsten gemaakt voor de directeur, de groepsleerkrachten, de vakleerkrachten, 
de ouders en de leerlingen. Bij de scholen met een wijkarrangement hebben we vol-staan 
met een vragenlijst voor de directeur en een voor de groepsleerkrachten. Van 
een vragenlijst voor de vakkrachten is afgezien, omdat deze bij een wijkarrangement 
moeilijk te bereiken zijn zonder de school extra te belasten. Ook bij het afzien van 
een vragenlijst voor de leerlingen en de ouders heeft de belasting voor de school een 
rol gespeeld. Een bijkomende reden was daar echter dat het om activiteiten gaat die 
voor de leerlingen niet verplicht zijn. Op voorhand kan daarom al worden aangeno-men 
dat de leerlingen die eraan deelnemen dat met plezier doen en ook dat hun ou-ders 
daar geen bezwaar tegen hebben. In de volgende paragraaf gaan we nader in op 
het verloop van het kwantitatieve deel van dit onderzoek. 
De bevindingen uit de eerste fase zijn vervolgens ook besproken in interviews met 
betrokkenen op een hoger niveau, uiteraard alleen voor zover deze bevindingen hen 
aangingen. Dat waren allereerst vertegenwoordigers van de vier grootste schoolbestu-ren 
in Rotterdam. In het Nederlandse onderwijsbeleid nemen de schoolbesturen sinds 
enkele jaren immers een centrale positie in. Zonder hun medewerking kunnen ge-meenten 
geen onderwijsbeleid meer voeren. Daarnaast hebben we in deze fase een 
gesprek gevoerd met één van de Rotterdamse deelgemeenten. In Rotterdam is het 
welzijnsbeleid immers van oudsher een verantwoordelijkheid van de deelgemeenten. 
Door die verantwoordelijkheid zijn zij ook betrokken geraakt bij de ontwikkeling van 
brede scholen. 
Vervolgens zijn er gesprekken gevoerd met de organisaties die op verzoek van de 
dienst JOS het invoeringsproces van de dag- en wijkarrangementen ondersteunen. Dat 
is in de eerste plaats de welzijnsorganisatie De Meeuw. Stichting de Meeuw heeft een 
taak gekregen bij zowel de intake en selectie van de scholen die zich voor één van de 
arrangementen hebben aangemeld als bij de procesmatige en inhoudelijke begeleiding 
van de arrangementen. Om zicht te krijgen op het totaalbeeld van de ondersteuning is 
ook gesproken met JKZ-functionarissen die op verzoek van de deelgemeenten onder-steuning 
bieden aan met name de wijkarrangementen. Met de organisatie die de op-dracht 
heeft gekregen voor de deskundigheidsbevordering – OOG Onderwijs en 
Jeugd – en met het Werkgeversinstituut (WGI) is de communicatie via e-mail verlo-pen. 
Behalve van de informatie uit de gesprekken hebben we ook gebruik gemaakt 
van eigen evaluaties van deze organisaties en van verslagen die ons ter beschikking 
zijn gesteld. 
De voorlopige bevindingen zijn ook enkele keren besproken met de opdrachtgever 
van het onderzoek. Bij die besprekingen is ook het verloop van het onderzoek door- 
Naar meer leertijd voor 24 Rotterdamse kinderen
genomen. Over het verloop van het onderzoek is met de opdrachtgever ook regelma-tig 
gecommuniceerd via telefoon en e-mail. 
3.3 Verloop van het veldwerk 
De vragenlijsten bij dit onderzoek zijn uitgevoerd als webenquêtes. Het ITS beschikt 
over internettechnologie waarmee via een portaal meerdere vragenlijsten tegelijk 
kunnen worden ingevuld door diverse categorieën betrokkenen. Dat kan dan op iedere 
computer met een internetverbinding. Eerst kreeg de school daarvoor een inlogcode 
uitgereikt. Vervolgens kon een van de medewerkers van de school – bijvoorbeeld de 
coördinator van het arrangement of de bredeschoolmedewerker – via het portaal op 
eenvoudige wijze inlogcodes aanmaken door bij iedere categorie een aantal in te 
vullen. Via deze inlogcodes kregen deze betrokkenen – groepsleerkrachten, vakkrach-ten, 
leerlingen en ouders – toegang tot de voor hen bestemde vragenlijst. De vragen-lijsten 
konden zowel in groepsverband – leerlingen – als individueel worden inge-vuld, 
zowel op school als thuis. Het voordeel van deze benadering is voor de school 
dat er geen schriftelijk vragenlijsten hoeven te worden uitgedeeld, ingezameld en 
teruggestuurd. En de gegevens zijn direct beschikbaar nadat de vragenlijst is inge-vuld. 
In de oorspronkelijke opzet zou dit deel van het onderzoek plaatsvinden in juni en de 
eerste helft van juli. Op verzoek van een deel van de scholen is dit deel van het on-derzoek 
echter na de zomervakantie verplaatst. Omdat de scholen ook niet direct in 
het begin van het nieuwe schooljaar benaderd konden worden, is het veldwerk pas 
eind september hervat. Alle scholen zijn daarvoor opnieuw benaderd. De opzet was 
dat de vragenlijsten voor de medewerkers, leerlingen en ouders tot aan de herfstva-kantie 
zouden kunnen worden ingevuld. Kort na de herfstvakantie zijn de vragenlijs-ten 
voor de directeuren op het portaal geplaatst. Omdat de respons bij de eerder uitge-zette 
vragenlijsten nog te wensen overliet, is de termijn van alle vragenlijsten ver-lengd 
tot medio november. Er zijn in die periode diverse acties ondernomen om de 
respons te bevorderen. 
De gezamenlijke acties hebben uiteindelijk – tezamen met het verlengen van de peri-ode 
waarin de vragenlijsten konden worden ingevuld – tot een duidelijke verhoging 
van de respons geleid. Bij het afsluiten van het veldwerk bleek de directievragenlijst 
op tien van de veertien scholen met een dagarrangement te zijn ingevuld. Op zeven 
van die scholen hebben ook groepsleerkrachten en leerlingen een vragenlijst inge-vuld. 
Op zes scholen is dat gebeurd door ouders en op vier scholen door vakkrachten. 
Bij de scholen met een wijkarrangement is de vragenlijst ingevuld door 28 directeu-ren 
– nagenoeg de helft – en door groepsleerkrachten van dertien scholen. Hoewel we 
gehoopt hadden op een nog hogere respons kunnen we daarmee – tezamen met alle 
bevindingen uit de gesprekken en observaties – toch een vrij goed beeld schetsen van 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 25
de ontwikkelingen binnen beide arrangementen en een antwoord geven op de onder-zoeksvragen. 
3.4 Indeling van dit rapport 
In hoofdstuk 4 wordt allereerst verslag gedaan van de gesprekken en observaties op 
de scholen die in de eerste fase van het onderzoek zijn bezocht. De bevindingen wor-den 
als voorlopige antwoorden op de onderzoeksvragen gepresenteerd. Hoofdstuk 5 
heeft vervolgens betrekking op de ondersteuning. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de 
gesprekken met de betrokken organisaties, op de ter beschikking gestelde documen-ten 
en op de internetcommunicatie daarover. De gesprekken met de schoolbesturen en 
met een deelgemeente – het gaat dan over de onderzoeksvraag naar de afstemming 
van het beleid – zijn in hoofdstuk 6 opgenomen. In hoofdstuk 7 worden vervolgens de 
resultaten van de webenquêtes op de scholen met een dagarrangement gepresenteerd 
en in hoofdstuk 8 die op de scholen met een wijkarrangement. Hoofdstuk 9 gaat ten 
slotte in op het bereik van beide arrangementen. 
Naar meer leertijd voor 26 Rotterdamse kinderen
4 Verkennende gesprekken en observaties 
4.1 Inleiding 
Zoals in het vorige hoofdstuk al aangekondigd is het onderzoek gestart met een be-zoek 
aan vier dagarrangementen en zes wijkarrangementen waarbij met de belang-rijkste 
betrokkenen is gesproken en waarbij ook verschillende activiteiten zijn be-zocht. 
De schoolbezoeken hebben plaatsgevonden in de periode van april tot begin 
juni van het vorige schooljaar (2007-2008). De selectie van de arrangementen is 
gemaakt in overleg met de opdrachtgever en met De Meeuw. Bij die selectie is reke-ning 
gehouden met een verdeling naar denominatie en naar stadsdeel – respectievelijk 
ten noorden en ten zuiden van de Maas. Bovendien is uitdrukkelijk niet alleen gese-lecteerd 
op succesverhalen, maar ook op bijzondere situaties zoals een geïsoleerde 
ligging en de daarmee verbonden organisatorische problemen. 
De bezoeken aan de scholen en de gesprekken waren behalve voor het verkrijgen van 
een eerste oriëntatie ook bedoeld als input voor het ontwikkelen van de vragenlijsten 
voor de volgende onderzoeksfase. Met deze vragenlijsten zou dan kunnen worden 
nagegaan in hoeverre het beeld uit de oriëntatiefase door het latere uitgebreidere 
onderzoek al dan niet bevestigd wordt. 
In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de oriëntatiefase evenwel als zelfstandige 
bron weergegeven. We beschrijven die niet voor elk van de afzonderlijke scholen die 
zijn bezocht, maar vanuit een globaal perspectief waarin met name de verschillen 
worden belicht. In principe worden daarbij geen namen van scholen genoemd, maar 
in enkele specifieke gevallen was het niet mogelijk herkenbaarheid te voorkomen. In 
paragraaf 4.2 wordt allereerst beschreven vanuit welke beginsituatie de deelnemende 
scholen aan het experiment begonnen zijn. Daarna worden in paragraaf 4.3 enkele 
zaken beschreven die afwijken van het vooraf opgestelde model. In paragraaf 4.4 
worden enkele onbedoelde gevolgen genoemd en in paragraaf 4.5 enkele overige 
bevindingen. In paragraaf 4.6 wordt tenslotte een voorlopig oordeel gegeven over de 
ontwikkelingen binnen de dag- en wijkarrangementen, voor zover deze in de oriënta-tiefase 
van ons onderzoek zijn gesignaleerd. 
4.2 De beginsituatie 
De beginsituatie van scholen bij de start van het experiment wordt zoals te verwach-ten 
vooral bepaald door de voorgeschiedenis als brede school. We hebben hierbij de 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 27
grootst mogelijke variatie aangetroffen van enerzijds scholen met een jarenlange 
ervaring tot anderzijds scholen die voorheen nimmer brede school zijn geweest. Op-merkelijk 
daarbij is dat die voorgeschiedenis niet in alle gevallen de doorslag gegeven 
blijkt te hebben bij de selectie van scholen voor toelating tot een van de arrangemen-ten. 
Zo blijkt een school met een ruime ervaring aan buitenschoolse activiteiten – ook 
tot verbazing van de directie zelf – pas in de tweede tranche voor een dagarrangement 
in aanmerking te zijn gekomen, terwijl een school zonder enige ervaring al voor de 
eerste tranche geselecteerd werd. Daarbij moet overigens wel worden vermeld dat 
deze laatste school zichzelf had aangemeld voor een wijkarrangement. Door de geïso-leerde 
ligging van de school is samenwerking met andere scholen evenwel uitgeslo-ten, 
zodat de school – ook weer tot verbazing van de directie – het aanbod kreeg om 
een dagarrangement te starten. Omdat de school geen enkele voorgeschiedenis had als 
brede school en omdat er in de omgeving nauwelijks of geen welzijnswerk voorhan-den 
was, bleek dat een zware opgave, met name ook omdat de voorbereidingstijd zeer 
beperkt was. Overigens heeft het merendeel van de scholen die in de eerste of tweede 
tranche voor een dagarrangement zijn geselecteerd wel een langdurige voorgeschie-denis 
als brede school, maar dat neemt niet weg dat de beginsituatie van de scholen 
die in het startjaar met een dagarrangement zijn begonnen, sterk uiteenloopt. 
Bij de wijkarrangementen hebben we hetzelfde kunnen vaststellen. Hier zien we aan 
het ene uiteinde wijkarrangementen van scholen die ook voorheen reeds een grote 
mate van samenwerking hadden en aan het andere uiteinde een wijkarrangement 
waarvan de directeuren elkaar pas voor het eerst ontmoet hadden tijdens een geza-menlijke 
excursie naar Zweden. In het eerste geval beginnen de gemeenschappelijke 
activiteiten in steeds grotere mate van de grond te komen, in het andere geval moes-ten 
er eerst nog verkennende gesprekken worden georganiseerd. 
Als mogelijke verklaring voor deze uiteenlopende mate van samenwerking vooraf-gaande 
aan het experiment werd ons gewezen op de concurrentieverhouding tussen 
de scholen in de wijk. Is daar sprake van een stabiele verhouding waarbij scholen zich 
weinig zorgen hoeven te maken over hun leerlingenaantal, dan is de kans groot dat er 
goed wordt samengewerkt. Vaak zijn er dan ook onderlinge afspraken gemaakt dat er 
alleen in uitzonderingssituaties leerlingen van elkaar worden overgenomen en dat er 
geen uitgesproken werving plaatsvindt. Wanneer daarentegen de concurrentieverhou-dingen 
niet stabiel zijn – bijvoorbeeld door herstructureringsprojecten in een deel van 
de wijk, dan is de kans op samenwerking veel kleiner. 
Men zou verwachten dat er bij de selectie van wijkarrangementen met de beginsitua-tie 
rekening gehouden zou zijn, maar dan blijkt daar een ander criterium doorheen 
gelopen te hebben dat tot stand is gekomen in samenspraak met de schoolbesturen. 
Dat is de keuze om scholen in de buurt van een dagarrangementschool – als compen-satiemaatregel 
– automatisch de kans te geven een wijkarrangement te vormen. Eén 
van de verkennende gesprekken had betrekking op een situatie waarin twee scholen 
Naar meer leertijd voor 28 Rotterdamse kinderen
werd gevraagd om een wijkarrangement te vormen omdat de andere school in de 
buurt zich had aangemeld voor een dagarrangement. Toen dat dagarrangement niet 
door bleek te gaan als gevolg van weerstand bij de ouders, zijn de voorbereidingen 
voor het wijkarrangement wel doorgezet, ook al betrof het hier scholen zonder voor-geschiedenis 
als brede school. De reden daarvoor was dat de werving en selectiepro-cedure 
voor de nieuwe medewerkers al waren gestart. 
4.3 Afwijkingen van het model 
Gezien de uiteenlopende beginsituaties die in de vorige paragraaf zijn beschreven, is 
het niet opmerkelijk dat we bij onze bezoeken aan de scholen situaties aantroffen die 
in meer of mindere mate afwijken van het vooraf vastgestelde model van dag- en 
wijkarrangementen. Hoewel die afwijkingen gezien de uitgangssituatie verklaarbaar 
zijn en voor een deel ook als tussenoplossing zijn bedoeld, zullen we ze in deze para-graaf 
wel beschrijven. Voor de volledigheid vermelden we daar wel bij dat deze be-schrijving 
op het vorige schooljaar betrekking heeft. 
Wat de dagarrangementen betreft was er op één van de bezochte scholen nog geen 
sprake van verplicht overblijven voor de leerlingen, omdat een deel van de ouders 
zich daartegen verzette. In de praktijk ging ten tijde van ons bezoek overigens slechts 
een klein deel van de leerlingen tussen de middag nog naar huis, zodat men verwacht-te 
deze maatregel in het nieuwe schooljaar wel in te kunnen voeren. Op een andere 
school eten de leerlingen tussen de middag eerst in de eigen klas, voordat zij naar het 
gezamenlijke overblijven gaan. 
Het doorbreken van de reguliere lessen door lessen van vakkrachten vindt op een van 
de scholen alleen na de middag plaats. In de ochtenduren krijgen de leerlingen alleen 
les van hun groepsleerkracht waarbij dan alle leervakken zijn gepland. In de mid-daguren 
worden de creatieve lessen van de groepsleerkracht afgewisseld met die van 
de vakkrachten. Daaruit kan worden afgeleid dat bij het opstellen van het lesrooster 
niet is uitgegaan van het bioritme van de kinderen. Dat was overigens ook het geval 
op de andere door ons bezochte scholen met een dagarrangement. Het eerste argu-ment 
dat we gehoord hebben, is dat het in de praktijk niet mogelijk is daarmee reke-ning 
te houden. Dat komt omdat vakkrachten doorgaans voor een hele dag worden 
ingehuurd. Niet het bioritme van de kinderen, maar de beschikbaarheid van de vak-kracht 
is dan de factor die het rooster het meest bepaalt. Het tweede argument is veel 
fundamenteler: er worden twijfels geuit aan de onderbouwing van de theorie. Als 
praktische bijkomstigheid wordt daar nog aan toegevoegd dat het bioritme van de 
kinderen binnen dezelfde klas al sterk verschilt omdat zij op verschillende tijden naar 
bed gaan. Overigens hebben we later wel gehoord dat er op een tweetal scholen die 
niet door ons bezocht zijn, wel met een op het bioritme aangepast rooster wordt ge-werkt. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 29
Ook bij de wijkarrangementen hebben we een aantal afwijkingen van het model ge-signaleerd. 
In de eerste plaats bleek er in sommige van de door ons bezochte arran-gementen 
van gemeenschappelijke activiteiten nog niet of nauwelijks sprake te zijn. 
Opmerkelijker was dat ook de animo om daarmee te beginnen, in enkele gevallen 
nogal laag was. Voor een deel gaat het dan om scholen die zelf al een uitgebreid 
aanbod aan activiteiten hebben en dat nog verder willen uitbreiden, maar die aarzelen 
om tot een dagarrangement over te gaan omdat dit een te grote ingreep zou betekenen. 
Met de extra middelen die zij in het kader van het wijkarrangement ontvangen kunnen 
zij het aanbod voor de kinderen van de eigen school versterken, waarbij dankbaar 
gebruik gemaakt wordt van de hulp van de bredeschoolmedewerker. Met de buurtma-kelaar 
worden de contacten daarentegen afgehouden. 
In andere wijken worden er met behulp van de buurtmakelaar wel gemeenschappelij-ke 
activiteiten georganiseerd, maar die blijven dan beperkt tot enkele keren per jaar. 
Er is dan nog geen sprake van activiteiten die gedurende een reeks van weken voor 
kinderen van verschillende scholen worden georganiseerd. 
Bij het ontbreken van gezamenlijke activiteiten lijken concurrentieoverwegingen 
soms een rol te spelen. Ook het nog niet geregeld zijn van een sluitende verzekering 
tijdens de verplaatsing van de kinderen werd soms als argument genoemd, waarbij 
tevens gewezen werd op de beperking dat één bredeschoolmedewerker niet op het-zelfde 
tijdstip kinderen naar verschillende scholen of locaties kan brengen. In andere 
wijkarrangementen worden deze argumenten daarentegen niet aangehaald of zijn er 
oplossingen gevonden om hiermee om te gaan. 
Een opvallende afwijking van het vooraf ontworpen model is ook dat verschillende 
scholen een bredeschoolmedewerker hebben aangesteld met een opleiding op hbo-niveau, 
terwijl er in de plannen is uitgegaan van een functie op mbo-niveau. Een deel 
van deze medewerkers heeft bovendien een pedagogisch-didactische achtergrond. 
Soms kan er dat toe leiden dat het werk dat eigenlijk door de interne coördinator van 
de school gedaan moet worden helemaal door de bredeschoolmedewerker wordt 
overgenomen, al dan niet samen met de buurtmakelaar. Het risico daarvan is dat de 
hoogopgeleide bredeschoolmedewerker deze baan slechts als tussenstation ziet, zodat 
er op de school een hiaat ontstaat wanneer deze medewerker vertrekt. Een ander 
risico is dat de buitenschoolse activiteiten minder in de school geïntegreerd worden, 
wanneer zij niet door een eigen coördinator worden aangestuurd. Overigens hebben 
we op enkele scholen met een wijkarrangement ook de situatie aangetroffen, dat er 
door de school geen eigen coördinator is aangesteld, maar dat de directeur deze taak 
erbij neemt. 
Een opvallende afwijking van het vastgestelde model – maar wel met instemming van 
JOS – doet zich voor in Pendrecht. Daar hadden de vier scholen die in het wijkarran-gement 
participeren – samen maar één bredeschoolmedewerker aangesteld, zodat de 
Naar meer leertijd voor 30 Rotterdamse kinderen
rest van het budget ingezet kan worden voor activiteiten. Het aantal gemeenschappe-lijke 
activiteiten kon daardoor explosief groeien, met name ook op de woensdag- en 
vrijdagmiddag. Het gevolg was wel dat er voor het schooljaar 2008-2009 een tweede 
bredeschoolmedewerker moest worden aangetrokken. 
Ten slotte hebben we bij de wijkarrangementen nog een functie aangetroffen die in de 
plannen niet wordt genoemd. Het betreft hier de JKZ-functie die door een aantal 
deelgemeenten is ingesteld en die vanuit die invalshoek een rol speelt bij de organisa-tie 
van wijkarrangementen. In hoeverre er bij deze functie een risico bestaat van over-lap 
met andere functies komt in het vervolg nog ter sprake. 
4.4 Onbedoelde gevolgen 
Naast afwijkingen van het geschetste model hebben we ook onbedoelde gevolgen 
gesignaleerd. Op de scholen met een dagarrangement blijkt samenwerking met de 
andere scholen in de wijk heel moeilijk te zijn, omdat de activiteiten er onder school-tijd 
plaatsvinden, zodat ze niet kunnen worden opengesteld voor kinderen van andere 
scholen. Soms wordt daar bewust voor gekozen, in andere gevallen wordt dit als een 
nadeel van het dagarrangement beschouwd omdat de school daardoor geïsoleerd raakt 
van de ontwikkelingen in de wijk. De deelname aan incidentele activiteiten in de wijk 
is dan nog de enige mogelijkheid om de betrokkenheid met de wijk te tonen. Dat een 
school met een dagarrangement binnen de wijk een ingewikkelde verhouding heeft 
tot die wijk, is ook gebleken uit een combinatiefunctie op een van de bezochte scho-len. 
In die combinatie werd zowel de functie van intern coördinator van het dagarran-gement 
als die van buurtmakelaar in één persoon verenigd. In theorie leek dat een 
mooie combinatie, maar in de praktijk bleken de belangen van beide functies te ver 
uiteen te lopen. 
Ook bij de wijkarrangementen lijkt er sprake van onbedoelde gevolgen. Hier gaat het 
vooral om het gegeven dat een wijkarrangement kan worden vormgegeven zonder dat 
er van enige betrokkenheid van de groepsleerkrachten sprake is. Dat betekent dat er in 
die gevallen ook geen afstemming tot stand komt in de aanpak en de inhoud van de 
lessen. Dat risico lijkt door de nieuwe functies van bredeschoolmedewerker en 
buurtmakelaar te zijn versterkt, want zij nemen de school veel werk uit handen. Bo-vendien 
lijkt het risico groter naarmate er door de scholen meer gezamenlijke activi-teiten 
worden georganiseerd. Dan gaat een groot deel van de kinderen voor de buiten-schoolse 
activiteiten naar een accommodatie die aan het zicht van de groepsleerkrach-ten 
onttrokken is en waar zij – zo ze daaraan al behoefte hebben – ook moeilijk ken-nis 
van kunnen nemen. Dat veel groepsleerkrachten weinig betrokken zijn bij deze 
activiteiten hebben we van verschillende informatiebronnen te horen gekregen. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 31
