SlideShare a Scribd company logo
1 of 95
Download to read offline
F. Smit 
G. Driessen 
J. Doesborgh 
Ouders en educatieve 
voorzieningen
OUDERS EN EDUCATIEVE VOORZIENINGEN
ii
Ouders en educatieve voorzieningen 
F. Smit 
G. Driessen 
J. Doesborgh 
Nijmegen, juni 2002 
ITS - Nijmegen
De particuliere prijs van deze uitgave is ¼ 14,- 
Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. 
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG 
Smit, Frederik 
Ouders en educatieve voorzieningen. / F. Smit, G. Driessen & J. Doesborgh - Nijmegen: 
ITS 
ISBN 90 – 5554 - 197 - 4 
NUGI 722 
 2002 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit 
te Nijmegen 
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze 
uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of 
op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de 
voorafgaande schriftelijke toestemming van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen te 
Nijmegen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen. 
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any 
other means without written permission from the publisher. 
iv
v 
Voorwoord 
Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs 
(BOPO) heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar de relatie ouders en educatieve 
voorzieningen. Er is weinig kennis hoe ouders, en dan met name allochtone ouders, 
omgaan met educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de huidige stand van 
zaken met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen ontbreekt. Het algemene 
doel van het onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op deze relaties. Daartoe is 
gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen en zijn zowel kwantitatieve als 
ook kwalitatieve analysestrategieën gehanteerd. 
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en 
drs. Jan Doesborgh van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) te 
Nijmegen. 
Het project geeft ten eerste een beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van 
strategieën van scholen om ouders bij de school te betrekken en hun eventuele succes 
daarbij. Voorts wordt inzicht verkregen in welke samenwerkingsverbanden er bestaan 
tussen achterstandsscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en in hun 
ontstaansgeschiedenis. Scholen en instanties die ook een dergelijk samenwerkingsver-band 
willen opstarten kunnen hiermee wellicht hun voordeel doen. 
Het onderzoeksteam wil alle scholen en welzijnsinstellingen bedanken voor hun mede-werking 
aan het onderzoek. Zonder hen was de uitvoering van het onderzoek niet moge-lijk 
geweest. Tevens wil het team NWO bedanken voor het mogen gebruiken van de 
gegevens uit het cohort Primair Onderwijs (‘PRIMA’) en de Inspectie van het Onderwijs 
voor het ter beschikking stellen van de IST-verslagen. 
Nijmegen, juni 2002 
dr. J.W. Winkels 
directeur
vi
vii 
Inhoudsopgave 
Voorwoord v 
1. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1 
1.1 Inleiding 1 
1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering 1 
1.3 Resultaten 2 
1.4 Conclusies 7 
1.5 Aanbevelingen 7 
2. Achtergronden van het onderzoek 9 
2.1 Inleiding 9 
2.2 Achtergronden van de relatie ouders en school 9 
2.2.1 Ouderbetrokkenheid bij basisschool en voor- en naschoolse 
voorzieningen 9 
2.2.2 Contacten scholen met ouders en externe instanties 10 
2.2.3 Samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen 
en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen 14 
2.3 Probleemstelling van het onderzoek 15 
2.4 Verdere opbouw van het rapport 16 
3. Onderzoeksopzet en -uitvoering 17 
3.1 Inleiding 17 
3.2 Onderzoeksopzet 17 
3.2.1 Secundaire analyse van de PRIMA-bestanden 18 
3.2.2 Secundaire analyse van de IST-bestanden 21 
3.2.3 Casestudies samenwerkingsverbanden scholen en voor- en 
naschoolse educatieve voorzieningen 23 
3.3 Databronnen en voorbereidende analyses 23 
3.3.1 De PRIMA-gegevens 23 
3.3.2 De inspectiegegevens 25 
3.3.3 Verdieping kennis samenwerkingsverbanden OAB-basisscholen 
en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en ontstaans-geschiedenis 
gebaseerd op casestudies 27
4. Ouderparticipatie en voorschoolse voorzieningen 29 
viii 
4.1 Inleiding 29 
4.2 Verdeling van de kenmerken 29 
4.3 Samenhangen met de achtergrondkenmerken 34 
4.4 Samenhangen tussen O&V-variabelen en criteriumvariabelen 52 
4.5 Een integrale analyse 56 
4.6 Samenvatting 62 
Bijlage 1 bij hoofdstuk 4 64 
5. Contacten tussen scholen, ouders en externe voorzieningen 65 
5.1 Inleiding 65 
5.2 Inhoud, motieven en strategieën voor ouderbetrokkenheid 65 
5.3 Visie van scholen op ouderbetrokkenheid 67 
5.4 Motieven en strategieën voor ouderbetrokkenheid 68 
5.5 Samenhangen tussen inhoud, motieven en strategieën voor 
ouderbetrokkenheid 69 
5.6 Inhoud, motieven, strategieën en mate van ouderbetrokkenheid 70 
5.7 Samenvatting 71 
6. Projecten ter versterking van de relatie tussen ouders en educatieve 
voorzieningen 73 
6.1 Inleiding 73 
6.2 Functie voor- en naschoolse projecten 73 
6.3 Verschijningsvormen samenwerkingsverbanden OAB-basischolen 
en voor- en naschoolse voorzieningen 74 
6.4 Beschrijvende kenmerken van projecten 75 
6.5 Totstandkoming en functioneren van projecten 80 
6.6 Visie op rol ouders bij projecten op hoofdlijnen 83 
6.7 Samenvatting 87
1 
1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 
1.1 Inleiding 
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de relatie ouders en educa-tieve 
voorzieningen. Dit hoofdstuk vormt de samenvatting vooraf. In paragraaf 1.2 
worden de aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering geschetst. Paragraaf 1.3 
vat de resultaten samen. In paragraaf 1.4 worden enkele conclusies getrokken. We sluiten 
het hoofdstuk af met aanbevelingen. 
1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering 
Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs 
(BOPO) heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen ouders en 
educatieve voorzieningen. Er is geen of weinig kennis over hoe ouders, en dan met name 
allochtone ouders, omgaan met educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de 
huidige stand van zaken met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen 
ontbreekt. Het algemene doel van het onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op 
dergelijke relaties. Daartoe is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen. 
Op de eerste plaats zijn analyses verricht op gegevens uit het cohort Primair Onderwijs 
(‘PRIMA’). Dit is een grootschalig, tweejaarlijks, landelijk onderzoek onder circa 600 
scholen en 60.000 leerlingen. Hier is gebruik gemaakt van gegevens die bij de derde 
PRIMA-meting in het schooljaar 1998/99 zijn verzameld. Bij deze meting zijn aan de 
directeuren en leerkrachten van de scholen een aantal vragen gesteld over samenwerking 
met voorschoolse voorzieningen en ouderbetrokkenheid. Bij de leerlingen in groep 2 en 
8 zijn taal- en rekentoetsen afgenomen en hun groepsleerkrachten hebben het niet-cognitief 
functioneren beoordeeld. Ook is bij de ouders informatie verzameld over hun 
betrokkenheid bij het onderwijs. Met al deze gegevens kan worden nagegaan of er 
effecten zijn van ouderbetrokkenheid en samenwerking. Op de tweede plaats zijn 
analyses uitgevoerd op gegevens die de Inspectie van het Onderwijs in het schooljaar 
1998/99 in het kader van het Integraal Schooltoezicht (IST) heeft verzameld. IST maakt 
het mogelijk belangrijke kwaliteitsaspecten van het onderwijs tegelijk en in hun 
onderlinge samenhang te bezien en te waarderen. In de IST-bestanden is enige 
informatie te vinden over ouderparticipatie en de afstemming met voor- en naschoolse 
voorzieningen. Op de derde plaats is een aantal specifieke projecten bestudeerd die zijn
ontwikkeld om ouders, school en voor- en naschoolse voorzieningen bij elkaar te 
brengen en hun activiteiten op elkaar af te stemmen. Deze projecten zijn gefinancierd 
door het Ministerie van OCenW en het Ministerie van VWS. Het onderzoek richt zich op 
ouders in het algemeen, achterstandsscholen in het bijzonder en daarbinnen met name op 
allochtone ouders. 
De doelstelling van het onderzoek was antwoord te krijgen op de volgende vragen: 
1. Welke strategieën ontwikkelen scholen om ouders bij de school te betrekken? 
2. Welke strategieën zijn succesvol? 
3. Welke samenwerkingsverbanden zijn er tussen OAB-basisscholen en voor- en na-schoolse 
2 
educatieve voorzieningen?1 
4. Hoe zijn deze samenwerkingsverbanden tot stand gekomen? 
1.3 Resultaten 
Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten weergegeven. 
Onderzoeksvraag 1: Welke strategieën ontwikkelen scholen om ouders bij de school te 
betrekken? 
Het schoolteam kan uit verschillende soorten strategieën kiezen: wegen waarlangs doel-stellingen 
met ouderbetrokkenheid te bereiken zijn. Strategieën die schoolteams hanteren 
om ouders te laten participeren bij het onderwijs veronderstellen een visie van het team 
op de school als gemeenschap, waar ouders een rol in kunnen spelen: een ‘grondhou-ding’ 
dat onderwijs op school en opvoeding thuis in elkaars verlengde liggen en dat men 
gemeenschappelijke doelen heeft. We onderscheiden in navolging van Hall & Santer2 de 
volgende aspecten in de relatie tussen ouders en school: de mate waarin volgens de visie 
van de school/leerkrachten ouders als gelijkwaardige, actieve, partners van leerkrachten 
functioneren bij opvoeding en onderwijs (competentie); de mate waarin leerkrachten in 
het onderwijs gevoelig zijn en rekening houden met de individuele en contextuele 
kenmerken van de leerlingen (maatwerk); de mate waarin er structureel overleg is en de 
ouders mede de agenda van het overleg over de relatie ouders en school bepalen (dia-loog). 
1 OAB staat voor OnderwijsAchterstandenBeleid (vroeger: OnderwijsVoorrangsBeleid, en daarvoor: Onder-wijsStimuleringsBeleid 
en Culturele Minderhedenbeleid). Het gaat om scholen met (veel) leerlingen uit de 
doelgroepen van dat beleid, dus uit de gewichtscategorieën 0.25, 0.40, 0.70 en 0.90 (vroeger: 1.25, 1.40, 
1.70 en 1.90). Het betreft voornamelijk allochtone en autochtone kinderen van laagopgeleide ouders. 
2 Hall, E. & Santer J. (2000). Building relationships with parents: lessons in time and space from two research 
projects. Paper presented at the ECER 2000, Edinburgh, Scotland.
Op basis van 647 beschikbare rapporten Integraal Schooltoezicht 1998/99 van de 
onderwijsinspectie zijn 186 scholen geselecteerd, die door de inspectie een relatief hoge 
of een relatief lage beoordeling kregen wat betreft de kwaliteit van de contacten met haar 
omgeving en de ouders. De schoolverslagen geven in vergelijking met de PRIMA-gegevens 
een extra beschrijving van de manieren waarop scholen invulling geven aan 
ouderbetrokkenheid. De inspectie constateert dat de overgrote meerderheid (91%) van de 
scholen (relatief) ‘sterk’ functioneert in relatie tot de ouders. We hebben met behulp van 
de door Hall & Santer geformuleerde kwaliteitsaspecten (competentie/partnerschap 
ouders en leerkrachten, maatwerk van onderwijsaanbod en dialoog ouders en 
leerkrachten) opnieuw gekeken naar de relatie ouders-school in de schoolverslagen van 
de inspectie. Wat zien we? 
Op bijna twee derde van de scholen die door de inspectie als ‘sterk’ zijn beoordeeld, 
worden de ouders ook als expliciet competent beschreven. Op ‘zwakke’ scholen is dit 
slechts 37%. Omgekeerd wordt op ruim een tiende van de ‘sterke’ scholen de ouders als 
niet-competent beschreven, terwijl dit bij ruim een kwart van de ‘zwakke’ scholen het 
geval is. 
Op bijna twee derde van de ‘sterke’ scholen wordt gestreefd naar maatwerk in 
ouderparticipatie, waarbij de school nagaat welk beeld ouders van de school hebben en 
welke verwachtingen ze hebben ten aanzien van het onderwijsaanbod. Bij zwakke 
scholen is dit bij minder dan een derde van de scholen het geval. 
Er is geen significant verschil tussen ‘sterke’ en ‘zwakke’ scholen in de mate waarin 
structureel overleg met de ouders plaatsvindt. Op ‘sterke’ scholen vindt wel meer ad hoc 
overleg plaats dan op ‘zwakke’ scholen. 
Verdere uitsplitsing van de groep ‘sterke’ scholen laat zien dat het ‘zwak’ respectievelijk 
‘sterk’ zijn van oudercontacten de grootste differentiatie aanbrengt in met name motieven 
en strategieën. Van de scholen met volgens de inspectie overwegend ‘sterke’ 
oudercontacten, streeft rond twee derde naar maatwerk, terwijl dit bij de scholen die als 
‘zwak’ worden aangeduid op oudercontacten slechts bij een derde het geval is. 
Ook is er een significant verschil tussen ‘zwakke’/‘sterke’ oudercontact-scholen wat 
betreft de nagestreefde strategie: zwakke scholen hebben vaker ‘geen overleg’, terwijl op 
scholen die op zowel oudercontacten als externe contacten als sterk worden gezien, meer 
structureel overleg met de ouders plaatsvindt. 
Samenvattend kunnen we stellen dat de ‘sterk’/‘zwak’ beoordeling van de inspectie terug 
te vinden is in de verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid vanuit het perspectief 
van partnerschap, maatwerk en dialoog, maar niet in een zodanige mate dat gesproken 
kan worden van een volledige overlap. De relatief ‘sterke’ scholen zien de ouders echter 
niet altijd als partners met een eigen kijk op opvoeding en onderwijs en die een actieve 
rol (kunnen) vervullen ten aanzien van het onderwijs(aanbod). 
3
De inspectie lijkt een (iets) te positief beeld te schetsen van de wijze waarop 
scholen/leerkrachten en ouders met elkaar omgaan, althans als ook gekeken wordt naar 
de mate waarin leerkrachten zich inleven in de kijk van ouders op opvoeding en 
onderwijs in een multiculturele context. De contacten zijn doorgaans te vluchtig en te 
weinig wordt gecommuniceerd over de specifieke wensen en verwachtingen van groepen 
allochtone ouders ten aanzien van onderwijs en opvoeding. Weinig wordt er ook door 
leerkrachten (met elkaar en) met ouders van gedachten gewisseld over het perspectief 
waarbinnen de school-oudercontacten geplaatst kunnen worden. Op een relatief beperkt 
aantal scholen is het ‘inschakelingsperspectief’ voor hand- en spandiensten en 
ondersteuning van ouders thuis ten behoeve van schoolactiviteiten vervangen door een 
‘interactieperspectief’ waarbij leerkrachten en ouders als gelijkwaardige partners bij 
opvoeding en onderwijs met elkaar van gedachten wisselen over de ontwikkelingskansen 
van hun kinderen. Er wordt doorgaans niet aan de orde gesteld welk type school-oudercontact 
4 
het meest gewenst is voor groepen allochtone leerlingen. 
De verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid komen in een veelheid van 
combinaties voor. Doorgaans is vorm en inhoud van ouderbetrokkenheid echter geheel 
bepaald door de school. De school ziet de ouders doorgaans niet als ‘partij’ waarmee 
samengewerkt dient te worden om de gestelde onderwijs- en opvoedingsdoelen te 
kunnen realiseren. 
Onderzoeksvraag 2: Welke strategieën zijn succesvol? 
Op basis van de PRIMA-gegevens zijn een aantal kenmerken betreffende ouder-participatie 
en voorschoolse voorzieningen nader geanalyseerd. Met name is een relatie 
gelegd tussen drie typen van informatie: een aantal contextuele achtergrondkenmerken, 
een serie kenmerken betreffende ouderparticipatie/betrokkenheid en voorschoolse 
voorzieningen, en enkele cognitieve en niet-cognitieve ‘effectmaten’. Het uiteindelijke 
doel van de analyses was zowel de directe werking van ouderbetrokkenheid en 
voorschoolse voorzieningen (‘O&V’) op de effectmaten te bekijken, alsook de 
mediërende werking hiervan op de relatie tussen achtergrondkenmerken en effectmaten. 
O&V- variabelen zijn: contacten school en voorschoolse voorzieningen, contacten 
gericht op stimulering ontwikkeling kind, contact met voorschoolse voorzieningen in de 
buurt, voorschoolse opvang en kind-ouderprogramma’s. Als achtergrondvariabelen zijn 
zowel de schoolachtergrondkenmerken urbanisatiegraad, schoolgrootte, percentage 
allochtone achterstandsleerlingen en percentage autochtone achterstandsleerlingen, 
alsook het leerlingachtergrondkenmerk sociaal-etnische herkomst gehanteerd. De 
effectmaten bestaan uit: taal- en rekenprestaties, welbevinden, zelfvertrouwen en 
onderwijsondersteunend thuisklimaat. Na een eerste beschrijving van de verdelingen van
de O&V-variabelen te hebben gegeven, zijn de samenhangen gepresenteerd van de 
achtergrondvariabelen met de O&V-variabelen en de effectmaten. Daarna zijn de 
samenhangen onderzocht tussen de O&V-variabelen en effectmaten. Vervolgens is een 
integrale analyse uitgevoerd waarbij de samenhangen tussen alle variabelen in één keer 
zijn weergegeven, om zodoende inzicht te krijgen in de zelfstandige werkingen van de 
variabelen. 
Met name op scholen met veel allochtone leerlingen vindt men ouderparticipatie en 
voorschoolse voorzieningen belangrijk, al zijn de contacten met allochtone ouders 
hierover doorgaans beperkt. Op scholen met relatief veel allochtone leerlingen hebben de 
ouders weinig inbreng. Op ‘witte’ scholen daarentegen leveren de ouders een veel 
grotere bijdrage. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat het directe effect van vormen van 
ouderbetrokkenheid in deze studie niet kan worden aangetoond. Er blijken geen 
zelfstandige werkingen uit te gaan van vormen ouderparticipatie (ouders serieus nemen, 
aandacht voor allochtone ouders, ouders informeren, de mate van inbreng van ouders, 
stimulerend onderwijsondersteunend thuisklimaat) op prestaties en welbevinden van 
leerlingen. Dit laatste wil overigens niet zeggen dat er geen effecten zijn: mogelijk zijn 
die er wel, maar kunnen ze op basis van de huidige gegevens niet worden hard gemaakt. 
Onderzoeksvraag 3: Welke samenwerkingsverbanden zijn er tussen OAB-basisscholen 
en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen? 
Bij de samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse 
voorzieningen zijn twee benaderingen te onderscheiden: de school-gebaseerde en de 
gemeenschap-gebaseerde benadering. Bij de school-gebaseerde benadering van samen-werking 
staat de school centraal. Verschillende voor- en naschoolse voorzieningen en 
diensten (gezondheidszorg, welzijnszorg) worden in deze benadering aan de school 
aangeboden, en de school verzorgt de coördinatie daarvan. Dienstverleningsinstellingen 
en scholen worden zo aangemoedigd om aanvullende en samenhangende diensten te 
leveren om zo in de diverse en onderling met elkaar verbonden behoeften van leerlingen 
te voorzien. Op deze manier vindt er vanuit de school een inspanning plaats om het leren 
op school, de opvoedingspraktijken binnen het gezin en de maatschappelijke dienst-verlening 
zoveel mogelijk te integreren. In de gemeenschap-gebaseerde benadering staat 
niet zozeer de school centraal, maar wordt de gemeenschap gezien als het centrum van 
leren en educatie. In de zogenaamde brede scholen (‘community schools’) heeft deze 
benadering een uitwerking gekregen. De brede school is een voorziening die de bestaan-de 
onderwijs-, welzijns- en zorgfuncties in een wijk samenbrengt om die functies te 
versterken en verbeteren. Opvoeding en onderwijs is de gemeenschappelijke noemer. 
5
In de door ons onderzochte school-gebaseerde projecten legt men het accent enerzijds op 
het vergroten van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs en anderzijds besteedt 
men aandacht aan een gezinsgerichte versterking van oudervaardigheden. Deze instru-mentele 
6 
benadering van de ouders, veelal moeders, heeft tot doel de ontwikkeling van 
hun kinderen te bevorderen en om henzelf als opvoeders steun te bieden. De opzet van 
deze projecten leidt doorgaans – voorzover we dat hebben kunnen nagaan – tot marginale 
veranderingen in de onderwijspraktijken. De samenwerking tussen onderwijs- en wel-zijnsinstellingen 
komt slechts incidenteel ad hoc tot stand. Van een structurele samen-werking 
is doorgaans geen sprake. Dit komt waarschijnlijk omdat de beperkte doelstel-lingen 
van de projecten en de gehanteerde strategieën niet leiden tot een geïntegreerde 
planmatige aanpak op schoolniveau waarin afstemming tussen allochtone ouders, de 
school, voor- en naschoolse voorzieningen en de buurt centraal staat. 
Onderzoeksvraag 4: Hoe zijn deze samenwerkingsverbanden tot stand gekomen? 
De aanleiding voor het starten van een project ter versterking van de relatie tussen ouders 
en educatieve voorzieningen is doorgaans dat de school partners (‘bondgenoten’) mobili-seert 
om problemen in de relatie met allochtone leerlingen of ouders op te lossen. De 
oorzaken van de gesignaleerde problemen variëren van: het hebben van uiteenlopende 
verwachtingen ten aanzien van opvoeding en onderwijs, onderwijsachterstanden, onaan-gepast 
gedrag, geen betrokkenheid van ouders bij de school, communicatieproblemen, 
isolement van allochtone ouders, uiteenlopende opvoedingsbenaderingen, verschil van 
inzicht wat betreft de verdeling van taken tussen school en gezin, vragen van allochtone 
ouders over het onderwijssysteem, de schoolstructuur en de schoolpraktijk, gebrek aan 
onderwijsondersteuning in de gezinssituatie en non-participatie als het gaat om beleids-beslissingen. 
Doelen van de projecten zijn: de samenwerking tussen ouders en OAB-basisschool te 
verbeteren, een ondersteunend thuisklimaat te scheppen, en ouders te laten participeren 
in school en voorschoolse voorzieningen. 
De projecten zijn veelal gestart met middelen van de gemeente. Het gemeentebeleid is er 
doorgaans op gericht om via ouderparticipatie onderwijsachterstanden van allochtone 
leerlingen op OAB-basisscholen te verkleinen en de toegankelijkheid van de voorschool-se 
opvang voor allochtone ouders te vergroten. 
Bij een deel van de leerkrachten bestaat er echter weerstand tegen (mogelijk) ongewenste 
interventies van ouders en het ter discussie stellen van het handelen van het schoolteam. 
De projecten zorgen soms voor onduidelijkheden en verwarring wat betreft de afbake-
ning van verantwoordelijkheden en taken van ouders en leerkrachten. Ouders en leer-krachten 
7 
ervaren (soms) te weinig ondersteuning van het management. 
Er heeft veelal wel een interne procesevaluatie van de projecten plaats gevonden, maar 
geen evaluatie van de bereikte resultaten op basis van de geformuleerde doelstellingen. 
De doorgaans enthousiaste verhalen over de bereikte resultaten zijn daardoor vooralsnog 
niet hard te maken. 
1.4 Conclusies 
1. Op het eerste gezicht lijkt de betrokkenheid van ouders in het onderwijs redelijk 
optimaal te functioneren. Maar nadere analyse leert dat het betrekken van ouders bij 
het beleid van de school en het accepteren van ouders in een dialoog over de kwaliteit 
van het onderwijs op veel scholen geen praktijk is. 
2. Het behoort veelal niet tot de attitude van het team om na te gaan welk beeld ouders 
van de school hebben, wat de verwachtingen van ouders zijn van het onderwijsaan-bod 
en de rol die zij daarbij willen en kunnen spelen. 
3. De communicatie tussen allochtone ouders en school is doorgaans gericht op de 
‘gemiddelde’ ouder van buitenlandse afkomst. Schoolteams besteden relatief weinig 
aandacht aan het (verbeteren van) de communicatie met allochtone ouders. 
4. De meeste schoolteams besteden veel aandacht aan het ‘serieus nemen’ van (vragen 
en klachten van) allochtone ouders. Maar het accepteren van allochtone ouders als 
gesprekspartners bij vragen over de kwaliteit van het onderwijs is op veel scholen 
(nog) geen praktijk. 
5. Directeuren vinden ouderparticipatie een positieve gedachte, maar in de praktijk is de 
inbreng van ouders op scholen met relatief veel allochtone leerlingen gering. 
1.5 Aanbevelingen 
1. Scholen zouden een visie dienen te ontwikkelen op de rol van ouders en school in 
relatie tot taken en verantwoordelijkheden betreffende opvoeding en onderwijs. Deze 
visie zou moeten worden geëxpliciteerd, evenals de keuzes die daaraan ten grondslag 
liggen. Scholen zouden ook een beleid moeten uitstippelen om alle groepen ouders 
bij de school en het onderwijs van hun kinderen te betrekken teneinde de afstemming 
hierin te verbeteren. 
2. De relatie ouders-school zou meer in het teken van samenwerking en overleg moeten 
komen. De school zou de ouders nadrukkelijker als partij moeten gaan zien, waarmee 
samengewerkt moet worden om de gestelde onderwijs- en opvoedingsdoelen te kun-nen 
realiseren.
3. Het is wenselijk dat leerkrachten ruime mogelijkheden krijgen om zich te scholen in 
8 
