2024 jan 14 - Hasper - 'We hebben een wonder nodig'
Tijd
1. Welkom op oudjaarsavond
Voorganger dhr Brouwer
organist Joh. de Vries
Thema: “TIJD Anno Dómini”
2. VDD G 396
Het oude jaar is nu voorbij.
Wij danken U, o Heer, dat Gij
3. Het oude jaar is nu voorbij.
Wij danken U, o Heer, dat Gij
ons in zo menig groot gevaar
genadig hebt beschermd dit jaar.
2
Wij bidden U, Gij eeuwge Zoon,
die zetelt op de hoge troon,
dat Gij uw arme christenheid
behoeden wilt te allen tijd.
4. Onthoud uw heilig woord ons niet,
dat onze troost is en ons lied;
o Geest, houd onze harten vrij
van dwaling en afgoderij.
4
Help ons de zonde te weerstaan
en op de smalle weg te gaan;
gedenk niet onze oude schuld,
heb ook dit jaar met ons geduld.
5. Laat ons als christnen tot uw eer
leven en vredig sterven, Heer,
en opstaan op de jongste dag
en schouwen wat geen oog ooit
zag,
6
opdat wij U, die liefde zijt,
loven in alle eeuwigheid.
Sterk tot uw eigen roem en eer
ons klein en zwak geloof, o Heer.
6. Welkom op oudjaarsavond
Voorganger dhr Brouwer
organist Joh. de Vries
Thema: “TIJD Anno Dómini”
7. P 89 – 1 (ob)
'k Zal eeuwig zingen van
Gods goedertierenheen;
Uw waarheid t' allen tijd,
vermelden door mijn reen.
Ik weet, hoe 't vast gebouw
van Uwe gunstbewijzen
8. Naar Uw gemaakt bestek, in
eeuwigheid zal rijzen;
Zo min de hemel ooit uit
zijnen stand zal wijken,
Zo min zal Uwe trouw ooit
wank'len of bezwijken.
9. P 89 – 7 (nb)
Hoe zalig is het volk dat U de
lofzang zingt,
dat uitbreekt in gejuich als de
bazuin weerklinkt.
Uw lichtend aangezicht zal
altijd hen geleiden.
10. Zij zullen in uw naam zich dag
aan dag verblijden,
zij gaan in vrede voort, zij
wandlen voor uw ogen,
want uw rechtvaardigheid zal
hen voorgoed verhogen.
11. Begroeting
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot
eeuwigheid.
Amen.
13. Halleluja, prijst de Onbegonnen'
die bij jaar noch eeuwen telt,
die de loop der wentelende
zonnen
soeverein heeft vastgesteld,
die, al zouden al hun lichten
doven,
licht en waarheid blijft voor wie
geloven
Hem zij heerlijkheid en macht
nu en immer toegebracht.
14. Halleluja, dankt de milde Vader
die ons tijd van leven schenkt,
die ons in geduld en in genade
ieder jaar opnieuw gedenkt.
In het holste van de nacht der
tijden
blijft zijn vaderland ons veilig
leiden.
Hem zij heerlijkheid en macht
nu en immer toegebracht.
15. Gebed
G 397 – 3, 5, 6
Gij zijt, van voor Gij
zee en aard
16. Gez. 397 : 3
Gij zijt, van voor Gij zee en
aard'
hebt door uw woord bereid,
altijd dezelfde, die Gij waart,
de God der eeuwigheid!
17. Gez. 397 : 5
De tijd draagt alle mensen
voort
op zijn gestage stroom;
ze zijn als gras, door zon
verdord,
vervluchtigd als een droom.
18. Gez. 397 : 6
O God, die droeg ons
voorgeslacht
in tegenspoed en kruis,
wees ons een gids in storm
en nacht
en eeuwig ons tehuis!