4.5 Overige bevindingen 
In deze paragraaf wordt alvast een voorlopig antwoord gegeven op enkele centrale 
onderzoeksvragen. Hoewel we bij de dagarrangementen ook voorbeelden hebben 
gezien dat het goed loopt, lijkt de afstemming met de vakkrachten de scholen nog 
veel zorgen te baren. Er wordt niet zozeer getwijfeld aan hun inhoudelijke maar wel 
aan hun didactische en pedagogische kwaliteiten, zodat leerlingen na afloop van deze 
lessen moeilijk weer tot leren komen. Van de andere kant hebben we ook van vak-krachten 
gehoord dat zij niet altijd door de school worden ondersteund. Een typisch 
antwoord was overigens ‘op deze school wel, maar op mijn vorige school niet’. Dat 
wijst erop dat scholen er zelf ook veel aan kunnen doen om het werk voor hun vak-krachten 
aantrekkelijker te maken. Bij sommige wijkarrangementen is de afstand tus-sen 
groepsleerkrachten en vakkrachten zo groot dat afstemming nog nauwelijks aan 
de orde is. Bij andere wijkarrangementen is dit thema daarentegen wel op de agenda 
gezet. 
De verbinding tussen binnen- en buitenschools leren komt op enkele scholen die daar 
al langer ervaring mee hadden, steeds beter van de grond. Op andere scholen is daar 
echter nog nauwelijks of geen sprake van. Bij de dagarrangementen nemen nu alle 
leerlingen deel aan de activiteiten. Van keuzevrijheid is vaak echter geen sprake, 
omdat dit organisatorische problemen met zich meebrengt en omdat meestal als uit-gangspunt 
gehanteerd wordt dat de leerlingen toch aan alle activiteiten moeten deel-nemen. 
De uitbreiding van de leertijd wordt in zoverre gerealiseerd dat de leerlingen 
in de meeste gevallen wel zes uur per week langer op school zijn. Daar zitten dan ook 
de tijden voor niet-cognitieve activiteiten en de rusttijden bij. Bovendien gaat een 
deel van de extra tijd op aan de verplaatsing van de leerlingen. Volgens sommigen is 
er van extra tijd voor de leervakken geen sprake, volgens anderen wel maar slechts in 
bescheiden mate. De lunch laat nog een wisselend beeld zien. Het uitgangspunt dat 
toezicht op de lunch ertoe zou leiden dat ouders adviezen krijgen over het meegeven 
van een goede lunch wordt door enkele scholen teniet gedaan doordat zij de leerlin-gen 
zelf een lunch aanbieden. Of de ouders in de tijd dat ze nu niet voor hun kinderen 
hoeven te zorgen, gaan werken of studeren, is voor de scholen onbekend, maar zij 
hebben daar geen hoge verwachtingen van. 
Ook wat de beoordeling van de ondersteuning betreft zien we een wisselend beeld. 
Over de dienstverlening door het WGI hebben we geen klachten vernomen. Op de 
kwaliteit van de door OOG aangeboden cursussen hebben de directeuren zelf nauwe-lijks 
zicht, maar de betrokken medewerkers zijn daar over het algemeen positief over, 
zoals ook in het volgende hoofdstuk nog aan de orde komt. Bij de directeuren zelf 
hebben we geen behoefte aan een cursus kunnen vaststellen, maar door enkelen wordt 
Naar meer leertijd voor 32 Rotterdamse kinderen
wel onvrede uitgesproken over het uitblijven van cursussen voor de vakkrachten. 
Deze zijn pas in het schooljaar 2008-2009 gestart. 
Bij de beoordeling van de door De Meeuw geboden ondersteuning hebben we uiteen-lopende 
reacties aangetroffen. Er wordt opgemerkt dat de bijdrage van De Meeuw 
onduidelijk is, mede door de wisseling van personeel, zodat men niet meer weet wat 
men kan verwachten. Een andere directeur was in de fase van meedenken nog wel 
positief, daarna niet meer. Weer een ander spreekt echter wel in positieve bewoordin-gen 
over de geboden begeleiding. 
4.6 Voorlopige beoordeling 
Niettegenstaande de afwijkingen van het vooraf geplande model, de onbedoelde ge-volgen 
en de door veel scholen gesignaleerde problemen met de beschikbaarheid en 
kwaliteit van vakkrachten, hebben we bij de schoolbezoeken en vooral ook bij de 
observaties van de activiteiten een groot aantal gunstige ontwikkelingen kunnen vast-stellen. 
Dat geldt zowel voor de dag- als voor de wijkarrangementen. 
Wat de dagarrangementen betreft kan daarbij gewezen worden op de scholen waar de 
aanvangsproblemen voor een belangrijk deel zijn overwonnen en waar het team – on-danks 
de gesignaleerde grotere taakbelasting – zich met groot enthousiasme blijft 
inzetten om het arrangement tot een succes te maken. Bij sommige wijkarrangemen-ten 
heeft het beschikbaar komen van nieuw personeel geleid tot een aanzienlijke uit-breiding 
van de naschoolse activiteiten en tot nieuw elan in de samenwerking binnen 
de wijk. Er werd op deze scholen nog wel weinig betrokkenheid van de groepsleer-krachten 
bij de buitenschoolse activiteiten gemeld. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 33
Naar meer leertijd voor 34 Rotterdamse kinderen
5 De ondersteuning 
5.1 Inleiding 
In dit hoofdstuk komen verschillende aspecten van de ondersteuning aan de orde. Dit 
hoofdstuk is deels geschreven op basis van gesprekken met betrokkenen en deels op 
basis van internetcommunicatie. Daarnaast is gebruik gemaakt van schriftelijk mate-riaal 
zoals verslagen van bijeenkomsten en notities. Wat de ondersteuning betreft, 
kunnen er drie functies worden onderscheiden: procesbegeleiding, deskundigheids-bevordering 
en de werkgeversfunctie. 
De procesbegeleiding bij het opstarten en ondersteunen van de dag- en wijkarrange-menten 
is door de dienst JOS uitbesteed aan de stedelijke welzijnsorganisatie De 
Meeuw. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan. Behalve door medewerkers 
van De Meeuw wordt er bij de wijkarrangementen echter ook procesbegeleiding 
verzorgd door zogenoemde JKZ-functionarissen. De JKZ-functie – Jeugd Kansen 
Zone – wordt op basis van de bestuursovereenkomst Onderwijs en Jeugd die enkele 
jaren geleden met de dienst JOS is gesloten, in stand gehouden door de deelgemeen-ten. 
In de meeste deelgemeenten worden deze functionarissen overigens ook inge-huurd 
bij De Meeuw. De vraag kan wel worden gesteld hoe de procesbegeleiding in 
opdracht van de deelgemeente (de JKZ-functie) zich verhoudt tot de procesbegelei-ding 
die door De Meeuw in opdracht van JOS wordt uitgevoerd. Bovendien moet de 
vraag worden beantwoord hoe de JKZ-functie zich verhoudt tot de functie van buurt-makelaar 
die door JOS in het kader van de wijkarrangementen in het leven is geroe-pen. 
1 In paragraaf 4.3 wordt aan deze vragen aandacht besteed. 
Voor de deskundigheidsbevordering heeft JOS een contract afgesloten met OOG – 
Onderwijs en Jeugd in Amsterdam. In de oorspronkelijke opzet waren daarin door 
JOS cursussen of workshops gepland voor vrijwel alle functies binnen het dag- en het 
wijkarrangement. In paragraaf 4.4 wordt beschreven welk deel daarvan inmiddels is 
gerealiseerd en hoe het aanbod door de betrokkenen – voor zover daarover al gege-vens 
zijn – is gewaardeerd. 
Ten slotte is ook het Werkgeversinstituut (WGI) een belangrijke partner in het geheel. 
Het WGI treedt allereerst op als werkgever voor nieuwe en tijdelijke medewerkers 
zonder vast dienstverband. Daarnaast heeft het WGI als onderaannemer van De 
1 De JKZ-functie was overigens niet opgenomen in de oorspronkelijke onderzoeksvraag. Omdat de 
functie tijdens de verkennende gesprekken echter herhaaldelijk werd genoemd, is in overleg met de 
opdrachtgever afgesproken deze functie in het onderzoek mee te nemen. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 35
Meeuw ook een taak bij de organisatie van het traject. Een belangrijk onderdeel daar-van 
is het verzamelen en beschikbaar maken van informatie over wettelijke en ar-beidsrechtelijke 
regelingen. In paragraaf 4.5 wordt daar ander op ingegaan, waarna in 
paragraaf 4.6 enkele conclusies worden getrokken. 
5.2 Procesbegeleiding (De Meeuw) 
De procesbegeleiding door De Meeuw kan gezien worden als procesmatige en inhou-delijke 
begeleiding van de wijk- en dagarrangementen. Voor de begeleiding van de 
dagarrangementen uit de eerste en tweede tranche zijn door De Meeuw twee mede-werkers 
ingezet, voor de wijkarrangementen uit de eerste en tweede tranche aanvan-kelijk 
een, later drie medewerkers, allen parttime. Twee andere deeltijdmedewerkers 
van De Meeuw werken aan het vergroten van de ouderbetrokkenheid, leerlingenparti-cipatie 
en tussenschoolse opvang. Dat gebeurt onder meer door het opzetten en bege-leiden 
van klankbordgroepen. Bij het dagarrangement ligt het accent tot nu toe op het 
informeren tijdens ouderbijeenkomsten en het evalueren met de ouders. 
De procesbegeleiding begint bij de intake en selectie van de scholen die zich bij JOS 
hadden aangemeld om voor een van de arrangementen in aanmerking te komen. De 
intake is gebeurd door middel van een gesprek met de directeur en de coördinator van 
de brede school. Daarbij wordt informatie verzameld over de motivatie van de school 
om met het arrangement te beginnen en over de sterke en zwakke kanten van de 
school, voor zover deze voor het betreffende arrangement van belang werden geacht. 
De keuze welke scholen in de verschillende tranches tot de arrangementen zijn toege-laten 
is in overleg met JOS gemaakt. De drempel voor het starten van een dagarran-gement 
lag daarbij uiteraard hoger dan het geval was bij de wijkarrangementen. Op 
de scholen die geselecteerd werden voor het dagarrangement moest vervolgens – voor 
zover dat door de school zelf nog niet was gebeurd – de instemming en medewerking 
van het team en van de ouders worden verkregen. Ook daaraan heeft De Meeuw op 
enkele scholen een bijdrage geleverd. 
Nadat de keuze voor het dagarrangement definitief was en er met het arrangement een 
aanvang werd gemaakt, hebben de medewerkers van De Meeuw de betrokken scholen 
regelmatig bezocht. De behoefte daaraan bij de scholen was heel verschillend, zowel 
afhankelijk van het streefniveau van de school als van de ervaringen die de school al 
had met het organiseren van buiten- en binnenschoolse activiteiten in het kader van 
de vroegere brede school. De deskundigheid van De Meeuw ligt vooral bij de inhou-delijke 
aspecten van de arrangementen, zoals draagvlak in het team en de MR, dag-programmering 
en opstellen van roosters. Veel vragen gingen echter ook over de 
Naar meer leertijd voor 36 Rotterdamse kinderen
financiering, de huisvesting en de subsidies. Voor de beantwoording hiervan is 
meestal doorverwezen naar JOS. 
Wat de wijkarrangementen betreft heeft De Meeuw een bijdrage geleverd aan het bij 
elkaar brengen van scholen wanneer er van een samenwerking tussen scholen nog 
geen sprake was. Ook bij het aantrekken van bredeschoolmedewerkers en bij de keu-ze 
van de buurtmakelaar waren de medewerkers van De Meeuw – samen met het 
WGI – betrokken. Om ervoor te zorgen dat de scholen de voortgang van het wijkar-rangement 
kunnen monitoren heeft De Meeuw standaardformulieren ontwikkeld voor 
zowel de opdrachtverlening aan de buurtmakelaar als de voortgangsrapportages van 
de buurtmakelaar. Deze rapportages zijn weliswaar voor de scholen en welzijnsorga-nisaties 
bestemd, maar kunnen op verzoek door anderen worden ingezien. 
Voor de dagarrangementen organiseert De Meeuw regelmatig een bijeenkomst met de 
directeuren. Tijdens deze bijeenkomsten worden de problemen besproken waar scho-len 
tegen aan lopen en worden ideeën uitgewisseld hoe daar mee om te gaan. Er ko-men 
ook inhoudelijke thema’s aan de orde. Over de voortgang van zowel de wijk- en 
de dagarrangementen wordt om de twee maanden door de directeur van De Meeuw 
een verslag uitgebracht. 
Volgens medewerkers van De Meeuw heeft JOS in de beginfase in onvoldoende mate 
aangegeven aan welke kwaliteitseisen scholen met een dag- en met een wijkarrange-ment 
moeten voldoen. Bovendien zijn de eisen aan de scholen daarna regelmatig 
bijgesteld, waardoor het voor De Meeuw moeilijker is geworden het verloop van het 
proces te evalueren. Daar komt bij dat veranderingen in het beleid versnipperd en 
vaak te laat zijn doorgegeven. Zo is de scholen veel te laat meegedeeld dat zij ver-plicht 
zijn een deelnemersregistratie bij te houden.2 
Er is ook kritiek dat JOS niet verhinderd heeft dat er veel meer wijkarrangementen 
zijn gekomen dan aanvankelijk was voorzien.3 Hoewel men begrip heeft voor de ach-tergronden 
daarvan – de afspraak met schoolbesturen om de scholen in de omgeving 
van een dagarrangement de mogelijkheid te bieden een wijkarrangement te worden – 
had JOS eerder de consequenties daarvan moeten voorzien. Nadat de wijkarrange-menten 
de verkregen ruimte met succes hebben benut, moet er nu bijna kunstmatig 
worden ingegrepen om het aantal wijkarrangementen niet verder te laten groeien en 
om het afgesproken aantal van 45 scholen met een dagarrangement te kunnen realise-ren. 
2 JOS geeft aan dat het hier een subsidievoorwaarde betreft die in de beschikking is opgenomen. 
3 JOS geeft aan dat het hierbij om een politieke keuze gaat. 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 37
5.3 Procesbegeleiding (De JKZ-functie) 
De JKZ-functionarissen hebben een functie als spil van de wijkprogrammering voor 
de jeugd. Het gaat dan vooral om proactief en preventief beleid. Zij dienen ervoor te 
zorgen dat er binnen een wijk een visie ontstaat op het jeugdbeleid en dat er plannen 
worden gemaakt om de positie van de jeugd te verbeteren. Hoewel de JKZ-functie er 
voor de hele jeugd is, lag het accent de laatste jaren op de basisschoolleeftijd en daar-binnen 
op de ontwikkeling van de brede school. In het kader van de ontwikkeling van 
het wijkarrangement begeleidt de JKZ-medewerker geen afzonderlijke scholen maar 
het samenwerkingsverband van de directeuren van de samenwerkende scholen, de 
kinderopvang en de welzijnsorganisatie. De visie die in dit samenwerkingsverband 
ontwikkeld wordt en de projecten die daaraan worden gekoppeld, moeten vervolgens 
leiden tot een opdracht voor de buurtmakelaar wiens taak het vooral is om wat ge-noemd 
wordt ‘te makelen en te schakelen’ op uitvoerend niveau. Bij de organisatie en 
planning van de activiteiten speelt de buurtmakelaar een centrale rol. Hij onderhoudt 
ook de contacten met de bredeschoolmedewerkers en gaat op zoek naar vakkrachten. 
In theorie is het onderscheid tussen de meer beleidsmatige functie van de JKZ-mede-werker 
en de uitvoerende functie van buurtmakelaar helder. Daar komt bij dat de 
JKZ-medewerker op een breder terrein werkzaam is – niet alleen het wijkarrangement 
– en voor meerdere wijken binnen de deelgemeente is aangesteld. Een ander verschil 
is dat de buurtmakelaar doorgaans de contacten onderhoudt met de bredeschoolme-dewerkers, 
terwijl de directeuren binnen het samenwerkingsverband de contactperso-nen 
zijn voor de JKZ-medewerker. Ondanks deze verschillen in functieomschrijving 
kan het onderscheid in de praktijk minder helder zijn. Ook persoonlijke deskundighe-den 
en kwaliteiten spelen daarbij mee. Bij de JKZ-medewerker en buurtmakelaars 
met wie we gesproken hebben, hebben we geen aanwijzingen gevonden dat de onder-linge 
afstemming tot problemen bij de samenwerking leidt. Eerder is het zo dat men 
elkaars functie onmisbaar vindt en elkaar aanvult wanneer dat nodig is. Dat neemt 
niet weg dat erkend wordt dat het onderscheid tussen beide functies voor de scholen 
onduidelijk kan zijn. Daarbij moet overigens niet worden vergeten dat er – afhanke-lijk 
van de grootte van de deelgemeente – ook vóór de introductie van het wijkarran-gement 
naast een JKZ-medewerker ook al een uitvoeringsfunctionaris werd ingezet. 
De afstemming tussen de procesbegeleiding door medewerkers van De Meeuw en de 
procesbegeleiding door de JKZ-functionaris speelt alleen bij de wijkarrangementen. 
Het verschil is dat het bij de een om een meer individuele begeleiding van de school 
gaat en bij de ander om een gezamenlijke begeleiding in het samenwerkingsverband. 
Deze afstemming levert voor zover bekend weinig of geen problemen op. Wel kan 
men zich afvragen of er hierbij geen sprake is van overlap van werkzaamheden. 
Mocht dat zo zijn dan is die overlap overigens een tijdelijke zaak, omdat de begelei-ding 
van de individuele scholen na de pilot wordt afgebouwd. 
Naar meer leertijd voor 38 Rotterdamse kinderen
5.4 Deskundigheidsbevordering (OOG) 
In het oorspronkelijke projectplan waren wat het dagarrangement betreft cursussen of 
workshops voorzien voor de schooldirecteuren, de interne coördinatoren, de groeps-leerkrachten, 
de vakkrachten en de opvangmedewerkers. Bij het wijkarrangement 
werden deze categorieën – met uitzondering van de groepsleerkrachten en de op-vangmedewerkers 
– ook genoemd, maar daarnaast kwamen daar nog de medewerkers 
brede school, de buurtmakelaars en de directies van de instellingen voor kunstzinnige 
vorming en welzijnswerk bij. 
Deze ambitieuze opzet is vooraf echter niet door JOS met de scholen en de andere be-trokkenen 
in het veld besproken, zodat hij voor hen als een verrassing kwam. Dat 
heeft toen geleid tot een discussie over de vraag voor wie de beoogde cursussen ver-plicht 
zouden moeten zijn en voor wie niet. Daarbij is de prioriteit gelegd bij de 
nieuwe functies – medewerker brede school en buurtmakelaar. In een later stadium 
hebben de scholen een grote behoefte gemeld aan scholingsmogelijkheden voor de 
vakkrachten. 
Bij de andere in het oorspronkelijke projectplan genoemde categorieën bleek de be-hoefte 
minder groot, mede omdat zij op een andere manier aan informatie konden 
komen. Dat geldt onder meer voor de directies van welzijnsinstellingen. Bij de direc-teuren 
en groepsleerkrachten van de scholen met een dagarrangement speelde boven-dien 
de vereiste tijdsinvestering en de daarmee gepaard gaande belasting een belang-rijke 
rol bij de beslissing om van scholing af te zien, zo bleek bij onze verkennende 
gesprekken op de scholen. In de notulen van de bijeenkomsten van de directies van 
deze scholen wordt dat bevestigd. Ook de geboden mogelijkheid van intervisie bleek 
nog niet in een behoefte van de scholen te voorzien. Momenteel bereidt OOG voor de 
directeuren en coördinatoren van scholen met een dagarrangement wel een cursus 
voor. 
Wat de scholing van vakkrachten betreft – waaraan de scholen een zeer duidelijke be-hoefte 
hadden uitgesproken, duurde het even voordat de verschillende partijen op één 
lijn zaten. In het vorige schooljaar is die scholing al voorbereid met een groep van 10 
vakkrachten met wie – naast twee gezamenlijke bijeenkomsten – ook vier keer indi-viduele 
‘coaching on the job’ heeft plaatsgebonden. Vanaf het huidige schooljaar 
wordt de nieuwe scholingsmodule uitgevoerd in zeven bijeenkomsten, waarvoor zich 
90 deelnemers hebben aangemeld, die in vijf groepen les krijgen. Omdat de cursus 
nog tot in december 2008 doorloopt, zijn er nog geen evaluatiegegevens bekend. 
In het vorige schooljaar is ook reeds een aanvang gemaakt met de scholing van de 
bredeschoolmedewerkers en de buurtmakelaars. Anders dan bij de vakkrachten is 
Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 39
deelname voor deze categorieën verplicht. In de gesprekken die we met een aantal 
van hen gevoerd hebben, worden deze cursussen over het algemeen heel positief 
beoordeeld. Wel hebben we op basis van die gesprekken de indruk gekregen dat er 
een spanning bestaat tussen enerzijds de behoefte aan concrete antwoorden op prakti-sche 
vragen en anderzijds een meer theoretische verdieping. Beide zaken komen 
volgens onze gesprekspartners aan bod, maar de een zou nog meer behoefte hebben 
aan praktische informatie en de ander juist aan verdieping. Bij de cursus voor de 
bredeschoolmedewerkers werd melding gemaakt van aanzienlijke niveauverschillen 
tussen de cursisten. 
Dat niveauverschil kan ook afgeleid worden uit het evaluatieverslag dat we van OOG 
ontvangen hebben over de cursus die aan de bredeschoolmedewerkers van de eerste 
tranche is gegeven. Zo wordt er door een van de cursisten gepleit voor een vrijstelling 
voor onderdelen bij een bepaalde vooropleiding en door enkele anderen voor een 
grotere diepgang. Weer iemand anders vindt daarentegen dat er meer tijd moet wor-den 
vrijgemaakt wanneer iemand ergens mee zit. Bij de beoordelingen is overwegend 
gekozen voor het antwoord ‘goed’. Dat geldt met name voor de opbouw van de bij-eenkomsten 
en de inhoud van het materiaal op sharepoint. Bij de tijdens de bijeen-komsten 
gehanteerde werkvormen en bij de toepasbaarheid in de praktijk is wat vaker 
het antwoord ‘voldoende’ ingevuld. Verder werd er nog een groot aantal pluimen 
uitgedeeld voor verschillende aspecten van de cursus. Sommigen hebben ook een 
behoefte uitgesproken aan een vervolg of een terugkomdag. 
Tot nu toe is dit de enige cursus die al is afgesloten. Voor deze cursus hadden zich 25 
deelnemers aangemeld, waarvan er 23 daadwerkelijk hebben deelgenomen. Zij heb-ben 
– verspreid over twee groepen – deelgenomen aan tien bijeenkomsten en daar-naast 
zijn met hen nog vijf individuele gesprekken gevoerd. De cursus voor de brede-schoolmedewerkers 
van de tweede tranche bestaat uit acht bijeenkomsten waarvan er 
twee een hele dag in beslag nemen. Er zijn twee groepen gevormd van ieder 17 deel-nemers. 
Voor de derde tranche worden – verdeeld over drie groepen van 17 deelne-mers 
– in de periode tot en met december 2008 vijf bijeenkomsten verzorgd. 
Aan de cursussen voor de buurtmakelaars – waarvan die voor de eerste tranche ge-start 
is in januari 2008 en die alle drie tot en met december doorgaan – nemen respec-tievelijk 
9, 6 en 15 personen deel. Hun traject bestaat respectievelijk uit 10, 8 en 5 
bijeenkomsten. Vanaf oktober is de cursus voor de buurtmakelaars van de tweede 
tranche samengevoegd met die van de derde tranche. 
Naar meer leertijd voor 40 Rotterdamse kinderen
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.