interculturele communicatie en hoe om te gaan met (groepen) allochtone ouders ten-einde 
met hen als volwaardige (gesprekspartners) te kunnen communiceren. 
4. De samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voorschoolse voorzie-ningen 
zouden als een structurele voorziening voor jonge kinderen uit achterstands-groepen 
(evt. met een aangepast programma en ondersteuning voor ouders) moeten 
worden aangeboden om afstemmingsproblemen en verkokering van het onderwijs- en 
welzijnsaanbod tegen te gaan. 
5. Het schoolmanagement zou de samenwerking tussen ouders, OAB-basisschool en 
educatieve voorzieningen kunnen stimuleren door voorlichting te geven aan ouders 
(bijvoorbeeld over wat er van hen verwacht wordt ten aanzien van vormen van ou-derbetrokkenheid) 
en zorgen voor adequate informatievoorziening. 
6. Het schoolmanagement zou de condities moeten scheppen om de ouderbetrokkenheid 
van alle groepen allochtone ouders bij de OAB-basisschool te vergroten, door: 
- voorlichting en begeleiding te geven aan leerkrachten 
. leerkrachten te informeren over de mogelijkheden op dit terrein; 
. deskundigen in te schakelen, zoals begeleidingsdiensten, welzijnsorganisaties 
en landelijke ouderorganisaties; 
. leraren te begeleiden bij het verbeteren van de contacten met ouders; 
- te zorgen voor uitwisseling van kennis en ervaringen tussen leraren 
. via ‘netwerken’ doelgericht contacten te leggen en onderhouden met perso-nen 
en instanties die van belang (kunnen) zijn voor het verbeteren van de 
relatie met allochtone ouders; 
- te zorgen voor uitwisseling van kennis en ervaringen tussen ouders 
. zelforganisaties van allochtonen in te schakelen. 
7. Gemeenten zouden de samenwerking tussen OAB-basisscholen en voor- en na-schoolse 
voorzieningen kunnen stimuleren door het onderwerp ouderparticipatie ex-pliciet 
op te voeren in het gemeentelijk onderwijsachterstandenplan 
8. Op lokaal niveau zijn uiteenlopende projecten ontwikkeld gericht op ouderparticipa-tie 
en samenwerking. Teneinde te voorkomen dat telkens opnieuw het wiel moet 
worden uitgevonden, dienen bestaande projecten op hun effecten geëvalueerd te wor-den. 
Effectieve projecten zouden dan landelijk gedissemineerd kunnen worden.
9 
2 Achtergronden van het onderzoek 
2.1 Inleiding 
In dit rapport worden de resultaten beschreven van een onderzoek naar de relatie tussen 
ouders en school onder een representatieve steekproef van ouders met kinderen in het 
basisonderwijs. Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van de relatie 
tussen ouders en school. In paragraaf 2.3 komt de probleemstelling aan de orde. Para-graaf 
2.4 schetst de verdere opbouw van het rapport. 
2.2 Achtergronden van de relatie ouders en school 
2.2.1 Ouderbetrokkenheid bij basisschool en voor- en naschoolse voorzieningen 
Ouders hebben een direct belang bij het reilen en zeilen van de school in verband met de 
schoolcarrière van hun kinderen. De ouderlijke betrokkenheid en invloed kan in de prak-tijk 
op schoolniveau tot uiting komen in geïnstitutionaliseerde vormen van 
ouderparticipatie, zoals het zitting nemen in het schoolbestuur en de medezeggen-schapsraad, 
maar ook in min of meer informele, niet-geïnstitutionaliseerde vormen, zoals 
het participeren in de ouderraad en deelname aan individuele activiteiten ten behoeve 
van de school.1 
Het besef groeit dat voor het bestrijden van onderwijsachterstanden de basisschool als 
enige instelling niet toereikend is.2 Van oudsher wordt het betrekken van ouders van 
kinderen uit achterstandssituaties bij de school als een belangrijk beleidsinstrument 
gezien om de kloof tussen gezin en school te helpen overbruggen. Al rond 1970 waren er 
projecten waarin onderwijs en welzijn samen werkten om de onderwijsachterstanden te 
overbruggen. Een voorbeeld hiervan was de Spel- en opvoedwinkel in de Ooster-parkwijk 
in Groningen.3 Sommige scholen slagen er beter dan andere in om op effectieve 
1 Smit, F., Doesborgh, J. & Kessel, N. van (2001). Ouderparticipatie. Een nieuw missie-statement? Onderzoek 
naar het functioneren van de relatie ouders en basisschool. Nijmegen: ITS. 
2 Driessen, G. (2000). The limits of educational policy and practice? The case of ethnic minority pupils in the 
Netherlands. Comparative Education, 36, (1), 55-72. 
Tesser, P.T.M & Iedema, J. (2001). Rapportage minderheden 2001. Deel 1: Vorderingen op school. Den 
Haag: SCP. 
3 Kessel, N. van, e.a.. (1982). De Spel- en opvoedwinkel in de Oosterparkwijk. Evaluatie onderwijssti-muleringsbeleid 
samenwerking school-welzijnswerk: case 5. Nijmegen: ITS.
wijze aan de bestrijding van onderwijsachterstanden te werken. Over oorzaken van deze 
verschillen in resultaat is weinig bekend. Niet alleen scholen worden ingeschakeld om 
achterstanden te bestrijden. Het afgelopen decennium laat tevens in tal van oude wijken 
in de grote steden de opkomst zien van educatieve voor- en naschoolse voorzieningen en 
programma’s voor achterstandsleerlingen. Zo experimenteerde een aantal scholen met de 
verlengde schooldag (naschoolse voorziening), waarbij kinderen na schooltijd een 
educatief interessant programma wordt aangeboden, variërend van huiswerkklassen tot 
muzikale vorming.1 Ook trachten meer en meer basisscholen een specifieke peuter-speelzaal 
10 
als voortraject (voorschoolse voorziening) van de eigen school te mobiliseren. 
Tenslotte is het aantal programma’s en projecten gericht op het ondersteunen van ouders 
in achterstandssituaties bij de opvoeding van hun jonge kinderen (zoals Instapje, 
Opstapje, Overstap, Spelvoorlichting aan huis) de laatste jaren snel gegroeid. Inmiddels 
zijn tienduizenden kinderen en hun ouders bij deze projecten betrokken (geweest).2 
2.2.2 Contacten scholen met ouders en externe instanties 
Volgens de panelrapportage van de onderwijsinspectie in 1995 is het betrekken van 
ouders bij het beleid van de school en het accepteren van ouders in een dialoog over de 
kwaliteit van het onderwijs op veel scholen geen praktijk.3 Veel ouders zijn onvoldoende 
op de hoogte van hun rechten en hebben onvoldoende kennis van het onderwijssysteem. 
Daardoor bevinden zij zich in een ongelijkwaardige en afhankelijk positie ten opzichte 
van de school. Bijna alle ouders vinden het belangrijk dat de school uitgaat van ideeën 
over opvoeding waar ouders achter kunnen staan en dat ouders een belangrijke invloed 
hebben op de gang van zaken op school. In de praktijk blijkt het echter niet tot de attitude 
van de school te behoren om na te gaan welk beeld ouders van de school hebben en 
welke verwachtingen ouders hebben ten aanzien van het onderwijsaanbod. De school 
staat te veel met de rug naar de ouders en de medezeggenschap van ouders blijkt niet van 
1 Erp, M. van, Koopman, P., & Voncken, E. (1997). Het experiment verlengde schooldag in het basisonderwijs. 
Amsterdam: SCO-KI. 
2 Dekker, J., Fijter, R. de, & Veen, A. (2000). Keuzegids VVE. Programma’s, deskundigheidsbevordering en 
instrumenten op het gebeid van Voor- en Vroegschoolse Educatie. Den Haag: Makelaar VVE. 
Dijke, A. van, Snijders, J., & Terpstra, L. (1999). Het werkveld opvoedingsondersteuning en ontwikkelings-stimulering. 
Utrecht: NIZW. 
Elt, M. den, Pouwer, M., & Wissen, M. van (2000). Gemeenten en hun jongste inwoners. Stand van zaken in 
het gemeentelijk beleid voor voor- en vroegschoolse educatie. Utrecht: Sardes. 
Lindijer, H., Poell, J., & Visser, S. (1995). Vroeg beginnen 2. Programma’s voor het jonge kind. Hoevelaken: 
CPS. 
Schonewille, B., Kloprogge, J., & Leij, A. van der (2000). Kaleidoscoop en Piramide. Samenvattend 
evaluatierapport. Utrecht: Sardes. 
3 Inspectie van het Onderwijs (1995). Panelrapportage. Naar een kwaliteitsdialoog. Versterking van de positie 
van ouders. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
de grond te komen. De inspectie is van mening dat er een cultuuromslag moet komen op 
scholen zodat de relatie ouders - school meer in het teken van samenwerking en overleg 
komt te staan. De school zou voor ouders toegankelijker moeten worden. De ouders 
zouden zowel formeel als informeel meer bij het beleid van de school betrokken moeten 
worden. De school zou de ouders meer als partners moeten gaan zien, waarmee samenge-werkt 
moet worden om de gestelde onderwijs- en opvoedingsdoelen te kunnen realise-ren. 
11 
1 
De bevindingen van de inspectie komen overeen met onderzoek in andere Europese 
landen, in de Verenigde Staten en in Canada.2 Daarbij wordt het begrip ‘partnerschap 
tussen ouders en school’ vaak ten onrechte gebruikt om de ongelijkwaardige relatie 
tussen ouders en school te maskeren. Partnerschap suggereert activiteit en dynamiek. 
Terwijl ouders meestal een passieve rol vervullen en doorgaans veelal beschouwd 
worden als publiek, vrijwilligers, supporters op afstand en waarop controle uitgeoefend 
moet worden bij de opvoeding van hun kinderen.3 De vraag is of partnerschap tussen 
ouders en professionals in het onderwijs wel gebaseerd kan zijn op een gelijkwaardige 
relatie. Todd & Higgins stellen dat een voorwaarde voor partnerschap is dat er onder-handeld 
moet kunnen worden over de onderwijsagenda, waarbij ouders (mede) ‘eigenaar’ 
worden van een deel van het schoolleven.4 Dat betekent dat er vertrouwen moet zijn 
tussen leerkrachten en ouders en dat men zich op hun gemak voelt om samen activiteiten 
uit te voeren. 
Hall & Santer hebben een model ontwikkeld om de ouders-leerkrachtenrelaties in kaart 
te brengen.5 Zij onderscheiden drie aspecten: de mate van competentie,6 de wijze waarop 
1 Zie ook: Smit, F. (1996). Relatie ouder - school moet meer in teken staan van samenwerking en overleg. 
Inspectie wil positie ouders in basisonderwijs versterken. School & Medezeggenschap, 12, (4), 7-9. 
2 Sanders, M. & Epstein, J. (1998). School- family-community partnerships and educational change: interna-tional 
perspectives,. In: A. Hargreaves et al. (Eds.), International Handbook of Educational Change (pp. 482- 
502). Dordrecht: Kluwer. 
Smit, F., Wolf, K. van de & Sleegers, P. (Eds.) (2001). A bridge to the future. Collaboration between parents 
schools and communities. Nijmegen: ITS/SCO-Kohnstamm Instituut. 
3 Vincent, C. & Tomlinson, S. (1997). Home-school relationships: the swarming of disciplinary mechanisms. 
British Educational Research Journal, 18, (3), 361-379. 
4 Todd, E.S. & Higgins, S. (1998). Powerlessness in professional and parent partnerships. British Journal of 
Sociology of Education,19, (2), 227-236. 
5 Hall, E. & Santer J. (2000). Building relationships with parents: lessons in time and space from two research 
projects. Paper presented on the ECER 2000, Edinburgh, Scotland. 
6 Reay, D.(1998). Rethinking social class: Qualitative perspectives on class and gender, Sociology 32, (2), 
259-275. 
McNamara, O., Hustler, D., Stronach, I., Rodrigo, M., Beresford, E. & Botcherby, S. (2000). Room to 
manoeuvre: mobolising the active partner in home-school relationships. British Educational Research 
Journal, 26, (4), 473-489.
onderwijs wordt gegeven dat is toegesneden op de individuele leerling1 en de wijze 
waarop in overleg de samenwerking tussen ouders en leerkrachten over de afstemming 
tussen thuis en schoolschool gestalte krijgt.2 In Figuur 2.1 wordt dit model afgebeeld. 
Figuur 2.1 – Relaties ouders – en leerkrachten (naar: Hall & Santer, 2000) 
12 
niet competent 
impliciet competent 
expliciet competent 
standaard maatwerk 
professionals bepalen agenda 
elementen van dialoog 
structureel overleg 
A 
C 
B 
De mate van competentie van ouders heeft betrekking op de mate waarin volgens de 
visie van de school/leerkrachten ouders als gelijkwaardige, actieve, partners van 
leerkrachten functioneren bij opvoeding en onderwijs. De mate waarin het onderwijs is 
toegesneden op de individuele leerling heeft betrekking op de mate waarin leerkrachten 
in het onderwijs gevoelig zijn en rekening houden met de individuele en contextuele 
kenmerken van de leerlingen. De mate waarin leerkrachten in overleg met de ouders 
samenwerken heeft betrekking op de mate waarin er structureel overleg is en de ouders 
mede de agenda van het overleg over de relatie ouders en school bepalen. 
De afgelopen jaren heeft de onderwijsinspectie voor het primair onderwijs een 
werkwijze ontwikkeld die het mogelijk maakt belangrijke kwaliteitsaspecten van het 
onderwijs tegelijk en in hun onderlinge samenhang te bezien en te waarderen: het 
Integraal Schooltoezicht (IST). Als onderdeel van het IST van 1997 (proeffase: 150 
1 Ball, S.J. (1997). Policy sociology and critical social research: a personal review of recent education policy 
and policy research. British Journal of Educational Research, 43, (3), 225-227. 
Freire, P. (1970). Pedagogy of the oppressed. Harmondsworth: Penguin. 
2 Vincent, C. & Tomlinson, S. (1997). Home-school relationships: the swarming of disciplinary mechanisms. 
British Educational Research Journal, 18, (3), 361-379. 
Todd, E.S. & Higgins, S. (1998). Powerlessness in professional and parent partnerships. British Journal of 
Sociology of Education,19, (2), 227-236.
scholen) en 1998 (800 scholen) is ook de kwaliteit van de externe contacten (onder 
andere contacten met voor- en naschoolse voorzieningen, scholen voor voortgezet 
onderwijs en onderwijsbegeleidingsdienst) en de kwaliteit van contacten met ouders in 
kaart gebracht. Uit de resultaten van 1998 blijkt dat in algemene zin (ruim) 90% van de 
scholen ‘meer sterk’ dan ‘zwak’ scoort op het onderhouden van externe contacten en 
contacten met ouders en/of verzorgers. De schoolverslagen geven additionele informatie 
over de aard van contacten met voor- en naschoolse projecten en de aard van contacten 
met ouders. 
In de IST-bestanden is enige – zij het summiere – informatie te vinden over 
ouderparticipatie en de afstemming met voor- en naschoolse voorzieningen. Onderwijs-achterstanden 
van leerlingen hangen samen met de geringe opleiding van ouders.1 
Scholen dragen vervolgens nog bij aan de onderwijsachterstanden tijdens de school-loopbaan 
doordat de leerkrachten leerlingen uit lagere milieus onderschatten.2 Deze 
bevindingen hebben geleid tot de overtuiging dat de kloof tussen school- en thuiscultuur 
van achterstandsgroepen overbrugd of verkleind dient te worden: school en gezin 
moeten meer op elkaar worden afgestemd. 
Het schoolteam kan uit verschillende soorten strategieën kiezen, dat wil zeggen: wegen 
waarlangs doelstellingen met ouderbetrokkenheid te bereiken zijn. Strategieën die 
schoolteams hanteren om ouders te laten participeren bij het onderwijs veronderstellen 
een visie van het team op de school als gemeenschap waar ouders een rol in kunnen 
spelen: een ‘grondhouding’ dat onderwijs op school en opvoeding thuis in elkaars 
verlengde liggen, ouders en leerkrachten gezamenlijke waarden hebben, een gevoel van 
saamhorigheid, het bestaan van een bondgenootschap, c.q. partnerschap met gemeen-schappelijke 
13 
doelen.3 
Epstein hanteert een indeling van zes typen van ouderbetrokkenheid: voorzien in 
basisvoorwaarden, communicatie, vrijwilligershulp, steun thuis, besluitvorming, 
samenwerking tussen school en ‘community’.4 Uit onderzoek blijkt dat vooral de 
1 Driessen, G. (1993). Socio-economic or ethnic determinants of educational opportunities? Results from the 
educational priority policy programme in the Netherlands. Studies in Educational Evaluation, 19, (3), 265- 
280. 
Driessen, G., Mulder, L. & Jungbluth, P. (1995). Educational opportunities, class and ethnicity. In: T. 
Wotherspoon & P. Jungbluth (Eds.), Multicultural education in a changing global economy. Canada and the 
Netherlands. Munster/New York: Waxmann. 
2 Jungbluth, P. (1993). Pygmalion and the effectiveness of ‘black’schools: teacher’s stereotypes and hidden 
goal differentiations towards ethnic minorities. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 18, (2), 99-110. 
3 Smit, F. & Claessen, J. (1997). Rapport Adviescommissie Medezeggenschap ‘WMO- waarborg voor gelijk-waardigheid’. 
School en Wet, 42/77, (6), 7-10. 
4 Epstein, J. L. (1995). School-family-community partnerships: caring for the children we share. Phi Delta 
Kappan, mei 1995, 701-712.
pedagogische inzet van ouders thuis - met name het instructieve gedrag van ouders die 
aanzetten tot ‘informeel leren’ door het kind - het grootste effect sorteert.1 Afstemming 
zou met name gezocht dienen te worden in de leervoorwaarden: het verkleinen van de 
culturele verschillen tussen thuis en school. Met name wanneer de school intervenieert in 
gezinnen kan het vergroten van de ouderbetrokkenheid bij het onderwijs een belangrijke 
rol spelen bij het beter afstemmen van opvoeding en onderwijs en de optimalisering van 
de onderwijskansen. Voorwaarden voor participatie van (migranten)ouders zijn onder 
andere: het scheppen van een klimaat dat ouders uitnodigt te participeren, een 
herkenbaar patroon ontwikkelen in de manier waarop leerkrachten met ouders omgaan 
en informatie uitwisselen, het afstemmen van de schoolcultuur op de ouderpopulatie, 
contactvormen creëren die bij ouders aanslaan.2 Daaraan voorafgaand geldt als 
voorwaarde dat het primaire proces van overdracht op school goed verzorgd is en 
leerkrachten zich optimaal inzetten voor hun werk.3 Een belangrijke ‘kindfactor’ is de 
prestatiemotivatie en een positief gevoel ten aanzien van de school.4 
2.2.3 Samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse 
14 
educatieve voorzieningen 
De samenwerking tussen OAB-basisscholen en voorschoolse educatieve voorzieningen 
hebben als doelstellingen de startpositie van met name allochtone kinderen te 
optimaliseren. Veel projecten worden op ad hoc basis uitgevoerd en hebben geen 
structurele basis. Het is van belang onderscheid te maken tussen drie typen projecten: 
methodiekontwikkelingsprojecten op grootstedelijk of landelijk niveau, uitvoe-ringsprojecten 
op lokaal niveau en projecten op lokaal niveau die voor een bepaalde 
doelgroep een integraal aanbod van diverse activiteiten en programma’s willen bieden en 
hiervoor veel aandacht besteden aan samenwerking en coördinatie.5 Naschoolse 
1 Meijnen, G.W. (1996). Ouderparticipatie van concept tot praktijk. In: Autar, K., C. Gelauff-Hanzon, M. de 
Jong & G. Walraven (Eds.), Ouders en school. Strategieën voor versterking van de relatie tussen ouders en 
school. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. 
2 Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek naar vorm, inhoud en 
effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS. 
Veen, A. & M. van Erp (1995, 1997). Stappen op weg naar onderwijsondersteuning. Deel I: Allochtone 
ouders in Rotterdam over de relatie tussen ouders en basisschool. Deel II: Basisscholen in Rotterdam over 
de relatie met de ouders. Amsterdam/Rotterdam: SCO-KII/FAO. 
3 Meijnen, G.W. (1996). Ouderparticipatie van concept tot praktijk. In: Autar, K., C. Gelauff-Hanzon, M. de 
Jong & G. Walraven (Eds.), Ouders en school. Strategieën voor versterking van de relatie tussen ouders en 
school. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. 
4 Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van 
projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA. 
5 Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van 
projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA.
educatieve voorzieningen hebben betrekking op het aanbod van een educatief 
programma dat de leerlingen na schooltijd wordt aangeboden.1 
Wat betreft de evaluatie van het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) zijn inmiddels diverse 
publicaties verschenen.2 Daarnaast zijn diverse artikelen verschenen waarin op 
deelaspecten van de relatie ouders, achterstandsscholen en voor- en naschoolse 
educatieve voorzieningen zijn ingegaan.3 Daaruit blijkt onder meer dat de contacten met 
ouders doorgaans niet optimaal verlopen. 
15 
2.3 Probleemstelling van het onderzoek 
Er is geen of weinig kennis hoe ouders, en dan met name allochtone ouders, omgaan met 
educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de huidige stand van zaken met 
betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen ontbreekt. Het algemene doel van het 
onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op deze relaties. Daartoe wordt gebruik 
gemaakt van verschillende bronnen. 
Op de eerste plaats is hierover informatie beschikbaar in het PRIMA-cohortonderzoek.4 
Aan de directeuren en leerkrachten van scholen die deelnemen aan de derde ronde uit het 
schooljaar 1998/99 zijn over dit onderwerp een aantal vragen gesteld. 
Op de tweede plaats heeft de Inspectie primair onderwijs een werkwijze ontwikkeld die 
het mogelijk maakt belangrijke kwaliteitsaspecten van het onderwijs tegelijk en in hun 
1 Erp, M. van, Koopman, P., & Voncken, E. (1997). Het experiment verlengde schooldag in het basis-onderwijs. 
Amsterdam: SCO-KI. 
2 Driessen, G., & Mulder, L. (1999). The enhancement of educational opportunities of disadvantaged children. 
In: R. Bosker, B. Creemers & S. Stringfield (Eds.), Enhancing educational excellence, equity and efficiency. 
Evidence from evaluations of systems and schools in change (pp. 37-64). Dordrecht/Boston/London: Kluwer 
Academic Publishers. 
3 Driessen, G., Mulder, L., & Jungbluth, P. (1995). Educational opportunities, class and ethnicity. In: T. 
Wotherspoon & P. Jungbluth (Eds.), Multicultural education in a changing global economy. Canada and the 
Netherlands. Munster/New York: Waxmann. 
Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van 
projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA. 
Kuyk, J.J. (1996). Peuterspeelzalen en de relatie ouders en school; perspectieven voor de toekomst. In: Autar, 
K., C. Gelauff-Hanzon, M. de Jong & G. Walraven (Eds.), Ouders en school. Strategieën voor versterking 
van de relatie tussen ouders en school. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. 
4 PRIMA is een grootschalig onderzoek onder scholen in het primair onderwijs. Het onderzoek wordt om 
de twee jaar gehouden. Er worden gegevens verzameld bij leerlingen en hun ouders in de groepen 2, 4, 6 
en 8, bij de groepsleerkrachten van deze leerlingen en bij de directies van de scholen. Aan het onderzoek 
werken ongeveer 600 scholen mee. Scholen met veel leerlingen uit de minderheden zijn in de steekproef 
oververtegenwoordigd. Een deel van de scholen, de zogeheten referentiesteekproef, is representatief voor 
alle Nederlandse basisscholen.
onderlinge samenhang te bezien en te waarderen: het Integraal Schooltoezicht (IST). In 
de IST-bestanden is enige, summiere, informatie te vinden over ouderparticipatie en de 
afstemming met voor- en naschoolse voorzieningen. 
Op de derde plaats zijn er projecten ontwikkeld die tot doel hebben de afstemming van 
ouders, school en voor- en naschoolse voorzieningen op elkaar af te stemmen. Deze 
projecten worden gefinancierd door het Ministerie van OCenW en het Ministerie van 
VWS. 
Gebruikmakend van deze bronnen zal in dit onderzoek de relatie ouders en voor- en 
naschoolse educatieve voorzieningen worden beschreven en geëvalueerd. 
Onderzoeksvragen 
1. Welke strategieën ontwikkelen scholen om ouders bij de school te betrekken? 
2. Welke strategieën zijn succesvol? 
3. Welke samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse 
educatieve voorzieningen zijn er?1 
4. Hoe zijn deze samenwerkingsverbanden tot stand gekomen? 
2.4 Verdere opbouw van het rapport 
In het volgende hoofdstuk komen de onderzoeksopzet en -uitvoering aan de orde. In 
hoofdstuk 4 beschrijven we de relatie tussen ouderparticipatie en voorschoolse voorzie-ningen. 
16 
In hoofdstuk 5 behandelen we de contacten tussen scholen, ouders en externe 
instanties. In hoofdstuk 6 beschrijven we enkele projecten waarin versterking van de 
relatie tussen ouders en educatieve voorzieningen centraal staat. 
1 OAB staat voor OnderwijsAchterstandenBeleid (vroeger: OnderwijsVoorrangsBeleid, en daarvoor: Onder-wijsStimuleringsBeleid 
en Culturele Minderhedenbeleid). Het gaat om scholen met (veel) leerlingen uit de 
doelgroepen van dat beleid, dus uit de gewichtscategorieën 0.25, 0.40, 0.70 en 0.90 (vroeger: 1.25, 1.40, 1.70 
en 1.90). In de praktijk betekent dit voornamelijk kinderen van allochtone en autochtone laagopgeleide 
ouders.
17 
3 Onderzoeksopzet en -uitvoering 
3.1 Inleiding 
In dit hoofdstuk schetsen we de onderzoeksopzet en –uitvoering. In paragraaf 3.2 zetten 
we allereerst de opzet uiteen, waarbij de drie daarbij onderscheiden fasen worden 