20. 1 Alles heeft zijn uur en ieder
ding onder de hemel zijn tijd; 2
er is een tijd om te baren en een
tijd om te sterven, een tijd om te
planten en een tijd om het
geplante uit te rukken, 3 een tijd
om te doden en een tijd om te
helen, een tijd om af te breken
en een tijd om op te bouwen, 4
een tijd om te wenen en een tijd
om te lachen,
21. een tijd om te rouwklagen en
een tijd om te dansen, 5 een
tijd om stenen weg te werpen
en een tijd om stenen bijeen
te zamelen, een tijd om te
omhelzen en een tijd om zich
van omhelzen te onthouden, 6
een tijd om te zoeken en een
tijd om te laten verloren gaan,
een tijd om te bewaren en een
tijd om weg te werpen,
22. 7 een tijd om te scheuren en een
tijd om dicht te naaien, een tijd
om te zwijgen en een tijd om te
spreken, 8 een tijd om te
beminnen en een tijd om te
haten, een tijd van oorlog en een
tijd van vrede. 9 Welk voordeel
heeft de werker van datgene
waarvoor hij zich aftobt? 10 Ik
heb in ogenschouw genomen de
bezigheid,
23. die God aan de
mensenkinderen gegeven
heeft om zich daarmee te
kwellen. 11 Alles heeft Hij
voortreffelijk gemaakt op zijn
tijd; ook heeft Hij de eeuw in
hun hart gelegd, zonder dat
de mens van het werk dat
God doet, van het begin tot
het einde, iets kan ontdekken.
12 Ik heb ingezien,
24. dat het niet in hun eigen macht
staat, maar als men zich
verheugt en zich te goed doet
in zijn leven, 13 kortom als
iemand eet en drinkt en het
goede geniet bij al zijn
zwoegen, dan is dat een gave
Gods.
14 Ik heb ingezien, dat al wat
God doet,
25. voor eeuwig is; daaraan kan
men niet toedoen en daarvan
kan men niet afdoen; en God
doet het, opdat men voor zijn
aangezicht vreze. 15 Wat is,
was er reeds lang, en wat zijn
zal, is reeds lang geweest; en
God zoekt weer op, wat
voorbijgegaan is.
27. Mijn tijden Heer zijn in uw hand
ik wens niets anders meer
„k vertrouw aan U de jaren toe
aan U alleen o Heer
Mijn tijden Heer zijn in Uw hand
en hoe z „ook mogen zijn
U weet wat ‟t beste voor mij is
‟t zij nacht of zonneschijn
28. Mijn tijden Heer zijn in Uw hand
ik vrees niet want ik weet
mijns Vaders hand veroorzaakt
nooit
Zijn kind onnodig leed
Mijn tijden Heer zijn in Uw hand
ik rust nu in Uw trouw
tot ik dit aards toneel verlaat
Uw aangezicht aanschouw
30. G 293 – 1, 4
Wat de toekomst brengen
moge,
mij geleidt des Heren hand;
31. Wat de toekomst brengen moge,
mij geleidt des Heren hand;
moedig sla ik dus de ogen
naar het onbekende land.
Leer mij volgen zonder vragen;
Vader, wat Gij doet is goed!
Leer mij slechts het heden
dragen
met een rustig, kalme moed!
32. Gez. 293 : 4
Waar de weg mij brengen
moge,
aan des Vaders trouwe hand,
loop ik met gesloten ogen
naar het onbekende land.
34. G 426 - 1, 3
Zou ik niet van harte zingen
Hem die zozeer mij verblijdt?
35. Zou ik niet van harte zingen
Hem die zozeer mij verblijdt?
Want ik zie in alle dingen
niets dan zijn genegenheid.
Is de hartslag van het leven
niet de liefde van de Heer?
Liefde draagt hen meer en meer,
die in dienst van Hem zich geven.
Alle dingen hebben tijd,
maar Gods liefde eeuwigheid.
36. In het duister van de tijden
ben ik nooit alleen geweest,
want God gaf mij ten geleide
op mijn wegen woord en Geest.
Ja, de Heer doet mij geloven,
Hij ontstak in mij het licht
van het innerlijk gezicht, -
dat zal dood noch duivel doven.
Alle dingen hebben tijd,
maar Gods liefde eeuwigheid.
39. G 409 – 2, 4, 5
God heeft u uitverkoren
en uw geloof gebouwd,
40. God heeft u uitverkoren
en uw geloof gebouwd,
Hij heeft een eed gezworen
aan elk die Hem vertrouwt:
dat Hij hen zal omgeven
met sterkte als een wal,
dat Hij wie met Hem leven
de zege schenken zal.
41. Daarom dan niet versagen,
maar moedig verder gaan!
De Heer doet redding dagen,
Hij trok uw lot zich aan.
Wie lijdt, - God zal het merken,
't is alles Hem bekend;
Hij zal zijn kindren sterken
met woord en sakrament.
42. Daarom lof zij de Here,
in wie ons heil bestaat,
Hem die ons toe wou keren
zijn liefelijk gelaat.
Hij moge ons behoeden,
elkander toegewijd,
en schenke ons al 't goede
nu en in eeuwigheid.