More Related Content

What's hot

Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit
 
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit
 
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Frederik Smit
 
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Driessen Research
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeFrederik Smit
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Driessen Research
 
Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...
Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...
Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...Frederik Smit
 
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011mlusse
 
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...Frederik Smit
 
Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...
Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...
Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...Driessen Research
 
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...Frederik Smit
 
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met coverEindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met coverLoes Schalken
 
Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...
Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...
Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...Frederik Smit
 
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijsDriessen Research
 
Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...
Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...
Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...Frederik Smit
 
Kamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijs
Kamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijsKamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijs
Kamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijsAndereTijden
 

What's hot (18)

Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
 
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
Frederik Smit e.a. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. ouderbetrokkenheid...
 
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
 
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
Frederik Smit e.a. (2008). VVE en ouders. Ouderbetrokkenheid en –participatie...
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuze
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
 
Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...
Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...
Frederik smit e.a. (2011). De visie van leraren, ouders en leerlingen op de k...
 
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
 
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
 
Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...
Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...
Jos van Kuijk, Annemarie van Langen, Geert Driessen & Sanne Elfering (2015). ...
 
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
 
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met coverEindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
Eindrapportage Schoolteams_jan2014 met cover
 
Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...
Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...
Frederik Smit & Sanne Elfering (2007). Van een kabbelend beekje naar een brui...
 
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 
Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...
Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...
Frederik Smit e.a. (2009). De wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie We...
 
Kamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijs
Kamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijsKamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijs
Kamerbrief over flexibilisering onderwijstijd primair onderwijs
 
Functiemix Def
Functiemix DefFunctiemix Def
Functiemix Def
 

Viewers also liked

Sancion Disciplinaria
Sancion DisciplinariaSancion Disciplinaria
Sancion DisciplinariaACEB
 
Politicas de evaluacion
Politicas de evaluacionPoliticas de evaluacion
Politicas de evaluacionMarielld
 
Coaching Organizacional
Coaching OrganizacionalCoaching Organizacional
Coaching Organizacionalkandali
 
Sustitucion de importaciones
Sustitucion de importacionesSustitucion de importaciones
Sustitucion de importacionesbarbaravazquez
 
Slideshow: The Common School Movement
Slideshow: The Common School MovementSlideshow: The Common School Movement
Slideshow: The Common School Movementboat6195
 
Lesson Plan: The Common School Movement
Lesson Plan: The Common School MovementLesson Plan: The Common School Movement
Lesson Plan: The Common School Movementboat6195
 
biomas del mundo
biomas del mundobiomas del mundo
biomas del mundomb1995
 
Marketing y Etiqueta Social
Marketing y Etiqueta SocialMarketing y Etiqueta Social
Marketing y Etiqueta Socialanyicarrera
 
Evaluacion enlace y pisa (2)
Evaluacion enlace y pisa (2)Evaluacion enlace y pisa (2)
Evaluacion enlace y pisa (2)David Hernandez
 
Relaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisiones
Relaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisionesRelaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisiones
Relaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisionesSonia Natalie Espinoza
 
Ensenanza geometria-mexico
Ensenanza geometria-mexicoEnsenanza geometria-mexico
Ensenanza geometria-mexicorafaelangelrom
 

Viewers also liked (20)

Sancion Disciplinaria
Sancion DisciplinariaSancion Disciplinaria
Sancion Disciplinaria
 
Politicas de evaluacion
Politicas de evaluacionPoliticas de evaluacion
Politicas de evaluacion
 
Biomas
Biomas Biomas
Biomas
 
Perfil economico chapinero
Perfil economico chapineroPerfil economico chapinero
Perfil economico chapinero
 
Les 18 space
Les 18 spaceLes 18 space
Les 18 space
 
Coaching Organizacional
Coaching OrganizacionalCoaching Organizacional
Coaching Organizacional
 
Liderazgo
LiderazgoLiderazgo
Liderazgo
 
Transacciones financieras
Transacciones financieras Transacciones financieras
Transacciones financieras
 
Sustitucion de importaciones
Sustitucion de importacionesSustitucion de importaciones
Sustitucion de importaciones
 
Slideshow: The Common School Movement
Slideshow: The Common School MovementSlideshow: The Common School Movement
Slideshow: The Common School Movement
 
Lesson Plan: The Common School Movement
Lesson Plan: The Common School MovementLesson Plan: The Common School Movement
Lesson Plan: The Common School Movement
 
biomas del mundo
biomas del mundobiomas del mundo
biomas del mundo
 
Marketing y Etiqueta Social
Marketing y Etiqueta SocialMarketing y Etiqueta Social
Marketing y Etiqueta Social
 
Investigacion cualitativa
Investigacion cualitativaInvestigacion cualitativa
Investigacion cualitativa
 
Evaluacion enlace y pisa (2)
Evaluacion enlace y pisa (2)Evaluacion enlace y pisa (2)
Evaluacion enlace y pisa (2)
 
Código de Etica en Enfermería
Código de Etica en EnfermeríaCódigo de Etica en Enfermería
Código de Etica en Enfermería
 
Projeto identidade
Projeto identidadeProjeto identidade
Projeto identidade
 
Relaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisiones
Relaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisionesRelaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisiones
Relaciones entre el lider y los seguidores - liderazgo y toma decisiones
 
Ensenanza geometria-mexico
Ensenanza geometria-mexicoEnsenanza geometria-mexico
Ensenanza geometria-mexico
 
Bosque templado
Bosque templadoBosque templado
Bosque templado
 

Similar to Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.

Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Driessen Research
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit
 
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Frederik Smit
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...Driessen Research
 
Ed Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladvies
Ed Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladviesEd Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladvies
Ed Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladviesDriessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheidFrederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheidDriessen Research
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitDriessen Research
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Driessen Research
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Driessen Research
 
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...Driessen Research
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit
 
Oplossingen voor het Leren van de Toekomst
Oplossingen voor het Leren van de ToekomstOplossingen voor het Leren van de Toekomst
Oplossingen voor het Leren van de ToekomstSURF Events
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i... Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...Driessen Research
 
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijsDriessen Research
 
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenDriessen Research
 

Similar to Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen. (20)

Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve vo...
 
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Ed Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladvies
Ed Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladviesEd Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladvies
Ed Smeets, Jos van Kuijk & Geert Driessen (2014) Handreiking basisschooladvies
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheidFrederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
 
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Oplossingen voor het Leren van de Toekomst
Oplossingen voor het Leren van de ToekomstOplossingen voor het Leren van de Toekomst
Oplossingen voor het Leren van de Toekomst
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i... Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
Geert Driessen & Annemarie van Langen (2010) Het uitstralingseffect van het U...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
 

More from Frederik Smit

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolFrederik Smit
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfFrederik Smit
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfFrederik Smit
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdfFrederik Smit
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerFrederik Smit
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfFrederik Smit
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Frederik Smit
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Frederik Smit
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Frederik Smit
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Frederik Smit
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Frederik Smit
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Frederik Smit
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?Frederik Smit
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Frederik Smit
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Frederik Smit
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisFrederik Smit
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Frederik Smit
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Frederik Smit
 

More from Frederik Smit (20)

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
 

Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen.

