2. Wanneer ik de volgende ochtend in mijn pyjama de trap kom afgelopen, zie ik Fay tot mijn grote verbazing al helemaal aangekleed en klaarwakker aan het ontbijt zitten. Amaryllis
3. Zwijgend ga ik bij haar aan tafel zitten. Na mijn uitval van gisteren duf ik haar amper aan te spreken. Wie weet is ze kwaad op mij?
4. Maar Fay lijkt het hele incident al vergeten te zijn. “Als ik jou was, zou ik me maar snel gaan aankleden,” is het eerste wat ze zegt, “Want als Justin zo meteen binnenkomt en je in je pyjama ziet zitten, sta ik niet in voor de eventuele gevolgen!”
5. Ik besluit haar raad op te volgen, en ga meteen weer naar boven om mijn kleren aan te trekken. Fay lijkt me echt wel een toffe meid, zo iemand die iedere dag en elke persoon neemt zoals hij komt.
6. Opeens besef ik dat ik vroeger ook zo was. Altijd vrolijk, een echte spring-in-’t-veld. Iedereen lachte om zowat alles wat ik zei, en mijn tweelingzus Aminta nog het meest.
7. Ik draai me om en kijk naar de foto die boven mijn bed hangt. Aminta en ik toen we zeven waren, de armen zusterlijk om elkaar geslagen. Toen alles nog gewoon was. Toen zij nog zij was, en ik nog ik mocht zijn…
8. Ik wordt wakker wanneer ik Dylan naast me kreunend hoor rechtkomen. Pas dan besef ik dat Femke luid staat te huilen in haar bedje. Kathlijn
9. “Blijf jij nog maar even liggen Kath, ik ga wel. Jij hebt nog een drukke dag voor de boeg!”, zegt Dylan. Ik laat me weer achterover zakken en doe mijn ogen nog even dicht. Wat heb ik het toch getroffen met mijn man!
10. Wanneer ik even later aangekleed de keuken binnenkom, dringt de heerlijke geur van toast en omeletten mijn neusgaten binnen. “En schat, ben je er een beetje klaar voor?”, vraagt Dylan, terwijl ik me naast hem neerzet.
11. “Ja hoor!”, antwoord ik, “Ook al ben ik best zenuwachtig. Ieder nieuw academiejaar is toch weer even spannend. En bovendien geef ik vanaf dit jaar op een totaal andere manier les: ik doceer de studenten in kleinere groepjes, zo ben ik veel meer bij hen betrokken.”
12. “Dan zal je minder vaak thuis zijn voor ons?”, vraagt Dylan, een beetje ongerust. “Dat zal best wel eens kunnen,” zeg ik, “Maar hé, we zullen echt wel genoeg tijd voor elkaar hebben, hoor!”
13. “Dat zal dan wel…”, zucht Dylan, en ik lijk een kregelige ondertoon te horen in zijn stem.
14. Snel probeer ik het gesprek weer wat op gang te brengen: “Maar ik ben best wel nerveus. Wie weet wat voor interessante persoonlijkheden ik dit jaar allemaal leer kennen!”