toegelicht. In paragraaf 3.3 gaan we in op de informatiebronnen die gebruikt zijn voor de 
analyses. In die paragraaf geven we tevens een beschrijving van enkele voorbereidende 
analyses. 
3.2 Onderzoeksopzet 
Om een antwoord te geven op de vraag naar de wijze waarop ouders van kinderen in het 
basisonderwijs staan tegenover de aard en de intensiteit van de communicatie en de 
waardering van de ouderinvloed zijn analyses uitgevoerd op gegevens uit een drietal 
bronnen. Op de eerste plaats zijn analyses verricht op gegevens uit het cohort Primair 
Onderwijs (‘PRIMA’). Dit is een grootschalig, tweejaarlijks, landelijk onderzoek onder 
circa 600 scholen en 60.000 leerlingen. Hier is gebruik gemaakt van gegevens die bij de 
derde PRIMA-meting in het schooljaar 1998/99 zijn verzameld. Bij deze meting zijn aan 
de directeuren en leerkrachten van de scholen een aantal vragen gesteld over samenwer-king 
met voorschoolse voorzieningen en ouderbetrokkenheid. Bij de leerlingen in groep 
2 en 8 zijn taal- en rekentoetsen afgenomen en hun groepsleerkrachten hebben het niet-cognitief 
functioneren beoordeeld. Ook is bij de ouders informatie verzameld over hun 
betrokkenheid bij het onderwijs. Met al deze gegevens kan worden nagegaan of er 
effecten zijn van ouderbetrokkenheid en samenwerking 
Op de tweede plaats zijn secundaire analyses uitgevoerd op gegevens van de onderwijs-inspectie, 
namelijk het Integrale School Toezicht (IST) van schooljaar 1998/99. Op de 
derde plaats zijn descriptieve analyses uitgevoerd van een aantal samenwerkingsprojec-ten. 
In het onderzoek kunnen drie fasen worden onderscheiden; achtereenvolgens zijn dat: 
1. Analyse en beschrijving van onderdelen van het PRIMA-cohort wat betreft de 
bevordering van ouderbetrokkenheid bij het onderwijs en de samenwerking met voor-en 
naschoolse voorzieningen. Dit onderdeel is gericht op beantwoording van de 
vraagstellingen 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 2).
2. Analyse van de schoolverslagen IST, te weten het onderdeel betreffende contacten 
18 
van scholen met externe instanties en ouders, en een zogenaamd case-survey (een 
combinatie van een case-study en survey-onderzoek). In deze fase komen vraagstel-lingen 
1, 2 en 3 aan de orde. 
3. Verdieping van kennis over de samenwerkingsverbanden tussen scholen en voor- en 
naschoolse educatieve voorzieningen en hun ontstaansgeschiedenis gebaseerd op 
casestudies. Hierbij staat vraagstelling 4 centraal. 
Voorafgaande aan de uitvoering van de statistische analyses van de eerste onderzoeksfase 
was het wenselijk een overzicht te krijgen van de bevindingen van eerdere studies op dit 
terrein. Er is daarom een beperkte literatuurstudie uitgevoerd. Hiermee is in theoretische 
zin meer zicht verkregen op de mogelijke relevantie van de verschillende factoren en hun 
onderlinge relaties. 
3.2.1 Secundaire analyse van de PRIMA-bestanden 
Het doel van dit onderdeel was tweeërlei. Namelijk een overzicht te krijgen van de stand 
van zaken wat betreft strategieën voor de bevordering van ouderbetrokkenheid en wat 
betreft samenwerkingsverbanden tussen achterstandsscholen en voor- en naschoolse 
voorzieningen. Daarnaast nagaan wat de effecten daarvan zijn conform de componenten 
van het conceptuele model. 
Bronnen en instrumenten 
Gebruik is gemaakt van gegevens uit het cohortonderzoek PRIMA. Dit onderzoek is in 
het schooljaar 1994/95 van start gegaan met een eerste meting bij 692 basisscholen en 97 
scholen voor speciaal onderwijs (IOBK, MLK, LOM). Met behulp van een twintigtal 
verschillende instrumenten (toetsen, vragenlijsten) is informatie verzameld bij scholen, 
directies, groepsleerkrachten en leerlingen en hun ouders. In het schooljaar 1996/97 is de 
tweede meting geweest bij 622 basisscholen en 102 scholen voor speciaal onderwijs. De 
derde meting heeft in het schooljaar 1998/99 plaatsgevonden onder circa 600 scholen. 
Op deze manier is informatie verzameld bij directeuren, leerkrachten op deze scholen en 
bij 60.000 leerlingen in de groepen 2, 4, 6 en 8 en hun ouders. In de betreffende 
vragenlijsten is expliciet geïnformeerd naar onderwerpen met betrekking tot ouders en 
educatieve voorzieningen. Voor verdere informatie over PRIMA verwijzen we naar de 
betreffende basisrapportages.1 
1 Driessen, G., Langen, A. van, Portengen, R., & Vierke, H. (1998). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, 
leerlinggegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Tweede meting 1996- 
1997. Nijmegen: ITS. 
Driessen, G., Langen, A. van, & Vierke, H. (2000). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerlinggegevens en 
oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998/99. Nijmegen: ITS.
Voor de onderhavige studie zijn gegevens geselecteerd van de derde PRIMA-meting van 
1998/99. 
19 
Uit de directievragenlijst komen: 
A vragen met betrekking tot ouderparticipatie, zoals: 
- inzet van extra middelen ten behoeve van oudercontacten; 
- middelen en strategieën om goed contact met ouders te realiseren en het succes 
hiervan; 
- motieven voor het streven naar een goed contact met de ouders; 
- de rol van de ouders op de school. 
B vragen met betrekking tot voorschoolse voorzieningen, zoals: 
- contacten tussen school en voorschoolse voorzieningen; 
- motieven voor deze contacten; 
- eigen voorschoolse voorzieningen. 
C achtergrondkenmerken van de school, zoals: 
- urbanisatiegraad; 
- aantal leerlingen; 
- percentages 1.25- en 1.90-leerlingen (resp. autochtone en allochtone achterstands-leerlingen). 
Uit de vragenlijst voor leerkrachten van groep 2 komen: 
D vragen met betrekking tot voorschoolse voorzieningen, zoals: 
- mate van contact met voorschoolse voorzieningen in de omgeving van de school; 
- waardering van de voorschoolse voorzieningen voor de ontwikkeling van het kind. 
Uit de vragenlijst voor ouders van kinderen in groep 2 komen: 
E vragen met betrekking tot ouderparticipatie, zoals: 
- schoolkeuze-motieven; 
- contacten met de school. 
F vragen met betrekking tot voorschoolse voorzieningen, zoals: 
- deelname aan voorschoolse opvang van het kind en kind-ouderprogramma’s. 
Uit de vragenlijst voor ouders van kinderen in groep 8 komen: 
G vragen met betrekking tot ouderparticipatie zoals: 
- huiswerkhulp door de ouders; 
- relatie ouders-kind met betrekking tot schoolse zaken; 
- vrijetijdsactiviteiten; 
- betrokkenheid bij het tv-kijken van het kind; 
- regels thuis en op school; 
- kiezen van vervolgonderwijs.
Verder beschikken we over leerlinggegevens, zoals: 
- de sociaal-etnische achtergrond van de leerling; deze is afkomstig uit de schooladmi-nistratie 
20 
en verkregen via het zogenaamde groepsformulier; 
- cognitieve maten: de taal- en rekenvaardigheid; in elke groep hebben de kinderen door 
het Cito ontwikkelde taal- en rekentoetsen gemaakt; 
- niet cognitieve maten: het welbevinden, zelfvertrouwen en onderwijsondersteunend 
thuisklimaat; deze informatie is verkregen via het zogenaamde leerlingprofiel waar-mee 
de groepsleerkrachten hebben beoordeeld op een aantal kenmerken. 
Analyse 
Bij de uitvoering van de analyses is uitgegaan van de volgende opzet: 
- Beschrijving van verwachtingen, doelstellingen en gehanteerde strategieën ouderbe-trokkenheid 
op het niveau van leerkrachten en van de schoolleiding. Hiervoor is ge-bruik 
gemaakt van frequentieverdelingen, kruistabellenanalyses, correlationele analy-ses, 
en factoranalyses. 
- Beschrijving samenwerkingsverbanden OAB-basisscholen en voor- en naschoolse 
voorzieningen en de mate van ouderbetrokkenheid. Ook hiervoor is gebruik gemaakt 
van frequentieverdelingen, kruistabellenanalyses, correlationele analyses, en factor-analyses. 
- Beschrijving van samenhangen tussen strategieën met criteriumvariabelen waar onder 
eigen oordeel leerkracht over zijn/haar functioneren, schoolprestaties, welbevinden 
leerlingen en mate van de ouderbetrokkenheid thuis, op school, en bij voor- en na-schoolse 
voorzieningen en; rekening houdend met kenmerken school, leerkrachten, 
ouders en leerlingen. Voor dit onderdeel is gebruik gemaakt van structurele modellen-analyse 
(LISREL). 
Output 
Stand van zaken beeld van (succesvolle) strategieën ouderbetrokkenheid. 
Betrokkenheid van ouders bij de school kan bekeken worden naar de vorm, de inhoud en 
de beoogde effecten.1 Voor het betrekken van ouders bij het onderwijs zijn de volgende 
variabelenblokken van belang. Zie Figuur 3.1. 
1 Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek naar vorm, inhoud en 
effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS.
Figuur 3.1 - Variabelenblokken relatie ouders, (OAB-)basisscholen en voor- en naschool-se 
educatieve voorzieningen 
21 
kenmerken: school, 
leerkrachten 
(waaronder perceptie 
eigen functioneren), 
leerlingen, ouders, 
thuissituatie 
strategieën: 
betrokkenheid van 
ouders bij onderwijs 
thuis en op school 
stimuleren 
samenwerkings-verbanden 
voor- en 
naschoolse educatieve 
voorzieningen 
inhoud: terreinen van 
ouderbetrokkenheid 
bij onderwijs 
3.2.2 Secundaire analyse van de IST-bestanden 
doelen/effecten: 
betrokkenheid ouders 
- output: aantal 
participanten 
- impact: gerealiseerde 
effecten: 
. pedagogisch 
(onderwijskansen 
leerlingen) 
. onderwijskundig 
(schoolloopbanen 
leerlingen) 
Het doel van dit deel van het onderzoek was zicht te krijgen op verschillende verschij-ningsvormen 
van samenwerkingsverbanden tussen school, ouders en voor- en naschoolse 
voorzieningen. 
Bronnen 
Gebruik is gemaakt van de individuele schoolverslagen van de IST schooljaar 1998/99. 
Eerst is een aantal schoolverslagen bekeken en daarna zijn enkele gesprekken gevoerd 
met inspecteurs die schoolverslagen gemaakt hebben. Tevens is een gesprek gevoerd met 
het hoofd van de afdeling onderzoek van de inspectie. 
Methodiek 
Gekozen is voor de case-survey; dit is een mengvorm van een casestudie en een survey. 
De beschrijvingen van de inspectie bestaan uit kwalitatief tekstmateriaal met betrekking 
tot externe contacten en contacten met ouders. In de case-survey wordt dit materiaal op 
een aantal relevante kenmerken gecodeerd, waarna eenvoudige statistische analyses 
worden toegepast. In essentie gaat het daarbij om een procedure die vergelijkbaar is met 
wat wordt verstaan onder ‘qualitative coding’: de techniek voor het systematisch,
betrouwbaar classificeren van ongestructureerde gegevens.1 Zo nodig is bij de scholen 
ontbrekende en/of verdiepende informatie gevraagd. 
Instrument 
Op basis van de beschikbare schoolverslagen (kwalitatieve tekstmateriaal) zijn inhoud, 
motieven en strategieën van ouderbetrokkenheid bij de school op de volgende 
kenmerken gecodeerd: a. hoe de school/leraren aankijken tegen de mate van competentie 
van ouders; b. de mate waarin het onderwijs gedifferentieerd wordt met aandacht voor de 
rol van ouders/contextfactoren, en c. de mate waarin er structureel overleg is met ouders 
over het onderwijs. Bij ongeveer een kwart van de scholen is ontbrekende en/of 
verdiepende informatie gevraagd. 
Selectie 
Op basis van 647 beschikbare rapporten Integraal Schooltoezicht 1998/99 van de 
onderwijsinspectie zijn 186 scholen geselecteerd die in twee groepen scholen zijn te 
onderscheiden, te weten: scholen die door de onderwijsinspectie als relatief ‘sterk’ op 
externe contacten2 en contacten met ouders3 werden gescoord en scholen die relatief 
relatief ‘zwak’ werden gescoord. 
Analyse 
Kwantitatieve analyses van de inhoud, motieven en strategieën van ouderbetrokkenheid 
bij het onderwijs. De resultaten zijn geïnterpreteerd tegen de achtergrond van de reeds 
beschikbare kennis over het betrekken van ouders bij het onderwijs. 
Output 
De gekozen werkwijze geeft meer zicht op de getalsmatige verhoudingen en inzicht in de 
aard van de samenwerkingsverbanden. 
1 Hutjes, J. & Buuren, J. van (1992). De gevalsstudie. Strategie van kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom (pp. 
67-68). 
2 1. De school onderhoudt functionele contacten met voorschoolse voorzieningen en scholen voor voortgezet 
onderwijs. 
2. De school participeert actief binnen het samenwerkingsverband WSNS (en andere netwerken in de regio). 
3. Het zorgplan van het samenwerkingsverband WSNS voldoet aan de wettelijke voorschriften. 
4. De school onderhoudt functionele contacten met instellingen voor externe begeleiding. 
3 1. De school betrekt de ouders bij schoolactiviteiten. 
2. De school stelt zich op de hoogte van de opvattingen en verwachtingen van ouders over het onderwijs en 
houdt daar rekening mee. 
3. De school informeert ouders regelmatig over de algemene gang van zaken op school. 
4. De leraren laten zich informeren over de opvattingen en bevindingen van ouders over de ontwikkeling 
van hun kind op school en thuis. 
5. De leraren informeren ouders regelmatig over de voortgang in de ontwikkeling van hun kind. 
6. De leraren stimuleren – indien nodig – onderwijs ondersteunend gedrag van ouders in de thuissituatie. 
22
3.2.3 Casestudies samenwerkingsverbanden scholen en voor- en naschoolse educa-tieve 
23 
voorzieningen 
Het doel van dit laatste deel van het onderzoek was verdieping van de kennis met 
betrekking tot aanleiding, doelen, strategieën en problemen en bereikte resultaten met 
betrekking tot projecten die gericht zijn op de relatie ouders en educatieve voorzieningen. 
Methodiek 
Er zijn documenten bestudeerd en gesprekken (17) gevoerd met (staf)medewerkers van 
voor- en naschoolse educatieve voorzieningen, directies en leerkrachten van OAB-scholen 
die participeren in de projecten. 
Instrument 
Semi-gestructureerde gespreksleidraad waarin noties over de ontstaansgeschiedenis, 
opzet, functioneren, problemen en bereikte resultaten bij de projecten waren verwerkt. 
Output 
Inzicht in het functioneren van enkele projecten waar de communicatie en de samenwer-kring 
tussen ouders en educatieve voorzieningen centraal staat. 
3.3 Databronnen en voorbereidende analyses 
3.3.1 De PRIMA-gegevens 
De gegevens zijn gesitueerd op verschillende niveaus: school/directie, leerkrachten, 
ouders en leerlingen. Op ongeveer de helft van de scholen zijn er twee of meer klassen 
binnen groep 2. De gegevens van deze twee leerkrachten zijn in dat geval geaggregeerd 
naar het schoolniveau door middeling van de scores op de kenmerken. In feite hanteren 
we dus twee niveaus van analyse, namelijk het schoolniveau en het ouder/leerlingniveau. 
Niet voor alle scholen waren alle bovengenoemde kenmerken voorhanden. Van de oor-spronkelijke 
602 scholen waren bij 90 scholen de directie- en achtergrondgegevens onbe-kend. 
Deze scholen vallen in de verdere analyses uit. Door een variabele ‘wel/niet uitval’ 
te correleren aan de voor alle scholen bekende leerling/oudergegevens hebben we gecon-troleerd 
of dit leidt tot een selectieve uitval onder invloed van bepaalde kenmerken. Dit 
bleek niet het geval: de hoogste correlatie is r=.06, terwijl de meeste correlaties .01 of 
lager zijn. 
Veel van de gegevens bestaan uit factorscores, die zijn verkregen door middeling van de 
scores van op een factor hoogladende items. Om bij de beschrijving van de gegevens
beter aan te kunnen sluiten bij de oorspronkelijke inhoudelijke klassen van de variabelen, 
zijn de factorscores voor de beschrijvende analyses eerst afgerond. Als een factorscore 
bijvoorbeeld is opgebouwd uit 10 items en een respondent heeft 4 keer ‘eens’=3 en 6 
keer 4 ‘zeer eens’ gescoord, dan wordt de afgeronde factorscore gelijk aan 4. De afge-ronde 
24 
factorscore geeft dan ook, bij een redelijk sterke factorstructuur, aan in welke 
inhoudelijke klasse het grootste deel van de scores is gevallen. Bij correlationele analyses 
(Pearson-correlaties en multipele regressies) zijn de variabelen in hun oorspronkelijke, 
niet afgeronde, vorm gebruikt. 
Voor de beschrijving van de samenhangen is het model gehanteerd zoals dat is weerge-geven 
in Figuur 3.2. 
Figuur 3.2 - Basismodel relaties achtergronden, ouderparticipatie, voorschoolse 
voorzieningen en criteriumvariabelen 
achtergrond 
ouderbetrokkenheid 
voorschoolse voorzieningen 
criteria 
In de analyses zijn zowel de directe werkingen van ouderbetrokkenheid en voorschoolse 
voorzieningen op de cognitieve en niet-cognitieve criteriumvariabelen relevant, alsook de 
mediërende werking hiervan op de relatie tussen achtergrondkenmerken en criteria 
voorzien.Als achtergrondvariabelen zullen zowel de schoolachtergrondkenmerken alsook 
het leerlingachtergrondkenmerk sociaal-etnische herkomst worden gehanteerd. De 
criteriummaten bestaan uit: de taal- en rekenvaardigheid, het welbevinden, zelfver-trouwen 
en onderwijsondersteunend thuisklimaat. Na een eerste beschrijving van de 
verdelingen van de kenmerken met betrekking tot ouderbetrokkenheid en voorschoolse 
voorzieningen (O&V), zullen we de samenhangen bekijken van de achtergrondvariabelen 
met de O&V-variabelen en de criteria. Daarna worden de samenhangen onderzocht 
tussen de O&V-variabelen en criteria. Vervolgens zullen we een structureel-modelanalyse 
uitvoeren waarbij de samenhangen tussen alle variabelen in één keer worden weergege-ven, 
om zodoende inzicht te krijgen in de zelfstandige werkingen van de variabelen.
Omdat de verschillende O&V-variabelen niet allemaal op hetzelfde niveau zijn verza-meld, 
zullen de analyses dit niveauverschil reflecteren. De samenhangen tussen achter-grondvariabelen 
van het schoolniveau en de O&V-variabelen uit de directielijst zullen op 
het schoolniveau worden beschreven. De samenhangen met de variabelen uit de ouder-vragenlijsten 
en de leerlinggegevens zullen op het ouder/leerlingniveau worden beschre-ven, 
25 
waarbij de schoolachtergrond als een contextvariabele zal worden gehanteerd. 
Omdat de O&V-variabelen gedeeltelijk alleen voor groep 2 of groep 8 bekend zijn, zullen 
alle analyses waarbij de criteria betrokken zijn voor groep 2 en groep 8 apart worden 
uitgevoerd. Hierbij gaat het om ruim 14.000 leerlingen/ouders in groep 2 en 12.000 in 
groep 8. 
3.3.2 De inspectiegegevens 
Voor de kwantificering van de aspecten in de schoolverslagen is een selectie van scholen 
gemaakt op basis van de inspectiescores. In totaal zijn 186 schoolverslagen beoordeeld. 
Tabel 3.1 laat zien in welke combinaties van klassen scholen zijn geselecteerd voor een 
verdere analyse van de schoolverslagen. Scholen in de combinatie s/z+s/z zijn niet 
geselecteerd (s=sterk; z=zwak), omdat ze niet in het bestand voor kwamen. 
Tabel 3.1 - Selectie van combinaties van klassen van scholen (in aantallen) 
Contacten met ouders 
Externe contacten Meer zwak 
dan sterk (z/s) 
Meer sterk 
dan zwak (s/z) 
Overwegend 
sterk (o/s) 
Totaal 
Meer zwak dan sterk (z/s) 1 11 1 13 
Meer sterk dan zwak (s/z) 15 0 107 122 
Overwegend sterk (os) 1 23 27 51 
17 34 135 186 
In een aantal combinaties komen te weinig scholen voor om betrouwbare uitspraken te 
kunnen doen. Hiervoor zijn minimaal 20 à 25 scholen nodig. Daarom hebben we een 
aantal groepen scholen gemaakt op basis van een indikking van de inspectiescores. Op 
basis daarvan noemen we: zwak=z/s of s/z =niet overwegend sterk, en: sterk=os
=overwegend sterk. Op basis van deze indikking zijn de volgende vier groepen scholen te 
maken. Zie Tabel 3.2. 
Tabel 3.2 - Indeling van groepen scholen (in aantallen) 
26 
Groep Contacten met ouders Externe contacten n 
1 zwak zwak 27 
2 zwak sterk 24 
3 sterk zwak 108 
4 sterk sterk 27 
In eerste instantie is bij het onderzoeken van de relaties met inhoud, motieven en strate-gie 
van ouderbetrokkenheid gebruik gemaakt van een nog verdere indikking van deze 
vier groepen, namelijk van groep 1 ten opzichte van de groepen 2, 3 en 4 samen, dat wil 
zeggen zwakke scholen ten opzichte van scholen die minstens op een van de twee 
aspecten sterk scoren. 
Evenals bij de analyses van de directie-, leerkracht- en oudervragenlijsten hebben we ook 
hier gebruik gemaakt van variantie-analyses bij het onderzoeken van de groepsverschil-len 
op de kenmerken inhoud, motieven en strategie van ouderbetrokkenheid. 
Bij n=180 heeft een net-significant effect een p-waarde=.07 (ook nog enigszins afhan-kelijk 
van de scheefheid van de variabele) en bij een predictor (hier: groep) met vier 
klassen (drie vrijheidsgraden) komt dit net-significante effect overeen met een correlatie 
Eta=.18. Bij de groepsindeling in twee klassen komt een net-significant effect overeen 
met een correlatie Eta=.14. Daar waar Eta=.18, respectievelijk .14 hebben we de cel-waarden 
die boven het gemiddelde liggen (meestal 4% of meer) in vet weergegeven. 
Deze waarden worden in eerste instantie gebruikt voor de interpretatie van het effect. 
De schoolverslagen zijn op de volgende aspecten beoordeeld: 
A. Inhoud van ouderbetrokkenheid (visie van school/leraren op de competentie van 
ouders) 
A1 Ouders zijn impliciet niet competent om te helpen bij onderwijsondersteunende 
activiteiten op school en/of thuis.
A2 Ouders zijn expliciet niet competent om te helpen bij onderwijsondersteunende 
27 
activiteiten op school en/of thuis. 
A3 Ouders zijn impliciet competent: barrières moeten nog geslecht worden zodat 
ouders kunnen helpen bij onderwijsondersteunende activiteiten op school en/of 
thuis (ad hoc ouderbetrokkenheid). 
A4 Ouders zijn expliciet competent om te helpen bij onderwijsondersteunende activitei-ten 
op school en/of thuis. Structurele ouderbetrokkenheid: ouders en leerkrachten 
zijn congruente partners bij onderwijs aan leerlingen. 
B. Motieven ouderbetrokkenheid (standaard versus maatwerk) 
B1 Ouders/contextfactoren thuissituatie van leerlingen spelen geen wezenlijke rol bij 
kennisoverdracht op school. 
B2 Streven naar maatwerk/differentiatie in het onderwijsleerproces met aandacht voor 
rol ouders/contextfactoren thuissituatie van leerlingen. 
C. Strategieën ouderbetrokkenheid (mate van overleg) 
C1 De status quo van hoe en wat er op school/in de klas gebeurt, staat niet ter discussie: 
leraren (professionals) bepalen de gang van zaken op school/in de klas; zij geven les 
en de ouders (consumenten) moeten er alleen voor zorgen dat leerlingen op school 
verschijnen. 
C2 Elementen van dialoog tussen schoolteam/leraren en ouders is er soms overleg over 
de gang van zaken op school/in de klas/de afstemming tussen school en thuis en de 
rol van ouders daarbij: bijvoorbeeld het schoolteam houdt ad hoc peilingen hoe ou-ders 
tegen zaken aanlijken en doen er soms wat mee. 
C3 Schoolteam/leraren betrekken ouders structureel bij de gang van zaken op school en 
in de klas: bijvoorbeeld het schoolteam/de leraren peilen structureel de mening van 
ouders over gang van zaken op school/in de klas, de afstemming tussen school en 
thuis en doen er ook veelal (na overleg) iets mee. 
3.3.3 Verdieping kennis samenwerkingsverbanden OAB-basisscholen en voor- en 
naschoolse educatieve voorzieningen en ontstaansgeschiedenis gebaseerd op 
casestudies 
Selectie 
Op basis van een inventarisatie van de samenwerkingsprojecten door de Projectgroep 
Evaluatie Welzijn 0-18-jarigen Allochtonen bij gemeenten en inspectie1 en via deskundi- 
1 Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van 
projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA.
gen op dit terrein zijn in totaal acht projecten geselecteerd die zich bezig houden met 
vormen van ouderbetrokkenheid bij het onderwijs (OAB-basisschool, voor- en naschool-se 
voorzieningen). De doelgroepen van deze projecten worden gevormd door allochtone 
ouders, leerlingen, leerkrachten en welzijnswerkers. De meeste projecten zijn gericht op 
allochtonen in het algemeen en enkele bestemd voor een of meer expliciet genoemde 
etnische groepen (Marokkanen, Turken). De projecten hebben een lokaal karakter en 
worden met name uitgevoerd in grote steden, te weten Rotterdam, Amsterdam (2) en 
Utrecht (2). Eén project heeft als doel een landelijke verspreiding (‘Ouderpunten’). Het 
aanbod in de projecten varieert van een of meer activiteiten tot een (redelijk) integraal 
aanbod van diverse activiteiten en programma’s. 
Bij de selectie van de projecten is rekening gehouden met de strategieën die leerkrachten 
en welzijnswerkers hanteren om ouders bij educatieve voorzieningen te betrekken. De 
strategieën kunnen variëren van het leren open te staan voor de verwachtingen en wensen 
van (groepen) allochtone ouders tot allochtone ouders leren netwerken te gebruiken bij 
vormen van ouderparticipatie. 
Analyses 
Kwalitatieve analyses gericht op verdiepende antwoorden waarbij gebruik wordt gemaakt 