  • 1.
  • 2. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen Evaluatie van de wijk- en dagarrangementen in het Rotterdamse basisonderwijs Adrie Claassen | Geert Driessen | Frederik Smit maart 2009
  • 3.
  • 4. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen Evaluatie van de wijk- en dagarrangementen in het Rotterdamse basisonderwijs Adrie Claassen | Geert Driessen | Frederik Smit maart 2009 ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
  • 5. Projectnummer: 34000115 ¤ 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Naar meer leertijd voor iv Rotterdamse kinderen
  • 6. Inhoud 1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet 1 1.3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen 3 1.4 Conclusies 11 1.5 Aanbevelingen 13 2 Inhoud van het onderzoek 17 2.1 Inleiding 17 2.2 Inhoud van het Rotterdamse onderwijsbeleid 17 2.3 Accent op het dagarrangement 19 2.4 Onderzoeksvragen 20 3 Onderzoeksopzet en verslag van het veldwerk 23 3.1 Inleiding 23 3.2 Onderzoeksopzet 23 3.3 Verloop van het veldwerk 25 3.4 Indeling van dit rapport 26 4 Verkennende gesprekken en observaties 27 4.1 Inleiding 27 4.2 De beginsituatie 27 4.3 Afwijkingen van het model 29 4.4 Onbedoelde gevolgen 31 4.5 Overige bevindingen 32 4.6 Voorlopige beoordeling 33 5 De ondersteuning 35 5.1 Inleiding 35 5.2 Procesbegeleiding (De Meeuw) 36 5.3 Procesbegeleiding (De JKZ-functie) 38 5.4 Deskundigheidsbevordering (OOG) 39 5.5 De werkgeversfunctie (WGI) 41 5.6 Conclusies 43 Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen v
  • 7. 6 Afstemming op beleidsniveau 45 6.1 Inleiding 45 6.2 RVKO 46 6.3 Stichting BOOR 47 6.4 Stichting PCBO 49 6.5 Stichting Kind en Onderwijs 50 6.6 Deelgemeente Feijenoord 52 6.7 Samenvatting en conclusies 54 7 Het onderzoek bij de dagarrangementen 57 7.1 Inleiding 57 7.2 De directies 57 7.2.1 Functies en medewerkers 58 7.2.2 Organisatie en uitvoering van de activiteiten 59 7.2.3 Doelstellingen, belemmeringen en voordelen 61 7.2.4 Evaluaties 63 7.3 De groepsleerkrachten 65 7.4 De vakkrachten 68 7.5 De leerlingen 70 7.6 De ouders 73 7.7 Samenvatting en conclusies 74 8 Het onderzoek bij de wijkarrangementen 77 8.1 Inleiding 77 8.2 De directies 77 8.2.1 Functies en medewerkers 78 8.2.2 Organisatie en uitvoering van de activiteiten 79 8.2.3 Evaluaties 81 8.2.4 Standpunten ten aanzien van het dagarrangement 85 8.3 De groepsleerkrachten 86 8.4 Samenvatting en conclusies 89 9 Het bereik 91 9.1 Inleiding 91 9.2 Welk deel van de leerlingen wordt bereikt? 91 9.3 Aan hoeveel activiteiten nemen zij deel? 92 9.4 Samenvatting en conclusies 93 Naar meer leertijd voor vi Rotterdamse kinderen
  • 8. 1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1.1 Inleiding In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de ‘dag- en wijkarrange-menten brede school’ in het Rotterdamse basisonderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam. Dit eerste hoofdstuk geeft een samenvatting van het onderzoek. In para-graaf 1.2 worden de aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet beschreven. Paragraaf 1.3 geeft een beknopt antwoord op de vooraf geformuleerde onderzoeks-vragen. In paragraaf 1.4 worden de belangrijkste conclusies geformuleerd die op basis van de uitkomsten getrokken kunnen worden. In paragraaf 1.5 ronden we deze sa-menvatting af met enkele aanbevelingen. 1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksopzet In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede school’ van start gegaan. Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van brede scholen met een doorlopend aanbod van onderwijs en opvang. Het gaat zowel om de verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinderen als om het bieden van oplossingen voor hun ouders om arbeid en zorg te combineren. Ook het verbete-ren van de samenwerking met de welzijnsinstellingen en het bevorderen van de socia-le cohesie in de wijk worden als doelstellingen gezien. Het experiment is een uitwerking van het eerder dat jaar verschenen plan van aanpak ‘Maatwerk op school; meer leertijd voor kinderen’. Met dit plan van aanpak legt het College van B&W van Rotterdam een aantal accenten binnen het eerder dat jaar met de schoolbesturen overeengekomen Rotterdams Onderwijs Beleid. Het Rotterdams Onderwijs Beleid omvat tien actiepunten, gericht op een maximale ontwikkeling van Rotterdamse kinderen. Een van de actiepunten is de samenwerking tussen school en omgeving concreet invulling te geven door middel van een nieuw concept ‘brede school’. Basisscholen konden daarbij kiezen tussen een wijkarrangement of een dagarrange-ment. Bij een wijkarrangement zijn de veranderingen het minst ingrijpend. Het accent ligt daarbij op een te ontwikkelen samenwerking tussen scholen in de wijk. Om die van de grond te krijgen, kregen de in een wijkarrangement deelnemende scholen de Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 1
  • 9. beschikking over een eigen bredeschoolmedewerker en een gezamenlijke buurtma-kelaar. Kern van een dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor de leerlingen van groep 3 tot en met groep 8 met zes uur in de week. De activiteiten in het kader van de brede school worden bij dit arrangement verspreid over de dag door vakkrachten uitgevoerd. Tussen de middag is er voor de kinderen een gezamenlijke door profes-sionals begeleide lunch. Anders dan bij het wijkarrangement geldt bij dit arrangement een verplichte deelname voor alle leerlingen. Alleen het dagarrangement wordt in de collegedoelstelling genoemd. In dit arrange-ment wordt de meeste extra leertijd gerealiseerd en is deelname voor alle leerlingen vanaf groep 3 verplicht. Het beleid is er nu op gericht om in 2010 op minimaal 45 scholen het dagarrangement te hebben ingevoerd. Het wijkarrangement kreeg een belangrijke rol toebedeeld in de wijksamenwerking. In het schooljaar 2007-2008 zijn – verdeeld over twee tranches – 14 scholen met een dagarrangement gestart en 59 scholen met een wijkarrangement. In het schooljaar 2008-2009 zijn daar zeven scholen met een dagarrangement bijgekomen en 39 met een wijkarrangement, zodat de totalen nu op respectievelijk 21 en 98 liggen. Deze evaluatie heeft alleen betrekking op de scholen die reeds in het schooljaar 2007-2008 zijn gestart. Het doel ervan is om na te gaan welke innovaties er op deze scholen door het experiment van de grond zijn gekomen en tot welke effecten zij hebben geleid. Een onderliggende vraag is evenwel of de ontwikkelingen op de scholen zodanig zijn dat het streefgetal van 45 dagarrangementen in 2010 haalbaar geacht mag worden. Om die vraag te kunnen beantwoorden gaat het echter niet alleen om de ervaringen op de betrokken scholen, maar ook om de standpunten van de betrokken schoolbesturen. Ook de wijze waarop het project is aangestuurd en begeleid, is daarbij van belang. Om deze vragen te beantwoorden zijn in de periode van begin april tot begin juni 2008 verkennende bezoeken afgelegd bij vier dagarrangementen en zes wijkarrange-menten. Tijdens die bezoeken zijn gesprekken gevoerd met de belangrijkste betrok-kenen en zijn verschillende activiteiten bijgewoond. De voorlopige bevindingen die hieruit voortkwamen, zijn gebruikt om vragenlijsten te ontwikkelen, zodat kon wor-den vastgesteld of deze voorlopige bevindingen ook gelden voor de niet bezochte arrangementen. Via webenquêtes is er op de scholen met een dagarrangement infor-matie ingewonnen bij de directeuren en bij groepsleerkrachten, vakkrachten, leer-lingen en ouders. Op scholen met een wijkarrangement zijn op dezelfde wijze vragen-lijsten voorgelegd aan de directeuren en de groepsleerkrachten. Hoewel de respons achterbleef bij de verwachtingen, hebben we via deze vragenlijsten het inzicht dat we tijdens de verkennende bezoeken al hadden verkregen, kunnen versterken. In aan-vulling daarop zijn ook gesprekken gevoerd met de grotere schoolbesturen en een van de deelgemeenten. Om zicht te krijgen op de ondersteuning van het project zijn ge- Naar meer leertijd voor 2 Rotterdamse kinderen
  • 10. sprekken gevoerd met vertegenwoordigers van ondersteunende instellingen en zijn verslagen van bijeenkomsten als informatiebron gebruikt. Over de verslaglegging daarvan is met de betrokken partijen via e-mail gecommuniceerd. 1.3 Beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen In deze paragraaf worden de uitkomsten van het onderzoek samengevat door middel van een beknopte beantwoording van de onderzoeksvragen die voorafgaande aan het onderzoek door de opdrachtgever zijn geformuleerd. De eerste reeks vragen betreft diverse aspecten van beide arrangementen. Bij de dagarrangementen gaat het daarbij vooral om aspecten die samenhangen met de uitbreiding van de leertijd en bij de wijkarrangementen vooral om aspecten die de samenwerking tussen scholen betref-fen. 1a Slagen de partners binnen de arrangementen erin hun pedagogische visie beter op elkaar af te stemmen? Hoe verloopt dat concreet? De directeuren van de dagarrangementen bespeuren hierin een duidelijke vooruitgang al gaan zij in hun beoordeling van die afstemming niet verder dan een gemiddeld rap-portcijfer van 5,8 en van 6,1 voor de pedagogisch-didactische kwaliteit van de vak-krachten. De vakkrachten uiten zich vrij positief over de afstemming, de groepsleer-krachten daarentegen nog niet. Op veel scholen met een dagarrangement gebeurt de afstemming bij de overdracht van de leerlingen. Soms worden daar ook gemeen-schappelijke bijeenkomsten aan gewijd. Op scholen met een wijkarrangement is van een afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten nog nauwelijks sprake. Bij activiteiten die door meerdere scholen tezamen worden aangeboden is de afstemming bovendien vaak kleiner dan bij activiteiten op de eigen school. 1b Slagen de scholen erin het binnen- en buitenschoolse leren meer met elkaar te verbinden? Hoe doen zij dat? Op een aantal scholen met een dagarrangement wordt deze verbinding duidelijk ge-legd. Het zijn met name de scholen waarop die verbinding ook voorheen reeds veel aandacht kreeg en de scholen die werken van een ervaringsgericht onderwijsconcept. Het enthousiasme van het team en de directie speelt hierbij een belangrijke rol. Ook bij de scholen met een dagarrangement zijn er echter scholen die met hun leerlingen slechts sporadisch naar buiten gaan en die een meer traditioneel onderwijsconcept hanteren. Bij de scholen met een wijkarrangement krijgt de verbinding tussen binnen-en buitenschools leren over het algemeen minder aandacht dan op de scholen met een dagarrangement. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 3
  • 11. 1c Nemen nu alle kinderen deel aan activiteiten binnen het dagarrangement en kan hun keuzevrijheid daarbij gerespecteerd worden? Op de scholen met een dagarrangement nemen nu (nagenoeg) alle kinderen deel aan een groot aantal activiteiten. Van een vrije keuze is echter vaak geen sprake. Dat komt omdat scholen ervan uitgaan dat de leerlingen in de loop van het jaar toch aan alle activiteiten deel moeten nemen. Het is daarom voor hen in organisatorisch op-zicht gemakkelijker deelname meteen verplicht te stellen. Op een aantal scholen is er daarentegen wel een beperkte keuzevrijheid. 1d Wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de capaciteit van de verschillende pro-fessionals, zodat de leerkrachten zich meer op de kernvakken kunnen richten? Zien de leerkrachten een verbetering vergeleken met vorig schooljaar? Er zijn op de dagarrangementscholen meer groepsleerkrachten die de komst van de vakkrachten als een verrijking van het team beschouwen dan groepsleerkrachten die dat niet vinden. Ook de kwaliteit van de samenwerking wordt vaker goed dan niet goed gevonden. Eén kwart van de groepsleerkrachten op deze scholen geeft nog even veel lessen op het gebied van gym, muziek en handenarbeid, de rest doet dat minder dan voorheen. Een andere vraag was of zij nu meer tijd besteden aan de kernvakken. Eén kwart zegt daar – in vergelijking met vorig schooljaar – meer tijd aan te besteden, driekwart nog niet. Op de scholen met een wijkarrangement geven de groepsleer-krachten over het algemeen nog dezelfde lessen als voorheen. 1e Verbetert de kwaliteit van de samenwerking tussen de leerkrachten en vakkrach-ten doordat zij meer bij elkaar in de keuken kunnen kijken? Hoe verloopt dat con-creet? Er wordt nog niet zoveel bij elkaar in de keuken gekeken. Vakkrachten komen zelden of nooit in de reguliere lessen en groepsleerkrachten zien alleen bij de overdracht wat er in de lessen van de vakkrachten gebeurt. Er zijn vrijwel geen groepsleerkrachten die zeggen iets van de vakkrachten te leren. De vakkrachten zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteit van de samenwerking. Volgens de groepsleerkrachten en ook de directeuren valt er nog veel te verbeteren. Een gezamenlijke studiemiddag om meer tot een gezamenlijke visie en aanpak te komen lijkt een meerderheid van de groepsleerkrachten een goed idee. Aan een bijscholing heeft daarentegen slechts een klein deel van de groepsleerkrachten behoefte. Naar meer leertijd voor 4 Rotterdamse kinderen
  • 12. 1f Leidt het dagarrangement ertoe dat ouders gemakkelijker kunnen deelnemen aan arbeid en/of onderwijs? Zijn de voorwaarden daartoe voldoende gewaarborgd? Het is nog te vroeg om deze vraag te kunnen beantwoorden. De directeuren geven aan er geen zicht op te hebben, al achten zij het niet erg waarschijnlijk. De ouders geven wel aan dat ze nu meer tijd hebben om andere dingen te doen. Of dat geleid heeft tot meer studerende of werkende ouders kon met deze onderzoeksopzet niet worden beantwoord. De ouders die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn vrijwel alle-maal ouders die vaak op school komen. Ze zijn derhalve niet representatief. De in-druk bestaat wel dat er op de scholen met een dagarrangement meer ouders actief zijn dan voorheen. 1g Verbetert de kwaliteit van de tussenschoolse opvang en daarbinnen de (bege-leiding van de) lunch? Op sommige scholen wordt de tussenschoolse opvang uitbesteed aan een commer-ciële organisatie. Over de kwaliteit daarvan zijn de scholen redelijk tevreden. De helft van de directeuren die de vragenlijst hebben ingevuld, geeft aan dat hun doelstel-lingen wat betreft de grotere aandacht voor de kwaliteit van de lunch gerealiseerd zijn. 1h Leidt de onderbreking van de leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot meer evenwicht in het dagprogramma en een betere benutting van de leertijd? De helft van de directeuren vindt dat de doelstelling van de school om de leerlingen een meer evenwichtig dagprogramma aan te bieden gerealiseerd is. Of de onder-breking van leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot een beter evenwicht in het dagprogramma leidt wordt door meer leerkrachten betwijfeld dan beaamd. De helft van de kinderen vindt de verlengde schooldagen soms vermoeiend en ook nogal wat ouders geven aan dat hun kind na een langere schooldag vermoeider thuiskomt. 1i Is er een toename van het aantal kinderen dat deelneemt aan buitenschoolse activiteiten, nu er gekozen kan worden uit een wijkaanbod? En maken zij daarbij een bewustere keuze? In vergelijking met de traditionele brede school zien we zowel een – weliswaar nog niet grote – toename van het percentage deelnemende leerlingen als van het aantal activiteiten. Omdat die toename in de eerste tranche groter is dan in de tweede tran-che mag worden verondersteld dat er nog een stijgende lijn in zit. Daarmee is niet gezegd dat die toename door de gezamenlijke activiteiten komt. Scholen in een wijk-arrangement besteden immers maar een klein deel van hun budget aan gezamenlijke Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 5
  • 13. activiteiten. Er zijn overigens wijkarrangementen waar de samenwerking wel tot een breder aanbod heeft geleid. Leerlingen kunnen daardoor ook aan activiteiten deel-nemen die op hun eigen school niet worden gerealiseerd. Dat zijn vooral activiteiten waarvoor slechts bij een klein deel van de leerlingen belangstelling bestaat. 1j Is er sprake van een efficiënter gebruik van locaties en middelen, nu kinderen van verschillende scholen samen aan dezelfde activiteiten kunnen deelnemen? Zoals gezegd is er nog slechts in beperkte mate sprake van gezamenlijke activiteiten. Waar die wel plaats vinden, kan van een efficiënter gebruik van locaties en middelen worden gesproken. Van een betere benutting van de middelen is in ieder geval ook sprake bij één wijkarrangement, waar meer kan worden uitgegeven aan de activi-teiten, omdat niet iedere school een eigen bredeschoolmedewerker heeft aange-steld. Over de beschikbaarheid van geschikte locaties zijn de directeuren nog niet erg tevreden. De directeuren van de scholen met een wijkarrangement geven daarvoor gemiddeld een 5,9. Bij de dagarrangementen is de beoordeling nog lager: 5,4. De tweede reeks vragen heeft betrekking op de nieuwe functionarissen zoals de buurtmakelaar en bredeschoolmedewerker, maar ook de reeds bestaande functie van intern coördinator van de brede school. 2a Worden deze functies ingevuld op de wijze zoals die was beoogd? Alle scholen met een wijkarrangement hebben een bredeschoolmedewerker aange-steld. Anders dan in de plannen was voorzien heeft ongeveer de helft van deze me-dewerkers een opleiding op hbo-niveau. Het gevolg is dat de scholen deze medewe-ker vaak ook taken laten uitvoeren, die eigenlijk door de school zelf – de intern coör-dinator – zouden moeten worden gedaan. Voor de functie van intern coördinator zijn daarom op veel scholen met een wijkarrangement maar enkele uren per week be-schikbaar. Anders dan voorzien hebben verschillende scholen met een dagarrange-ment uit hun budget ook een bredeschoolmedewerker ingehuurd. Op deze scholen omvat de functie van intern coördinator nog wel minimaal een halve weektaak. Op één school na hebben alle scholen met een wijkarrangement aangegeven dat er in hun wijk een buurtmakelaar is. Daarnaast hebben deelgemeenten JKZ-medewerkers – Jeugd Kansen Zone – aangesteld, die zich vooral bezighouden met de visieontwikke-ling binnen wijkarrangementen. Niet alle scholen zijn overigens op de hoogte van het bestaan van deze functionarissen. Naar meer leertijd voor 6 Rotterdamse kinderen
  • 14. 2b Beantwoorden deze functies aan de verwachtingen van alle betrokkenen? Omdat het instellen van de functie van bredeschoolmedewerker geleid heeft tot een taakverlichting van de school, wordt zowel deze functie als het feitelijk functioneren van deze medewerkers door de directeuren van scholen met een wijkarrangement zeer positief beoordeeld. De beoordeling van de buurtmakelaar is lager, maar nog wel ruim voldoende. Behalve dat er vermoedelijk verschillen zijn in de kwaliteiten van de buurtmakelaars, zou ook een verklaring kunnen zijn dat niet alle directeuren in gelijke mate belang hechten aan het organiseren van gemeenschappelijke activiteiten. 2c Hoe verloopt de onderlinge afstemming tussen deze functionarissen? We hebben voorbeelden aangetroffen dat de onderlinge afstemming en samenwerking tussen bredeschoolmedewerker en buurtmakelaar optimaal functioneert en voorbeel-den dat er conflicten zijn. Op zich vullen beide taken elkaar goed aan, maar op scho-len waar samenwerking met andere scholen niet hoog op de agenda staat, valt er voor de buurtmakelaar weinig eer te behalen. De functies van buurtmakelaar en die van JKZ-medewerker kunnen in principe ook goed worden afgebakend, maar zij kunnen ook aanleiding geven tot conflicten. Voor de scholen is het onderscheid tussen beide functies niet altijd duidelijk. 2d Hoe verlopen de processen binnen het samenwerkingsverband binnen de wijk? Dat is heel verschillend en samenwerking wordt ook heel verschillend geïnterpre-teerd. In sommige wijken loopt het samenwerkingsverband zo goed dat er steeds meer gemeenschappelijke naschoolse activiteiten voor de leerlingen worden georga-niseerd. In andere wijken komt er vrijwel niets aan gemeenschappelijke activiteiten van de grond. Behalve van de kwaliteiten van de buurtmakelaar en de JKZ-medewer-ker hangt dat ook in belangrijke mate af van de inzet en motivatie van de directeuren. Hoe de directeuren in de samenwerking staan, hangt mede af van de concurrentiever-houdingen tussen de scholen in de wijk. De derde reeks vragen gaat over de deskundigheidsbevordering waarvan binnen dit experiment gebruik kon worden gemaakt. Hiermee werd beoogd de betrokken profes-sionals vertrouwd te maken met de nieuwe functies en met elkaars werkwijzen om daardoor de samenwerking te versterken en het draagvlak te vergroten. Hiervoor is een plan van aanpak gemaakt, dat echter in de loop van het experiment is losgelaten. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 7
  • 15. 3a Waarom is het oorspronkelijke scholingsplan verlaten? In de oorspronkelijke plannen was er deskundigheidsbevordering voorzien voor nage-noeg iedereen die bij een van beide arrangementen is betrokken. De directeuren en ook de groepsleerkrachten bleken echter weinig of geen behoefte te hebben aan bij-scholing, nog afgezien van de extra belasting die het bijwonen van cursussen met zich mee zou brengen. 3b Vanuit welke gedachte zijn er nu scholingsplannen ontwikkeld? Daarom is in eerste instantie alle aandacht uitgegaan naar cursussen voor de nieuwe categorieën medewerkers, te weten de bredeschoolmedewerkers en de buurtmake-laars. Toen er – door de directeuren – een sterke behoefte aan cursussen voor vak-krachten werd vastgesteld, is ook voor deze categorie een aanbod ontwikkeld. 3c Worden deze plannen gerealiseerd en worden de beoogde doelstellingen be-haald? Van de cursussen voor bredeschoolmedewerkers is alleen die voor de eerste tranche al afgerond. De cursussen voor de latere tranches en voor de buurtmakelaars lopen nog door tot eind 2008. Afgaande op de aantallen cursisten hebben verreweg de meeste bredeschoolmedewerkers en buurtmakelaars zich laten bijscholen. De afge-sloten cursus is over het algemeen als goed beoordeeld. De cursus voor vakkrachten – die overigens niet verplicht is – is pas in het schooljaar 2008-2009 gestart. De vierde reeks vragen handelt over de tevredenheid van alle betrokkenen, zowel het personeel van de school en de partners waarmee de school samenwerkt als de ouders en kinderen zelf. De tevredenheid kan betrekking hebben op verschillende aspecten. 4a Hoe wordt de uitbreiding van de leertijd ervaren door de verschillende betrok-kenen? De directeuren waarderen hun dagarrangement gemiddeld met een 7. De groepsleer-krachten komen gemiddeld echter niet verder dan een 5,9, omdat zij vinden dat hun taak als gevolg van het dagarrangement zwaarder is geworden. Extra leertijd en meer aandacht voor de kernvakken worden volgens de meeste leerkrachten nog niet gerea-liseerd. Zij zijn bovendien nog sterk verdeeld over de bereikte effecten bij de leerlin-gen. Het oordeel van de vakkrachten is met een gemiddeld rapportcijfer van 7,2 be-duidend positiever, al geeft een deel van hen toe dat zij soms wel eens moeite hebben met het handhaven van orde. Ook de leerlingen zijn overwegend positief. Bij de ou-ders hebben we eveneens vooral positieve geluiden gehoord. Het gaat dan wel om Naar meer leertijd voor 8 Rotterdamse kinderen
  • 16. ouders die vaak op school komen. In vergelijking met het dagarrangement wordt het wijkarrangement door de directeuren en vooral door de groepsleerkrachten met een hoger rapportcijfer gewaardeerd (resp. 7,4 en 7,0). 4b Hoe tevreden zijn de arrangementen over de bijdrage van partijen die zorgen voor de ondersteuning, zoals WGI, OOG, De Meeuw en JOS? Van de drie vormen van ondersteuning – procesbegeleiding, deskundigheidsbevorde-ring en de werkgeversfunctie – is de laatste het beste naar volle tevredenheid van alle betrokkenen uitgevoerd door het werkgeversinstituut WGI. De door OOG opgezette cursussen voor de twee nieuwe functies, die van bredeschoolmedewerker en die van buurtmakelaar, zijn naar tevredenheid van de deelnemers uitgevoerd. Of deze cur-sussen ook het effect hebben dat de deelnemers hun functie beter zijn gaan vervullen, kunnen we niet vaststellen. Een cursus voor de vakkrachten heeft volgens sommige directeuren te lang op zich laten wachten. De procesbegeleiding is door verschillende organisaties met daarbinnen verschillende functionarissen uitgevoerd. Daarover is voorafgaande aan het experiment onvoldoen-de nagedacht. In de praktijk hebben de verschillende vormen van ondersteuning soms voor verwarring gezorgd, met name wanneer de onderlinge afstemming tussen de betrokken functionarissen niet optimaal verloopt. Ten aanzien van De Meeuw wordt gemeld dat er vaak sprake was van een wisseling van personeel. Verschillende direc-teuren pleiten ervoor om de middelen voor de ondersteuning rechtstreeks aan de scho-len uit te keren, zodat zijzelf kunnen kiezen waaraan deze middelen worden besteed. De meningen over de rol van JOS als regisseur van de wijk- en dagarrangementen zijn verdeeld. De scholen zijn vaak positief, maar de besturen uiten zich kritischer. Zij vinden dat het beleid te vaak wordt bijgesteld, zonder dat daarover voldoende met hen is gecommuniceerd. Daarnaast willen ze greep houden op het beheer van hun scholen, hetgeen inhoudt dat JOS niet buiten hen om afspraken maakt met de scholen. Men is in dat opzicht verdeeld over het aanstellen van contactpersonen per school. Naast deze vier reeksen van vragen omvatte de opdracht nog een viertal andere on-derzoeksvragen. 5 Hoe was de situatie bij de wijk- en dagarrangementen voorafgaande aan het experiment, dat wil zeggen medio 2007? De beginsituatie van scholen bij de start van het experiment wordt zoals te verwach-ten vooral bepaald door de voorgeschiedenis als brede school. We hebben hier bij beide arrangementen de grootst mogelijke variatie aangetroffen van enerzijds scholen met een jarenlange ervaring tot anderzijds scholen die voorheen nimmer brede school zijn geweest. Het merendeel van de scholen die in de eerste of tweede tranche voor Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 9
  • 17. een dagarrangement zijn geselecteerd heeft wel een langdurige voorgeschiedenis als brede school. Die voorgeschiedenis heeft niet in alle gevallen de doorslag gegeven bij de selectie van scholen voor toelating tot een van de arrangementen. 6 In hoeverre wordt de voortgang van de experimenten met wijk- en dagarrange-menten gehinderd door knelpunten in de beschikbare accommodaties en midde-len? De beschikbaarheid van goede accommodaties wordt zowel door de directeuren van de scholen met een dag- als met een wijkarrangement regelmatig als een knel-punt gezien. Bij de dagarrangementen is het gemiddelde rapportcijfer voor de kwaliteit en beschikbaarheid van accommodaties 5,4, bij de wijkarrangementen 5,9. Omdat er bij de wijkarrangementen nog slechts op bescheiden schaal sprake is van gemeenschappelijke activiteiten, kan er nog nauwelijks sprake zijn van een betere benutting van de accommodaties. 7 Hoe verloopt de afstemming op beleidsniveau tussen de partijen die in het Rotter-damse onderwijs-, welzijns- en jeugdbeleid een rol spelen? Hoewel er sprake is van regelmatig overleg lijkt die afstemming – mede door uiteen-lopende standpunten van de schoolbesturen – moeizaam te verlopen. Het draagvlak voor de dagarrangementen staat daardoor onder druk. Daar komt bij dat de communi-catie tussen de besturen en hun scholen ook niet optimaal verloopt. Scholen krijgen daardoor verschillende boodschappen. 8 Leiden de nieuwe arrangementen tot een toename van het percentage leerlingen dat aan activiteiten deelneemt en tot een toename van het aantal activiteiten dat wordt aangeboden? Het gaat hierbij om meerwekelijkse activiteiten. Het dagarrangement heeft zowel geleid tot een 100 %-bereik van de leerlingen als tot een grote toename van het aantal meerwekelijkse activiteiten. Daarentegen hebben de wijkarrangementen slechts tot een bescheiden toename van het bereik en het aantal activiteiten geleid. Deze scholen verschillen in dit opzicht nog maar in geringe mate van de gewone brede scholen in Rotterdam, maar we zien wel een toename tussen de eerste en de tweede tranche. Scholen die al in de eerste tranche met een wijkarrange-ment zijn gestart hebben gemiddeld een groter bereik dan de later gestarte scholen. Dat geldt zowel voor het percentage leerlingen dat meedoet als voor het aantal activi-teiten dat wordt georganiseerd. Naar meer leertijd voor 10 Rotterdamse kinderen
  • 18. 1.4 Conclusies Op basis van de antwoorden bij de onderzoeksvragen zijn zes conclusies geformu-leerd. Conclusie 1 Op de scholen die een dagarrangement hebben ingevoerd wordt er met veel enthou-siasme en inzet aan een uitbreiding van de leertijd gewerkt. Dat neemt niet weg dat er nog sprake is van een aantal knelpunten. Het dagarrangement is nog niet op alle scholen al ingevoerd volgens de opzet die in het plan van aanpak is vastgesteld. De kwaliteit van de vakkrachten laat soms nog te wensen over en ook de afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten ver-loopt – zeker volgens de groepsleerkrachten – nog niet optimaal. Wel hebben we kunnen vaststellen dat de directies een belangrijke rol hebben ge-speeld in het opbouwen van een veranderingsgerichte cultuur en het op gang brengen van veranderingsprocessen. Het totstandkomen van dagarrangementen is doorgaans een intensief samenspel geweest tussen bestuur, (G)MR, schoolleiding, leerkrachten en ouders waardoor er een breed draagvlak is ontstaan voor de innovaties. Voorwaarden voor het slagen van de invoering van een dagarrangement zijn: de mate waarin scholen er in slagen het veranderingsproces vorm te geven en over vaardighe-den beschikken om een eenduidig pedagogisch klimaat te ontwikkelen, het activi-teitenaanbod te verbreden en de kwaliteit van de samenwerking tussen onderwijs en partners te verbeteren. Conclusie 2 Tussen de scholen die samen voor een wijkarrangement hebben gekozen, wordt er over het algemeen nog maar in beperkte mate samengewerkt met gemeenschappe-lijke activiteiten. Dat neemt niet weg dat sommige wijkarrangementen er wel in slagen op grote schaal gemeenschappelijke activiteiten te organiseren. Dan is er vaak ook sprake van een nieuw elan in de wijk. De mate waarin scholen binnen een wijkarrangement daadwerkelijk met elkaar sa-menwerken, blijkt sterk te variëren. Door nog geen 40 procent van de directeuren is gemeld dat er minstens op één dag in de week gezamenlijke activiteiten plaatsvinden. In meer dan de helft van de gevallen blijft die samenwerking beperkt tot enkele keren per jaar of zelfs nog minder. Veel scholen die voor een wijkarrangement hebben ge-kozen, gebruiken de extra middelen om het aanbod voor de eigen leerlingen te verbe-teren. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 11
  • 19. In de wijken waar wel goed wordt samengewerkt aan gezamenlijke activiteiten, was er vaak ook al voor de invoering van het wijkarrangement sprake van een goed con-tact tussen de scholen. Behalve van persoonlijke factoren hangen deze contacten ver-moedelijk ook samen met stabiele leerlingenstromen en het ontbreken van rivaliteit tussen de scholen. Dat houdt in dat samenwerking tussen scholen niet altijd organi-seerbaar is en zeker niet kan worden afgedwongen. Conclusie 3 De belangstelling voor de invoering van wijkarrangementen is beduidend groter dan voor de invoering van dagarrangementen. Er zijn daarvoor meerdere redenen aan te wijzen. De eerste reden voor de grote belangstelling voor het wijkarrangement is gelegen in de ruime financiering voor het creëren van nieuwe functies, waardoor de scholen die voor dit arrangement kozen, zelf minder tijd en aandacht aan de organisatie hoefden te besteden. Verder is met schoolbesturen afgesproken dat scholen in de buurt van een dagarrangementschool – als ‘compensatiemaatregel’ voor de verstoorde concurren-tieverhoudingen – automatisch de kans krijgen een wijkarrangement te gaan vormen. Als derde reden kan genoemd worden dat er vrijwel geen toezicht is geweest of de sa-menwerking tussen scholen bij gemeenschappelijke activiteiten daadwerkelijk van de grond komt. Toen andere scholen bemerkten dat de scholen met een wijkarrangement voor de extra middelen weinig extra inspanningen hoefden te leveren, gingen ook zij – wellicht daartoe aangemoedigd door hun bestuur – zich aanmelden voor een wijk-arrangement. Conclusie 4 Wat het aantal georganiseerde activiteiten en het bereik van de leerlingen betreft hebben de dagarrangementen tot nu toe aanzienlijk meer effect gerealiseerd dan de wijkarrangementen. Op basis van de deelnameregistratie door de scholen kunnen we vaststellen dat het dagarrangement niet alleen geleid heeft tot een 100 %-bereik van de leerlingen, maar ook tot een aanzienlijke toename van het aantal meerwekelijkse activiteiten. Op de scholen met een wijkarrangement is daarvan veel minder sprake. Deze scholen ver-schillen nog maar in geringe mate van de gewone brede scholen, maar we zien wel een toename naarmate scholen langer bij in een wijkarrangement participeren. Naar meer leertijd voor 12 Rotterdamse kinderen
  • 20. Conclusie 5 De schoolbesturen zijn verdeeld over de invoering van het dagarrangement. Van de grotere schoolbesturen heeft alleen de RVKO zich ingezet om het beleid van de gemeente te steunen. Hun scholen zijn er door het bestuur op gewezen dat de wijk-arrangementen als een voorstadium van het dagarrangement gezien moeten worden, wat niet wegneemt dat de scholen wel autonoom zijn in hun beslissing. Dat geldt ook bij de andere besturen, maar deze besturen geven hun scholen wel minder ‘support’. Stichting BOOR houdt zich vrij afzijdig en de beide grotere protestants-christelijke besturen geven te kennen dat zij – zeker voorlopig – de wijkarrangementen prefereren boven de dagarrangementen. Conclusie 6 Veel scholen zijn enthousiast over het wijkarrangement. Niettemin wordt de stap naar het dagarrangement door een aantal scholen overwogen. Op veel scholen bevalt het wijkarrangement zo goed dat de directeuren niet enthou-siast zijn om een dagarrangement in te voeren. Daarnaast beschouwen zij de weer-standen bij het team als een grote belemmering. Toch zien de directeuren ook voor-delen, met name in het bereik van 100 procent van de leerlingen en in het kunnen verbeteren van de afstemming tussen groepsleerkrachten en vakkrachten. Gemiddeld schatten zij de kans dat de school over twee jaar een dagarrangement is op 32 procent. Als dat percentage inderdaad gerealiseerd zou worden, zou dat een beduidende stap zijn in de richting van 45 dagarrangementen in 2010. Zowel bij de besturen als bij veel scholen is er wel sprake van een grote bezorgdheid over de beschikbare midde-len in de periode na 2010. 1.5 Aanbevelingen Op basis van de conclusies in de vorige paragraaf komen we met een aantal aanbeve-lingen die achtereenvolgens worden besproken. Aanbeveling 1 Creëer een tussenvariant waarin de sterke kanten van het dag- en wijkarrangement worden verenigd. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 13
  • 21. De sterke kant van het geslaagde dagarrangement is de uitbreiding van de leertijd voor 100 procent van de leerlingen. Een geslaagd wijkarrangement draagt zorg voor een goede samenwerking tussen scholen bij het organiseren van gemeenschappelijke activiteiten in de wijk. Wanneer de sterke kanten van beide arrangementen worden verenigd, houdt dat in dat voor alle leerlingen verplichte activiteiten worden georga-niseerd op een tijdstip dat alle scholen – ook de scholen die nu een dagarrangement hebben – daaraan mee kunnen doen. Dat is het beste mogelijk wanneer de onderwijs-tijd en de tijd voor activiteiten worden gescheiden en niet – zoals bij het huidige dagarrangement – elkaar afwisselen. Het zogenoemde Zweedse model – onderwijs in de ochtend, activiteiten in de middag – kan hierbij als voorbeeld dienen. Voor de groepsleerkrachten leidt deze oplossing tot minder versnippering van hun lessen en kan zij bovendien zorgen voor een taakverlichting vergeleken met het huidige dagar-rangement. Dat betekent overigens niet dat de groepsleerkrachten geen rol hoeven te spelen bij de activiteiten in de middag. In het Zweedse model zijn zowel de groeps-leerkrachten als de vakkrachten de hele dag aanwezig, maar verschilt hun rol in de ochtend- en middaguren. Aanbeveling 2 Schaf de huidige arrangementen niet direct af, maar zorg wel voor een financiering die beter in relatie staat tot de inspanningen die scholen zich moeten getroosten. Wanneer scholen die voor het bestaande dagarrangement hebben gekozen, dat willen, moeten zij de kans krijgen daarmee door te gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de scholen die ervoor hebben gekozen de dagindeling te baseren op het bioritme van de kinderen. Voor scholen die binnen het wijkarrangement niet of nauwelijks wil-len samenwerken met andere scholen bij het opzetten van gemeenschappelijke activi-teiten, zal dit financiële consequenties dienen te hebben. Dit dient ook het geval te zijn wanneer scholen het 100 procent-bereik niet invoeren. Aanbeveling 3 Geef scholen budget voor ondersteuning en begeleiding en laat ze die zelf – alleen of tezamen – inkopen. Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat er bij veel directeuren behoefte be-staat om zelf te kiezen welke begeleiding en ondersteuning zij voor zichzelf en voor het team wensen. Het gaat dan niet alleen om procesbegeleiding en deskundigheids-bevordering, maar ook om de budgetten voor de inzet van de nieuwe functionarissen. Het is wel belangrijk de scholen bij te staan bij het maken van die keuze wanneer zij daar prijs op stellen. Een optie zou ook kunnen zijn om de vrije besteding van budget- Naar meer leertijd voor 14 Rotterdamse kinderen
  • 22. ten pas toe te staan nadat scholen enige ervaring met het arrangement hebben opge-daan. Aanbeveling 4 Overleg met de besturen over het organiseren van gezamenlijke bijeenkomsten voor alle scholen met hetzelfde arrangement. Hierbij kan vooral gedacht worden aan scholen die in dezelfde fase van een arran-gement zitten. Zij kunnen het meest van elkaar leren. Dat neemt niet weg dat het zinvol kan zijn om ook bijeenkomsten te organiseren waarin scholen met een lan-gere ervaring hun kennis kunnen overdragen aan scholen die pas beginnen. Aanbeveling 5 Monitor de ontwikkelingen en de effecten. Zeker wanneer er verschillende varianten naast elkaar bestaan, is het zinvol om de effecten van de verschillende varianten te vergelijken. Dat kan bijvoorbeeld door de doorstroom naar het voortgezet onderwijs over een aantal jaren te laten vergelijken. Ook de beschikbare gegevens uit het Leerlingvolgsysteem kunnen hiervoor op korte termijn gebruikt worden. Daarnaast wordt voor de langere termijn aanbevolen om scholen deel te laten nemen aan het landelijke cohortonderzoek COOL5-18 dat om de drie jaar plaatsvindt. Bij dit onderzoek worden de scores van de leerlingen van groep 2, groep 5 en groep 8 op de taal- en rekentoetsen uit het Leerlingvolgsysteem bij de scholen opgevraagd. Tevens wordt daarbij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen gemeten op basis van door de groepsleerkracht en de leerlingen zelf in te vullen vragenlijsten. De leer-lingen kunnen later ook nog worden gevolgd in het voortgezet onderwijs en het mid-delbaar beroepsonderwijs. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 15
  • 23. Naar meer leertijd voor 16 Rotterdamse kinderen