van ‘case-comparisons’. Per samenwerkingsverband wordt de informatie op centrale 
variabelen beknopt weergegeven. Op deze manier ontstaat wat Miles & Huberman noe-men 
28 
een ‘site-ordered descriptive meta-matrix’ noemen.1 
Output 
Inzicht in de totstandkoming en het functioneren van samenwerkingsverbanden. 
1 Miles, M.B., & Huberman, A.M. (1994). Qualitative data analysis: an expanded sourcebook. Thousand 
Oaks: Sage Publications.
1 Driessen G., Langen, A. van & Vierke, H. (2000). Basisonderwijs: veldwerkverslag, leerlinggegevens en 
oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998-1999. Nijmegen: ITS. 
Ledoux G., Overmaat, M., Veen, I. van der & Meijden, A. van der (2000). School- en klaskenmerken 
basisonderwijs. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998-1999. Nijmegen: ITS. 
29 
4 Ouderparticipatie en voorschoolse voorzieningen 
4.1 Inleiding 
In dit deel van de rapportage geven we een overzicht van de verschillende activiteiten 
die door basisscholen worden ontwikkeld op het gebied van ouderparticipatie en 
voorschoolse voorzieningen (O&V). De analyses worden uitgevoerd op basis van 
gegevens die zijn verzameld bij de derde meting van het cohortonderzoek Primair 
Onderwijs (‘PRIMA’) die in het schooljaar 1998/99 heeft plaatsgevonden. Voor 
uitgebreide informatie over PRIMA verwijzen we naar de betreffende basisrapporta-ges. 
1 
4.2 Verdelingen van de kenmerken 
Om inzicht te geven in de verdelingen van de verschillende kenmerken starten we 
met enkele beschrijvende analyses. Daarvoor is gebruik gemaakt van informatie die 
met verschillende instrumenten is verzameld: de directies van de basisscholen, de 
groepsleerkrachten en de ouders van kinderen in groep 2 en groep 8. Binnen deze 
vragenlijsten zijn die items geselecteerd, die te maken hebben met ouderbetrokken-heid 
en voorschoolse voorzieningen. Allereerst presenteren we de verdelingen van de 
verschillende variabelen. In de eerste kolom van de tabellen staat aangegeven uit 
welke vragenlijst het gegeven komt en of het ouderbetrokkenheid (O) of voorschool-se 
voorziening (V) betreft. De variabelen zijn geordend naar O en V weergegeven. 
We beginnen met de directie ouderbetrokkenheid (D O), vervolgens ouders groep 2 
ouderbetrokkenheid (O2 O) en ouders groep 8 ouderbetrokkenheid (O8 O), en als 
laatste de directie/leerkracht voorschoolse voorzieningen (D V en Lk V) en ouders 
groep 2 voorschoolse voorzieningen (O2 V). In Tabel 4.1a presenteren we de resulta-ten 
met betrekking tot de aan ouderparticipatie gerelateerde kenmerken; in Tabel 4.1b 
staan vervolgens de kenmerken met betrekking tot de voorschoolse voorzieningen.
Tabel 4.1a - Verdelingen van de ouderparticipatie variabelen (in %) 
30 
1 2 3 4 5 
D O Besteding extra formatie/middelen aan oudercontacten 
1=niet, 2=klein deel, 3=aanzienlijk deel 
67 27 6 . . 
Middelen en strategieën voor goed oudercontact 
aandacht:1=geen, 2=weinig, 3=matig, 4=veel, 5=zeer veel 
succes: 1=nee, 2=twijfel, 3=ja 
D O aandacht informeren ouders 0 1 31 64 5 
D O succes informeren ouders 1 33 66 . . 
D O aandacht verbeteren contacten met allochtone ouders 25 49 23 3 0 
D O succes verbeteren contacten met allochtone ouders 31 59 11 . . 
D O aandacht binding ouders aan school 0 7 53 37 3 
D O succes binding ouders aan school 7 56 37 . . 
D O aandacht ouders serieus nemen 1 0 4 64 31 
D O succes ouders serieus nemen 2 13 84 . . 
Belang goede relatie ouders-school 
1=speelt niet mee, 2=bijkomende reden, 3=hoofdreden 
D O prestaties/welbevinden kinderen verbeteren 1 14 86 . . 
D O school heeft de ouders nodig 9 69 22 . . 
D O school/ouders krijgen beter begrip van leerlingen 1 22 77 . . 
D O verbondenheid met school/ drempelverlaging 0 19 81 . . 
D O Mate van inbreng ouders op school 
1=zeer gering, 2=gering, 4=sterk, 5=zeer sterk 
0 7 26 56 11 
Schoolkeuze motieven 
1=totaal niet belangrijk, 3=enigszins, 5=zeer belangrijk 
O2 O onderwijskundige motieven 1 2 16 66 15 
O2 O niet-onderwijskundige motieven 3 27 53 17 1 
Contacten ouders-school 
1=helemaal niet mee eens, 4=helemaal mee eens 
O2 O actieve betrokkenheid 0 6 72 21 . 
O2 O negatieve contacten 28 64 7 1 . 
O2 O positieve informatieverstrekking 0 7 70 23 . 
O8 O Hulp door de ouders bij huiswerk maken 
1=nooit, 2=enkele keer, 3=regelmatig, 4=(bijna) altijd 
7 48 36 8 . 
O8 O Informatie vragen door ouders over schoolzaken kind 
1=nee, 2=soms, 3=ja, 4=zeker 
3 65 31 1 . 
In onze vrije tijd: 
1=bijna nooit, 2=soms, 3=regelmatig, 4=vaak 
O8 O doen wij thuis spelletjes 8 55 30 7 . 
O8 O gaan wij naar leerzame instellingen, bv. museum 39 49 11 2 . 
O8 O Betrokken bij TV-kijken van kind 
1=bijna nooit, 2=soms, 3=regelmatig, 4=vaak 
4 39 45 12 . 
Regels thuis en op school 
1=nee, 2=soms, 3=ja, 4=zeker 
O8 O op school moet leerkracht de baas zijn 8 29 45 17 . 
O8 O op school zijn andere, strengere regels nodig dan thuis 20 44 29 7 . 
O8 O ouders moeten regels van de school precies kennen 4 12 60 23 . 
O8 O thuis kan veel meer dan op school 26 46 23 6 .
31 
Vervolg Tabel 4.1a - Verdelingen van de ouderparticipatie variabelen (in %) 
1 2 3 4 5 
Kiezen van de school voor VO 
1=nooit, 2=nauwelijks, 3=soms, 4=zeker 
O8 O praat met andere ouders over schoolkeuze 5 11 38 46 . 
O8 O gebruikt schoolkeuzelijst 30 24 21 26 . 
Acties i.v.m. schoolkeuze 
1=nee, 2=waarschijnlijk niet, 3=misschien wel, 4=zeker 
O8 O samen met kind open dagen bezoeken 3 2 10 85 . 
O8 O informatie verzamelen en vergelijken 9 13 37 41 . 
O8 O Let op kwalitatieve criteria bij schoolkeuze 
1=helemaal niet, 2=niet echt, 3=ja, 4=heel goed 
7 38 49 6 . 
Tabel 4.1b - Verdelingen van de voorschoolse voorzieningen (in %) 
1 2 3 4 5 
D V Contacten school - voorschoolse voorzieningen 
1=geen, 2=alleen met peuterspeelzalen, 3=ook met kinderdagver-blijven 
26 52 22 . . 
D V Contacten zijn gericht op stimulering ontwikkeling kind 
1=nee, 2=enigszins, 3=belangrijk deel 
28 51 22 . . 
D V Eigen voorschoolse voorzieningen 
1=nee, 2=eigen peuterklas, 3=vanuit Peuter Plus Project, 4=an-ders 
84 9 1 6 . 
Lk V Contact met voorschoolse voorzieningen in de buurt 
1=nee, 2=incidenteel, 3=systematisch 
29 47 24 . . 
Lk V Voorschoolse voorzieningen zijn nuttig 
2=oneens, 3=niet eens/niet oneens, 4=eens, 5=geheel eens 
. 1 17 75 7 
O2 V Voorschoolse opvang en kind-ouderprogramma’s 
1=nee, 2=alleen peuterspeelzaal, 
3=alleen crèche/kind-ouderprogramma, 4=beide 
13 39 14 33 . 
We zien dat 27% van de scholen een klein deel van de extra formatie en middelen 
besteedt aan oudercontacten, terwijl slechts 6% een aanzienlijk deel besteedt. 
De meeste scholen (95%) besteden veel tot zeer veel aandacht aan het ‘serieus ne-men’ 
van ouders, zoals het zorgen dat ouders altijd terecht kunnen met vragen en dat 
klachten/wensen van ouders serieus behandeld worden. Op de tweede plaats van 
aandachtspunten staat het informeren van de ouders: bijna 70% van de scholen 
besteedt veel tot zeer veel aandacht aan het informeren van de ouders wat bijvoor-beeld 
betreft gedragingen van het kind en de opvoedingsdenkbeelden en regels op de 
school. In mindere mate gaat de aandacht uit naar het binden van de ouders aan de 
school, zoals het inschakelen om andere ouders te activeren en het stimuleren iets te 
doen voor de school, 40% van de scholen geeft aan hier (zeer) veel aandacht aan te
besteden. De minste aandacht gaat uit naar het verbeteren van contacten met allochto-ne 
32 
ouders. Hoewel, zoals we nog zullen zien, dit uiteraard afhangt van het percentage 
allochtone kinderen op school, is ook dan het hoogste aandachtniveau eerder ‘matig’ 
dan ‘veel’. 
De inschatting van het succes van deze aandacht loopt volgens de directies gemiddeld 
ruwweg parallel aan deze mate van aandacht. Om het effect van aandacht in combi-natie 
met succes te bekijken, zullen we bij de uitsplitsingen naar achtergrondkenmer-ken 
steeds vier combinaties van aandacht en succes bekijken. Daaruit zullen we zien 
dat, met name voor binding van de ouders aan school en het verbeteren van contacten 
met allochtone ouders, relatief veel aandacht schenken geen garantie is voor succes, 
namelijk juist de combinaties ‘veel aandacht/weinig succes’ komen daarbij relatief 
veel voor. 
Meer dan drie kwart van de scholen noemt het verbeteren van prestaties en welbevin-den 
van het kind, het verbeteren van het begrip voor het kind en verbetering van de 
verbondenheid met de school als hoofdreden voor het streven naar een goed contact 
met de ouders. Het nodig hebben van de ouders om het onderwijsprogramma te 
kunnen uitvoeren of voor hand- en spandiensten is voor de meeste scholen een bijko-mende 
reden. 
Op twee derde van de scholen wordt de mate van inbreng van de ouders als sterk tot 
zeer sterk gezien. 
Voor de meeste (81%) ouders van leerlingen in groep 2 spelen onderwijskundige 
motieven een hoofdrol bij de schoolkeuze. Niet-onderwijskundige motieven, zoals 
bereikbaarheid, spelen slechts bij een minderheid een belangrijke rol. 
Ook vinden de meeste van de ouders dat ze actief betrokken en goed geïnformeerd 
worden door de school. 
Iets minder dan de helft (44%) van de ouders van leerlingen in groep 8 helpt het kind 
minstens regelmatig met het maken van huiswerk. Bijna eenderde van de ouders is 
goed geïnformeerd wat betreft de schoolzaken van het kind, terwijl de meeste ouders 
hiervan soms wel/ soms niet op de hoogte zijn. 
Ruim een derde van de ouders zegt regelmatig/vaak thuis in de vrije tijd spelletjes te 
spelen. Museumbezoek en andere plaatsen waar kinderen veel kunnen opsteken zijn 
duidelijk minder in trek: slechts 13% van de ouders zegt dit regelmatig/vaak te doen. 
Wel zijn de meeste ouders (57%) actief betrokken bij wat het kind op de tv ziet,
waarbij het gaat om zowel uitleg geven van zaken alsook regulering van wat het kind 
mag zien. 
De meeste ouders zijn het er mee eens dat op school de leerkracht de baas moet zijn 
en dat ze de regels van de school precies moeten kennen. Ongeveer een derde van de 
ouders is het er mee eens dat op school andere/strengere regels nodig zijn dan thuis 
en dat thuis veel meer kan dan op school. 
Over de keuze voor vervolgonderwijs praat bijna de helft van de ouders zeker met 
andere ouders over deze schoolkeuze. Slechts een kwart gebruikt ook zeker een 
schoolkeuzelijst. De meeste (85%) ouders zeggen zeker samen met het kind open 
dagen te zullen bezoeken. Het opbellen voor informatie en folders en het vergelijken 
van scholen wordt door 41% van de ouders gedaan. Meer dan de helft (55%) van de 
ouders let op kwalitatieve criteria bij de schoolkeuze (ofwel: bijna de helft let hier 
niet op). 
De samenhangen tussen de variabelen (hier niet in een tabel opgenomen) laten nog 
zien dat op scholen waar de ouders volgens de directeur relatief weinig inbreng 
hebben, relatief veel van de extra formatie en middelen wordt besteed aan oudercon-tacten 
en relatief veel aandacht wordt besteed aan het verbeteren van contacten met 
allochtone ouders. Ook zijn ouders die een schoolkeuzelijst gebruiken meer geneigd 
informatie te verzamelen en te vergelijken en bij de schoolkeuze te letten op kwalita-tieve 
33 
criteria. 
De helft van de scholen heeft alleen contacten met peuterspeelzalen, terwijl nog eens 
22% daarbij ook nog contacten met kinderdagverblijven onderhoudt. Voorzover er 
contacten zijn, zijn deze slechts bij een minderheid van de scholen (22%) voor een 
belangrijk deel gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. Slechts 
16% van de scholen heeft een eigen voorschoolse voorziening, waarbij het meestal 
om een eigen peuterklas gaat. Systematische contacten met voorschoolse voorzie-ningen 
in de buurt zijn er volgens de leerkrachten van groep 2 ook slechts in een 
kwart van de gevallen. Toch vindt een meerderheid (82%) dat voorschoolse voorzie-ningen 
nuttig zijn voor de ontwikkeling van het kind. 
Een derde van de ouders van kinderen in groep 2 zegt dat het kind voor dat het naar 
de basisschool ging op zowel een peuterspeelzaal als een crèche heeft gezeten. 39% 
van de kinderen heeft alleen een peuterspeelzaal bezocht. 
Afsluitend zou naar aanleiding van Tabel 4.1 nog het volgende kunnen worden 
opgemerkt. De directeuren, leerkrachten en ouders van kinderen in groep 2 zijn in het
algemeen erg enthousiast over ouderparticipatie en het nut van voorschoolse voorzie-ningen, 
34 
zolang het gaat om ‘het idee’ van betrokkenheid bij de school, zonder dat dit 
direct praktische of organisatorische consequenties heeft. Zo zijn de scores op ken-merken 
als ouders serieus nemen, informeren ouders, voorschoolse voorzieningen 
nuttig, actief betrokken voelen bij school, onderwijskundige motieven van keuze, alle 
ongeveer 80% positief. Als het om ‘dingen doen’ gaat ligt het allemaal een eind 
minder positief, bijvoorbeeld binding ouders, contacten allochtone ouders, besteding 
extra middelen, eigen voorschoolse voorzieningen, systematische contacten in de 
buurt, huiswerkhulp/info vragen/spelletjes, scoren allemaal op 30-40% of minder. 
4.3 Samenhangen met de achtergrondkenmerken 
Om een eerste indruk te krijgen van de samenhangen van de O&V-variabelen en de 
criteria met de achtergrondkenmerken, presenteren we in Tabel 4.2 de Pearson-correlaties. 
Zoals eerder opgemerkt gaat het om de volgende achtergrondkenmerken: urbanisatie-graad, 
die varieert van (1) niet stedelijk, tot (5) zeer sterk stedelijk; de schoolgrootte, 
in termen van het aantal leerlingen; het percentage 1.25-leerlingen op een school, 
ofwel de autochtone arbeiderskinderen uit het Onderwijsachterstandenbeleid; het 
percentage 1.90-leerlingen op een school, ofwel de allochtone achterstandskinderen 
uit het Onderwijsachterstandenbeleid; en sociaal-etnische achtergrond, met als cate-gorieën: 
(1) beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Turkse of 
Marokkaanse herkomst; (2) beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en 
zijn afkomstig uit andere landen dan Nederland, Turkije of Marokko (overig allochto-nen); 
(3) beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Nederlandse 
herkomst (autochtoon); (4) de hoogst opgeleide ouder heeft maximaal een MBO-opleiding; 
(5) de hoogst opgeleide ouder heeft een opleiding op HBO- of WO-niveau. 
In de tabellen is de sociaal-etnische achtergrond afgekort tot SES. De variabele ‘eigen 
voorschoolse voorzieningen’ is gedichotomiseerd tot ‘wel-niet eigen voorzieningen’. 
Er worden vijf criteriumvariabelen onderscheiden, namelijk drie niet-cognitieve en 
twee cognitieve. De niet-cognitieve criteriumvariabelen zijn gebaseerd op oordelen 
die de groepsleerkrachten hebben gegeven over elk van de kinderen in hun klas. Deze 
variabelen, thuisklimaat, welbevinden en zelfvertrouwen, kennen scores die variëren 
van (1) tot (5), waarbij een hogere score positiever is. De cognitieve criteriumvariabe-len, 
de taal- en rekenscores, zijn verkregen via twee toetsen waarvan de resultaten 
zijn omgezet in zogenaamde vaardigheidsscores. Correlaties van r=.17 of hoger zijn 
vet gedrukt in de tabel. In Tabel 4.2a staan de correlaties met betrekking tot de ouder-participatie 
en in Tabel 4.2b die wat betreft de voorschoolse voorzieningen.
Tabel 4.2a - Samenhangen achtergrondkenmerken en ouderparticipatie (correlaties) 
35 
urb 
grd 
schl 
grt 
% 
1.25 
% 
1.90 
SES 
urbanisatiegraad 1.00 .38 -.16 .58 -.27 
schoolgrootte .38 1.00 -.15 .07 -.00 
% 1.25-leerlingen -.16 -.15 1.00 -.21 -.09 
% 1.90-leerlingen .58 .07 -.21 1.00 -.49 
SES -.27 -.00 -.09 -.49 1.00 
Directies: 
Besteding extra middelen aan oudercontacten .32 .15 -.02 .55 
Aandacht informeren ouders .13 -.00 -.01 .04 
Succes informeren ouders -.09 -.03 -.06 -.14 
Aandacht verbeteren contacten met allochtone ouders .35 .10 -.04 .54 
Succes verbeteren contacten met allochtone ouders .17 .09 -.12 .27 
Aandacht binding ouders aan school -.00 -.08 -.00 -.01 
Succes binding ouders aan school -.17 -.05 -.08 -.31 
Aandacht ouders serieus nemen .16 .02 -.01 .08 
Succes ouders serieus nemen .00 -.02 -.10 .01 
Prestaties/welbevinden kinderen verbeteren .11 -.01 -.03 .08 
School heeft de ouders nodig -.05 -.06 .05 -.13 
School/ouders krijgen beter begrip van leerlingen .04 .04 -.02 .08 
Verbondenheid met school/ drempelverlaging .01 -.03 -.03 .07 
Mate van inbreng ouders op school -.31 -.06 -.06 -.50 
Ouders groep 2: 
Onderwijskundige schoolkeuze motieven .04 .03 .00 -.04 -.00 
Niet-onderwijskundige schoolkeuze motieven .11 .01 -.06 .16 -.16 
Actieve betrokkenheid bij school -.00 -.02 -.01 -.00 .04 
Negatieve contacten met school .07 .03 .02 .12 -.09 
Positieve informatieverstrekking door school -.00 -.01 .00 .02 -.06 
Ouders groep 8: 
Hulp bij huiswerk maken door de ouders .00 .00 .09 -.03 -.00 
Info vragen door ouders over schoolzaken kind .06 .01 .00 .07 -.05 
Wij doen thuis spelletjes in vrije tijd -.05 -.03 -.00 -.06 .08 
Wij gaan naar leerzame instellingen, bv. museum .01 .01 -.11 -.04 .19 
Betrokken bij TV-kijken van kind .05 .02 -.07 .07 .05 
Op school moet leerkracht de baas zijn -.01 -.01 .00 .00 -.00 
Op school zijn strengere regels nodig dan thuis .07 .02 .03 .12 -.14 
Ouders moeten regels van de school precies kennen .11 .03 .01 .12 -.09 
Thuis kan veel meer dan op school .09 .05 .01 .10 -.08 
Praat met andere ouders over schoolkeuze VO -.04 .04 -.06 -.13 .17 
Gebruikt schoolkeuzelijst .21 .07 -.05 .19 -.12 
Samen met kind open dagen bezoeken -.07 .05 -.00 -.16 .19 
Informatie verzamelen en vergelijken .15 .07 -.07 .09 -.00 
Let op kwalitatieve criteria bij schoolkeuze .18 .05 -.02 .24 -.20
Tabel 4.2b - Samenhangen achtergrondkenmerken en voorzieningen en criteriumva-riabelen 
36 
(correlaties) 
urb 
grd 
schl 
grt 
% 
1.25 
% 
1.90 
SES 
Directies/leerkrachten groep 2: 
Contacten school- voorschoolse voorzieningen .15 .15 .12 .16 
Contacten gericht op stimulering ontwikkeling kind .38 .11 .20 .46 
Eigen voorschoolse voorzieningen .30 .10 -.07 .29 
Contact met voorschoolse voorzieningen in de buurt .07 -.01 .23 .17 
Voorschoolse voorzieningen zijn nuttig .27 .12 .02 .35 
Voorschoolse opvang .03 .03 .07 .02 -.01 
Groep 2: 
Thuisklimaat -.19 -.03 -.04 -.32 .42 
Taalscore -.18 .00 .00 -.32 .35 
Rekenscore -.13 -.00 -.01 -.25 .31 
Welbevinden -.01 -.03 -.03 -.05 .08 
Zelfvertrouwen -.03 -.00 -.02 -.05 .07 
Groep 8: 
Thuisklimaat -.17 -.00 -.08 -.28 .43 
Taalscore -.19 .01 -.02 -.34 .41 
Rekenscore -.13 .02 -.03 -.22 .31 
Welbevinden .02 .01 -.06 .00 .05 
Zelfvertrouwen -.00 .00 -.07 -.00 .08 
De correlaties in Tabel 4.2a laten zien dat in gebieden met een grote stedelijkheid: 
directeuren relatief veel zeggen: 
- extra formatie en middelen te besteden aan oudercontacten; 
- aandacht te besteden aan het verbeteren van contacten met allochtone ouders; 
- dat de inbreng van de ouders matig is; 
- dat de contacten met voorschoolse voorzieningen gericht zijn op stimulering van 
de ontwikkeling van het kind; 
- dat er eigen voorschoolse voorzieningen zijn. 
leerkrachten van groep 2 de voorschoolse voorzieningen nuttiger vinden; 
ouders meer geneigd zijn: 
- de schoolkeuzelijst te gebruiken bij de keuze voor vervolgopleiding; 
- te letten op kwalitatieve criteria bij de vervolgopleiding keuze. 
Bovendien liggen zowel het onderwijsondersteunend thuisklimaat alsook de taal- (en 
reken) prestaties op een lager peil dan in minder stedelijke gebieden.
Gezien de relatief hoge correlatie tussen urbanisatiegraad en het % allochtone leer-lingen 
(r=.58), is het niet verbazingwekkend dat de bovenstaande conclusies in grote 
37 
lijnen ook gelden voor scholen met relatief veel allochtone leerlingen. 
Schoolgrootte blijkt met geen enkele van de O&V-variabelen en criteria samen te 
hangen op een niveau dat als relevant kan worden beschouwd. 
Het kenmerk %1.25-leerlingen hangt ook maar beperkt samen met de O&V-variabe-len: 
op scholen met relatief veel 1.25-leerlingen blijken de contacten met voorschool-se 
voorzieningen iets meer gericht te zijn op stimulering van de ontwikkeling van het 
kind en van een iets systematischer karakter te zijn. 
We zien in Tabel 4.2b ook nog dat de samenhangen tussen de achtergrondkenmerken 
en criteria voor groep 2 en 8 vrijwel hetzelfde zijn. Dit duidt er op dat het verschil in 
gemiddelde prestaties, etcetera tussen bijvoorbeeld leerlingen op scholen met weinig 
1.90-leerlingen en scholen met veel 1.90-leerlingen, in de loop van de basisschoolpe-riode 
vrijwel gelijk blijft. 
De correlaties tussen SES en de schoolniveau O&V-variabelen hebben we niet 
gepresenteerd, omdat SES niet als een contextvariabele van het schoolniveau kan 
worden gezien. Voor SES zijn daarom alleen de relaties met de leerling/ouderken-merken 
van belang. 
Ouders met een hoge sociaal-etnische status gaan relatief veel naar musea en dergelij-ke, 
bezoeken vaker open dagen met het kind en letten minder vaak op kwalitatieve 
criteria bij de schoolkeuze vervolgonderwijs. Het onderwijsondersteunende thuiskli-maat 
en de prestaties zijn in deze gezinnen ook relatief hoog. 
Een meer gedetailleerde beschrijving van deze samenhangen kunnen we afleiden uit 
de volgende tabellen, Tabel 4.3 - Tabel 4.7, waarbij de achtergrondkenmerken steeds 
als predictor zijn gebruikt in variantie-analyses met de O&V-variabelen en de criteria 
als afhankelijke variabelen. De O&V-variabelen zijn daarvoor meestal gedichotomi-seerd, 
zodat de percentages in de aangegeven klassen gepresenteerd kunnen worden 
(zie ook Bijlage 1). Als de klassen inhoudelijk te divers zijn, zijn de afzonderlijke 
klassen als te voorspellen variabelen gebruikt. Het gaat daarbij om ‘contacten van de 
school met voorschoolse voorzieningen’, ‘eigen voorschoolse voorzieningen’ en 
‘voorschoolse opvang van het kind’. 
De achtergrondkenmerken schoolgrootte, %1.25-leerlingen en %1.90-leerlingen zijn 
eerst in 5 klassen ingedikt met ieder ongeveer 20% van de scholen. De betekenis van 
elke klasse staat in de kop van elke tabel vermeld.
De nominaal-metrische samenhangsmaat Eta staat in de laatste kolom. Gezien het 
grote aantal scholen/ouders/leerlingen in deze analyses heeft het presenteren van de 
p-waarde voor significantie hier weinig zin, omdat ook relatief onbeduidende ver-schillen 
38 
al snel tot een kleine p-waarde leiden. Daarom gaan we uit van het gegeven 
dat bij 5 klassen (4 vrijheidsgraden) in de predictor een effect met Eta=.18 net-signifi-cant 
is, rekening houdend met het feitelijke aantal analyse-eenheden. Daar waar Eta 
$.18 hebben we de celwaarden die boven het gemiddelde liggen (meestal 4% of 
meer) zwart gedrukt. Deze waarden worden in eerste instantie gebruikt voor de 
interpretatie van het effect. 
Hoewel relatief hoge Eta-waarden goed overeenkomen met relatief hoge correlaties 
uit Tabel 4.2, is het niet altijd zo dat Eta (lineair+niet-lineaire samenhang) groter is 
dan r (lineaire samenhang), omdat een (meestal klein) deel van de samenhang verlo-ren 
gaat door de indikking van de afhankelijke variabele en predictor (schoolgrootte, 
%1.25 en %1.90). We kunnen echter wel vaststellen dat er vrijwel geen sprake is van 
sterke niet-lineaire verbanden: de percentages/gemiddelden lopen meestal redelijk op 
of af, of vlak bij een lage correlatie. Dit is van belang voor de metrische analyses in 
de analyses hierna, die alleen het lineaire deel van de samenhangen analyseren. 
Tabel 4.3a - Ouderparticipatie naar urbanisatiegraad (1=niet stedelijk, 2=weinig, 
3=matig, 4=sterk, 5=zeer sterk stedelijk) 
urbanisatiegraad 
1 2 3 4 5 totaal Eta 
% Geen besteding extra middelen aan 
oudercontacten 
87 80 58 63 48 67 .30 
% Klein deel besteding 11 19 38 31 36 27 .22 
% Aanzienlijk deel besteding 1 1 4 6 17 6 .24 
% (zeer) veel Aandacht informeren ouders 64 62 76 66 74 68 .12 
% Weinig aandacht, geen succes 20 20 12 18 14 17 .08 
% Weinig aandacht, wel succes 16 19 11 17 11 15 .09 
% Veel aandacht, geen succes 11 8 23 12 32 17 .24 
% Veel aandacht, wel succes 53 54 54 53 42 51 .09 
% matig/veel Aandacht verbeteren contacten met 
allochtone ouders 
10 7 30 36 47 26 .34 
% Weinig aandacht, geen succes 90 86 67 60 51 70 .32 
% Weinig aandacht, wel succes 1 7 3 5 2 4 .10 
% Veel aandacht, geen succes 7 6 24 25 33 19 .27 
% Veel aandacht, wel succes 2 2 6 11 14 7 .19 
% (zeer) veel Aandacht binding ouders aan school 33 47 37 39 42 40 .10 
% Weinig aandacht, geen succes 44 33 54 47 51 46 .15 
% Weinig aandacht, wel succes 23 20 10 14 7 15 .16 
% Veel aandacht, geen succes 18 17 13 19 21 18 .07 
% Veel aandacht, wel succes 15 30 23 19 21 22 .12
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit

More Related Content

What's hot

Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Frederik Smit
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeFrederik Smit
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Driessen Research
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijsDriessen Research
 
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...Frederik Smit
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Driessen Research
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter...
 Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter... Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter...Driessen Research
 
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011mlusse
 
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput (2002). Realisatie kerndoelen ...
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen ...Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen ...
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput (2002). Realisatie kerndoelen ...Frederik Smit
 
De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)Maartje Reitsma
 
Schoolgids t_startblok_2012-2013
Schoolgids  t_startblok_2012-2013Schoolgids  t_startblok_2012-2013
Schoolgids t_startblok_2012-2013websitestartblok
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Driessen Research
 
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Frederik Smit
 
Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...
Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...
Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...Frederik Smit
 

What's hot (17)

Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
Functioneren medezeggenschap van studenten n het hoger beroepsonderwijs en we...
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuze
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
 
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
Frederik smit e.a. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter...
 Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter... Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotter...
 
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
Handreiking Oudercontact In Het Vmbo Testversie , Januari 2011
 
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput (2002). Realisatie kerndoelen ...
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen ...Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen ...
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput (2002). Realisatie kerndoelen ...
 
De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)
 
Schoolgids t_startblok_2012-2013
Schoolgids  t_startblok_2012-2013Schoolgids  t_startblok_2012-2013
Schoolgids t_startblok_2012-2013
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
 
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
 
Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...
Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...
Rechten en plichten: kennis vereist. Wat mogen en moeten ouders, leerlingen e...
 

Similar to Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit

Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitDriessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...Driessen Research
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i... Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...Driessen Research
 
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Driessen Research
 
Artikel Ouderbetrokkenheid
Artikel OuderbetrokkenheidArtikel Ouderbetrokkenheid
Artikel OuderbetrokkenheidCynthia Geerts
 
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...Frederik Smit
 
Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...
Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...
Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...Driessen Research
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Driessen Research
 
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...Driessen Research
 
Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs Brochure
 Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs Brochure Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs Brochure
Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs BrochureDriessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenDriessen Research
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Driessen Research
 
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijsDriessen Research
 
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...Driessen Research
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheidFrederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheidDriessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Driessen Research
 
Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties
Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestatiesOuderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties
Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestatiesFrederik Smit
 

Similar to Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit (20)

Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i... Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2009) Stappenplan ouderbetrokkenheid i...
 
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
Frederik Smit e.a (2009). Stappenplan optimalisering ouderbetrokkenheid in de...
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
 
Artikel Ouderbetrokkenheid
Artikel OuderbetrokkenheidArtikel Ouderbetrokkenheid
Artikel Ouderbetrokkenheid
 
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
 
Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...
Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...
Geert Driessen & Folkert Haanstra (1966) Achtergrondkenmerken van leerlingen ...
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
 
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...
Geert Driessen (2013) ed Smit Ouderbetrokkenheid en -participatie en schoolse...
 
Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs Brochure
 Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs Brochure Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs Brochure
Geert Driessen et al. (2006) De overgang naar het voortgezet onderwijs Brochure
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
 
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheidFrederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
Frederik Smit & Geert Driessen (2009) Innovaties in ouderbetrokkenheid
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
 
Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties
Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestatiesOuderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties
Ouderbetrokkenheid en verbeteren van leerprestaties
 

More from Frederik Smit

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolFrederik Smit
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfFrederik Smit
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfFrederik Smit
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdfFrederik Smit
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerFrederik Smit
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfFrederik Smit
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Frederik Smit
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Frederik Smit
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Frederik Smit
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Frederik Smit
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Frederik Smit
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Frederik Smit
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?Frederik Smit
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Frederik Smit
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Frederik Smit
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisFrederik Smit
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Frederik Smit
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Frederik Smit
 

More from Frederik Smit (20)

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
 

Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002). Ouders en educatieve voorzieningen. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit

  • 1. F. Smit G. Driessen J. Doesborgh Ouders en educatieve voorzieningen
  • 2. OUDERS EN EDUCATIEVE VOORZIENINGEN
  • 3. ii
  • 4. Ouders en educatieve voorzieningen F. Smit G. Driessen J. Doesborgh Nijmegen, juni 2002 ITS - Nijmegen
  • 5. De particuliere prijs van deze uitgave is ¼ 14,- Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Smit, Frederik Ouders en educatieve voorzieningen. / F. Smit, G. Driessen & J. Doesborgh - Nijmegen: ITS ISBN 90 – 5554 - 197 - 4 NUGI 722  2002 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen te Nijmegen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. iv
  • 6. v Voorwoord Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar de relatie ouders en educatieve voorzieningen. Er is weinig kennis hoe ouders, en dan met name allochtone ouders, omgaan met educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen ontbreekt. Het algemene doel van het onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op deze relaties. Daartoe is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen en zijn zowel kwantitatieve als ook kwalitatieve analysestrategieën gehanteerd. Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en drs. Jan Doesborgh van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) te Nijmegen. Het project geeft ten eerste een beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van strategieën van scholen om ouders bij de school te betrekken en hun eventuele succes daarbij. Voorts wordt inzicht verkregen in welke samenwerkingsverbanden er bestaan tussen achterstandsscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en in hun ontstaansgeschiedenis. Scholen en instanties die ook een dergelijk samenwerkingsver-band willen opstarten kunnen hiermee wellicht hun voordeel doen. Het onderzoeksteam wil alle scholen en welzijnsinstellingen bedanken voor hun mede-werking aan het onderzoek. Zonder hen was de uitvoering van het onderzoek niet moge-lijk geweest. Tevens wil het team NWO bedanken voor het mogen gebruiken van de gegevens uit het cohort Primair Onderwijs (‘PRIMA’) en de Inspectie van het Onderwijs voor het ter beschikking stellen van de IST-verslagen. Nijmegen, juni 2002 dr. J.W. Winkels directeur
  • 7. vi
  • 8. vii Inhoudsopgave Voorwoord v 1. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering 1 1.3 Resultaten 2 1.4 Conclusies 7 1.5 Aanbevelingen 7 2. Achtergronden van het onderzoek 9 2.1 Inleiding 9 2.2 Achtergronden van de relatie ouders en school 9 2.2.1 Ouderbetrokkenheid bij basisschool en voor- en naschoolse voorzieningen 9 2.2.2 Contacten scholen met ouders en externe instanties 10 2.2.3 Samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen 14 2.3 Probleemstelling van het onderzoek 15 2.4 Verdere opbouw van het rapport 16 3. Onderzoeksopzet en -uitvoering 17 3.1 Inleiding 17 3.2 Onderzoeksopzet 17 3.2.1 Secundaire analyse van de PRIMA-bestanden 18 3.2.2 Secundaire analyse van de IST-bestanden 21 3.2.3 Casestudies samenwerkingsverbanden scholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen 23 3.3 Databronnen en voorbereidende analyses 23 3.3.1 De PRIMA-gegevens 23 3.3.2 De inspectiegegevens 25 3.3.3 Verdieping kennis samenwerkingsverbanden OAB-basisscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en ontstaans-geschiedenis gebaseerd op casestudies 27
  • 9. 4. Ouderparticipatie en voorschoolse voorzieningen 29 viii 4.1 Inleiding 29 4.2 Verdeling van de kenmerken 29 4.3 Samenhangen met de achtergrondkenmerken 34 4.4 Samenhangen tussen O&V-variabelen en criteriumvariabelen 52 4.5 Een integrale analyse 56 4.6 Samenvatting 62 Bijlage 1 bij hoofdstuk 4 64 5. Contacten tussen scholen, ouders en externe voorzieningen 65 5.1 Inleiding 65 5.2 Inhoud, motieven en strategieën voor ouderbetrokkenheid 65 5.3 Visie van scholen op ouderbetrokkenheid 67 5.4 Motieven en strategieën voor ouderbetrokkenheid 68 5.5 Samenhangen tussen inhoud, motieven en strategieën voor ouderbetrokkenheid 69 5.6 Inhoud, motieven, strategieën en mate van ouderbetrokkenheid 70 5.7 Samenvatting 71 6. Projecten ter versterking van de relatie tussen ouders en educatieve voorzieningen 73 6.1 Inleiding 73 6.2 Functie voor- en naschoolse projecten 73 6.3 Verschijningsvormen samenwerkingsverbanden OAB-basischolen en voor- en naschoolse voorzieningen 74 6.4 Beschrijvende kenmerken van projecten 75 6.5 Totstandkoming en functioneren van projecten 80 6.6 Visie op rol ouders bij projecten op hoofdlijnen 83 6.7 Samenvatting 87
  • 10. 1 1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 1.1 Inleiding In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de relatie ouders en educa-tieve voorzieningen. Dit hoofdstuk vormt de samenvatting vooraf. In paragraaf 1.2 worden de aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering geschetst. Paragraaf 1.3 vat de resultaten samen. In paragraaf 1.4 worden enkele conclusies getrokken. We sluiten het hoofdstuk af met aanbevelingen. 1.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen ouders en educatieve voorzieningen. Er is geen of weinig kennis over hoe ouders, en dan met name allochtone ouders, omgaan met educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen ontbreekt. Het algemene doel van het onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op dergelijke relaties. Daartoe is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen. Op de eerste plaats zijn analyses verricht op gegevens uit het cohort Primair Onderwijs (‘PRIMA’). Dit is een grootschalig, tweejaarlijks, landelijk onderzoek onder circa 600 scholen en 60.000 leerlingen. Hier is gebruik gemaakt van gegevens die bij de derde PRIMA-meting in het schooljaar 1998/99 zijn verzameld. Bij deze meting zijn aan de directeuren en leerkrachten van de scholen een aantal vragen gesteld over samenwerking met voorschoolse voorzieningen en ouderbetrokkenheid. Bij de leerlingen in groep 2 en 8 zijn taal- en rekentoetsen afgenomen en hun groepsleerkrachten hebben het niet-cognitief functioneren beoordeeld. Ook is bij de ouders informatie verzameld over hun betrokkenheid bij het onderwijs. Met al deze gegevens kan worden nagegaan of er effecten zijn van ouderbetrokkenheid en samenwerking. Op de tweede plaats zijn analyses uitgevoerd op gegevens die de Inspectie van het Onderwijs in het schooljaar 1998/99 in het kader van het Integraal Schooltoezicht (IST) heeft verzameld. IST maakt het mogelijk belangrijke kwaliteitsaspecten van het onderwijs tegelijk en in hun onderlinge samenhang te bezien en te waarderen. In de IST-bestanden is enige informatie te vinden over ouderparticipatie en de afstemming met voor- en naschoolse voorzieningen. Op de derde plaats is een aantal specifieke projecten bestudeerd die zijn
  • 11. ontwikkeld om ouders, school en voor- en naschoolse voorzieningen bij elkaar te brengen en hun activiteiten op elkaar af te stemmen. Deze projecten zijn gefinancierd door het Ministerie van OCenW en het Ministerie van VWS. Het onderzoek richt zich op ouders in het algemeen, achterstandsscholen in het bijzonder en daarbinnen met name op allochtone ouders. De doelstelling van het onderzoek was antwoord te krijgen op de volgende vragen: 1. Welke strategieën ontwikkelen scholen om ouders bij de school te betrekken? 2. Welke strategieën zijn succesvol? 3. Welke samenwerkingsverbanden zijn er tussen OAB-basisscholen en voor- en na-schoolse 2 educatieve voorzieningen?1 4. Hoe zijn deze samenwerkingsverbanden tot stand gekomen? 1.3 Resultaten Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten weergegeven. Onderzoeksvraag 1: Welke strategieën ontwikkelen scholen om ouders bij de school te betrekken? Het schoolteam kan uit verschillende soorten strategieën kiezen: wegen waarlangs doel-stellingen met ouderbetrokkenheid te bereiken zijn. Strategieën die schoolteams hanteren om ouders te laten participeren bij het onderwijs veronderstellen een visie van het team op de school als gemeenschap, waar ouders een rol in kunnen spelen: een ‘grondhou-ding’ dat onderwijs op school en opvoeding thuis in elkaars verlengde liggen en dat men gemeenschappelijke doelen heeft. We onderscheiden in navolging van Hall & Santer2 de volgende aspecten in de relatie tussen ouders en school: de mate waarin volgens de visie van de school/leerkrachten ouders als gelijkwaardige, actieve, partners van leerkrachten functioneren bij opvoeding en onderwijs (competentie); de mate waarin leerkrachten in het onderwijs gevoelig zijn en rekening houden met de individuele en contextuele kenmerken van de leerlingen (maatwerk); de mate waarin er structureel overleg is en de ouders mede de agenda van het overleg over de relatie ouders en school bepalen (dia-loog). 1 OAB staat voor OnderwijsAchterstandenBeleid (vroeger: OnderwijsVoorrangsBeleid, en daarvoor: Onder-wijsStimuleringsBeleid en Culturele Minderhedenbeleid). Het gaat om scholen met (veel) leerlingen uit de doelgroepen van dat beleid, dus uit de gewichtscategorieën 0.25, 0.40, 0.70 en 0.90 (vroeger: 1.25, 1.40, 1.70 en 1.90). Het betreft voornamelijk allochtone en autochtone kinderen van laagopgeleide ouders. 2 Hall, E. & Santer J. (2000). Building relationships with parents: lessons in time and space from two research projects. Paper presented at the ECER 2000, Edinburgh, Scotland.
  • 12. Op basis van 647 beschikbare rapporten Integraal Schooltoezicht 1998/99 van de onderwijsinspectie zijn 186 scholen geselecteerd, die door de inspectie een relatief hoge of een relatief lage beoordeling kregen wat betreft de kwaliteit van de contacten met haar omgeving en de ouders. De schoolverslagen geven in vergelijking met de PRIMA-gegevens een extra beschrijving van de manieren waarop scholen invulling geven aan ouderbetrokkenheid. De inspectie constateert dat de overgrote meerderheid (91%) van de scholen (relatief) ‘sterk’ functioneert in relatie tot de ouders. We hebben met behulp van de door Hall & Santer geformuleerde kwaliteitsaspecten (competentie/partnerschap ouders en leerkrachten, maatwerk van onderwijsaanbod en dialoog ouders en leerkrachten) opnieuw gekeken naar de relatie ouders-school in de schoolverslagen van de inspectie. Wat zien we? Op bijna twee derde van de scholen die door de inspectie als ‘sterk’ zijn beoordeeld, worden de ouders ook als expliciet competent beschreven. Op ‘zwakke’ scholen is dit slechts 37%. Omgekeerd wordt op ruim een tiende van de ‘sterke’ scholen de ouders als niet-competent beschreven, terwijl dit bij ruim een kwart van de ‘zwakke’ scholen het geval is. Op bijna twee derde van de ‘sterke’ scholen wordt gestreefd naar maatwerk in ouderparticipatie, waarbij de school nagaat welk beeld ouders van de school hebben en welke verwachtingen ze hebben ten aanzien van het onderwijsaanbod. Bij zwakke scholen is dit bij minder dan een derde van de scholen het geval. Er is geen significant verschil tussen ‘sterke’ en ‘zwakke’ scholen in de mate waarin structureel overleg met de ouders plaatsvindt. Op ‘sterke’ scholen vindt wel meer ad hoc overleg plaats dan op ‘zwakke’ scholen. Verdere uitsplitsing van de groep ‘sterke’ scholen laat zien dat het ‘zwak’ respectievelijk ‘sterk’ zijn van oudercontacten de grootste differentiatie aanbrengt in met name motieven en strategieën. Van de scholen met volgens de inspectie overwegend ‘sterke’ oudercontacten, streeft rond twee derde naar maatwerk, terwijl dit bij de scholen die als ‘zwak’ worden aangeduid op oudercontacten slechts bij een derde het geval is. Ook is er een significant verschil tussen ‘zwakke’/‘sterke’ oudercontact-scholen wat betreft de nagestreefde strategie: zwakke scholen hebben vaker ‘geen overleg’, terwijl op scholen die op zowel oudercontacten als externe contacten als sterk worden gezien, meer structureel overleg met de ouders plaatsvindt. Samenvattend kunnen we stellen dat de ‘sterk’/‘zwak’ beoordeling van de inspectie terug te vinden is in de verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid vanuit het perspectief van partnerschap, maatwerk en dialoog, maar niet in een zodanige mate dat gesproken kan worden van een volledige overlap. De relatief ‘sterke’ scholen zien de ouders echter niet altijd als partners met een eigen kijk op opvoeding en onderwijs en die een actieve rol (kunnen) vervullen ten aanzien van het onderwijs(aanbod). 3
  • 13. De inspectie lijkt een (iets) te positief beeld te schetsen van de wijze waarop scholen/leerkrachten en ouders met elkaar omgaan, althans als ook gekeken wordt naar de mate waarin leerkrachten zich inleven in de kijk van ouders op opvoeding en onderwijs in een multiculturele context. De contacten zijn doorgaans te vluchtig en te weinig wordt gecommuniceerd over de specifieke wensen en verwachtingen van groepen allochtone ouders ten aanzien van onderwijs en opvoeding. Weinig wordt er ook door leerkrachten (met elkaar en) met ouders van gedachten gewisseld over het perspectief waarbinnen de school-oudercontacten geplaatst kunnen worden. Op een relatief beperkt aantal scholen is het ‘inschakelingsperspectief’ voor hand- en spandiensten en ondersteuning van ouders thuis ten behoeve van schoolactiviteiten vervangen door een ‘interactieperspectief’ waarbij leerkrachten en ouders als gelijkwaardige partners bij opvoeding en onderwijs met elkaar van gedachten wisselen over de ontwikkelingskansen van hun kinderen. Er wordt doorgaans niet aan de orde gesteld welk type school-oudercontact 4 het meest gewenst is voor groepen allochtone leerlingen. De verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid komen in een veelheid van combinaties voor. Doorgaans is vorm en inhoud van ouderbetrokkenheid echter geheel bepaald door de school. De school ziet de ouders doorgaans niet als ‘partij’ waarmee samengewerkt dient te worden om de gestelde onderwijs- en opvoedingsdoelen te kunnen realiseren. Onderzoeksvraag 2: Welke strategieën zijn succesvol? Op basis van de PRIMA-gegevens zijn een aantal kenmerken betreffende ouder-participatie en voorschoolse voorzieningen nader geanalyseerd. Met name is een relatie gelegd tussen drie typen van informatie: een aantal contextuele achtergrondkenmerken, een serie kenmerken betreffende ouderparticipatie/betrokkenheid en voorschoolse voorzieningen, en enkele cognitieve en niet-cognitieve ‘effectmaten’. Het uiteindelijke doel van de analyses was zowel de directe werking van ouderbetrokkenheid en voorschoolse voorzieningen (‘O&V’) op de effectmaten te bekijken, alsook de mediërende werking hiervan op de relatie tussen achtergrondkenmerken en effectmaten. O&V- variabelen zijn: contacten school en voorschoolse voorzieningen, contacten gericht op stimulering ontwikkeling kind, contact met voorschoolse voorzieningen in de buurt, voorschoolse opvang en kind-ouderprogramma’s. Als achtergrondvariabelen zijn zowel de schoolachtergrondkenmerken urbanisatiegraad, schoolgrootte, percentage allochtone achterstandsleerlingen en percentage autochtone achterstandsleerlingen, alsook het leerlingachtergrondkenmerk sociaal-etnische herkomst gehanteerd. De effectmaten bestaan uit: taal- en rekenprestaties, welbevinden, zelfvertrouwen en onderwijsondersteunend thuisklimaat. Na een eerste beschrijving van de verdelingen van
  • 14. de O&V-variabelen te hebben gegeven, zijn de samenhangen gepresenteerd van de achtergrondvariabelen met de O&V-variabelen en de effectmaten. Daarna zijn de samenhangen onderzocht tussen de O&V-variabelen en effectmaten. Vervolgens is een integrale analyse uitgevoerd waarbij de samenhangen tussen alle variabelen in één keer zijn weergegeven, om zodoende inzicht te krijgen in de zelfstandige werkingen van de variabelen. Met name op scholen met veel allochtone leerlingen vindt men ouderparticipatie en voorschoolse voorzieningen belangrijk, al zijn de contacten met allochtone ouders hierover doorgaans beperkt. Op scholen met relatief veel allochtone leerlingen hebben de ouders weinig inbreng. Op ‘witte’ scholen daarentegen leveren de ouders een veel grotere bijdrage. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat het directe effect van vormen van ouderbetrokkenheid in deze studie niet kan worden aangetoond. Er blijken geen zelfstandige werkingen uit te gaan van vormen ouderparticipatie (ouders serieus nemen, aandacht voor allochtone ouders, ouders informeren, de mate van inbreng van ouders, stimulerend onderwijsondersteunend thuisklimaat) op prestaties en welbevinden van leerlingen. Dit laatste wil overigens niet zeggen dat er geen effecten zijn: mogelijk zijn die er wel, maar kunnen ze op basis van de huidige gegevens niet worden hard gemaakt. Onderzoeksvraag 3: Welke samenwerkingsverbanden zijn er tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen? Bij de samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse voorzieningen zijn twee benaderingen te onderscheiden: de school-gebaseerde en de gemeenschap-gebaseerde benadering. Bij de school-gebaseerde benadering van samen-werking staat de school centraal. Verschillende voor- en naschoolse voorzieningen en diensten (gezondheidszorg, welzijnszorg) worden in deze benadering aan de school aangeboden, en de school verzorgt de coördinatie daarvan. Dienstverleningsinstellingen en scholen worden zo aangemoedigd om aanvullende en samenhangende diensten te leveren om zo in de diverse en onderling met elkaar verbonden behoeften van leerlingen te voorzien. Op deze manier vindt er vanuit de school een inspanning plaats om het leren op school, de opvoedingspraktijken binnen het gezin en de maatschappelijke dienst-verlening zoveel mogelijk te integreren. In de gemeenschap-gebaseerde benadering staat niet zozeer de school centraal, maar wordt de gemeenschap gezien als het centrum van leren en educatie. In de zogenaamde brede scholen (‘community schools’) heeft deze benadering een uitwerking gekregen. De brede school is een voorziening die de bestaan-de onderwijs-, welzijns- en zorgfuncties in een wijk samenbrengt om die functies te versterken en verbeteren. Opvoeding en onderwijs is de gemeenschappelijke noemer. 5
  • 15. In de door ons onderzochte school-gebaseerde projecten legt men het accent enerzijds op het vergroten van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs en anderzijds besteedt men aandacht aan een gezinsgerichte versterking van oudervaardigheden. Deze instru-mentele 6 benadering van de ouders, veelal moeders, heeft tot doel de ontwikkeling van hun kinderen te bevorderen en om henzelf als opvoeders steun te bieden. De opzet van deze projecten leidt doorgaans – voorzover we dat hebben kunnen nagaan – tot marginale veranderingen in de onderwijspraktijken. De samenwerking tussen onderwijs- en wel-zijnsinstellingen komt slechts incidenteel ad hoc tot stand. Van een structurele samen-werking is doorgaans geen sprake. Dit komt waarschijnlijk omdat de beperkte doelstel-lingen van de projecten en de gehanteerde strategieën niet leiden tot een geïntegreerde planmatige aanpak op schoolniveau waarin afstemming tussen allochtone ouders, de school, voor- en naschoolse voorzieningen en de buurt centraal staat. Onderzoeksvraag 4: Hoe zijn deze samenwerkingsverbanden tot stand gekomen? De aanleiding voor het starten van een project ter versterking van de relatie tussen ouders en educatieve voorzieningen is doorgaans dat de school partners (‘bondgenoten’) mobili-seert om problemen in de relatie met allochtone leerlingen of ouders op te lossen. De oorzaken van de gesignaleerde problemen variëren van: het hebben van uiteenlopende verwachtingen ten aanzien van opvoeding en onderwijs, onderwijsachterstanden, onaan-gepast gedrag, geen betrokkenheid van ouders bij de school, communicatieproblemen, isolement van allochtone ouders, uiteenlopende opvoedingsbenaderingen, verschil van inzicht wat betreft de verdeling van taken tussen school en gezin, vragen van allochtone ouders over het onderwijssysteem, de schoolstructuur en de schoolpraktijk, gebrek aan onderwijsondersteuning in de gezinssituatie en non-participatie als het gaat om beleids-beslissingen. Doelen van de projecten zijn: de samenwerking tussen ouders en OAB-basisschool te verbeteren, een ondersteunend thuisklimaat te scheppen, en ouders te laten participeren in school en voorschoolse voorzieningen. De projecten zijn veelal gestart met middelen van de gemeente. Het gemeentebeleid is er doorgaans op gericht om via ouderparticipatie onderwijsachterstanden van allochtone leerlingen op OAB-basisscholen te verkleinen en de toegankelijkheid van de voorschool-se opvang voor allochtone ouders te vergroten. Bij een deel van de leerkrachten bestaat er echter weerstand tegen (mogelijk) ongewenste interventies van ouders en het ter discussie stellen van het handelen van het schoolteam. De projecten zorgen soms voor onduidelijkheden en verwarring wat betreft de afbake-
  • 16. ning van verantwoordelijkheden en taken van ouders en leerkrachten. Ouders en leer-krachten 7 ervaren (soms) te weinig ondersteuning van het management. Er heeft veelal wel een interne procesevaluatie van de projecten plaats gevonden, maar geen evaluatie van de bereikte resultaten op basis van de geformuleerde doelstellingen. De doorgaans enthousiaste verhalen over de bereikte resultaten zijn daardoor vooralsnog niet hard te maken. 1.4 Conclusies 1. Op het eerste gezicht lijkt de betrokkenheid van ouders in het onderwijs redelijk optimaal te functioneren. Maar nadere analyse leert dat het betrekken van ouders bij het beleid van de school en het accepteren van ouders in een dialoog over de kwaliteit van het onderwijs op veel scholen geen praktijk is. 2. Het behoort veelal niet tot de attitude van het team om na te gaan welk beeld ouders van de school hebben, wat de verwachtingen van ouders zijn van het onderwijsaan-bod en de rol die zij daarbij willen en kunnen spelen. 3. De communicatie tussen allochtone ouders en school is doorgaans gericht op de ‘gemiddelde’ ouder van buitenlandse afkomst. Schoolteams besteden relatief weinig aandacht aan het (verbeteren van) de communicatie met allochtone ouders. 4. De meeste schoolteams besteden veel aandacht aan het ‘serieus nemen’ van (vragen en klachten van) allochtone ouders. Maar het accepteren van allochtone ouders als gesprekspartners bij vragen over de kwaliteit van het onderwijs is op veel scholen (nog) geen praktijk. 5. Directeuren vinden ouderparticipatie een positieve gedachte, maar in de praktijk is de inbreng van ouders op scholen met relatief veel allochtone leerlingen gering. 1.5 Aanbevelingen 1. Scholen zouden een visie dienen te ontwikkelen op de rol van ouders en school in relatie tot taken en verantwoordelijkheden betreffende opvoeding en onderwijs. Deze visie zou moeten worden geëxpliciteerd, evenals de keuzes die daaraan ten grondslag liggen. Scholen zouden ook een beleid moeten uitstippelen om alle groepen ouders bij de school en het onderwijs van hun kinderen te betrekken teneinde de afstemming hierin te verbeteren. 2. De relatie ouders-school zou meer in het teken van samenwerking en overleg moeten komen. De school zou de ouders nadrukkelijker als partij moeten gaan zien, waarmee samengewerkt moet worden om de gestelde onderwijs- en opvoedingsdoelen te kun-nen realiseren.
  • 17. 3. Het is wenselijk dat leerkrachten ruime mogelijkheden krijgen om zich te scholen in 8 interculturele communicatie en hoe om te gaan met (groepen) allochtone ouders ten-einde met hen als volwaardige (gesprekspartners) te kunnen communiceren. 4. De samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voorschoolse voorzie-ningen zouden als een structurele voorziening voor jonge kinderen uit achterstands-groepen (evt. met een aangepast programma en ondersteuning voor ouders) moeten worden aangeboden om afstemmingsproblemen en verkokering van het onderwijs- en welzijnsaanbod tegen te gaan. 5. Het schoolmanagement zou de samenwerking tussen ouders, OAB-basisschool en educatieve voorzieningen kunnen stimuleren door voorlichting te geven aan ouders (bijvoorbeeld over wat er van hen verwacht wordt ten aanzien van vormen van ou-derbetrokkenheid) en zorgen voor adequate informatievoorziening. 6. Het schoolmanagement zou de condities moeten scheppen om de ouderbetrokkenheid van alle groepen allochtone ouders bij de OAB-basisschool te vergroten, door: - voorlichting en begeleiding te geven aan leerkrachten . leerkrachten te informeren over de mogelijkheden op dit terrein; . deskundigen in te schakelen, zoals begeleidingsdiensten, welzijnsorganisaties en landelijke ouderorganisaties; . leraren te begeleiden bij het verbeteren van de contacten met ouders; - te zorgen voor uitwisseling van kennis en ervaringen tussen leraren . via ‘netwerken’ doelgericht contacten te leggen en onderhouden met perso-nen en instanties die van belang (kunnen) zijn voor het verbeteren van de relatie met allochtone ouders; - te zorgen voor uitwisseling van kennis en ervaringen tussen ouders . zelforganisaties van allochtonen in te schakelen. 7. Gemeenten zouden de samenwerking tussen OAB-basisscholen en voor- en na-schoolse voorzieningen kunnen stimuleren door het onderwerp ouderparticipatie ex-pliciet op te voeren in het gemeentelijk onderwijsachterstandenplan 8. Op lokaal niveau zijn uiteenlopende projecten ontwikkeld gericht op ouderparticipa-tie en samenwerking. Teneinde te voorkomen dat telkens opnieuw het wiel moet worden uitgevonden, dienen bestaande projecten op hun effecten geëvalueerd te wor-den. Effectieve projecten zouden dan landelijk gedissemineerd kunnen worden.
  • 18. 9 2 Achtergronden van het onderzoek 2.1 Inleiding In dit rapport worden de resultaten beschreven van een onderzoek naar de relatie tussen ouders en school onder een representatieve steekproef van ouders met kinderen in het basisonderwijs. Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van de relatie tussen ouders en school. In paragraaf 2.3 komt de probleemstelling aan de orde. Para-graaf 2.4 schetst de verdere opbouw van het rapport. 2.2 Achtergronden van de relatie ouders en school 2.2.1 Ouderbetrokkenheid bij basisschool en voor- en naschoolse voorzieningen Ouders hebben een direct belang bij het reilen en zeilen van de school in verband met de schoolcarrière van hun kinderen. De ouderlijke betrokkenheid en invloed kan in de prak-tijk op schoolniveau tot uiting komen in geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie, zoals het zitting nemen in het schoolbestuur en de medezeggen-schapsraad, maar ook in min of meer informele, niet-geïnstitutionaliseerde vormen, zoals het participeren in de ouderraad en deelname aan individuele activiteiten ten behoeve van de school.1 Het besef groeit dat voor het bestrijden van onderwijsachterstanden de basisschool als enige instelling niet toereikend is.2 Van oudsher wordt het betrekken van ouders van kinderen uit achterstandssituaties bij de school als een belangrijk beleidsinstrument gezien om de kloof tussen gezin en school te helpen overbruggen. Al rond 1970 waren er projecten waarin onderwijs en welzijn samen werkten om de onderwijsachterstanden te overbruggen. Een voorbeeld hiervan was de Spel- en opvoedwinkel in de Ooster-parkwijk in Groningen.3 Sommige scholen slagen er beter dan andere in om op effectieve 1 Smit, F., Doesborgh, J. & Kessel, N. van (2001). Ouderparticipatie. Een nieuw missie-statement? Onderzoek naar het functioneren van de relatie ouders en basisschool. Nijmegen: ITS. 2 Driessen, G. (2000). The limits of educational policy and practice? The case of ethnic minority pupils in the Netherlands. Comparative Education, 36, (1), 55-72. Tesser, P.T.M & Iedema, J. (2001). Rapportage minderheden 2001. Deel 1: Vorderingen op school. Den Haag: SCP. 3 Kessel, N. van, e.a.. (1982). De Spel- en opvoedwinkel in de Oosterparkwijk. Evaluatie onderwijssti-muleringsbeleid samenwerking school-welzijnswerk: case 5. Nijmegen: ITS.
  • 19. wijze aan de bestrijding van onderwijsachterstanden te werken. Over oorzaken van deze verschillen in resultaat is weinig bekend. Niet alleen scholen worden ingeschakeld om achterstanden te bestrijden. Het afgelopen decennium laat tevens in tal van oude wijken in de grote steden de opkomst zien van educatieve voor- en naschoolse voorzieningen en programma’s voor achterstandsleerlingen. Zo experimenteerde een aantal scholen met de verlengde schooldag (naschoolse voorziening), waarbij kinderen na schooltijd een educatief interessant programma wordt aangeboden, variërend van huiswerkklassen tot muzikale vorming.1 Ook trachten meer en meer basisscholen een specifieke peuter-speelzaal 10 als voortraject (voorschoolse voorziening) van de eigen school te mobiliseren. Tenslotte is het aantal programma’s en projecten gericht op het ondersteunen van ouders in achterstandssituaties bij de opvoeding van hun jonge kinderen (zoals Instapje, Opstapje, Overstap, Spelvoorlichting aan huis) de laatste jaren snel gegroeid. Inmiddels zijn tienduizenden kinderen en hun ouders bij deze projecten betrokken (geweest).2 2.2.2 Contacten scholen met ouders en externe instanties Volgens de panelrapportage van de onderwijsinspectie in 1995 is het betrekken van ouders bij het beleid van de school en het accepteren van ouders in een dialoog over de kwaliteit van het onderwijs op veel scholen geen praktijk.3 Veel ouders zijn onvoldoende op de hoogte van hun rechten en hebben onvoldoende kennis van het onderwijssysteem. Daardoor bevinden zij zich in een ongelijkwaardige en afhankelijk positie ten opzichte van de school. Bijna alle ouders vinden het belangrijk dat de school uitgaat van ideeën over opvoeding waar ouders achter kunnen staan en dat ouders een belangrijke invloed hebben op de gang van zaken op school. In de praktijk blijkt het echter niet tot de attitude van de school te behoren om na te gaan welk beeld ouders van de school hebben en welke verwachtingen ouders hebben ten aanzien van het onderwijsaanbod. De school staat te veel met de rug naar de ouders en de medezeggenschap van ouders blijkt niet van 1 Erp, M. van, Koopman, P., & Voncken, E. (1997). Het experiment verlengde schooldag in het basisonderwijs. Amsterdam: SCO-KI. 2 Dekker, J., Fijter, R. de, & Veen, A. (2000). Keuzegids VVE. Programma’s, deskundigheidsbevordering en instrumenten op het gebeid van Voor- en Vroegschoolse Educatie. Den Haag: Makelaar VVE. Dijke, A. van, Snijders, J., & Terpstra, L. (1999). Het werkveld opvoedingsondersteuning en ontwikkelings-stimulering. Utrecht: NIZW. Elt, M. den, Pouwer, M., & Wissen, M. van (2000). Gemeenten en hun jongste inwoners. Stand van zaken in het gemeentelijk beleid voor voor- en vroegschoolse educatie. Utrecht: Sardes. Lindijer, H., Poell, J., & Visser, S. (1995). Vroeg beginnen 2. Programma’s voor het jonge kind. Hoevelaken: CPS. Schonewille, B., Kloprogge, J., & Leij, A. van der (2000). Kaleidoscoop en Piramide. Samenvattend evaluatierapport. Utrecht: Sardes. 3 Inspectie van het Onderwijs (1995). Panelrapportage. Naar een kwaliteitsdialoog. Versterking van de positie van ouders. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