  • 24. 2 Inhoud van het onderzoek 2.1 Inleiding In september 2007 is in Rotterdam het experiment ‘dag- en wijkarrangementen brede school’ van start gegaan. Het experiment is geïnitieerd door de gemeente Rotterdam in samenwerking met de gezamenlijke schoolbesturen en wordt aangestuurd door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS). Doel is het realiseren van een nieuwe structuur van brede scholen met een doorlopend aanbod van onderwijs en opvang. Het gaat zowel om de verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinde-ren als om het bieden van oplossingen voor ouders om arbeid en zorg te combineren. Ook het verbeteren van de samenwerking met de welzijnsinstellingen en het be-vorderen van de integratie in de wijk worden als doelstellingen gezien. Brede scholen zijn in Rotterdam geen nieuw fenomeen. Sommige brede scholen zijn al rond 1995 gestart. Het ging toen om lokale initiatieven van scholen in achterstands-wijken die inzagen dat de school de problematiek niet alleen kan oplossen en die daarom meer heil verwachtten van samenwerking met andere instellingen. Geleidelijk aan zijn de gemeente en de deelgemeenten deze initiatieven meer gaan ondersteunen. Inmiddels staat een ruime meerderheid van de ongeveer 200 Rotterdamse basis-scholen te boek als brede school en de bedoeling is dat te zijner tijd alle scholen breed worden. Bij het experiment dat in 2007 is gestart gaat het echter niet om een kwanti-tatieve uitbreiding maar om een kwalitatieve verdieping van een deel van de brede scholen. Het experiment is een uitwerking van een eerder dat jaar verschenen plan van aanpak waarin het Rotterdamse onderwijsbeleid voor de komende jaren wordt geschetst. 2.2 Inhoud van het Rotterdamse onderwijsbeleid Op 27 februari 2007 is het Plan van aanpak ‘Maatwerk op school; meer leertijd voor kinderen’ gepresenteerd. Met dit plan van aanpak legt het college van B&W van Rot-terdam een aantal accenten binnen het eerder van dat jaar met de schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs en de ROC’s overeengekomen Rotterdams Onder-wijs Beleid. Het Rotterdams Onderwijs Beleid heeft 10 actiepunten, die met het oog op een maximale ontwikkeling van Rotterdamse leerlingen tot uitvoering moeten komen. Een van de actiepunten is de samenwerking tussen school en omgeving con- Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 17
  • 25. creet invulling te geven door middel van het concept ‘brede school’. Met bondgeno-ten in de wijk gaan de brede scholen hun programma met zes uur per week uitbreiden. Scholen konden daarbij een keuze maken tussen een wijkarrangement en een dagar-rangement. Bij het wijkarrangement zijn de veranderingen het minst ingrijpend. Kenmerkend is de samenwerking tussen meerdere brede scholen in de wijk bij de organisatie van de tussen- en buitenschoolse activiteiten. Omdat de leerlingen ook deel kunnen nemen aan activiteiten op andere scholen, wordt het aanbod aanzienlijk vergroot. Het nieuwe bestaat vooral in het feit dat de samenwerking ondersteund wordt door nieuwe, door de gemeente gesubsidieerde, functionarissen. Om de door de scholen zelf al betaalde interne coördinator te ontlasten, konden alle brede scholen binnen het wijkarrange-ment een bredeschoolmedewerker aanstellen voor allerlei uitvoerende taken, onder andere bij de verplaatsing van de kinderen tussen de locaties. Ten behoeve van de organisatie en afstemming van de activiteiten op wijkniveau kon er – met een dienst-verband van zes uur per deelnemende school – een buurtmakelaar worden aangesteld. Deze buurtmakelaar dient de activiteiten in organisatorisch opzicht met de interne coördinatoren en de aanbieders af te stemmen. Het dagarrangement verschilt heel duidelijk van het wijkarrangement. Terwijl de deelname van de leerlingen aan de buitenschoolse activiteiten in het wijkarrangement facultatief is, is die bij het dagarrangement verplicht, afgezien van de vrijheid van keuze voor een bepaald type activiteiten. Het grootste verschil is echter dat deze acti-viteiten verspreid over de dag plaatsvinden, deel uitmaken van het curriculum en door vakkrachten worden begeleid. De samenwerking tussen vakkrachten en groepsleer-krachten is hier derhalve van groot belang. Een onderdeel van het dagprogramma bestaat uit de gezamenlijke lunch. Omdat de professionals hieraan ook deelnemen, kan deze lunch gezien worden als leermoment. De scholen die aan dit experiment meedoen, zijn op twee of drie dagen in de week van 8 tot 17 uur open voor alle kinde-ren vanaf groep 3. Door de uitbreiding van de leertijd op school wordt het mogelijk binnenschools en buitenschools leren meer op elkaar af te stemmen en dient er ook meer tijd vrij te komen voor de bestaande vakken binnen het onderwijs. Het dagarrangement is ook bedoeld om ouders betere mogelijkheden te bieden zorg en arbeid – of opleiding – te combineren. Rotterdam loopt hiermee in Nederland voorop. Waar veel andere gemeenten zich bij hun streven om onderwijs en kinderop-vang te combineren vooral richten op multifunctionele gebouwen en de activiteiten verder overlaten aan de betrokken partners, ligt in Rotterdam het accent vooral op de activiteiten: de betrokken scholen en hun partners worden geholpen om te komen tot een afgewogen dagprogramma en er worden uitgebreide mogelijkheden geboden voor deskundigheidsbevordering van alle betrokken medewerkers. Naar meer leertijd voor 18 Rotterdamse kinderen
  • 26. De ontwikkeling van het project is gefinancierd met behulp van middelen uit het Europees Sociaal Fonds. Over de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008 heeft de ge-meente Rotterdam aan scholen die starten met een wijkarrangement jaarlijks gemid-deld 60.000 euro verstrekt voor personele ondersteuning. Voor de structurele verlen-ging van zes uur per week voor de kinderen op een school met een dagarrangement is gemiddeld ruim twee ton per jaar beschikbaar. 2.3 Accent op het dagarrangement Alleen het dagarrangement wordt in de collegedoelstelling genoemd. In dit arrange-ment wordt de meeste extra leertijd gerealiseerd en is deelname voor alle leerlingen vanaf groep 3 verplicht. Het beleid is er nu op gericht om in 2010 op minimaal 45 scholen het dagarrangement te hebben ingevoerd. Het wijkarrangement kreeg een belangrijke rol toebedeeld in de wijksamenwerking. Voor dit arrangement zijn bo-vendien twee nieuwe functies geïntroduceerd. In het experiment is de leertijd van leerlingen met zes uur per week verlengd. In plaats van 26 uur gaan de kinderen 32 uur per week naar school. De school is daartoe twee tot drie dagen in de week in totaal zes uur langer geopend voor alle kinderen vanaf groep drie. Op deze dagen is er geen regulier lesrooster. Er wordt een ‘ver-lengd’ dagprogramma aangeboden waarin rust- en leermomenten zijn geïntegreerd in het curriculum, rekening wordt gehouden met het bioritme van de verschillende leef-tijdsgroepen en voldoende ruimte voor beweging, creativiteit, ontspanning en ‘levens-echt’ leren wordt geboden. De uitvoering van de ‘extra’ uren ligt in handen van vak-leerkrachten, zoals gymleerkrachten, theater- en dansdocenten, docenten techniek en kinderwerkers die activiteiten met een vormend karakter aanbieden. Een vast onder-deel van het programma is de lunch waar alle leerlingen aan meedoen. Meerwaarde van het ‘gezamenlijk eten’ wordt ten volle benut om hun ‘leertijd’ te verlengen: ’lun-chen wordt leren’. De begeleiding tijdens de lunch is in handen van professionele krachten. Omdat de activiteiten van het dagarrangement buiten de geldende schooltijd wordt georganiseerd, is draagvlak bij de ouders noodzakelijk Het ouderdeel van de mede-zeggenschapsraad (MR) heeft namelijk instemmingsbevoegdheid bij de keuze voor een dagarrangement (WMS, artikel 13, lid j). De start van een dagarrangement vraagt dan ook om goede communicatie met ouders over wat de nieuwe opzet voor hen en voor en hun kinderen betekent. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 19
  • 27. 2.4 Onderzoeksvragen In het schooljaar 2007-2008 is – verdeeld in twee tranches – op 14 Rotterdamse scho-len een dagarrangement ingevoerd, terwijl 59 scholen zijn toegetreden tot een wijkar-rangement. In het huidige schooljaar zijn daar 7 scholen met een dagarrangement en 39 scholen met een wijkarrangement bijgekomen, zodat de totalen nu respectievelijk op 21 en 98 liggen. Een onderliggende vraag van deze evaluatie luidt of de ontwikke-lingen zodanig zijn dat het aantal van 45 dagarrangementen in het jaar 2010 gereali-seerd kan zijn. Om die vraag te kunnen beantwoorden zal deze evaluatie niet alleen inzicht moeten geven in de ontwikkelingen en ervaringen op de scholen die met een dagarrangement zijn gestart, maar ook in de ontwikkelingen en ervaringen op de scholen die in een wijkarrangement participeren. Uitgaande van deze onderliggende vraag heeft JOS voor deze evaluatie de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: De eerste categorie vragen betreft de kenmerken van de beoogde vergroting van de leertijd. Bij het dagarrangement gaat het om de volgende vragen: 1a Slagen de partners binnen de arrangementen erin hun pedagogische visie beter op elkaar af te stemmen? Hoe verloopt dat concreet? 1b Slagen de scholen erin het binnen- en buitenschoolse leren meer met elkaar te verbinden? Hoe doen zij dat? 1c Nemen nu alle kinderen deel aan activiteiten binnen het dagarrangement en kan hun keuzevrijheid daarbij gerespecteerd worden? 1d Wordt er efficiënter gebruik gemaakt van de capaciteit van de verschillende pro-fessionals, zodat de leerkrachten zich meer op de kernvakken kunnen richten? Zien de leerkrachten een verbetering vergeleken met vorig schooljaar? 1e Verbetert de kwaliteit van de samenwerking tussen de leerkrachten en vakleer-krachten doordat zij meer bij elkaar in de keuken kunnen kijken? Hoe verloopt dat concreet? 1f Leidt het dagarrangement ertoe dat ouders gemakkelijker kunnen deelnemen aan arbeid en/of onderwijs? Zijn de voorwaarden daartoe voldoende gewaarborgd? 1g Verbetert de kwaliteit van de tussenschoolse opvang en daarbinnen de (begelei-ding van de) lunch? 1h Leidt de onderbreking van de leeractiviteiten door ontspanningsactiviteiten tot meer evenwicht in het dagprogramma en een betere benutting van de leertijd? Bij het wijkarrangement gaat het deels om dezelfde vragen (a, b, e). Daaraan kan de vraag worden toegevoegd of er sprake is van afstemming tussen de scholen binnen een wijkarrangement. Daarnaast zijn er vragen die specifiek zijn voor het wijkarran-gement. Naar meer leertijd voor 20 Rotterdamse kinderen
  • 28. 1i Is er een toename van het aantal kinderen dat deelneemt aan buitenschoolse acti-viteiten, nu er gekozen kan worden uit een wijkaanbod? En maken zij daarbij een bewustere keuze? 1j Is er sprake van een efficiënter gebruik van locaties en middelen, nu kinderen van verschillende scholen samen aan dezelfde activiteiten kunnen deelnemen? De tweede reeks vragen heeft betrekking op de nieuwe functionarissen zoals de buurtmakelaar en bredeschoolmedewerker, maar ook de reeds bestaande interne coör-dinator van de brede school dient aandacht te krijgen. De volgende vragen zijn daarbij te onderscheiden: 2a Worden deze functies ingevuld op de wijze zoals die was beoogd? 2b Beantwoorden deze functies aan de verwachtingen van alle betrokkenen? 2c Hoe verloopt de onderlinge afstemming tussen deze functionarissen? 2d Hoe verlopen de processen binnen het samenwerkingsverband binnen de wijk? De derde reeks vragen gaat over de deskundigheidsbevordering waarvan binnen dit experiment gebruik kon worden gemaakt. Hiermee werd beoogd de betrokken profes-sionals vertrouwd te maken met de nieuwe functies en met elkaars werkwijzen om daardoor de samenwerking te versterken en het draagvlak te vergroten. Hiervoor is een plan van aanpak gemaakt, dat echter in de loop van het experiment is losgelaten. De volgende vragen zijn aan de orde: 3a Waarom is het oorspronkelijke scholingsplan verlaten? 3b Vanuit welke gedachte zijn er nu scholingsplannen ontwikkeld? 3c Worden deze plannen gerealiseerd en worden de beoogde doelstellingen behaald? De vierde reeks vragen handelt over de tevredenheid van alle betrokkenen, zowel het personeel van de school en de partners waarmee de school samenwerkt als de ouders en kinderen zelf. De tevredenheid kan betrekking hebben op verschillende aspecten. 4a Hoe wordt de uitbreiding van de leertijd ervaren door de verschillende betrokke-nen? 4b Hoe tevreden zijn de verschillende partijen over de bijdrage van de andere partij-en, inclusief de partijen die meer op de achtergrond functioneren zoals WGI, OOG, De Meeuw en JOS? Naast deze vier reeksen van vragen omvatte de opdracht nog een viertal andere on-derzoeksvragen. 5 Hoe was de situatie bij de wijk- en dagarrangementen voorafgaande aan het experiment, dat wil zeggen medio 2007? Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 21
  • 29. 6 In hoeverre wordt de voortgang van de experimenten met wijk- en dagarrange-menten gehinderd door knelpunten in de beschikbare accommodaties en midde-len? 7 Hoe verloopt de afstemming op beleidsniveau tussen de partijen die in het Rotter-damse onderwijs-, welzijns- en jeugdbeleid een rol spelen? 8 Leiden de nieuwe arrangementen tot een toename van het percentage leerlingen dat aan activiteiten deelneemt en tot een toename van het aantal activiteiten dat wordt aangeboden? Het gaat hierbij om meerwekelijkse activiteiten. Naar meer leertijd voor 22 Rotterdamse kinderen
  • 30. 3 Onderzoeksopzet en verslag van het veldwerk 3.1 Inleiding In paragraaf 3.2 van dit hoofdstuk geven we in kort bestek aan hoe deze evaluatie is opgezet en uitgevoerd. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op het verloop van het veldwerk. De opzet van de verdere rapportage staat in paragraaf 3.4. 3.2 Onderzoeksopzet Om de onderzoeksvragen die in het vorige hoofdstuk zijn geformuleerd, te kunnen beantwoorden is gekozen voor een opzet die deels kwalitatief en deels kwantitatief is. In de eerste fase heeft het accent op een kwalitatieve aanpak gelegen. Voordat we de betrokkenen een vragenlijst konden voorleggen, moesten we immers inzicht verwer-ven in de processen die zich op de werkvloer afspelen. Daarom zijn in die fase – die zich afgespeeld heeft in april en mei 2008 – vier dagarrangementen en zes wijk-arrangementen bezocht. De selectie van deze arrangementen heeft plaatsgevonden in overleg met de begeleidingscommissie, bestaande uit medewerkers van JOS en een vertegenwoordiger van de schoolbesturen. Op de scholen met een dagarrangement namen die bezoeken een groot deel van de dag in beslag. Om kennis te nemen van de ervaringen en ontwikkelingen, zijn er ge-sprekken gevoerd met de directeur van de school en de coördinator van het dagarran-gement. Daarnaast zijn er op die dag activiteiten bijgewoond, waarbij ook gesproken is met de vakkrachten en de groepsleerkrachten die de kinderen kwamen overdragen. Op enkele scholen is ook de lunch van de leerlingen bijgewoond, waarbij gesprekken zijn gevoerd met medewerkers die daar in opdracht van de school voor verantwoorde-lijk zijn en met stagiaires. Bij de zes wijkarrangementen zijn telkens twee scholen bezocht. Ook op deze scholen zijn gesprekken gevoerd met de directeur en de interne coördinator en vaak ook met de bredeschoolmedewerker. In enkele gevallen kon ook met de buurtmakelaar wor-den gesproken en zijn er activiteiten bijgewoond. De inhoud van de gesprekken is primair bepaald door de positie van de betrokkenen. Bij de directeuren waren dat zaken als het schoolbeleid en de huisvesting. Bij de coördinatoren lag er een sterk accent op het maken van de roosters. Bij de brede-schoolmedewerkers en de buurtmakelaars is – behalve het werk dat zij uitvoeren – ook hun ervaring met de deskundigheidsbevordering aan de orde gesteld. Bij alle Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 23
  • 31. gesprekken tezamen zijn alle thema’s die betrekking hebben op de in hoofdstuk 2 ge-formuleerde onderzoeksvragen uitvoerig aan de orde geweest. De bevindingen uit de eerste fase zijn vervolgens gebruikt voor het maken van vra-genlijsten. We wilden immers nagaan of onze bevindingen ook gelden voor de overi-ge dag- en wijkarrangementen. Voor de scholen met een dagarrangement hebben we vragenlijsten gemaakt voor de directeur, de groepsleerkrachten, de vakleerkrachten, de ouders en de leerlingen. Bij de scholen met een wijkarrangement hebben we vol-staan met een vragenlijst voor de directeur en een voor de groepsleerkrachten. Van een vragenlijst voor de vakkrachten is afgezien, omdat deze bij een wijkarrangement moeilijk te bereiken zijn zonder de school extra te belasten. Ook bij het afzien van een vragenlijst voor de leerlingen en de ouders heeft de belasting voor de school een rol gespeeld. Een bijkomende reden was daar echter dat het om activiteiten gaat die voor de leerlingen niet verplicht zijn. Op voorhand kan daarom al worden aangeno-men dat de leerlingen die eraan deelnemen dat met plezier doen en ook dat hun ou-ders daar geen bezwaar tegen hebben. In de volgende paragraaf gaan we nader in op het verloop van het kwantitatieve deel van dit onderzoek. De bevindingen uit de eerste fase zijn vervolgens ook besproken in interviews met betrokkenen op een hoger niveau, uiteraard alleen voor zover deze bevindingen hen aangingen. Dat waren allereerst vertegenwoordigers van de vier grootste schoolbestu-ren in Rotterdam. In het Nederlandse onderwijsbeleid nemen de schoolbesturen sinds enkele jaren immers een centrale positie in. Zonder hun medewerking kunnen ge-meenten geen onderwijsbeleid meer voeren. Daarnaast hebben we in deze fase een gesprek gevoerd met één van de Rotterdamse deelgemeenten. In Rotterdam is het welzijnsbeleid immers van oudsher een verantwoordelijkheid van de deelgemeenten. Door die verantwoordelijkheid zijn zij ook betrokken geraakt bij de ontwikkeling van brede scholen. Vervolgens zijn er gesprekken gevoerd met de organisaties die op verzoek van de dienst JOS het invoeringsproces van de dag- en wijkarrangementen ondersteunen. Dat is in de eerste plaats de welzijnsorganisatie De Meeuw. Stichting de Meeuw heeft een taak gekregen bij zowel de intake en selectie van de scholen die zich voor één van de arrangementen hebben aangemeld als bij de procesmatige en inhoudelijke begeleiding van de arrangementen. Om zicht te krijgen op het totaalbeeld van de ondersteuning is ook gesproken met JKZ-functionarissen die op verzoek van de deelgemeenten onder-steuning bieden aan met name de wijkarrangementen. Met de organisatie die de op-dracht heeft gekregen voor de deskundigheidsbevordering – OOG Onderwijs en Jeugd – en met het Werkgeversinstituut (WGI) is de communicatie via e-mail verlo-pen. Behalve van de informatie uit de gesprekken hebben we ook gebruik gemaakt van eigen evaluaties van deze organisaties en van verslagen die ons ter beschikking zijn gesteld. De voorlopige bevindingen zijn ook enkele keren besproken met de opdrachtgever van het onderzoek. Bij die besprekingen is ook het verloop van het onderzoek door- Naar meer leertijd voor 24 Rotterdamse kinderen
  • 32. genomen. Over het verloop van het onderzoek is met de opdrachtgever ook regelma-tig gecommuniceerd via telefoon en e-mail. 3.3 Verloop van het veldwerk De vragenlijsten bij dit onderzoek zijn uitgevoerd als webenquêtes. Het ITS beschikt over internettechnologie waarmee via een portaal meerdere vragenlijsten tegelijk kunnen worden ingevuld door diverse categorieën betrokkenen. Dat kan dan op iedere computer met een internetverbinding. Eerst kreeg de school daarvoor een inlogcode uitgereikt. Vervolgens kon een van de medewerkers van de school – bijvoorbeeld de coördinator van het arrangement of de bredeschoolmedewerker – via het portaal op eenvoudige wijze inlogcodes aanmaken door bij iedere categorie een aantal in te vullen. Via deze inlogcodes kregen deze betrokkenen – groepsleerkrachten, vakkrach-ten, leerlingen en ouders – toegang tot de voor hen bestemde vragenlijst. De vragen-lijsten konden zowel in groepsverband – leerlingen – als individueel worden inge-vuld, zowel op school als thuis. Het voordeel van deze benadering is voor de school dat er geen schriftelijk vragenlijsten hoeven te worden uitgedeeld, ingezameld en teruggestuurd. En de gegevens zijn direct beschikbaar nadat de vragenlijst is inge-vuld. In de oorspronkelijke opzet zou dit deel van het onderzoek plaatsvinden in juni en de eerste helft van juli. Op verzoek van een deel van de scholen is dit deel van het on-derzoek echter na de zomervakantie verplaatst. Omdat de scholen ook niet direct in het begin van het nieuwe schooljaar benaderd konden worden, is het veldwerk pas eind september hervat. Alle scholen zijn daarvoor opnieuw benaderd. De opzet was dat de vragenlijsten voor de medewerkers, leerlingen en ouders tot aan de herfstva-kantie zouden kunnen worden ingevuld. Kort na de herfstvakantie zijn de vragenlijs-ten voor de directeuren op het portaal geplaatst. Omdat de respons bij de eerder uitge-zette vragenlijsten nog te wensen overliet, is de termijn van alle vragenlijsten ver-lengd tot medio november. Er zijn in die periode diverse acties ondernomen om de respons te bevorderen. De gezamenlijke acties hebben uiteindelijk – tezamen met het verlengen van de peri-ode waarin de vragenlijsten konden worden ingevuld – tot een duidelijke verhoging van de respons geleid. Bij het afsluiten van het veldwerk bleek de directievragenlijst op tien van de veertien scholen met een dagarrangement te zijn ingevuld. Op zeven van die scholen hebben ook groepsleerkrachten en leerlingen een vragenlijst inge-vuld. Op zes scholen is dat gebeurd door ouders en op vier scholen door vakkrachten. Bij de scholen met een wijkarrangement is de vragenlijst ingevuld door 28 directeu-ren – nagenoeg de helft – en door groepsleerkrachten van dertien scholen. Hoewel we gehoopt hadden op een nog hogere respons kunnen we daarmee – tezamen met alle bevindingen uit de gesprekken en observaties – toch een vrij goed beeld schetsen van Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 25
  • 33. de ontwikkelingen binnen beide arrangementen en een antwoord geven op de onder-zoeksvragen. 3.4 Indeling van dit rapport In hoofdstuk 4 wordt allereerst verslag gedaan van de gesprekken en observaties op de scholen die in de eerste fase van het onderzoek zijn bezocht. De bevindingen wor-den als voorlopige antwoorden op de onderzoeksvragen gepresenteerd. Hoofdstuk 5 heeft vervolgens betrekking op de ondersteuning. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de gesprekken met de betrokken organisaties, op de ter beschikking gestelde documen-ten en op de internetcommunicatie daarover. De gesprekken met de schoolbesturen en met een deelgemeente – het gaat dan over de onderzoeksvraag naar de afstemming van het beleid – zijn in hoofdstuk 6 opgenomen. In hoofdstuk 7 worden vervolgens de resultaten van de webenquêtes op de scholen met een dagarrangement gepresenteerd en in hoofdstuk 8 die op de scholen met een wijkarrangement. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op het bereik van beide arrangementen. Naar meer leertijd voor 26 Rotterdamse kinderen
  • 34. 4 Verkennende gesprekken en observaties 4.1 Inleiding Zoals in het vorige hoofdstuk al aangekondigd is het onderzoek gestart met een be-zoek aan vier dagarrangementen en zes wijkarrangementen waarbij met de belang-rijkste betrokkenen is gesproken en waarbij ook verschillende activiteiten zijn be-zocht. De schoolbezoeken hebben plaatsgevonden in de periode van april tot begin juni van het vorige schooljaar (2007-2008). De selectie van de arrangementen is gemaakt in overleg met de opdrachtgever en met De Meeuw. Bij die selectie is reke-ning gehouden met een verdeling naar denominatie en naar stadsdeel – respectievelijk ten noorden en ten zuiden van de Maas. Bovendien is uitdrukkelijk niet alleen gese-lecteerd op succesverhalen, maar ook op bijzondere situaties zoals een geïsoleerde ligging en de daarmee verbonden organisatorische problemen. De bezoeken aan de scholen en de gesprekken waren behalve voor het verkrijgen van een eerste oriëntatie ook bedoeld als input voor het ontwikkelen van de vragenlijsten voor de volgende onderzoeksfase. Met deze vragenlijsten zou dan kunnen worden nagegaan in hoeverre het beeld uit de oriëntatiefase door het latere uitgebreidere onderzoek al dan niet bevestigd wordt. In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de oriëntatiefase evenwel als zelfstandige bron weergegeven. We beschrijven die niet voor elk van de afzonderlijke scholen die zijn bezocht, maar vanuit een globaal perspectief waarin met name de verschillen worden belicht. In principe worden daarbij geen namen van scholen genoemd, maar in enkele specifieke gevallen was het niet mogelijk herkenbaarheid te voorkomen. In paragraaf 4.2 wordt allereerst beschreven vanuit welke beginsituatie de deelnemende scholen aan het experiment begonnen zijn. Daarna worden in paragraaf 4.3 enkele zaken beschreven die afwijken van het vooraf opgestelde model. In paragraaf 4.4 worden enkele onbedoelde gevolgen genoemd en in paragraaf 4.5 enkele overige bevindingen. In paragraaf 4.6 wordt tenslotte een voorlopig oordeel gegeven over de ontwikkelingen binnen de dag- en wijkarrangementen, voor zover deze in de oriënta-tiefase van ons onderzoek zijn gesignaleerd. 4.2 De beginsituatie De beginsituatie van scholen bij de start van het experiment wordt zoals te verwach-ten vooral bepaald door de voorgeschiedenis als brede school. We hebben hierbij de Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 27
  • 35. grootst mogelijke variatie aangetroffen van enerzijds scholen met een jarenlange ervaring tot anderzijds scholen die voorheen nimmer brede school zijn geweest. Op-merkelijk daarbij is dat die voorgeschiedenis niet in alle gevallen de doorslag gegeven blijkt te hebben bij de selectie van scholen voor toelating tot een van de arrangemen-ten. Zo blijkt een school met een ruime ervaring aan buitenschoolse activiteiten – ook tot verbazing van de directie zelf – pas in de tweede tranche voor een dagarrangement in aanmerking te zijn gekomen, terwijl een school zonder enige ervaring al voor de eerste tranche geselecteerd werd. Daarbij moet overigens wel worden vermeld dat deze laatste school zichzelf had aangemeld voor een wijkarrangement. Door de geïso-leerde ligging van de school is samenwerking met andere scholen evenwel uitgeslo-ten, zodat de school – ook weer tot verbazing van de directie – het aanbod kreeg om een dagarrangement te starten. Omdat de school geen enkele voorgeschiedenis had als brede school en omdat er in de omgeving nauwelijks of geen welzijnswerk voorhan-den was, bleek dat een zware opgave, met name ook omdat de voorbereidingstijd zeer beperkt was. Overigens heeft het merendeel van de scholen die in de eerste of tweede tranche voor een dagarrangement zijn geselecteerd wel een langdurige voorgeschie-denis als brede school, maar dat neemt niet weg dat de beginsituatie van de scholen die in het startjaar met een dagarrangement zijn begonnen, sterk uiteenloopt. Bij de wijkarrangementen hebben we hetzelfde kunnen vaststellen. Hier zien we aan het ene uiteinde wijkarrangementen van scholen die ook voorheen reeds een grote mate van samenwerking hadden en aan het andere uiteinde een wijkarrangement waarvan de directeuren elkaar pas voor het eerst ontmoet hadden tijdens een geza-menlijke excursie naar Zweden. In het eerste geval beginnen de gemeenschappelijke activiteiten in steeds grotere mate van de grond te komen, in het andere geval moes-ten er eerst nog verkennende gesprekken worden georganiseerd. Als mogelijke verklaring voor deze uiteenlopende mate van samenwerking vooraf-gaande aan het experiment werd ons gewezen op de concurrentieverhouding tussen de scholen in de wijk. Is daar sprake van een stabiele verhouding waarbij scholen zich weinig zorgen hoeven te maken over hun leerlingenaantal, dan is de kans groot dat er goed wordt samengewerkt. Vaak zijn er dan ook onderlinge afspraken gemaakt dat er alleen in uitzonderingssituaties leerlingen van elkaar worden overgenomen en dat er geen uitgesproken werving plaatsvindt. Wanneer daarentegen de concurrentieverhou-dingen niet stabiel zijn – bijvoorbeeld door herstructureringsprojecten in een deel van de wijk, dan is de kans op samenwerking veel kleiner. Men zou verwachten dat er bij de selectie van wijkarrangementen met de beginsitua-tie rekening gehouden zou zijn, maar dan blijkt daar een ander criterium doorheen gelopen te hebben dat tot stand is gekomen in samenspraak met de schoolbesturen. Dat is de keuze om scholen in de buurt van een dagarrangementschool – als compen-satiemaatregel – automatisch de kans te geven een wijkarrangement te vormen. Eén van de verkennende gesprekken had betrekking op een situatie waarin twee scholen Naar meer leertijd voor 28 Rotterdamse kinderen
  • 36. werd gevraagd om een wijkarrangement te vormen omdat de andere school in de buurt zich had aangemeld voor een dagarrangement. Toen dat dagarrangement niet door bleek te gaan als gevolg van weerstand bij de ouders, zijn de voorbereidingen voor het wijkarrangement wel doorgezet, ook al betrof het hier scholen zonder voor-geschiedenis als brede school. De reden daarvoor was dat de werving en selectiepro-cedure voor de nieuwe medewerkers al waren gestart. 4.3 Afwijkingen van het model Gezien de uiteenlopende beginsituaties die in de vorige paragraaf zijn beschreven, is het niet opmerkelijk dat we bij onze bezoeken aan de scholen situaties aantroffen die in meer of mindere mate afwijken van het vooraf vastgestelde model van dag- en wijkarrangementen. Hoewel die afwijkingen gezien de uitgangssituatie verklaarbaar zijn en voor een deel ook als tussenoplossing zijn bedoeld, zullen we ze in deze para-graaf wel beschrijven. Voor de volledigheid vermelden we daar wel bij dat deze be-schrijving op het vorige schooljaar betrekking heeft. Wat de dagarrangementen betreft was er op één van de bezochte scholen nog geen sprake van verplicht overblijven voor de leerlingen, omdat een deel van de ouders zich daartegen verzette. In de praktijk ging ten tijde van ons bezoek overigens slechts een klein deel van de leerlingen tussen de middag nog naar huis, zodat men verwacht-te deze maatregel in het nieuwe schooljaar wel in te kunnen voeren. Op een andere school eten de leerlingen tussen de middag eerst in de eigen klas, voordat zij naar het gezamenlijke overblijven gaan. Het doorbreken van de reguliere lessen door lessen van vakkrachten vindt op een van de scholen alleen na de middag plaats. In de ochtenduren krijgen de leerlingen alleen les van hun groepsleerkracht waarbij dan alle leervakken zijn gepland. In de mid-daguren worden de creatieve lessen van de groepsleerkracht afgewisseld met die van de vakkrachten. Daaruit kan worden afgeleid dat bij het opstellen van het lesrooster niet is uitgegaan van het bioritme van de kinderen. Dat was overigens ook het geval op de andere door ons bezochte scholen met een dagarrangement. Het eerste argu-ment dat we gehoord hebben, is dat het in de praktijk niet mogelijk is daarmee reke-ning te houden. Dat komt omdat vakkrachten doorgaans voor een hele dag worden ingehuurd. Niet het bioritme van de kinderen, maar de beschikbaarheid van de vak-kracht is dan de factor die het rooster het meest bepaalt. Het tweede argument is veel fundamenteler: er worden twijfels geuit aan de onderbouwing van de theorie. Als praktische bijkomstigheid wordt daar nog aan toegevoegd dat het bioritme van de kinderen binnen dezelfde klas al sterk verschilt omdat zij op verschillende tijden naar bed gaan. Overigens hebben we later wel gehoord dat er op een tweetal scholen die niet door ons bezocht zijn, wel met een op het bioritme aangepast rooster wordt ge-werkt. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 29
  • 37. Ook bij de wijkarrangementen hebben we een aantal afwijkingen van het model ge-signaleerd. In de eerste plaats bleek er in sommige van de door ons bezochte arran-gementen van gemeenschappelijke activiteiten nog niet of nauwelijks sprake te zijn. Opmerkelijker was dat ook de animo om daarmee te beginnen, in enkele gevallen nogal laag was. Voor een deel gaat het dan om scholen die zelf al een uitgebreid aanbod aan activiteiten hebben en dat nog verder willen uitbreiden, maar die aarzelen om tot een dagarrangement over te gaan omdat dit een te grote ingreep zou betekenen. Met de extra middelen die zij in het kader van het wijkarrangement ontvangen kunnen zij het aanbod voor de kinderen van de eigen school versterken, waarbij dankbaar gebruik gemaakt wordt van de hulp van de bredeschoolmedewerker. Met de buurtma-kelaar worden de contacten daarentegen afgehouden. In andere wijken worden er met behulp van de buurtmakelaar wel gemeenschappelij-ke activiteiten georganiseerd, maar die blijven dan beperkt tot enkele keren per jaar. Er is dan nog geen sprake van activiteiten die gedurende een reeks van weken voor kinderen van verschillende scholen worden georganiseerd. Bij het ontbreken van gezamenlijke activiteiten lijken concurrentieoverwegingen soms een rol te spelen. Ook het nog niet geregeld zijn van een sluitende verzekering tijdens de verplaatsing van de kinderen werd soms als argument genoemd, waarbij tevens gewezen werd op de beperking dat één bredeschoolmedewerker niet op het-zelfde tijdstip kinderen naar verschillende scholen of locaties kan brengen. In andere wijkarrangementen worden deze argumenten daarentegen niet aangehaald of zijn er oplossingen gevonden om hiermee om te gaan. Een opvallende afwijking van het vooraf ontworpen model is ook dat verschillende scholen een bredeschoolmedewerker hebben aangesteld met een opleiding op hbo-niveau, terwijl er in de plannen is uitgegaan van een functie op mbo-niveau. Een deel van deze medewerkers heeft bovendien een pedagogisch-didactische achtergrond. Soms kan er dat toe leiden dat het werk dat eigenlijk door de interne coördinator van de school gedaan moet worden helemaal door de bredeschoolmedewerker wordt overgenomen, al dan niet samen met de buurtmakelaar. Het risico daarvan is dat de hoogopgeleide bredeschoolmedewerker deze baan slechts als tussenstation ziet, zodat er op de school een hiaat ontstaat wanneer deze medewerker vertrekt. Een ander risico is dat de buitenschoolse activiteiten minder in de school geïntegreerd worden, wanneer zij niet door een eigen coördinator worden aangestuurd. Overigens hebben we op enkele scholen met een wijkarrangement ook de situatie aangetroffen, dat er door de school geen eigen coördinator is aangesteld, maar dat de directeur deze taak erbij neemt. Een opvallende afwijking van het vastgestelde model – maar wel met instemming van JOS – doet zich voor in Pendrecht. Daar hadden de vier scholen die in het wijkarran-gement participeren – samen maar één bredeschoolmedewerker aangesteld, zodat de Naar meer leertijd voor 30 Rotterdamse kinderen
  • 38. rest van het budget ingezet kan worden voor activiteiten. Het aantal gemeenschappe-lijke activiteiten kon daardoor explosief groeien, met name ook op de woensdag- en vrijdagmiddag. Het gevolg was wel dat er voor het schooljaar 2008-2009 een tweede bredeschoolmedewerker moest worden aangetrokken. Ten slotte hebben we bij de wijkarrangementen nog een functie aangetroffen die in de plannen niet wordt genoemd. Het betreft hier de JKZ-functie die door een aantal deelgemeenten is ingesteld en die vanuit die invalshoek een rol speelt bij de organisa-tie van wijkarrangementen. In hoeverre er bij deze functie een risico bestaat van over-lap met andere functies komt in het vervolg nog ter sprake. 4.4 Onbedoelde gevolgen Naast afwijkingen van het geschetste model hebben we ook onbedoelde gevolgen gesignaleerd. Op de scholen met een dagarrangement blijkt samenwerking met de andere scholen in de wijk heel moeilijk te zijn, omdat de activiteiten er onder school-tijd plaatsvinden, zodat ze niet kunnen worden opengesteld voor kinderen van andere scholen. Soms wordt daar bewust voor gekozen, in andere gevallen wordt dit als een nadeel van het dagarrangement beschouwd omdat de school daardoor geïsoleerd raakt van de ontwikkelingen in de wijk. De deelname aan incidentele activiteiten in de wijk is dan nog de enige mogelijkheid om de betrokkenheid met de wijk te tonen. Dat een school met een dagarrangement binnen de wijk een ingewikkelde verhouding heeft tot die wijk, is ook gebleken uit een combinatiefunctie op een van de bezochte scho-len. In die combinatie werd zowel de functie van intern coördinator van het dagarran-gement als die van buurtmakelaar in één persoon verenigd. In theorie leek dat een mooie combinatie, maar in de praktijk bleken de belangen van beide functies te ver uiteen te lopen. Ook bij de wijkarrangementen lijkt er sprake van onbedoelde gevolgen. Hier gaat het vooral om het gegeven dat een wijkarrangement kan worden vormgegeven zonder dat er van enige betrokkenheid van de groepsleerkrachten sprake is. Dat betekent dat er in die gevallen ook geen afstemming tot stand komt in de aanpak en de inhoud van de lessen. Dat risico lijkt door de nieuwe functies van bredeschoolmedewerker en buurtmakelaar te zijn versterkt, want zij nemen de school veel werk uit handen. Bo-vendien lijkt het risico groter naarmate er door de scholen meer gezamenlijke activi-teiten worden georganiseerd. Dan gaat een groot deel van de kinderen voor de buiten-schoolse activiteiten naar een accommodatie die aan het zicht van de groepsleerkrach-ten onttrokken is en waar zij – zo ze daaraan al behoefte hebben – ook moeilijk ken-nis van kunnen nemen. Dat veel groepsleerkrachten weinig betrokken zijn bij deze activiteiten hebben we van verschillende informatiebronnen te horen gekregen. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 31
  • 39. 4.5 Overige bevindingen In deze paragraaf wordt alvast een voorlopig antwoord gegeven op enkele centrale onderzoeksvragen. Hoewel we bij de dagarrangementen ook voorbeelden hebben gezien dat het goed loopt, lijkt de afstemming met de vakkrachten de scholen nog veel zorgen te baren. Er wordt niet zozeer getwijfeld aan hun inhoudelijke maar wel aan hun didactische en pedagogische kwaliteiten, zodat leerlingen na afloop van deze lessen moeilijk weer tot leren komen. Van de andere kant hebben we ook van vak-krachten gehoord dat zij niet altijd door de school worden ondersteund. Een typisch antwoord was overigens ‘op deze school wel, maar op mijn vorige school niet’. Dat wijst erop dat scholen er zelf ook veel aan kunnen doen om het werk voor hun vak-krachten aantrekkelijker te maken. Bij sommige wijkarrangementen is de afstand tus-sen groepsleerkrachten en vakkrachten zo groot dat afstemming nog nauwelijks aan de orde is. Bij andere wijkarrangementen is dit thema daarentegen wel op de agenda gezet. De verbinding tussen binnen- en buitenschools leren komt op enkele scholen die daar al langer ervaring mee hadden, steeds beter van de grond. Op andere scholen is daar echter nog nauwelijks of geen sprake van. Bij de dagarrangementen nemen nu alle leerlingen deel aan de activiteiten. Van keuzevrijheid is vaak echter geen sprake, omdat dit organisatorische problemen met zich meebrengt en omdat meestal als uit-gangspunt gehanteerd wordt dat de leerlingen toch aan alle activiteiten moeten deel-nemen. De uitbreiding van de leertijd wordt in zoverre gerealiseerd dat de leerlingen in de meeste gevallen wel zes uur per week langer op school zijn. Daar zitten dan ook de tijden voor niet-cognitieve activiteiten en de rusttijden bij. Bovendien gaat een deel van de extra tijd op aan de verplaatsing van de leerlingen. Volgens sommigen is er van extra tijd voor de leervakken geen sprake, volgens anderen wel maar slechts in bescheiden mate. De lunch laat nog een wisselend beeld zien. Het uitgangspunt dat toezicht op de lunch ertoe zou leiden dat ouders adviezen krijgen over het meegeven van een goede lunch wordt door enkele scholen teniet gedaan doordat zij de leerlin-gen zelf een lunch aanbieden. Of de ouders in de tijd dat ze nu niet voor hun kinderen hoeven te zorgen, gaan werken of studeren, is voor de scholen onbekend, maar zij hebben daar geen hoge verwachtingen van. Ook wat de beoordeling van de ondersteuning betreft zien we een wisselend beeld. Over de dienstverlening door het WGI hebben we geen klachten vernomen. Op de kwaliteit van de door OOG aangeboden cursussen hebben de directeuren zelf nauwe-lijks zicht, maar de betrokken medewerkers zijn daar over het algemeen positief over, zoals ook in het volgende hoofdstuk nog aan de orde komt. Bij de directeuren zelf hebben we geen behoefte aan een cursus kunnen vaststellen, maar door enkelen wordt Naar meer leertijd voor 32 Rotterdamse kinderen