  • 20. de grond te komen. De inspectie is van mening dat er een cultuuromslag moet komen op scholen zodat de relatie ouders - school meer in het teken van samenwerking en overleg komt te staan. De school zou voor ouders toegankelijker moeten worden. De ouders zouden zowel formeel als informeel meer bij het beleid van de school betrokken moeten worden. De school zou de ouders meer als partners moeten gaan zien, waarmee samenge-werkt moet worden om de gestelde onderwijs- en opvoedingsdoelen te kunnen realise-ren. 11 1 De bevindingen van de inspectie komen overeen met onderzoek in andere Europese landen, in de Verenigde Staten en in Canada.2 Daarbij wordt het begrip ‘partnerschap tussen ouders en school’ vaak ten onrechte gebruikt om de ongelijkwaardige relatie tussen ouders en school te maskeren. Partnerschap suggereert activiteit en dynamiek. Terwijl ouders meestal een passieve rol vervullen en doorgaans veelal beschouwd worden als publiek, vrijwilligers, supporters op afstand en waarop controle uitgeoefend moet worden bij de opvoeding van hun kinderen.3 De vraag is of partnerschap tussen ouders en professionals in het onderwijs wel gebaseerd kan zijn op een gelijkwaardige relatie. Todd & Higgins stellen dat een voorwaarde voor partnerschap is dat er onder-handeld moet kunnen worden over de onderwijsagenda, waarbij ouders (mede) ‘eigenaar’ worden van een deel van het schoolleven.4 Dat betekent dat er vertrouwen moet zijn tussen leerkrachten en ouders en dat men zich op hun gemak voelt om samen activiteiten uit te voeren. Hall & Santer hebben een model ontwikkeld om de ouders-leerkrachtenrelaties in kaart te brengen.5 Zij onderscheiden drie aspecten: de mate van competentie,6 de wijze waarop 1 Zie ook: Smit, F. (1996). Relatie ouder - school moet meer in teken staan van samenwerking en overleg. Inspectie wil positie ouders in basisonderwijs versterken. School & Medezeggenschap, 12, (4), 7-9. 2 Sanders, M. & Epstein, J. (1998). School- family-community partnerships and educational change: interna-tional perspectives,. In: A. Hargreaves et al. (Eds.), International Handbook of Educational Change (pp. 482- 502). Dordrecht: Kluwer. Smit, F., Wolf, K. van de & Sleegers, P. (Eds.) (2001). A bridge to the future. Collaboration between parents schools and communities. Nijmegen: ITS/SCO-Kohnstamm Instituut. 3 Vincent, C. & Tomlinson, S. (1997). Home-school relationships: the swarming of disciplinary mechanisms. British Educational Research Journal, 18, (3), 361-379. 4 Todd, E.S. & Higgins, S. (1998). Powerlessness in professional and parent partnerships. British Journal of Sociology of Education,19, (2), 227-236. 5 Hall, E. & Santer J. (2000). Building relationships with parents: lessons in time and space from two research projects. Paper presented on the ECER 2000, Edinburgh, Scotland. 6 Reay, D.(1998). Rethinking social class: Qualitative perspectives on class and gender, Sociology 32, (2), 259-275. McNamara, O., Hustler, D., Stronach, I., Rodrigo, M., Beresford, E. & Botcherby, S. (2000). Room to manoeuvre: mobolising the active partner in home-school relationships. British Educational Research Journal, 26, (4), 473-489.
  • 21. onderwijs wordt gegeven dat is toegesneden op de individuele leerling1 en de wijze waarop in overleg de samenwerking tussen ouders en leerkrachten over de afstemming tussen thuis en schoolschool gestalte krijgt.2 In Figuur 2.1 wordt dit model afgebeeld. Figuur 2.1 – Relaties ouders – en leerkrachten (naar: Hall & Santer, 2000) 12 niet competent impliciet competent expliciet competent standaard maatwerk professionals bepalen agenda elementen van dialoog structureel overleg A C B De mate van competentie van ouders heeft betrekking op de mate waarin volgens de visie van de school/leerkrachten ouders als gelijkwaardige, actieve, partners van leerkrachten functioneren bij opvoeding en onderwijs. De mate waarin het onderwijs is toegesneden op de individuele leerling heeft betrekking op de mate waarin leerkrachten in het onderwijs gevoelig zijn en rekening houden met de individuele en contextuele kenmerken van de leerlingen. De mate waarin leerkrachten in overleg met de ouders samenwerken heeft betrekking op de mate waarin er structureel overleg is en de ouders mede de agenda van het overleg over de relatie ouders en school bepalen. De afgelopen jaren heeft de onderwijsinspectie voor het primair onderwijs een werkwijze ontwikkeld die het mogelijk maakt belangrijke kwaliteitsaspecten van het onderwijs tegelijk en in hun onderlinge samenhang te bezien en te waarderen: het Integraal Schooltoezicht (IST). Als onderdeel van het IST van 1997 (proeffase: 150 1 Ball, S.J. (1997). Policy sociology and critical social research: a personal review of recent education policy and policy research. British Journal of Educational Research, 43, (3), 225-227. Freire, P. (1970). Pedagogy of the oppressed. Harmondsworth: Penguin. 2 Vincent, C. & Tomlinson, S. (1997). Home-school relationships: the swarming of disciplinary mechanisms. British Educational Research Journal, 18, (3), 361-379. Todd, E.S. & Higgins, S. (1998). Powerlessness in professional and parent partnerships. British Journal of Sociology of Education,19, (2), 227-236.
  • 22. scholen) en 1998 (800 scholen) is ook de kwaliteit van de externe contacten (onder andere contacten met voor- en naschoolse voorzieningen, scholen voor voortgezet onderwijs en onderwijsbegeleidingsdienst) en de kwaliteit van contacten met ouders in kaart gebracht. Uit de resultaten van 1998 blijkt dat in algemene zin (ruim) 90% van de scholen ‘meer sterk’ dan ‘zwak’ scoort op het onderhouden van externe contacten en contacten met ouders en/of verzorgers. De schoolverslagen geven additionele informatie over de aard van contacten met voor- en naschoolse projecten en de aard van contacten met ouders. In de IST-bestanden is enige – zij het summiere – informatie te vinden over ouderparticipatie en de afstemming met voor- en naschoolse voorzieningen. Onderwijs-achterstanden van leerlingen hangen samen met de geringe opleiding van ouders.1 Scholen dragen vervolgens nog bij aan de onderwijsachterstanden tijdens de school-loopbaan doordat de leerkrachten leerlingen uit lagere milieus onderschatten.2 Deze bevindingen hebben geleid tot de overtuiging dat de kloof tussen school- en thuiscultuur van achterstandsgroepen overbrugd of verkleind dient te worden: school en gezin moeten meer op elkaar worden afgestemd. Het schoolteam kan uit verschillende soorten strategieën kiezen, dat wil zeggen: wegen waarlangs doelstellingen met ouderbetrokkenheid te bereiken zijn. Strategieën die schoolteams hanteren om ouders te laten participeren bij het onderwijs veronderstellen een visie van het team op de school als gemeenschap waar ouders een rol in kunnen spelen: een ‘grondhouding’ dat onderwijs op school en opvoeding thuis in elkaars verlengde liggen, ouders en leerkrachten gezamenlijke waarden hebben, een gevoel van saamhorigheid, het bestaan van een bondgenootschap, c.q. partnerschap met gemeen-schappelijke 13 doelen.3 Epstein hanteert een indeling van zes typen van ouderbetrokkenheid: voorzien in basisvoorwaarden, communicatie, vrijwilligershulp, steun thuis, besluitvorming, samenwerking tussen school en ‘community’.4 Uit onderzoek blijkt dat vooral de 1 Driessen, G. (1993). Socio-economic or ethnic determinants of educational opportunities? Results from the educational priority policy programme in the Netherlands. Studies in Educational Evaluation, 19, (3), 265- 280. Driessen, G., Mulder, L. & Jungbluth, P. (1995). Educational opportunities, class and ethnicity. In: T. Wotherspoon & P. Jungbluth (Eds.), Multicultural education in a changing global economy. Canada and the Netherlands. Munster/New York: Waxmann. 2 Jungbluth, P. (1993). Pygmalion and the effectiveness of ‘black’schools: teacher’s stereotypes and hidden goal differentiations towards ethnic minorities. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 18, (2), 99-110. 3 Smit, F. & Claessen, J. (1997). Rapport Adviescommissie Medezeggenschap ‘WMO- waarborg voor gelijk-waardigheid’. School en Wet, 42/77, (6), 7-10. 4 Epstein, J. L. (1995). School-family-community partnerships: caring for the children we share. Phi Delta Kappan, mei 1995, 701-712.
  • 23. pedagogische inzet van ouders thuis - met name het instructieve gedrag van ouders die aanzetten tot ‘informeel leren’ door het kind - het grootste effect sorteert.1 Afstemming zou met name gezocht dienen te worden in de leervoorwaarden: het verkleinen van de culturele verschillen tussen thuis en school. Met name wanneer de school intervenieert in gezinnen kan het vergroten van de ouderbetrokkenheid bij het onderwijs een belangrijke rol spelen bij het beter afstemmen van opvoeding en onderwijs en de optimalisering van de onderwijskansen. Voorwaarden voor participatie van (migranten)ouders zijn onder andere: het scheppen van een klimaat dat ouders uitnodigt te participeren, een herkenbaar patroon ontwikkelen in de manier waarop leerkrachten met ouders omgaan en informatie uitwisselen, het afstemmen van de schoolcultuur op de ouderpopulatie, contactvormen creëren die bij ouders aanslaan.2 Daaraan voorafgaand geldt als voorwaarde dat het primaire proces van overdracht op school goed verzorgd is en leerkrachten zich optimaal inzetten voor hun werk.3 Een belangrijke ‘kindfactor’ is de prestatiemotivatie en een positief gevoel ten aanzien van de school.4 2.2.3 Samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse 14 educatieve voorzieningen De samenwerking tussen OAB-basisscholen en voorschoolse educatieve voorzieningen hebben als doelstellingen de startpositie van met name allochtone kinderen te optimaliseren. Veel projecten worden op ad hoc basis uitgevoerd en hebben geen structurele basis. Het is van belang onderscheid te maken tussen drie typen projecten: methodiekontwikkelingsprojecten op grootstedelijk of landelijk niveau, uitvoe-ringsprojecten op lokaal niveau en projecten op lokaal niveau die voor een bepaalde doelgroep een integraal aanbod van diverse activiteiten en programma’s willen bieden en hiervoor veel aandacht besteden aan samenwerking en coördinatie.5 Naschoolse 1 Meijnen, G.W. (1996). Ouderparticipatie van concept tot praktijk. In: Autar, K., C. Gelauff-Hanzon, M. de Jong & G. Walraven (Eds.), Ouders en school. Strategieën voor versterking van de relatie tussen ouders en school. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. 2 Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS. Veen, A. & M. van Erp (1995, 1997). Stappen op weg naar onderwijsondersteuning. Deel I: Allochtone ouders in Rotterdam over de relatie tussen ouders en basisschool. Deel II: Basisscholen in Rotterdam over de relatie met de ouders. Amsterdam/Rotterdam: SCO-KII/FAO. 3 Meijnen, G.W. (1996). Ouderparticipatie van concept tot praktijk. In: Autar, K., C. Gelauff-Hanzon, M. de Jong & G. Walraven (Eds.), Ouders en school. Strategieën voor versterking van de relatie tussen ouders en school. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. 4 Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA. 5 Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA.
  • 24. educatieve voorzieningen hebben betrekking op het aanbod van een educatief programma dat de leerlingen na schooltijd wordt aangeboden.1 Wat betreft de evaluatie van het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) zijn inmiddels diverse publicaties verschenen.2 Daarnaast zijn diverse artikelen verschenen waarin op deelaspecten van de relatie ouders, achterstandsscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen zijn ingegaan.3 Daaruit blijkt onder meer dat de contacten met ouders doorgaans niet optimaal verlopen. 15 2.3 Probleemstelling van het onderzoek Er is geen of weinig kennis hoe ouders, en dan met name allochtone ouders, omgaan met educatieve voorzieningen. Een solide overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen ontbreekt. Het algemene doel van het onderhavige onderzoek is meer zicht te krijgen op deze relaties. Daartoe wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Op de eerste plaats is hierover informatie beschikbaar in het PRIMA-cohortonderzoek.4 Aan de directeuren en leerkrachten van scholen die deelnemen aan de derde ronde uit het schooljaar 1998/99 zijn over dit onderwerp een aantal vragen gesteld. Op de tweede plaats heeft de Inspectie primair onderwijs een werkwijze ontwikkeld die het mogelijk maakt belangrijke kwaliteitsaspecten van het onderwijs tegelijk en in hun 1 Erp, M. van, Koopman, P., & Voncken, E. (1997). Het experiment verlengde schooldag in het basis-onderwijs. Amsterdam: SCO-KI. 2 Driessen, G., & Mulder, L. (1999). The enhancement of educational opportunities of disadvantaged children. In: R. Bosker, B. Creemers & S. Stringfield (Eds.), Enhancing educational excellence, equity and efficiency. Evidence from evaluations of systems and schools in change (pp. 37-64). Dordrecht/Boston/London: Kluwer Academic Publishers. 3 Driessen, G., Mulder, L., & Jungbluth, P. (1995). Educational opportunities, class and ethnicity. In: T. Wotherspoon & P. Jungbluth (Eds.), Multicultural education in a changing global economy. Canada and the Netherlands. Munster/New York: Waxmann. Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA. Kuyk, J.J. (1996). Peuterspeelzalen en de relatie ouders en school; perspectieven voor de toekomst. In: Autar, K., C. Gelauff-Hanzon, M. de Jong & G. Walraven (Eds.), Ouders en school. Strategieën voor versterking van de relatie tussen ouders en school. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. 4 PRIMA is een grootschalig onderzoek onder scholen in het primair onderwijs. Het onderzoek wordt om de twee jaar gehouden. Er worden gegevens verzameld bij leerlingen en hun ouders in de groepen 2, 4, 6 en 8, bij de groepsleerkrachten van deze leerlingen en bij de directies van de scholen. Aan het onderzoek werken ongeveer 600 scholen mee. Scholen met veel leerlingen uit de minderheden zijn in de steekproef oververtegenwoordigd. Een deel van de scholen, de zogeheten referentiesteekproef, is representatief voor alle Nederlandse basisscholen.
  • 25. onderlinge samenhang te bezien en te waarderen: het Integraal Schooltoezicht (IST). In de IST-bestanden is enige, summiere, informatie te vinden over ouderparticipatie en de afstemming met voor- en naschoolse voorzieningen. Op de derde plaats zijn er projecten ontwikkeld die tot doel hebben de afstemming van ouders, school en voor- en naschoolse voorzieningen op elkaar af te stemmen. Deze projecten worden gefinancierd door het Ministerie van OCenW en het Ministerie van VWS. Gebruikmakend van deze bronnen zal in dit onderzoek de relatie ouders en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen worden beschreven en geëvalueerd. Onderzoeksvragen 1. Welke strategieën ontwikkelen scholen om ouders bij de school te betrekken? 2. Welke strategieën zijn succesvol? 3. Welke samenwerkingsverbanden tussen OAB-basisscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen zijn er?1 4. Hoe zijn deze samenwerkingsverbanden tot stand gekomen? 2.4 Verdere opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk komen de onderzoeksopzet en -uitvoering aan de orde. In hoofdstuk 4 beschrijven we de relatie tussen ouderparticipatie en voorschoolse voorzie-ningen. 16 In hoofdstuk 5 behandelen we de contacten tussen scholen, ouders en externe instanties. In hoofdstuk 6 beschrijven we enkele projecten waarin versterking van de relatie tussen ouders en educatieve voorzieningen centraal staat. 1 OAB staat voor OnderwijsAchterstandenBeleid (vroeger: OnderwijsVoorrangsBeleid, en daarvoor: Onder-wijsStimuleringsBeleid en Culturele Minderhedenbeleid). Het gaat om scholen met (veel) leerlingen uit de doelgroepen van dat beleid, dus uit de gewichtscategorieën 0.25, 0.40, 0.70 en 0.90 (vroeger: 1.25, 1.40, 1.70 en 1.90). In de praktijk betekent dit voornamelijk kinderen van allochtone en autochtone laagopgeleide ouders.
  • 26. 17 3 Onderzoeksopzet en -uitvoering 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk schetsen we de onderzoeksopzet en –uitvoering. In paragraaf 3.2 zetten we allereerst de opzet uiteen, waarbij de drie daarbij onderscheiden fasen worden toegelicht. In paragraaf 3.3 gaan we in op de informatiebronnen die gebruikt zijn voor de analyses. In die paragraaf geven we tevens een beschrijving van enkele voorbereidende analyses. 3.2 Onderzoeksopzet Om een antwoord te geven op de vraag naar de wijze waarop ouders van kinderen in het basisonderwijs staan tegenover de aard en de intensiteit van de communicatie en de waardering van de ouderinvloed zijn analyses uitgevoerd op gegevens uit een drietal bronnen. Op de eerste plaats zijn analyses verricht op gegevens uit het cohort Primair Onderwijs (‘PRIMA’). Dit is een grootschalig, tweejaarlijks, landelijk onderzoek onder circa 600 scholen en 60.000 leerlingen. Hier is gebruik gemaakt van gegevens die bij de derde PRIMA-meting in het schooljaar 1998/99 zijn verzameld. Bij deze meting zijn aan de directeuren en leerkrachten van de scholen een aantal vragen gesteld over samenwer-king met voorschoolse voorzieningen en ouderbetrokkenheid. Bij de leerlingen in groep 2 en 8 zijn taal- en rekentoetsen afgenomen en hun groepsleerkrachten hebben het niet-cognitief functioneren beoordeeld. Ook is bij de ouders informatie verzameld over hun betrokkenheid bij het onderwijs. Met al deze gegevens kan worden nagegaan of er effecten zijn van ouderbetrokkenheid en samenwerking Op de tweede plaats zijn secundaire analyses uitgevoerd op gegevens van de onderwijs-inspectie, namelijk het Integrale School Toezicht (IST) van schooljaar 1998/99. Op de derde plaats zijn descriptieve analyses uitgevoerd van een aantal samenwerkingsprojec-ten. In het onderzoek kunnen drie fasen worden onderscheiden; achtereenvolgens zijn dat: 1. Analyse en beschrijving van onderdelen van het PRIMA-cohort wat betreft de bevordering van ouderbetrokkenheid bij het onderwijs en de samenwerking met voor-en naschoolse voorzieningen. Dit onderdeel is gericht op beantwoording van de vraagstellingen 1, 2 en 3 (zie hoofdstuk 2).
  • 27. 2. Analyse van de schoolverslagen IST, te weten het onderdeel betreffende contacten 18 van scholen met externe instanties en ouders, en een zogenaamd case-survey (een combinatie van een case-study en survey-onderzoek). In deze fase komen vraagstel-lingen 1, 2 en 3 aan de orde. 3. Verdieping van kennis over de samenwerkingsverbanden tussen scholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en hun ontstaansgeschiedenis gebaseerd op casestudies. Hierbij staat vraagstelling 4 centraal. Voorafgaande aan de uitvoering van de statistische analyses van de eerste onderzoeksfase was het wenselijk een overzicht te krijgen van de bevindingen van eerdere studies op dit terrein. Er is daarom een beperkte literatuurstudie uitgevoerd. Hiermee is in theoretische zin meer zicht verkregen op de mogelijke relevantie van de verschillende factoren en hun onderlinge relaties. 3.2.1 Secundaire analyse van de PRIMA-bestanden Het doel van dit onderdeel was tweeërlei. Namelijk een overzicht te krijgen van de stand van zaken wat betreft strategieën voor de bevordering van ouderbetrokkenheid en wat betreft samenwerkingsverbanden tussen achterstandsscholen en voor- en naschoolse voorzieningen. Daarnaast nagaan wat de effecten daarvan zijn conform de componenten van het conceptuele model. Bronnen en instrumenten Gebruik is gemaakt van gegevens uit het cohortonderzoek PRIMA. Dit onderzoek is in het schooljaar 1994/95 van start gegaan met een eerste meting bij 692 basisscholen en 97 scholen voor speciaal onderwijs (IOBK, MLK, LOM). Met behulp van een twintigtal verschillende instrumenten (toetsen, vragenlijsten) is informatie verzameld bij scholen, directies, groepsleerkrachten en leerlingen en hun ouders. In het schooljaar 1996/97 is de tweede meting geweest bij 622 basisscholen en 102 scholen voor speciaal onderwijs. De derde meting heeft in het schooljaar 1998/99 plaatsgevonden onder circa 600 scholen. Op deze manier is informatie verzameld bij directeuren, leerkrachten op deze scholen en bij 60.000 leerlingen in de groepen 2, 4, 6 en 8 en hun ouders. In de betreffende vragenlijsten is expliciet geïnformeerd naar onderwerpen met betrekking tot ouders en educatieve voorzieningen. Voor verdere informatie over PRIMA verwijzen we naar de betreffende basisrapportages.1 1 Driessen, G., Langen, A. van, Portengen, R., & Vierke, H. (1998). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Tweede meting 1996- 1997. Nijmegen: ITS. Driessen, G., Langen, A. van, & Vierke, H. (2000). Basisonderwijs: Veldwerkverslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998/99. Nijmegen: ITS.
  • 28. Voor de onderhavige studie zijn gegevens geselecteerd van de derde PRIMA-meting van 1998/99. 19 Uit de directievragenlijst komen: A vragen met betrekking tot ouderparticipatie, zoals: - inzet van extra middelen ten behoeve van oudercontacten; - middelen en strategieën om goed contact met ouders te realiseren en het succes hiervan; - motieven voor het streven naar een goed contact met de ouders; - de rol van de ouders op de school. B vragen met betrekking tot voorschoolse voorzieningen, zoals: - contacten tussen school en voorschoolse voorzieningen; - motieven voor deze contacten; - eigen voorschoolse voorzieningen. C achtergrondkenmerken van de school, zoals: - urbanisatiegraad; - aantal leerlingen; - percentages 1.25- en 1.90-leerlingen (resp. autochtone en allochtone achterstands-leerlingen). Uit de vragenlijst voor leerkrachten van groep 2 komen: D vragen met betrekking tot voorschoolse voorzieningen, zoals: - mate van contact met voorschoolse voorzieningen in de omgeving van de school; - waardering van de voorschoolse voorzieningen voor de ontwikkeling van het kind. Uit de vragenlijst voor ouders van kinderen in groep 2 komen: E vragen met betrekking tot ouderparticipatie, zoals: - schoolkeuze-motieven; - contacten met de school. F vragen met betrekking tot voorschoolse voorzieningen, zoals: - deelname aan voorschoolse opvang van het kind en kind-ouderprogramma’s. Uit de vragenlijst voor ouders van kinderen in groep 8 komen: G vragen met betrekking tot ouderparticipatie zoals: - huiswerkhulp door de ouders; - relatie ouders-kind met betrekking tot schoolse zaken; - vrijetijdsactiviteiten; - betrokkenheid bij het tv-kijken van het kind; - regels thuis en op school; - kiezen van vervolgonderwijs.
  • 29. Verder beschikken we over leerlinggegevens, zoals: - de sociaal-etnische achtergrond van de leerling; deze is afkomstig uit de schooladmi-nistratie 20 en verkregen via het zogenaamde groepsformulier; - cognitieve maten: de taal- en rekenvaardigheid; in elke groep hebben de kinderen door het Cito ontwikkelde taal- en rekentoetsen gemaakt; - niet cognitieve maten: het welbevinden, zelfvertrouwen en onderwijsondersteunend thuisklimaat; deze informatie is verkregen via het zogenaamde leerlingprofiel waar-mee de groepsleerkrachten hebben beoordeeld op een aantal kenmerken. Analyse Bij de uitvoering van de analyses is uitgegaan van de volgende opzet: - Beschrijving van verwachtingen, doelstellingen en gehanteerde strategieën ouderbe-trokkenheid op het niveau van leerkrachten en van de schoolleiding. Hiervoor is ge-bruik gemaakt van frequentieverdelingen, kruistabellenanalyses, correlationele analy-ses, en factoranalyses. - Beschrijving samenwerkingsverbanden OAB-basisscholen en voor- en naschoolse voorzieningen en de mate van ouderbetrokkenheid. Ook hiervoor is gebruik gemaakt van frequentieverdelingen, kruistabellenanalyses, correlationele analyses, en factor-analyses. - Beschrijving van samenhangen tussen strategieën met criteriumvariabelen waar onder eigen oordeel leerkracht over zijn/haar functioneren, schoolprestaties, welbevinden leerlingen en mate van de ouderbetrokkenheid thuis, op school, en bij voor- en na-schoolse voorzieningen en; rekening houdend met kenmerken school, leerkrachten, ouders en leerlingen. Voor dit onderdeel is gebruik gemaakt van structurele modellen-analyse (LISREL). Output Stand van zaken beeld van (succesvolle) strategieën ouderbetrokkenheid. Betrokkenheid van ouders bij de school kan bekeken worden naar de vorm, de inhoud en de beoogde effecten.1 Voor het betrekken van ouders bij het onderwijs zijn de volgende variabelenblokken van belang. Zie Figuur 3.1. 1 Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS.
  • 30. Figuur 3.1 - Variabelenblokken relatie ouders, (OAB-)basisscholen en voor- en naschool-se educatieve voorzieningen 21 kenmerken: school, leerkrachten (waaronder perceptie eigen functioneren), leerlingen, ouders, thuissituatie strategieën: betrokkenheid van ouders bij onderwijs thuis en op school stimuleren samenwerkings-verbanden voor- en naschoolse educatieve voorzieningen inhoud: terreinen van ouderbetrokkenheid bij onderwijs 3.2.2 Secundaire analyse van de IST-bestanden doelen/effecten: betrokkenheid ouders - output: aantal participanten - impact: gerealiseerde effecten: . pedagogisch (onderwijskansen leerlingen) . onderwijskundig (schoolloopbanen leerlingen) Het doel van dit deel van het onderzoek was zicht te krijgen op verschillende verschij-ningsvormen van samenwerkingsverbanden tussen school, ouders en voor- en naschoolse voorzieningen. Bronnen Gebruik is gemaakt van de individuele schoolverslagen van de IST schooljaar 1998/99. Eerst is een aantal schoolverslagen bekeken en daarna zijn enkele gesprekken gevoerd met inspecteurs die schoolverslagen gemaakt hebben. Tevens is een gesprek gevoerd met het hoofd van de afdeling onderzoek van de inspectie. Methodiek Gekozen is voor de case-survey; dit is een mengvorm van een casestudie en een survey. De beschrijvingen van de inspectie bestaan uit kwalitatief tekstmateriaal met betrekking tot externe contacten en contacten met ouders. In de case-survey wordt dit materiaal op een aantal relevante kenmerken gecodeerd, waarna eenvoudige statistische analyses worden toegepast. In essentie gaat het daarbij om een procedure die vergelijkbaar is met wat wordt verstaan onder ‘qualitative coding’: de techniek voor het systematisch,
  • 31. betrouwbaar classificeren van ongestructureerde gegevens.1 Zo nodig is bij de scholen ontbrekende en/of verdiepende informatie gevraagd. Instrument Op basis van de beschikbare schoolverslagen (kwalitatieve tekstmateriaal) zijn inhoud, motieven en strategieën van ouderbetrokkenheid bij de school op de volgende kenmerken gecodeerd: a. hoe de school/leraren aankijken tegen de mate van competentie van ouders; b. de mate waarin het onderwijs gedifferentieerd wordt met aandacht voor de rol van ouders/contextfactoren, en c. de mate waarin er structureel overleg is met ouders over het onderwijs. Bij ongeveer een kwart van de scholen is ontbrekende en/of verdiepende informatie gevraagd. Selectie Op basis van 647 beschikbare rapporten Integraal Schooltoezicht 1998/99 van de onderwijsinspectie zijn 186 scholen geselecteerd die in twee groepen scholen zijn te onderscheiden, te weten: scholen die door de onderwijsinspectie als relatief ‘sterk’ op externe contacten2 en contacten met ouders3 werden gescoord en scholen die relatief relatief ‘zwak’ werden gescoord. Analyse Kwantitatieve analyses van de inhoud, motieven en strategieën van ouderbetrokkenheid bij het onderwijs. De resultaten zijn geïnterpreteerd tegen de achtergrond van de reeds beschikbare kennis over het betrekken van ouders bij het onderwijs. Output De gekozen werkwijze geeft meer zicht op de getalsmatige verhoudingen en inzicht in de aard van de samenwerkingsverbanden. 1 Hutjes, J. & Buuren, J. van (1992). De gevalsstudie. Strategie van kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom (pp. 67-68). 2 1. De school onderhoudt functionele contacten met voorschoolse voorzieningen en scholen voor voortgezet onderwijs. 2. De school participeert actief binnen het samenwerkingsverband WSNS (en andere netwerken in de regio). 3. Het zorgplan van het samenwerkingsverband WSNS voldoet aan de wettelijke voorschriften. 4. De school onderhoudt functionele contacten met instellingen voor externe begeleiding. 3 1. De school betrekt de ouders bij schoolactiviteiten. 2. De school stelt zich op de hoogte van de opvattingen en verwachtingen van ouders over het onderwijs en houdt daar rekening mee. 3. De school informeert ouders regelmatig over de algemene gang van zaken op school. 4. De leraren laten zich informeren over de opvattingen en bevindingen van ouders over de ontwikkeling van hun kind op school en thuis. 5. De leraren informeren ouders regelmatig over de voortgang in de ontwikkeling van hun kind. 6. De leraren stimuleren – indien nodig – onderwijs ondersteunend gedrag van ouders in de thuissituatie. 22
  • 32. 3.2.3 Casestudies samenwerkingsverbanden scholen en voor- en naschoolse educa-tieve 23 voorzieningen Het doel van dit laatste deel van het onderzoek was verdieping van de kennis met betrekking tot aanleiding, doelen, strategieën en problemen en bereikte resultaten met betrekking tot projecten die gericht zijn op de relatie ouders en educatieve voorzieningen. Methodiek Er zijn documenten bestudeerd en gesprekken (17) gevoerd met (staf)medewerkers van voor- en naschoolse educatieve voorzieningen, directies en leerkrachten van OAB-scholen die participeren in de projecten. Instrument Semi-gestructureerde gespreksleidraad waarin noties over de ontstaansgeschiedenis, opzet, functioneren, problemen en bereikte resultaten bij de projecten waren verwerkt. Output Inzicht in het functioneren van enkele projecten waar de communicatie en de samenwer-kring tussen ouders en educatieve voorzieningen centraal staat. 3.3 Databronnen en voorbereidende analyses 3.3.1 De PRIMA-gegevens De gegevens zijn gesitueerd op verschillende niveaus: school/directie, leerkrachten, ouders en leerlingen. Op ongeveer de helft van de scholen zijn er twee of meer klassen binnen groep 2. De gegevens van deze twee leerkrachten zijn in dat geval geaggregeerd naar het schoolniveau door middeling van de scores op de kenmerken. In feite hanteren we dus twee niveaus van analyse, namelijk het schoolniveau en het ouder/leerlingniveau. Niet voor alle scholen waren alle bovengenoemde kenmerken voorhanden. Van de oor-spronkelijke 602 scholen waren bij 90 scholen de directie- en achtergrondgegevens onbe-kend. Deze scholen vallen in de verdere analyses uit. Door een variabele ‘wel/niet uitval’ te correleren aan de voor alle scholen bekende leerling/oudergegevens hebben we gecon-troleerd of dit leidt tot een selectieve uitval onder invloed van bepaalde kenmerken. Dit bleek niet het geval: de hoogste correlatie is r=.06, terwijl de meeste correlaties .01 of lager zijn. Veel van de gegevens bestaan uit factorscores, die zijn verkregen door middeling van de scores van op een factor hoogladende items. Om bij de beschrijving van de gegevens
  • 33. beter aan te kunnen sluiten bij de oorspronkelijke inhoudelijke klassen van de variabelen, zijn de factorscores voor de beschrijvende analyses eerst afgerond. Als een factorscore bijvoorbeeld is opgebouwd uit 10 items en een respondent heeft 4 keer ‘eens’=3 en 6 keer 4 ‘zeer eens’ gescoord, dan wordt de afgeronde factorscore gelijk aan 4. De afge-ronde 24 factorscore geeft dan ook, bij een redelijk sterke factorstructuur, aan in welke inhoudelijke klasse het grootste deel van de scores is gevallen. Bij correlationele analyses (Pearson-correlaties en multipele regressies) zijn de variabelen in hun oorspronkelijke, niet afgeronde, vorm gebruikt. Voor de beschrijving van de samenhangen is het model gehanteerd zoals dat is weerge-geven in Figuur 3.2. Figuur 3.2 - Basismodel relaties achtergronden, ouderparticipatie, voorschoolse voorzieningen en criteriumvariabelen achtergrond ouderbetrokkenheid voorschoolse voorzieningen criteria In de analyses zijn zowel de directe werkingen van ouderbetrokkenheid en voorschoolse voorzieningen op de cognitieve en niet-cognitieve criteriumvariabelen relevant, alsook de mediërende werking hiervan op de relatie tussen achtergrondkenmerken en criteria voorzien.Als achtergrondvariabelen zullen zowel de schoolachtergrondkenmerken alsook het leerlingachtergrondkenmerk sociaal-etnische herkomst worden gehanteerd. De criteriummaten bestaan uit: de taal- en rekenvaardigheid, het welbevinden, zelfver-trouwen en onderwijsondersteunend thuisklimaat. Na een eerste beschrijving van de verdelingen van de kenmerken met betrekking tot ouderbetrokkenheid en voorschoolse voorzieningen (O&V), zullen we de samenhangen bekijken van de achtergrondvariabelen met de O&V-variabelen en de criteria. Daarna worden de samenhangen onderzocht tussen de O&V-variabelen en criteria. Vervolgens zullen we een structureel-modelanalyse uitvoeren waarbij de samenhangen tussen alle variabelen in één keer worden weergege-ven, om zodoende inzicht te krijgen in de zelfstandige werkingen van de variabelen.
  • 34. Omdat de verschillende O&V-variabelen niet allemaal op hetzelfde niveau zijn verza-meld, zullen de analyses dit niveauverschil reflecteren. De samenhangen tussen achter-grondvariabelen van het schoolniveau en de O&V-variabelen uit de directielijst zullen op het schoolniveau worden beschreven. De samenhangen met de variabelen uit de ouder-vragenlijsten en de leerlinggegevens zullen op het ouder/leerlingniveau worden beschre-ven, 25 waarbij de schoolachtergrond als een contextvariabele zal worden gehanteerd. Omdat de O&V-variabelen gedeeltelijk alleen voor groep 2 of groep 8 bekend zijn, zullen alle analyses waarbij de criteria betrokken zijn voor groep 2 en groep 8 apart worden uitgevoerd. Hierbij gaat het om ruim 14.000 leerlingen/ouders in groep 2 en 12.000 in groep 8. 3.3.2 De inspectiegegevens Voor de kwantificering van de aspecten in de schoolverslagen is een selectie van scholen gemaakt op basis van de inspectiescores. In totaal zijn 186 schoolverslagen beoordeeld. Tabel 3.1 laat zien in welke combinaties van klassen scholen zijn geselecteerd voor een verdere analyse van de schoolverslagen. Scholen in de combinatie s/z+s/z zijn niet geselecteerd (s=sterk; z=zwak), omdat ze niet in het bestand voor kwamen. Tabel 3.1 - Selectie van combinaties van klassen van scholen (in aantallen) Contacten met ouders Externe contacten Meer zwak dan sterk (z/s) Meer sterk dan zwak (s/z) Overwegend sterk (o/s) Totaal Meer zwak dan sterk (z/s) 1 11 1 13 Meer sterk dan zwak (s/z) 15 0 107 122 Overwegend sterk (os) 1 23 27 51 17 34 135 186 In een aantal combinaties komen te weinig scholen voor om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Hiervoor zijn minimaal 20 à 25 scholen nodig. Daarom hebben we een aantal groepen scholen gemaakt op basis van een indikking van de inspectiescores. Op basis daarvan noemen we: zwak=z/s of s/z =niet overwegend sterk, en: sterk=os
  • 35. =overwegend sterk. Op basis van deze indikking zijn de volgende vier groepen scholen te maken. Zie Tabel 3.2. Tabel 3.2 - Indeling van groepen scholen (in aantallen) 26 Groep Contacten met ouders Externe contacten n 1 zwak zwak 27 2 zwak sterk 24 3 sterk zwak 108 4 sterk sterk 27 In eerste instantie is bij het onderzoeken van de relaties met inhoud, motieven en strate-gie van ouderbetrokkenheid gebruik gemaakt van een nog verdere indikking van deze vier groepen, namelijk van groep 1 ten opzichte van de groepen 2, 3 en 4 samen, dat wil zeggen zwakke scholen ten opzichte van scholen die minstens op een van de twee aspecten sterk scoren. Evenals bij de analyses van de directie-, leerkracht- en oudervragenlijsten hebben we ook hier gebruik gemaakt van variantie-analyses bij het onderzoeken van de groepsverschil-len op de kenmerken inhoud, motieven en strategie van ouderbetrokkenheid. Bij n=180 heeft een net-significant effect een p-waarde=.07 (ook nog enigszins afhan-kelijk van de scheefheid van de variabele) en bij een predictor (hier: groep) met vier klassen (drie vrijheidsgraden) komt dit net-significante effect overeen met een correlatie Eta=.18. Bij de groepsindeling in twee klassen komt een net-significant effect overeen met een correlatie Eta=.14. Daar waar Eta=.18, respectievelijk .14 hebben we de cel-waarden die boven het gemiddelde liggen (meestal 4% of meer) in vet weergegeven. Deze waarden worden in eerste instantie gebruikt voor de interpretatie van het effect. De schoolverslagen zijn op de volgende aspecten beoordeeld: A. Inhoud van ouderbetrokkenheid (visie van school/leraren op de competentie van ouders) A1 Ouders zijn impliciet niet competent om te helpen bij onderwijsondersteunende activiteiten op school en/of thuis.
  • 36. A2 Ouders zijn expliciet niet competent om te helpen bij onderwijsondersteunende 27 activiteiten op school en/of thuis. A3 Ouders zijn impliciet competent: barrières moeten nog geslecht worden zodat ouders kunnen helpen bij onderwijsondersteunende activiteiten op school en/of thuis (ad hoc ouderbetrokkenheid). A4 Ouders zijn expliciet competent om te helpen bij onderwijsondersteunende activitei-ten op school en/of thuis. Structurele ouderbetrokkenheid: ouders en leerkrachten zijn congruente partners bij onderwijs aan leerlingen. B. Motieven ouderbetrokkenheid (standaard versus maatwerk) B1 Ouders/contextfactoren thuissituatie van leerlingen spelen geen wezenlijke rol bij kennisoverdracht op school. B2 Streven naar maatwerk/differentiatie in het onderwijsleerproces met aandacht voor rol ouders/contextfactoren thuissituatie van leerlingen. C. Strategieën ouderbetrokkenheid (mate van overleg) C1 De status quo van hoe en wat er op school/in de klas gebeurt, staat niet ter discussie: leraren (professionals) bepalen de gang van zaken op school/in de klas; zij geven les en de ouders (consumenten) moeten er alleen voor zorgen dat leerlingen op school verschijnen. C2 Elementen van dialoog tussen schoolteam/leraren en ouders is er soms overleg over de gang van zaken op school/in de klas/de afstemming tussen school en thuis en de rol van ouders daarbij: bijvoorbeeld het schoolteam houdt ad hoc peilingen hoe ou-ders tegen zaken aanlijken en doen er soms wat mee. C3 Schoolteam/leraren betrekken ouders structureel bij de gang van zaken op school en in de klas: bijvoorbeeld het schoolteam/de leraren peilen structureel de mening van ouders over gang van zaken op school/in de klas, de afstemming tussen school en thuis en doen er ook veelal (na overleg) iets mee. 3.3.3 Verdieping kennis samenwerkingsverbanden OAB-basisscholen en voor- en naschoolse educatieve voorzieningen en ontstaansgeschiedenis gebaseerd op casestudies Selectie Op basis van een inventarisatie van de samenwerkingsprojecten door de Projectgroep Evaluatie Welzijn 0-18-jarigen Allochtonen bij gemeenten en inspectie1 en via deskundi- 1 Gelauff-Hanzon, C.W. (Ed.) (1996). Onderwijsvoorlichting: incidenteel of structureel? Analyse van projecten voor allochtone ouders en leerlingen. PEWA rapport 5. Leiden: PEWA.
  • 37. gen op dit terrein zijn in totaal acht projecten geselecteerd die zich bezig houden met vormen van ouderbetrokkenheid bij het onderwijs (OAB-basisschool, voor- en naschool-se voorzieningen). De doelgroepen van deze projecten worden gevormd door allochtone ouders, leerlingen, leerkrachten en welzijnswerkers. De meeste projecten zijn gericht op allochtonen in het algemeen en enkele bestemd voor een of meer expliciet genoemde etnische groepen (Marokkanen, Turken). De projecten hebben een lokaal karakter en worden met name uitgevoerd in grote steden, te weten Rotterdam, Amsterdam (2) en Utrecht (2). Eén project heeft als doel een landelijke verspreiding (‘Ouderpunten’). Het aanbod in de projecten varieert van een of meer activiteiten tot een (redelijk) integraal aanbod van diverse activiteiten en programma’s. Bij de selectie van de projecten is rekening gehouden met de strategieën die leerkrachten en welzijnswerkers hanteren om ouders bij educatieve voorzieningen te betrekken. De strategieën kunnen variëren van het leren open te staan voor de verwachtingen en wensen van (groepen) allochtone ouders tot allochtone ouders leren netwerken te gebruiken bij vormen van ouderparticipatie. Analyses Kwalitatieve analyses gericht op verdiepende antwoorden waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘case-comparisons’. Per samenwerkingsverband wordt de informatie op centrale variabelen beknopt weergegeven. Op deze manier ontstaat wat Miles & Huberman noe-men 28 een ‘site-ordered descriptive meta-matrix’ noemen.1 Output Inzicht in de totstandkoming en het functioneren van samenwerkingsverbanden. 1 Miles, M.B., & Huberman, A.M. (1994). Qualitative data analysis: an expanded sourcebook. Thousand Oaks: Sage Publications.
  • 38. 1 Driessen G., Langen, A. van & Vierke, H. (2000). Basisonderwijs: veldwerkverslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998-1999. Nijmegen: ITS. Ledoux G., Overmaat, M., Veen, I. van der & Meijden, A. van der (2000). School- en klaskenmerken basisonderwijs. Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek. Derde meting 1998-1999. Nijmegen: ITS. 29 4 Ouderparticipatie en voorschoolse voorzieningen 4.1 Inleiding In dit deel van de rapportage geven we een overzicht van de verschillende activiteiten die door basisscholen worden ontwikkeld op het gebied van ouderparticipatie en voorschoolse voorzieningen (O&V). De analyses worden uitgevoerd op basis van gegevens die zijn verzameld bij de derde meting van het cohortonderzoek Primair Onderwijs (‘PRIMA’) die in het schooljaar 1998/99 heeft plaatsgevonden. Voor uitgebreide informatie over PRIMA verwijzen we naar de betreffende basisrapporta-ges. 1 4.2 Verdelingen van de kenmerken Om inzicht te geven in de verdelingen van de verschillende kenmerken starten we met enkele beschrijvende analyses. Daarvoor is gebruik gemaakt van informatie die met verschillende instrumenten is verzameld: de directies van de basisscholen, de groepsleerkrachten en de ouders van kinderen in groep 2 en groep 8. Binnen deze vragenlijsten zijn die items geselecteerd, die te maken hebben met ouderbetrokken-heid en voorschoolse voorzieningen. Allereerst presenteren we de verdelingen van de verschillende variabelen. In de eerste kolom van de tabellen staat aangegeven uit welke vragenlijst het gegeven komt en of het ouderbetrokkenheid (O) of voorschool-se voorziening (V) betreft. De variabelen zijn geordend naar O en V weergegeven. We beginnen met de directie ouderbetrokkenheid (D O), vervolgens ouders groep 2 ouderbetrokkenheid (O2 O) en ouders groep 8 ouderbetrokkenheid (O8 O), en als laatste de directie/leerkracht voorschoolse voorzieningen (D V en Lk V) en ouders groep 2 voorschoolse voorzieningen (O2 V). In Tabel 4.1a presenteren we de resulta-ten met betrekking tot de aan ouderparticipatie gerelateerde kenmerken; in Tabel 4.1b staan vervolgens de kenmerken met betrekking tot de voorschoolse voorzieningen.
  • 39. Tabel 4.1a - Verdelingen van de ouderparticipatie variabelen (in %) 30 1 2 3 4 5 D O Besteding extra formatie/middelen aan oudercontacten 1=niet, 2=klein deel, 3=aanzienlijk deel 67 27 6 . . Middelen en strategieën voor goed oudercontact aandacht:1=geen, 2=weinig, 3=matig, 4=veel, 5=zeer veel succes: 1=nee, 2=twijfel, 3=ja D O aandacht informeren ouders 0 1 31 64 5 D O succes informeren ouders 1 33 66 . . D O aandacht verbeteren contacten met allochtone ouders 25 49 23 3 0 D O succes verbeteren contacten met allochtone ouders 31 59 11 . . D O aandacht binding ouders aan school 0 7 53 37 3 D O succes binding ouders aan school 7 56 37 . . D O aandacht ouders serieus nemen 1 0 4 64 31 D O succes ouders serieus nemen 2 13 84 . . Belang goede relatie ouders-school 1=speelt niet mee, 2=bijkomende reden, 3=hoofdreden D O prestaties/welbevinden kinderen verbeteren 1 14 86 . . D O school heeft de ouders nodig 9 69 22 . . D O school/ouders krijgen beter begrip van leerlingen 1 22 77 . . D O verbondenheid met school/ drempelverlaging 0 19 81 . . D O Mate van inbreng ouders op school 1=zeer gering, 2=gering, 4=sterk, 5=zeer sterk 0 7 26 56 11 Schoolkeuze motieven 1=totaal niet belangrijk, 3=enigszins, 5=zeer belangrijk O2 O onderwijskundige motieven 1 2 16 66 15 O2 O niet-onderwijskundige motieven 3 27 53 17 1 Contacten ouders-school 1=helemaal niet mee eens, 4=helemaal mee eens O2 O actieve betrokkenheid 0 6 72 21 . O2 O negatieve contacten 28 64 7 1 . O2 O positieve informatieverstrekking 0 7 70 23 . O8 O Hulp door de ouders bij huiswerk maken 1=nooit, 2=enkele keer, 3=regelmatig, 4=(bijna) altijd 7 48 36 8 . O8 O Informatie vragen door ouders over schoolzaken kind 1=nee, 2=soms, 3=ja, 4=zeker 3 65 31 1 . In onze vrije tijd: 1=bijna nooit, 2=soms, 3=regelmatig, 4=vaak O8 O doen wij thuis spelletjes 8 55 30 7 . O8 O gaan wij naar leerzame instellingen, bv. museum 39 49 11 2 . O8 O Betrokken bij TV-kijken van kind 1=bijna nooit, 2=soms, 3=regelmatig, 4=vaak 4 39 45 12 . Regels thuis en op school 1=nee, 2=soms, 3=ja, 4=zeker O8 O op school moet leerkracht de baas zijn 8 29 45 17 . O8 O op school zijn andere, strengere regels nodig dan thuis 20 44 29 7 . O8 O ouders moeten regels van de school precies kennen 4 12 60 23 . O8 O thuis kan veel meer dan op school 26 46 23 6 .
  • 40. 31 Vervolg Tabel 4.1a - Verdelingen van de ouderparticipatie variabelen (in %) 1 2 3 4 5 Kiezen van de school voor VO 1=nooit, 2=nauwelijks, 3=soms, 4=zeker O8 O praat met andere ouders over schoolkeuze 5 11 38 46 . O8 O gebruikt schoolkeuzelijst 30 24 21 26 . Acties i.v.m. schoolkeuze 1=nee, 2=waarschijnlijk niet, 3=misschien wel, 4=zeker O8 O samen met kind open dagen bezoeken 3 2 10 85 . O8 O informatie verzamelen en vergelijken 9 13 37 41 . O8 O Let op kwalitatieve criteria bij schoolkeuze 1=helemaal niet, 2=niet echt, 3=ja, 4=heel goed 7 38 49 6 . Tabel 4.1b - Verdelingen van de voorschoolse voorzieningen (in %) 1 2 3 4 5 D V Contacten school - voorschoolse voorzieningen 1=geen, 2=alleen met peuterspeelzalen, 3=ook met kinderdagver-blijven 26 52 22 . . D V Contacten zijn gericht op stimulering ontwikkeling kind 1=nee, 2=enigszins, 3=belangrijk deel 28 51 22 . . D V Eigen voorschoolse voorzieningen 1=nee, 2=eigen peuterklas, 3=vanuit Peuter Plus Project, 4=an-ders 84 9 1 6 . Lk V Contact met voorschoolse voorzieningen in de buurt 1=nee, 2=incidenteel, 3=systematisch 29 47 24 . . Lk V Voorschoolse voorzieningen zijn nuttig 2=oneens, 3=niet eens/niet oneens, 4=eens, 5=geheel eens . 1 17 75 7 O2 V Voorschoolse opvang en kind-ouderprogramma’s 1=nee, 2=alleen peuterspeelzaal, 3=alleen crèche/kind-ouderprogramma, 4=beide 13 39 14 33 . We zien dat 27% van de scholen een klein deel van de extra formatie en middelen besteedt aan oudercontacten, terwijl slechts 6% een aanzienlijk deel besteedt. De meeste scholen (95%) besteden veel tot zeer veel aandacht aan het ‘serieus ne-men’ van ouders, zoals het zorgen dat ouders altijd terecht kunnen met vragen en dat klachten/wensen van ouders serieus behandeld worden. Op de tweede plaats van aandachtspunten staat het informeren van de ouders: bijna 70% van de scholen besteedt veel tot zeer veel aandacht aan het informeren van de ouders wat bijvoor-beeld betreft gedragingen van het kind en de opvoedingsdenkbeelden en regels op de school. In mindere mate gaat de aandacht uit naar het binden van de ouders aan de school, zoals het inschakelen om andere ouders te activeren en het stimuleren iets te doen voor de school, 40% van de scholen geeft aan hier (zeer) veel aandacht aan te
  • 41. besteden. De minste aandacht gaat uit naar het verbeteren van contacten met allochto-ne 32 ouders. Hoewel, zoals we nog zullen zien, dit uiteraard afhangt van het percentage allochtone kinderen op school, is ook dan het hoogste aandachtniveau eerder ‘matig’ dan ‘veel’. De inschatting van het succes van deze aandacht loopt volgens de directies gemiddeld ruwweg parallel aan deze mate van aandacht. Om het effect van aandacht in combi-natie met succes te bekijken, zullen we bij de uitsplitsingen naar achtergrondkenmer-ken steeds vier combinaties van aandacht en succes bekijken. Daaruit zullen we zien dat, met name voor binding van de ouders aan school en het verbeteren van contacten met allochtone ouders, relatief veel aandacht schenken geen garantie is voor succes, namelijk juist de combinaties ‘veel aandacht/weinig succes’ komen daarbij relatief veel voor. Meer dan drie kwart van de scholen noemt het verbeteren van prestaties en welbevin-den van het kind, het verbeteren van het begrip voor het kind en verbetering van de verbondenheid met de school als hoofdreden voor het streven naar een goed contact met de ouders. Het nodig hebben van de ouders om het onderwijsprogramma te kunnen uitvoeren of voor hand- en spandiensten is voor de meeste scholen een bijko-mende reden. Op twee derde van de scholen wordt de mate van inbreng van de ouders als sterk tot zeer sterk gezien. Voor de meeste (81%) ouders van leerlingen in groep 2 spelen onderwijskundige motieven een hoofdrol bij de schoolkeuze. Niet-onderwijskundige motieven, zoals bereikbaarheid, spelen slechts bij een minderheid een belangrijke rol. Ook vinden de meeste van de ouders dat ze actief betrokken en goed geïnformeerd worden door de school. Iets minder dan de helft (44%) van de ouders van leerlingen in groep 8 helpt het kind minstens regelmatig met het maken van huiswerk. Bijna eenderde van de ouders is goed geïnformeerd wat betreft de schoolzaken van het kind, terwijl de meeste ouders hiervan soms wel/ soms niet op de hoogte zijn. Ruim een derde van de ouders zegt regelmatig/vaak thuis in de vrije tijd spelletjes te spelen. Museumbezoek en andere plaatsen waar kinderen veel kunnen opsteken zijn duidelijk minder in trek: slechts 13% van de ouders zegt dit regelmatig/vaak te doen. Wel zijn de meeste ouders (57%) actief betrokken bij wat het kind op de tv ziet,
  • 42. waarbij het gaat om zowel uitleg geven van zaken alsook regulering van wat het kind mag zien. De meeste ouders zijn het er mee eens dat op school de leerkracht de baas moet zijn en dat ze de regels van de school precies moeten kennen. Ongeveer een derde van de ouders is het er mee eens dat op school andere/strengere regels nodig zijn dan thuis en dat thuis veel meer kan dan op school. Over de keuze voor vervolgonderwijs praat bijna de helft van de ouders zeker met andere ouders over deze schoolkeuze. Slechts een kwart gebruikt ook zeker een schoolkeuzelijst. De meeste (85%) ouders zeggen zeker samen met het kind open dagen te zullen bezoeken. Het opbellen voor informatie en folders en het vergelijken van scholen wordt door 41% van de ouders gedaan. Meer dan de helft (55%) van de ouders let op kwalitatieve criteria bij de schoolkeuze (ofwel: bijna de helft let hier niet op). De samenhangen tussen de variabelen (hier niet in een tabel opgenomen) laten nog zien dat op scholen waar de ouders volgens de directeur relatief weinig inbreng hebben, relatief veel van de extra formatie en middelen wordt besteed aan oudercon-tacten en relatief veel aandacht wordt besteed aan het verbeteren van contacten met allochtone ouders. Ook zijn ouders die een schoolkeuzelijst gebruiken meer geneigd informatie te verzamelen en te vergelijken en bij de schoolkeuze te letten op kwalita-tieve 33 criteria. De helft van de scholen heeft alleen contacten met peuterspeelzalen, terwijl nog eens 22% daarbij ook nog contacten met kinderdagverblijven onderhoudt. Voorzover er contacten zijn, zijn deze slechts bij een minderheid van de scholen (22%) voor een belangrijk deel gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. Slechts 16% van de scholen heeft een eigen voorschoolse voorziening, waarbij het meestal om een eigen peuterklas gaat. Systematische contacten met voorschoolse voorzie-ningen in de buurt zijn er volgens de leerkrachten van groep 2 ook slechts in een kwart van de gevallen. Toch vindt een meerderheid (82%) dat voorschoolse voorzie-ningen nuttig zijn voor de ontwikkeling van het kind. Een derde van de ouders van kinderen in groep 2 zegt dat het kind voor dat het naar de basisschool ging op zowel een peuterspeelzaal als een crèche heeft gezeten. 39% van de kinderen heeft alleen een peuterspeelzaal bezocht. Afsluitend zou naar aanleiding van Tabel 4.1 nog het volgende kunnen worden opgemerkt. De directeuren, leerkrachten en ouders van kinderen in groep 2 zijn in het
  • 43. algemeen erg enthousiast over ouderparticipatie en het nut van voorschoolse voorzie-ningen, 34 zolang het gaat om ‘het idee’ van betrokkenheid bij de school, zonder dat dit direct praktische of organisatorische consequenties heeft. Zo zijn de scores op ken-merken als ouders serieus nemen, informeren ouders, voorschoolse voorzieningen nuttig, actief betrokken voelen bij school, onderwijskundige motieven van keuze, alle ongeveer 80% positief. Als het om ‘dingen doen’ gaat ligt het allemaal een eind minder positief, bijvoorbeeld binding ouders, contacten allochtone ouders, besteding extra middelen, eigen voorschoolse voorzieningen, systematische contacten in de buurt, huiswerkhulp/info vragen/spelletjes, scoren allemaal op 30-40% of minder. 4.3 Samenhangen met de achtergrondkenmerken Om een eerste indruk te krijgen van de samenhangen van de O&V-variabelen en de criteria met de achtergrondkenmerken, presenteren we in Tabel 4.2 de Pearson-correlaties. Zoals eerder opgemerkt gaat het om de volgende achtergrondkenmerken: urbanisatie-graad, die varieert van (1) niet stedelijk, tot (5) zeer sterk stedelijk; de schoolgrootte, in termen van het aantal leerlingen; het percentage 1.25-leerlingen op een school, ofwel de autochtone arbeiderskinderen uit het Onderwijsachterstandenbeleid; het percentage 1.90-leerlingen op een school, ofwel de allochtone achterstandskinderen uit het Onderwijsachterstandenbeleid; en sociaal-etnische achtergrond, met als cate-gorieën: (1) beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Turkse of Marokkaanse herkomst; (2) beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn afkomstig uit andere landen dan Nederland, Turkije of Marokko (overig allochto-nen); (3) beide ouders hebben maximaal een LBO-opleiding en zijn van Nederlandse herkomst (autochtoon); (4) de hoogst opgeleide ouder heeft maximaal een MBO-opleiding; (5) de hoogst opgeleide ouder heeft een opleiding op HBO- of WO-niveau. In de tabellen is de sociaal-etnische achtergrond afgekort tot SES. De variabele ‘eigen voorschoolse voorzieningen’ is gedichotomiseerd tot ‘wel-niet eigen voorzieningen’. Er worden vijf criteriumvariabelen onderscheiden, namelijk drie niet-cognitieve en twee cognitieve. De niet-cognitieve criteriumvariabelen zijn gebaseerd op oordelen die de groepsleerkrachten hebben gegeven over elk van de kinderen in hun klas. Deze variabelen, thuisklimaat, welbevinden en zelfvertrouwen, kennen scores die variëren van (1) tot (5), waarbij een hogere score positiever is. De cognitieve criteriumvariabe-len, de taal- en rekenscores, zijn verkregen via twee toetsen waarvan de resultaten zijn omgezet in zogenaamde vaardigheidsscores. Correlaties van r=.17 of hoger zijn vet gedrukt in de tabel. In Tabel 4.2a staan de correlaties met betrekking tot de ouder-participatie en in Tabel 4.2b die wat betreft de voorschoolse voorzieningen.
  • 44. Tabel 4.2a - Samenhangen achtergrondkenmerken en ouderparticipatie (correlaties) 35 urb grd schl grt % 1.25 % 1.90 SES urbanisatiegraad 1.00 .38 -.16 .58 -.27 schoolgrootte .38 1.00 -.15 .07 -.00 % 1.25-leerlingen -.16 -.15 1.00 -.21 -.09 % 1.90-leerlingen .58 .07 -.21 1.00 -.49 SES -.27 -.00 -.09 -.49 1.00 Directies: Besteding extra middelen aan oudercontacten .32 .15 -.02 .55 Aandacht informeren ouders .13 -.00 -.01 .04 Succes informeren ouders -.09 -.03 -.06 -.14 Aandacht verbeteren contacten met allochtone ouders .35 .10 -.04 .54 Succes verbeteren contacten met allochtone ouders .17 .09 -.12 .27 Aandacht binding ouders aan school -.00 -.08 -.00 -.01 Succes binding ouders aan school -.17 -.05 -.08 -.31 Aandacht ouders serieus nemen .16 .02 -.01 .08 Succes ouders serieus nemen .00 -.02 -.10 .01 Prestaties/welbevinden kinderen verbeteren .11 -.01 -.03 .08 School heeft de ouders nodig -.05 -.06 .05 -.13 School/ouders krijgen beter begrip van leerlingen .04 .04 -.02 .08 Verbondenheid met school/ drempelverlaging .01 -.03 -.03 .07 Mate van inbreng ouders op school -.31 -.06 -.06 -.50 Ouders groep 2: Onderwijskundige schoolkeuze motieven .04 .03 .00 -.04 -.00 Niet-onderwijskundige schoolkeuze motieven .11 .01 -.06 .16 -.16 Actieve betrokkenheid bij school -.00 -.02 -.01 -.00 .04 Negatieve contacten met school .07 .03 .02 .12 -.09 Positieve informatieverstrekking door school -.00 -.01 .00 .02 -.06 Ouders groep 8: Hulp bij huiswerk maken door de ouders .00 .00 .09 -.03 -.00 Info vragen door ouders over schoolzaken kind .06 .01 .00 .07 -.05 Wij doen thuis spelletjes in vrije tijd -.05 -.03 -.00 -.06 .08 Wij gaan naar leerzame instellingen, bv. museum .01 .01 -.11 -.04 .19 Betrokken bij TV-kijken van kind .05 .02 -.07 .07 .05 Op school moet leerkracht de baas zijn -.01 -.01 .00 .00 -.00 Op school zijn strengere regels nodig dan thuis .07 .02 .03 .12 -.14 Ouders moeten regels van de school precies kennen .11 .03 .01 .12 -.09 Thuis kan veel meer dan op school .09 .05 .01 .10 -.08 Praat met andere ouders over schoolkeuze VO -.04 .04 -.06 -.13 .17 Gebruikt schoolkeuzelijst .21 .07 -.05 .19 -.12 Samen met kind open dagen bezoeken -.07 .05 -.00 -.16 .19 Informatie verzamelen en vergelijken .15 .07 -.07 .09 -.00 Let op kwalitatieve criteria bij schoolkeuze .18 .05 -.02 .24 -.20
  • 45. Tabel 4.2b - Samenhangen achtergrondkenmerken en voorzieningen en criteriumva-riabelen 36 (correlaties) urb grd schl grt % 1.25 % 1.90 SES Directies/leerkrachten groep 2: Contacten school- voorschoolse voorzieningen .15 .15 .12 .16 Contacten gericht op stimulering ontwikkeling kind .38 .11 .20 .46 Eigen voorschoolse voorzieningen .30 .10 -.07 .29 Contact met voorschoolse voorzieningen in de buurt .07 -.01 .23 .17 Voorschoolse voorzieningen zijn nuttig .27 .12 .02 .35 Voorschoolse opvang .03 .03 .07 .02 -.01 Groep 2: Thuisklimaat -.19 -.03 -.04 -.32 .42 Taalscore -.18 .00 .00 -.32 .35 Rekenscore -.13 -.00 -.01 -.25 .31 Welbevinden -.01 -.03 -.03 -.05 .08 Zelfvertrouwen -.03 -.00 -.02 -.05 .07 Groep 8: Thuisklimaat -.17 -.00 -.08 -.28 .43 Taalscore -.19 .01 -.02 -.34 .41 Rekenscore -.13 .02 -.03 -.22 .31 Welbevinden .02 .01 -.06 .00 .05 Zelfvertrouwen -.00 .00 -.07 -.00 .08 De correlaties in Tabel 4.2a laten zien dat in gebieden met een grote stedelijkheid: directeuren relatief veel zeggen: - extra formatie en middelen te besteden aan oudercontacten; - aandacht te besteden aan het verbeteren van contacten met allochtone ouders; - dat de inbreng van de ouders matig is; - dat de contacten met voorschoolse voorzieningen gericht zijn op stimulering van de ontwikkeling van het kind; - dat er eigen voorschoolse voorzieningen zijn. leerkrachten van groep 2 de voorschoolse voorzieningen nuttiger vinden; ouders meer geneigd zijn: - de schoolkeuzelijst te gebruiken bij de keuze voor vervolgopleiding; - te letten op kwalitatieve criteria bij de vervolgopleiding keuze. Bovendien liggen zowel het onderwijsondersteunend thuisklimaat alsook de taal- (en reken) prestaties op een lager peil dan in minder stedelijke gebieden.
  • 46. Gezien de relatief hoge correlatie tussen urbanisatiegraad en het % allochtone leer-lingen (r=.58), is het niet verbazingwekkend dat de bovenstaande conclusies in grote 37 lijnen ook gelden voor scholen met relatief veel allochtone leerlingen. Schoolgrootte blijkt met geen enkele van de O&V-variabelen en criteria samen te hangen op een niveau dat als relevant kan worden beschouwd. Het kenmerk %1.25-leerlingen hangt ook maar beperkt samen met de O&V-variabe-len: op scholen met relatief veel 1.25-leerlingen blijken de contacten met voorschool-se voorzieningen iets meer gericht te zijn op stimulering van de ontwikkeling van het kind en van een iets systematischer karakter te zijn. We zien in Tabel 4.2b ook nog dat de samenhangen tussen de achtergrondkenmerken en criteria voor groep 2 en 8 vrijwel hetzelfde zijn. Dit duidt er op dat het verschil in gemiddelde prestaties, etcetera tussen bijvoorbeeld leerlingen op scholen met weinig 1.90-leerlingen en scholen met veel 1.90-leerlingen, in de loop van de basisschoolpe-riode vrijwel gelijk blijft. De correlaties tussen SES en de schoolniveau O&V-variabelen hebben we niet gepresenteerd, omdat SES niet als een contextvariabele van het schoolniveau kan worden gezien. Voor SES zijn daarom alleen de relaties met de leerling/ouderken-merken van belang. Ouders met een hoge sociaal-etnische status gaan relatief veel naar musea en dergelij-ke, bezoeken vaker open dagen met het kind en letten minder vaak op kwalitatieve criteria bij de schoolkeuze vervolgonderwijs. Het onderwijsondersteunende thuiskli-maat en de prestaties zijn in deze gezinnen ook relatief hoog. Een meer gedetailleerde beschrijving van deze samenhangen kunnen we afleiden uit de volgende tabellen, Tabel 4.3 - Tabel 4.7, waarbij de achtergrondkenmerken steeds als predictor zijn gebruikt in variantie-analyses met de O&V-variabelen en de criteria als afhankelijke variabelen. De O&V-variabelen zijn daarvoor meestal gedichotomi-seerd, zodat de percentages in de aangegeven klassen gepresenteerd kunnen worden (zie ook Bijlage 1). Als de klassen inhoudelijk te divers zijn, zijn de afzonderlijke klassen als te voorspellen variabelen gebruikt. Het gaat daarbij om ‘contacten van de school met voorschoolse voorzieningen’, ‘eigen voorschoolse voorzieningen’ en ‘voorschoolse opvang van het kind’. De achtergrondkenmerken schoolgrootte, %1.25-leerlingen en %1.90-leerlingen zijn eerst in 5 klassen ingedikt met ieder ongeveer 20% van de scholen. De betekenis van elke klasse staat in de kop van elke tabel vermeld.
  • 47. De nominaal-metrische samenhangsmaat Eta staat in de laatste kolom. Gezien het grote aantal scholen/ouders/leerlingen in deze analyses heeft het presenteren van de p-waarde voor significantie hier weinig zin, omdat ook relatief onbeduidende ver-schillen 38 al snel tot een kleine p-waarde leiden. Daarom gaan we uit van het gegeven dat bij 5 klassen (4 vrijheidsgraden) in de predictor een effect met Eta=.18 net-signifi-cant is, rekening houdend met het feitelijke aantal analyse-eenheden. Daar waar Eta $.18 hebben we de celwaarden die boven het gemiddelde liggen (meestal 4% of meer) zwart gedrukt. Deze waarden worden in eerste instantie gebruikt voor de interpretatie van het effect. Hoewel relatief hoge Eta-waarden goed overeenkomen met relatief hoge correlaties uit Tabel 4.2, is het niet altijd zo dat Eta (lineair+niet-lineaire samenhang) groter is dan r (lineaire samenhang), omdat een (meestal klein) deel van de samenhang verlo-ren gaat door de indikking van de afhankelijke variabele en predictor (schoolgrootte, %1.25 en %1.90). We kunnen echter wel vaststellen dat er vrijwel geen sprake is van sterke niet-lineaire verbanden: de percentages/gemiddelden lopen meestal redelijk op of af, of vlak bij een lage correlatie. Dit is van belang voor de metrische analyses in de analyses hierna, die alleen het lineaire deel van de samenhangen analyseren. Tabel 4.3a - Ouderparticipatie naar urbanisatiegraad (1=niet stedelijk, 2=weinig, 3=matig, 4=sterk, 5=zeer sterk stedelijk) urbanisatiegraad 1 2 3 4 5 totaal Eta % Geen besteding extra middelen aan oudercontacten 87 80 58 63 48 67 .30 % Klein deel besteding 11 19 38 31 36 27 .22 % Aanzienlijk deel besteding 1 1 4 6 17 6 .24 % (zeer) veel Aandacht informeren ouders 64 62 76 66 74 68 .12 % Weinig aandacht, geen succes 20 20 12 18 14 17 .08 % Weinig aandacht, wel succes 16 19 11 17 11 15 .09 % Veel aandacht, geen succes 11 8 23 12 32 17 .24 % Veel aandacht, wel succes 53 54 54 53 42 51 .09 % matig/veel Aandacht verbeteren contacten met allochtone ouders 10 7 30 36 47 26 .34 % Weinig aandacht, geen succes 90 86 67 60 51 70 .32 % Weinig aandacht, wel succes 1 7 3 5 2 4 .10 % Veel aandacht, geen succes 7 6 24 25 33 19 .27 % Veel aandacht, wel succes 2 2 6 11 14 7 .19 % (zeer) veel Aandacht binding ouders aan school 33 47 37 39 42 40 .10 % Weinig aandacht, geen succes 44 33 54 47 51 46 .15 % Weinig aandacht, wel succes 23 20 10 14 7 15 .16 % Veel aandacht, geen succes 18 17 13 19 21 18 .07 % Veel aandacht, wel succes 15 30 23 19 21 22 .12