  • 40. wel onvrede uitgesproken over het uitblijven van cursussen voor de vakkrachten. Deze zijn pas in het schooljaar 2008-2009 gestart. Bij de beoordeling van de door De Meeuw geboden ondersteuning hebben we uiteen-lopende reacties aangetroffen. Er wordt opgemerkt dat de bijdrage van De Meeuw onduidelijk is, mede door de wisseling van personeel, zodat men niet meer weet wat men kan verwachten. Een andere directeur was in de fase van meedenken nog wel positief, daarna niet meer. Weer een ander spreekt echter wel in positieve bewoordin-gen over de geboden begeleiding. 4.6 Voorlopige beoordeling Niettegenstaande de afwijkingen van het vooraf geplande model, de onbedoelde ge-volgen en de door veel scholen gesignaleerde problemen met de beschikbaarheid en kwaliteit van vakkrachten, hebben we bij de schoolbezoeken en vooral ook bij de observaties van de activiteiten een groot aantal gunstige ontwikkelingen kunnen vast-stellen. Dat geldt zowel voor de dag- als voor de wijkarrangementen. Wat de dagarrangementen betreft kan daarbij gewezen worden op de scholen waar de aanvangsproblemen voor een belangrijk deel zijn overwonnen en waar het team – on-danks de gesignaleerde grotere taakbelasting – zich met groot enthousiasme blijft inzetten om het arrangement tot een succes te maken. Bij sommige wijkarrangemen-ten heeft het beschikbaar komen van nieuw personeel geleid tot een aanzienlijke uit-breiding van de naschoolse activiteiten en tot nieuw elan in de samenwerking binnen de wijk. Er werd op deze scholen nog wel weinig betrokkenheid van de groepsleer-krachten bij de buitenschoolse activiteiten gemeld. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 33
  • 41. Naar meer leertijd voor 34 Rotterdamse kinderen
  • 42. 5 De ondersteuning 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen verschillende aspecten van de ondersteuning aan de orde. Dit hoofdstuk is deels geschreven op basis van gesprekken met betrokkenen en deels op basis van internetcommunicatie. Daarnaast is gebruik gemaakt van schriftelijk mate-riaal zoals verslagen van bijeenkomsten en notities. Wat de ondersteuning betreft, kunnen er drie functies worden onderscheiden: procesbegeleiding, deskundigheids-bevordering en de werkgeversfunctie. De procesbegeleiding bij het opstarten en ondersteunen van de dag- en wijkarrange-menten is door de dienst JOS uitbesteed aan de stedelijke welzijnsorganisatie De Meeuw. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan. Behalve door medewerkers van De Meeuw wordt er bij de wijkarrangementen echter ook procesbegeleiding verzorgd door zogenoemde JKZ-functionarissen. De JKZ-functie – Jeugd Kansen Zone – wordt op basis van de bestuursovereenkomst Onderwijs en Jeugd die enkele jaren geleden met de dienst JOS is gesloten, in stand gehouden door de deelgemeen-ten. In de meeste deelgemeenten worden deze functionarissen overigens ook inge-huurd bij De Meeuw. De vraag kan wel worden gesteld hoe de procesbegeleiding in opdracht van de deelgemeente (de JKZ-functie) zich verhoudt tot de procesbegelei-ding die door De Meeuw in opdracht van JOS wordt uitgevoerd. Bovendien moet de vraag worden beantwoord hoe de JKZ-functie zich verhoudt tot de functie van buurt-makelaar die door JOS in het kader van de wijkarrangementen in het leven is geroe-pen. 1 In paragraaf 4.3 wordt aan deze vragen aandacht besteed. Voor de deskundigheidsbevordering heeft JOS een contract afgesloten met OOG – Onderwijs en Jeugd in Amsterdam. In de oorspronkelijke opzet waren daarin door JOS cursussen of workshops gepland voor vrijwel alle functies binnen het dag- en het wijkarrangement. In paragraaf 4.4 wordt beschreven welk deel daarvan inmiddels is gerealiseerd en hoe het aanbod door de betrokkenen – voor zover daarover al gege-vens zijn – is gewaardeerd. Ten slotte is ook het Werkgeversinstituut (WGI) een belangrijke partner in het geheel. Het WGI treedt allereerst op als werkgever voor nieuwe en tijdelijke medewerkers zonder vast dienstverband. Daarnaast heeft het WGI als onderaannemer van De 1 De JKZ-functie was overigens niet opgenomen in de oorspronkelijke onderzoeksvraag. Omdat de functie tijdens de verkennende gesprekken echter herhaaldelijk werd genoemd, is in overleg met de opdrachtgever afgesproken deze functie in het onderzoek mee te nemen. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 35
  • 43. Meeuw ook een taak bij de organisatie van het traject. Een belangrijk onderdeel daar-van is het verzamelen en beschikbaar maken van informatie over wettelijke en ar-beidsrechtelijke regelingen. In paragraaf 4.5 wordt daar ander op ingegaan, waarna in paragraaf 4.6 enkele conclusies worden getrokken. 5.2 Procesbegeleiding (De Meeuw) De procesbegeleiding door De Meeuw kan gezien worden als procesmatige en inhou-delijke begeleiding van de wijk- en dagarrangementen. Voor de begeleiding van de dagarrangementen uit de eerste en tweede tranche zijn door De Meeuw twee mede-werkers ingezet, voor de wijkarrangementen uit de eerste en tweede tranche aanvan-kelijk een, later drie medewerkers, allen parttime. Twee andere deeltijdmedewerkers van De Meeuw werken aan het vergroten van de ouderbetrokkenheid, leerlingenparti-cipatie en tussenschoolse opvang. Dat gebeurt onder meer door het opzetten en bege-leiden van klankbordgroepen. Bij het dagarrangement ligt het accent tot nu toe op het informeren tijdens ouderbijeenkomsten en het evalueren met de ouders. De procesbegeleiding begint bij de intake en selectie van de scholen die zich bij JOS hadden aangemeld om voor een van de arrangementen in aanmerking te komen. De intake is gebeurd door middel van een gesprek met de directeur en de coördinator van de brede school. Daarbij wordt informatie verzameld over de motivatie van de school om met het arrangement te beginnen en over de sterke en zwakke kanten van de school, voor zover deze voor het betreffende arrangement van belang werden geacht. De keuze welke scholen in de verschillende tranches tot de arrangementen zijn toege-laten is in overleg met JOS gemaakt. De drempel voor het starten van een dagarran-gement lag daarbij uiteraard hoger dan het geval was bij de wijkarrangementen. Op de scholen die geselecteerd werden voor het dagarrangement moest vervolgens – voor zover dat door de school zelf nog niet was gebeurd – de instemming en medewerking van het team en van de ouders worden verkregen. Ook daaraan heeft De Meeuw op enkele scholen een bijdrage geleverd. Nadat de keuze voor het dagarrangement definitief was en er met het arrangement een aanvang werd gemaakt, hebben de medewerkers van De Meeuw de betrokken scholen regelmatig bezocht. De behoefte daaraan bij de scholen was heel verschillend, zowel afhankelijk van het streefniveau van de school als van de ervaringen die de school al had met het organiseren van buiten- en binnenschoolse activiteiten in het kader van de vroegere brede school. De deskundigheid van De Meeuw ligt vooral bij de inhou-delijke aspecten van de arrangementen, zoals draagvlak in het team en de MR, dag-programmering en opstellen van roosters. Veel vragen gingen echter ook over de Naar meer leertijd voor 36 Rotterdamse kinderen
  • 44. financiering, de huisvesting en de subsidies. Voor de beantwoording hiervan is meestal doorverwezen naar JOS. Wat de wijkarrangementen betreft heeft De Meeuw een bijdrage geleverd aan het bij elkaar brengen van scholen wanneer er van een samenwerking tussen scholen nog geen sprake was. Ook bij het aantrekken van bredeschoolmedewerkers en bij de keu-ze van de buurtmakelaar waren de medewerkers van De Meeuw – samen met het WGI – betrokken. Om ervoor te zorgen dat de scholen de voortgang van het wijkar-rangement kunnen monitoren heeft De Meeuw standaardformulieren ontwikkeld voor zowel de opdrachtverlening aan de buurtmakelaar als de voortgangsrapportages van de buurtmakelaar. Deze rapportages zijn weliswaar voor de scholen en welzijnsorga-nisaties bestemd, maar kunnen op verzoek door anderen worden ingezien. Voor de dagarrangementen organiseert De Meeuw regelmatig een bijeenkomst met de directeuren. Tijdens deze bijeenkomsten worden de problemen besproken waar scho-len tegen aan lopen en worden ideeën uitgewisseld hoe daar mee om te gaan. Er ko-men ook inhoudelijke thema’s aan de orde. Over de voortgang van zowel de wijk- en de dagarrangementen wordt om de twee maanden door de directeur van De Meeuw een verslag uitgebracht. Volgens medewerkers van De Meeuw heeft JOS in de beginfase in onvoldoende mate aangegeven aan welke kwaliteitseisen scholen met een dag- en met een wijkarrange-ment moeten voldoen. Bovendien zijn de eisen aan de scholen daarna regelmatig bijgesteld, waardoor het voor De Meeuw moeilijker is geworden het verloop van het proces te evalueren. Daar komt bij dat veranderingen in het beleid versnipperd en vaak te laat zijn doorgegeven. Zo is de scholen veel te laat meegedeeld dat zij ver-plicht zijn een deelnemersregistratie bij te houden.2 Er is ook kritiek dat JOS niet verhinderd heeft dat er veel meer wijkarrangementen zijn gekomen dan aanvankelijk was voorzien.3 Hoewel men begrip heeft voor de ach-tergronden daarvan – de afspraak met schoolbesturen om de scholen in de omgeving van een dagarrangement de mogelijkheid te bieden een wijkarrangement te worden – had JOS eerder de consequenties daarvan moeten voorzien. Nadat de wijkarrange-menten de verkregen ruimte met succes hebben benut, moet er nu bijna kunstmatig worden ingegrepen om het aantal wijkarrangementen niet verder te laten groeien en om het afgesproken aantal van 45 scholen met een dagarrangement te kunnen realise-ren. 2 JOS geeft aan dat het hier een subsidievoorwaarde betreft die in de beschikking is opgenomen. 3 JOS geeft aan dat het hierbij om een politieke keuze gaat. Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 37
  • 45. 5.3 Procesbegeleiding (De JKZ-functie) De JKZ-functionarissen hebben een functie als spil van de wijkprogrammering voor de jeugd. Het gaat dan vooral om proactief en preventief beleid. Zij dienen ervoor te zorgen dat er binnen een wijk een visie ontstaat op het jeugdbeleid en dat er plannen worden gemaakt om de positie van de jeugd te verbeteren. Hoewel de JKZ-functie er voor de hele jeugd is, lag het accent de laatste jaren op de basisschoolleeftijd en daar-binnen op de ontwikkeling van de brede school. In het kader van de ontwikkeling van het wijkarrangement begeleidt de JKZ-medewerker geen afzonderlijke scholen maar het samenwerkingsverband van de directeuren van de samenwerkende scholen, de kinderopvang en de welzijnsorganisatie. De visie die in dit samenwerkingsverband ontwikkeld wordt en de projecten die daaraan worden gekoppeld, moeten vervolgens leiden tot een opdracht voor de buurtmakelaar wiens taak het vooral is om wat ge-noemd wordt ‘te makelen en te schakelen’ op uitvoerend niveau. Bij de organisatie en planning van de activiteiten speelt de buurtmakelaar een centrale rol. Hij onderhoudt ook de contacten met de bredeschoolmedewerkers en gaat op zoek naar vakkrachten. In theorie is het onderscheid tussen de meer beleidsmatige functie van de JKZ-mede-werker en de uitvoerende functie van buurtmakelaar helder. Daar komt bij dat de JKZ-medewerker op een breder terrein werkzaam is – niet alleen het wijkarrangement – en voor meerdere wijken binnen de deelgemeente is aangesteld. Een ander verschil is dat de buurtmakelaar doorgaans de contacten onderhoudt met de bredeschoolme-dewerkers, terwijl de directeuren binnen het samenwerkingsverband de contactperso-nen zijn voor de JKZ-medewerker. Ondanks deze verschillen in functieomschrijving kan het onderscheid in de praktijk minder helder zijn. Ook persoonlijke deskundighe-den en kwaliteiten spelen daarbij mee. Bij de JKZ-medewerker en buurtmakelaars met wie we gesproken hebben, hebben we geen aanwijzingen gevonden dat de onder-linge afstemming tot problemen bij de samenwerking leidt. Eerder is het zo dat men elkaars functie onmisbaar vindt en elkaar aanvult wanneer dat nodig is. Dat neemt niet weg dat erkend wordt dat het onderscheid tussen beide functies voor de scholen onduidelijk kan zijn. Daarbij moet overigens niet worden vergeten dat er – afhanke-lijk van de grootte van de deelgemeente – ook vóór de introductie van het wijkarran-gement naast een JKZ-medewerker ook al een uitvoeringsfunctionaris werd ingezet. De afstemming tussen de procesbegeleiding door medewerkers van De Meeuw en de procesbegeleiding door de JKZ-functionaris speelt alleen bij de wijkarrangementen. Het verschil is dat het bij de een om een meer individuele begeleiding van de school gaat en bij de ander om een gezamenlijke begeleiding in het samenwerkingsverband. Deze afstemming levert voor zover bekend weinig of geen problemen op. Wel kan men zich afvragen of er hierbij geen sprake is van overlap van werkzaamheden. Mocht dat zo zijn dan is die overlap overigens een tijdelijke zaak, omdat de begelei-ding van de individuele scholen na de pilot wordt afgebouwd. Naar meer leertijd voor 38 Rotterdamse kinderen
  • 46. 5.4 Deskundigheidsbevordering (OOG) In het oorspronkelijke projectplan waren wat het dagarrangement betreft cursussen of workshops voorzien voor de schooldirecteuren, de interne coördinatoren, de groeps-leerkrachten, de vakkrachten en de opvangmedewerkers. Bij het wijkarrangement werden deze categorieën – met uitzondering van de groepsleerkrachten en de op-vangmedewerkers – ook genoemd, maar daarnaast kwamen daar nog de medewerkers brede school, de buurtmakelaars en de directies van de instellingen voor kunstzinnige vorming en welzijnswerk bij. Deze ambitieuze opzet is vooraf echter niet door JOS met de scholen en de andere be-trokkenen in het veld besproken, zodat hij voor hen als een verrassing kwam. Dat heeft toen geleid tot een discussie over de vraag voor wie de beoogde cursussen ver-plicht zouden moeten zijn en voor wie niet. Daarbij is de prioriteit gelegd bij de nieuwe functies – medewerker brede school en buurtmakelaar. In een later stadium hebben de scholen een grote behoefte gemeld aan scholingsmogelijkheden voor de vakkrachten. Bij de andere in het oorspronkelijke projectplan genoemde categorieën bleek de be-hoefte minder groot, mede omdat zij op een andere manier aan informatie konden komen. Dat geldt onder meer voor de directies van welzijnsinstellingen. Bij de direc-teuren en groepsleerkrachten van de scholen met een dagarrangement speelde boven-dien de vereiste tijdsinvestering en de daarmee gepaard gaande belasting een belang-rijke rol bij de beslissing om van scholing af te zien, zo bleek bij onze verkennende gesprekken op de scholen. In de notulen van de bijeenkomsten van de directies van deze scholen wordt dat bevestigd. Ook de geboden mogelijkheid van intervisie bleek nog niet in een behoefte van de scholen te voorzien. Momenteel bereidt OOG voor de directeuren en coördinatoren van scholen met een dagarrangement wel een cursus voor. Wat de scholing van vakkrachten betreft – waaraan de scholen een zeer duidelijke be-hoefte hadden uitgesproken, duurde het even voordat de verschillende partijen op één lijn zaten. In het vorige schooljaar is die scholing al voorbereid met een groep van 10 vakkrachten met wie – naast twee gezamenlijke bijeenkomsten – ook vier keer indi-viduele ‘coaching on the job’ heeft plaatsgebonden. Vanaf het huidige schooljaar wordt de nieuwe scholingsmodule uitgevoerd in zeven bijeenkomsten, waarvoor zich 90 deelnemers hebben aangemeld, die in vijf groepen les krijgen. Omdat de cursus nog tot in december 2008 doorloopt, zijn er nog geen evaluatiegegevens bekend. In het vorige schooljaar is ook reeds een aanvang gemaakt met de scholing van de bredeschoolmedewerkers en de buurtmakelaars. Anders dan bij de vakkrachten is Naar meer leertijd voor Rotterdamse kinderen 39
  • 47. deelname voor deze categorieën verplicht. In de gesprekken die we met een aantal van hen gevoerd hebben, worden deze cursussen over het algemeen heel positief beoordeeld. Wel hebben we op basis van die gesprekken de indruk gekregen dat er een spanning bestaat tussen enerzijds de behoefte aan concrete antwoorden op prakti-sche vragen en anderzijds een meer theoretische verdieping. Beide zaken komen volgens onze gesprekspartners aan bod, maar de een zou nog meer behoefte hebben aan praktische informatie en de ander juist aan verdieping. Bij de cursus voor de bredeschoolmedewerkers werd melding gemaakt van aanzienlijke niveauverschillen tussen de cursisten. Dat niveauverschil kan ook afgeleid worden uit het evaluatieverslag dat we van OOG ontvangen hebben over de cursus die aan de bredeschoolmedewerkers van de eerste tranche is gegeven. Zo wordt er door een van de cursisten gepleit voor een vrijstelling voor onderdelen bij een bepaalde vooropleiding en door enkele anderen voor een grotere diepgang. Weer iemand anders vindt daarentegen dat er meer tijd moet wor-den vrijgemaakt wanneer iemand ergens mee zit. Bij de beoordelingen is overwegend gekozen voor het antwoord ‘goed’. Dat geldt met name voor de opbouw van de bij-eenkomsten en de inhoud van het materiaal op sharepoint. Bij de tijdens de bijeen-komsten gehanteerde werkvormen en bij de toepasbaarheid in de praktijk is wat vaker het antwoord ‘voldoende’ ingevuld. Verder werd er nog een groot aantal pluimen uitgedeeld voor verschillende aspecten van de cursus. Sommigen hebben ook een behoefte uitgesproken aan een vervolg of een terugkomdag. Tot nu toe is dit de enige cursus die al is afgesloten. Voor deze cursus hadden zich 25 deelnemers aangemeld, waarvan er 23 daadwerkelijk hebben deelgenomen. Zij heb-ben – verspreid over twee groepen – deelgenomen aan tien bijeenkomsten en daar-naast zijn met hen nog vijf individuele gesprekken gevoerd. De cursus voor de brede-schoolmedewerkers van de tweede tranche bestaat uit acht bijeenkomsten waarvan er twee een hele dag in beslag nemen. Er zijn twee groepen gevormd van ieder 17 deel-nemers. Voor de derde tranche worden – verdeeld over drie groepen van 17 deelne-mers – in de periode tot en met december 2008 vijf bijeenkomsten verzorgd. Aan de cursussen voor de buurtmakelaars – waarvan die voor de eerste tranche ge-start is in januari 2008 en die alle drie tot en met december doorgaan – nemen respec-tievelijk 9, 6 en 15 personen deel. Hun traject bestaat respectievelijk uit 10, 8 en 5 bijeenkomsten. Vanaf oktober is de cursus voor de buurtmakelaars van de tweede tranche samengevoegd met die van de derde tranche. Naar meer leertijd voor 40 Rotterdamse kinderen